You are on page 1of 8

Exnr:

Naam: 24/01/2022
r-nr:

2e fase bachelor ingenieurswetenschappen


Examen Analyse, deel 3
Partiële differentiaalvergelijkingen (12 punten)

1. Zoek, door oplossing van de Laplacevergelijking in poolcoördinaten, de temperatuursverdeling


v(r, θ) binnen een half ringvormige plaat { (x, y) | 1 ≤ x2 + y 2 ≤ b2 , y ≥ 0 }. De gekromde
rand onderaan is geïsoleerd. De gekromde rand bovenaan en het rechte stuk van de rand rechts
onderaan worden op 0o C gehouden. Op het rechte stuk van de rand links onderaan wordt de
temperatuur gegeven door f (r).
Schrijf de oplossing v(r, θ) onder de vorm van een reeks en geef aan hoe de coëfficiënten berekend
worden.
Oplossing:
∂ 2v 1 ∂v 1 ∂ 2v
• differentiaalvergelijking: 2
(r, θ) + (r, θ) + 2 (r, θ) = 0 , 1 ≤ r ≤ b , 0 ≤ θ ≤ π
∂r r ∂r r ∂θ2

 ∂v


 gekromde rand onderaan: (1, θ) = 0 , 0 ≤ θ ≤ π

 ∂r

• randvoorwaarden: gekromde rand bovenaan: v(b, θ) = 0 , 0≤θ≤π



 rechte rand onderaan links: v(r, π) = f (r) , 1 ≤ r ≤ b


 rechte rand onderaan rechts: v(r, 0) = 0 , 1≤r≤b
• scheiding van de veranderlijken: v(r, θ) = R(r) T (θ)
1 � 1
R�� (r) T (θ) + R (r) T (θ) + 2 R(r) T �� (θ) = 0
r r
r2 R�� (r) + r R� (r) T �� (θ)
⇔ =− =λ
R(r) T (θ)


 ∂v

 (1, θ) = 0 ⇒ R� (1) T (θ) = 0 ⇒ R� (1) = 0

 ∂r

v(b, θ) = 0 ⇒ R(b) T (θ) = 0 ⇒ R(b) = 0



 v(r, π) = f (r) niet-homogene rvw


 v(r, 0) = 0 ⇒ R(r) T (0) = 0 ⇒ T (0) = 0
• Sturm-Liouvilleprobleem: r2 R�� (r) + r R� (r) = λ R(r) met R� (1) = 0 en R(b) = 0
Euler differentiaalvergelijking
√ √ √ √ √ √
– als λ > 0 : R(r)√= A r √ λ
+ B r− λ , R� (r) = A λ r λ−1 − B λ r− λ−1
met R� (1) = A√ λ − B √ λ = 0 ⇒ A =√ B √
en R(b) = A b λ + A b− λ = 0 ⇒ A (b λ + b− λ ) = 0 ⇒ A = 0
dus geen eigenwaarden en geen eigenfuncties
– als λ = 0 : R(r) = A ln(r) + B, R� (r) = Ar
met R� (1) = A = 0 en R(b) = B = 0,
dus λ0 = 0 is geen eigenwaarde
√ √
– als λ < 0 : R(r)
√ = A cos(
√ −λ ln(r)) + B
√ sin( −λ
√ ln(r)),
R� (r) = −A −λ sin( −λ ln(r)) 1r + B −λ cos( −λ ln(r)) 1r
√ √
met R� (1) = B −λ =√0 ⇒ B = 0 en R(b) √ = A cos( −λ ln(b)) = 0
eigenwaarden als cos( −λ ln(b)) = 0 of −λ ln(b) = − π2 + n π voor n = 1, 2, . . .
� �2
(n − 12 ) π
eigenwaarden: λn = − , n = 1, 2, . . .
ln(b)
� �
(n − 12 ) π ln(r)
eigenfuncties: Rn (r) = cos , n = 1, 2, . . .
ln(b)
– standaard vorm Sturm-Liouvilleprobleem: r R�� (r) + R� (r) = λ 1r R(r) met R� (1) = 0
en R(b) = 0: de eigenfuncties vormen een rij van orthogonale functies op het interval
[ 1, b ] met gewichtsfunctie w(r) = 1r
• overeenkomstig probleem:
� �2
(n − 12 ) π
– Tn (θ) =
��
Tn (θ) met Tn (0) = 0, voor n = 1, 2, . . .
ln(b)
� � � �
(n − 12 ) π θ (n − 12 ) π θ
– Tn (θ) = Cn cosh + Dn sinh
ln(b) ln(b)
� 1 �
(n − 2 ) π θ
– Tn (0) = Cn = 0, dus Tn (θ) = Dn sinh
ln(b)
• oplossing van de partiële differentiaalvergelijking met 3 homogene randvoorwaarden:

� ∞
� � � � �
(n − 12 ) π ln(r) (n − 12 ) π θ
v(r, θ) = Rn (r) Tn (θ) = Dn cos sinh
n=1 n=1
ln(b) ln(b)

• voldoen aan de niet-homogene randvoorwaarde:



� � � � �
(n − 12 ) π ln(r) (n − 12 ) π π
v(r, π) = Dn cos sinh = f (r)
n=1
ln(b) ln(b)

De coëfficiënten kunnen eenvoudig berekend worden door de orthogonaliteit van de eigen-


functies:
� b � �
1 (n − 12 ) π ln(r)
� � f (r) cos dr
(n − 12 ) π 2 1 r ln(b)
Dn sinh = � b � �
ln(b) 1 2 (n − 12 ) π ln(r)
cos dr
1 r ln(b)
� b � �
2 1 (n − 12 ) π ln(r)
= f (r) cos dr
ln(b) 1 r ln(b)

• Besluit: oplossing van de partiële differentiaalvergelijking rekening houdend met alle rand-
voorwaarden:
�∞ � � � �
(n − 12 ) π ln(r) (n − 12 ) π θ
v(r, θ) = Dn cos sinh
n=1
ln(b) ln(b)

met � � �
2 1 b
1 (n − 12 ) π ln(r)
Dn = · � � f (r) cos dr
ln(b) sinh (n− 12 ) π2 1 r ln(b)
ln(b)
2. Schets op de figuur hierboven, de isothermen in het specifieke geval dat b = 3 en

f (r) = 10 , 1 ≤ r ≤ b .

Maak een schets van de temperatuur op de straal θ = 3π


4
, en bereken tot op 2 cijfers na de
komma nauwkeurig de temperatuur in het punt met cartesische coördinaten (x, y) = (−1, 1).
Oplossing:

• verdere uitwerking van Dn :


� � �
2 1 3
1 (n − 12 ) π ln(r)
Dn = · � 1 2� 10 cos dr [ subs: ln(r) = x ]
ln(3) sinh (n− 2 ) π 1 r ln(3)
ln(3)
� ln(3) � �
2 1 (n − 12 ) π x
= · � � 10 cos dx
ln(3) sinh (n− 12 ) π2 0 ln(3)
ln(3)
� �
2 1 ln(3) (n − 12 ) π ln(3)
= · � � 10 sin
ln(3) sinh (n− 12 ) π2 (n − 12 ) π ln(3)
ln(3)
� �
20 1 1
= 1 · � 1 2 � sin (n − ) π
(n − 2 ) π sinh (n− 2 ) π 2
ln(3)
20 − cos(n π)
= 1 · � 1 �
(n − 2 ) π sinh (n− 2 ) π2
ln(3)

40 40 8
• D1 = � � , D2 = − � � , D3 = � �, · · ·
π2 2 π2
π sinh 2 ln(3)
3 π sinh 2 3ln(3)
π
π sinh 2 5ln(3)
• De getekende isothermen zijn v(r, θ) = K met K = 0, 0.5, 1, 1.5, . . . , 10, 10.5, 11. Door
het beperkte aantal termen dat gebruikt is in de benadering, zijn er onnauwkeurigheden
merkbaar aan de rechte rand links onderaan.
• Er is een discontinuïteit in de randvoorwaarden in het hoekpunt links onderaan. Daardoor
moeten theoretisch gezien isothermen samenkomen in het punt (r, θ) = (3, π). Door de
benadering is dat uitgesmeerd.
• We merken ook op dat de isothermen loodrecht staan op de geïsoleerde gekromde rand
onderaan.
• De isotherm v(r, θ) = 0 rechts onderaan en op de gekromde rand bovenaan is duidelijk
zichtbaar.
• Uit de figuur van de isothermen kunnen we afleiden dat op de straal θ = 3π 4
de temperatuur
daalt van v(1, 3π
4
) naar v(3, 3π
4
) = 0 o
C. Zie de figuur naast de isothermen.
• Het
√ punt met cartesische coördinaten (x, y) = (−1, 1) heeft poolcoördinaten (r, θ) =
( 2, 3π
4
), en ligt dus op de straal θ = 3π
4
. Een schatting van de temperatuur kan dus ook
afgelezen worden op de figuur. De berekende waarde is 3.62o C.

3. Beschouw nu het gewijzigd probleem (ook met b = 3) waarbij de temperatuur op de gekromde


rand bovenaan en op rechte rand rechts onderaan op 5o C gehouden wordt, en de temperatuur
op de rechte rand links onderaan op 20o C gehouden wordt. De gekromde rand onderaan blijft
geïsoleerd.
Leg uit hoe dit gewijzigd probleem met minimale aanpassingen t.o.v. het eerdere probleem kan
opgelost worden.
Schets opnieuw de temperatuur op de straal θ = 3π
4
.
Oplossing:

• We moeten nu een oplossing zoeken van de differentiaalvergelijking:

∂ 2v 1 ∂v 1 ∂ 2v
(r, θ) + (r, θ) + (r, θ) = 0 , 1 ≤ r ≤ b , 0 ≤ θ ≤ π
∂r2 r ∂r r2 ∂θ2
rekening houdend met de randvoorwaarden:

 ∂v


 gekromde rand onderaan: (1, θ) = 0 , 0 ≤ θ ≤ π

 ∂r

gekromde rand bovenaan: v(b, θ) = 5 , 0≤θ≤π



 rechte rand onderaan links: v(r, π) = 20 , 1≤r≤b


 rechte rand onderaan rechts: v(r, 0) = 5 , 1≤r≤b

• We herschrijven het probleem als v(r, θ) = 5+w(r, θ), waarbij w(r, θ) voldoet aan dezelfde
differentiaalvergelijking als v(r, θ) en aan de randvoorwaarden

 ∂w


 gekromde rand onderaan: (1, θ) = 0

 ∂r

gekromde rand bovenaan: w(b, θ) = 0



 rechte rand onderaan links: w(r, π) = 15, 1 ≤ r ≤ b


 rechte rand onderaan rechts: w(r, 0) = 0

• w(r, θ) is dus oplossing van een probleem zoals opgelost in vraag 1, met een licht gewijzigde
niet-homogene randvoorwaarde. De oplossing voor v(r, θ) is dan

� � � � �
(n − 12 ) π ln(r) (n − 12 ) π θ
v(r, θ) = 5 + Dn cos sinh
n=1
ln(b) ln(b)
� 3 � �
2 1 1 (n − 12 ) π ln(r)
Dn = · � � 15 cos dr
ln(3) sinh (n− 12 ) π2 1 r ln(3)
ln(3)
30 − cos(n π)
= · � 1 �
(n − 12 ) π sinh (n− 2 ) π2
ln(3)

• Op de straal θ = 3π
4
is de temperatuur opnieuw dalend van v(1, 3π
4
) naar v(3, 3π
4
) = 5o C.
Exnr:
Naam: 24/01/2022
r-nr:

2e fase bachelor ingenieurswetenschappen


Examen Analyse, deel 3
Transformaties

1. (2 punten) Bewijs de modulatie-eigenschap voor de Fouriertransformatie, met name


1
F {f (t) cos(2πsD t)} = (F (s − sD ) + F (s + sD ))
2
met F (s) = F {f (t)}.
Hint: denk aan de relatie tussen de cosinusfunctie en exponentiële functies.
Oplossing:
� ∞
F {f (t)} = f (t) e−2πıts dt = F (s)
−∞
� ∞
F {f (t) cos(2πsD t)} = f (t) cos(2πsD t) e−2πıts dt
�−∞∞
1 � 2πısD t �
= f (t) e + e−2πısD t e−2πıts dt

−∞ 2
1 ∞ � �
= f (t) e−2πı(s−sD )t + e−2πı(s+sD )t dt
2 −∞
1
= (F (s − sD ) + F (s + sD ))
2
2. (4 punten) Zoek de Laplacegetransformeerde van de oplossing van de vergelijking
� t� s

ty (t) + y(u) du ds = 0
0 0

die voldoet aan y(0) = 4. Werk dit gedetailleerd uit. Geef in elke stap aan welke eigenschap
van de Laplacetransformatie je toepast.
Bepaal hieruit de oplossing in het tijdsdomein, in de vorm van een reeksontwikkeling.
Oplossing:

• stel L{y(t)} = Y (p)


• Laplacegetransformeerde van de afgeleide: L{y � (t)} = p Y (p) − 4
• vermenigvuldigen met t wordt ‘min de afgeleide’ in p-domein:
d d
L{t y � (t)} = − (p Y (p) − 4) = −Y (p) − p Y (p)
dp dp
• Laplacegetransformeerde van de integraal:
�� t � �� t � s �
1 1
L y(u) du = Y (p) en L y(u) du ds = 2 Y (p)
0 p 0 0 p
• wegens lineariteit kan alles ingevuld worden in de vergelijking:
� �
d 1 d 1
−Y (p) − p Y (p) + 2 Y (p) = 0 ⇔ −p Y (p) + − 1 Y (p) = 0
dp p dp p2
• differentiaalvergelijking in p-domein oplossen met scheiding van de veranderlijken:
� �
d 1
p Y (p) = 2
− 1 Y (p)
dp �p �
dY 1 1
⇔ = − dp
Y p3 p
1
⇔ ln | Y (p) | = − 2 − ln | p | + K
2p � �
1 1
⇔ Y (p) = C exp − 2
p 2p
• constante C wordt bepaald uit de tweede asymptotische eigenschap:
� �
1
lim p Y (p) = lim y(t) ⇒ lim C exp − 2 = y(0) ⇒ C = 4
p→∞ t→0 p→∞ 2p

• reeksontwikkeling van Y (p) opstellen:


� � ∞ � �n ∞
1 1 1 � 1 1 � (−1)n 1
Y (p) = 4 exp − 2 = 4 − 2 =4
p 2p p n=0 n! 2p n=0
2n n! p2n+1

Γ(n + 1) n! (2n)!
• uit L{tn } = n+1
= n+1 volgt ook L{t2n } = 2n+1
p p p
�∞ �∞
(−1)n t2n (−1)n 2n
• invers Laplacegetransformeerde van Y (p): y(t) = 4 n n! (2n)!
= 4 n n! (2n)!
t
n=0
2 n=0
2

3. (2 punten) Een tandwiel met een straal van 1 meter en een draaisnelheid van 4 omwentelingen
per seconde drijft rechtstreeks een tweede tandwiel aan met een straal van R meter (de assen
van de twee tandwielen lopen parallel). Op beide tandwielen is één merkteken aangebracht.
We filmen het gebeuren met een ouderwetse camera, die opneemt met een snelheid van 12
frames (foto’s, beelden) per seconde.
Bij het afspelen van de film krijgen we de indruk dat beide tandwielen synchroon draaien, dit
wil zeggen, met dezelfde snelheid en in dezelfde richting. Wat zijn de mogelijke waarden voor
R?
Geef een onderbouwd antwoord. Begin bij het bepalen van de Nyquist frequentie die hoort bij
het filmen.
Hint: draaien de tandwielen in werkelijkheid in dezelfde of in tegengestelde richting?

Oplossing:

• De tijd tussen twee foto’s is τ = 1


12
seconde. De Nyquist frequentie is bijgevolg sN = 1

=6
Hz.

• In werkelijkheid draaien de twee tandwielen in tegenovergestelde richting. Omdat het eerste


tandwiel draait aan 4 omwenteling per seconde, draait het tweede tandwiel aan R4 omwentelin-
gen per seconde in de andere richting (de verhouding van rotatiesnelheden is het omgekeerde
van de verhouding van stralen).

• In de film lijken de tandwielen echter even snel te draaien, én in dezelfde richting. Beide
fenomenen wijzen erop dat aliasing optreedt. De beweging van het eerste tandwiel wordt juist
waargenomen omdat 4 < sN , de beweging van het tweede niet.
• Het spectrum van een harmonisch signaal met frequentie ŝ is een combinatie van twee delta-
functies gecentreerd op −ŝ (de linkerpiek genoemd in wat volgt) en rond ŝ (de rechterpiek). Als
een signaal in het tijdsdomein bemonsterd wordt, komt dit in het Fourier domein overeen met
een periodieke herhaling van het spectrum met periode 2sN , waarbij sN de Nyquist frequentie
horende bij de bemonstering (filmopname) is. Wanneer vervolgens het spectrum buiten het
interval [−sN , sN ] wordt nul gesteld, bekomen we het spectrum van de reconstructor.
Vermits beide tandwielen even snel lijken te draaien en in dezelfde (in plaats van tegengestelde
richting in werkelijkheid), moet de rechterpiek horende bij frequentie 4 en de linkerpiek horende
bij frequentie R4 samenvallen na een verschuiving met een veelvoud van 2sN . We verkrijgen dus

4 4 1
− + k 2sN = 4 ⇒ R = = ,
R 2k sN − 4 3k − 1
met k = 1, 2, . . .. Op basis van de gegevens zijn er dus nog oneindig veel mogelijkheden voor
straal R.

• We kunnen het resultaat ook op een meer intuïtieve manier afleiden. Tussen twee foto’s legt
het eerste tandwiel 4 · 12
1
= 13 toer af, het tweede tandwiel − R4 · 12
1 1
= − 3R toeren, waarbij we
met het minteken de omgekeerde draairichting in rekening brengen.
Vermits beide tandwielen synchroon lijken te draaien, wordt − 3R
1
toeren waargenomen als 13
toer. Om als 3 toer waargenomen te worden, is de werkelijke hoekverplaatsing 13 toer plus z
1

volledige toeren, met z een geheel getal.


Er volgt dat
1 1
− = − k,
3R 3
met k ∈ {1, 2, . . .}.

You might also like