Professional Documents
Culture Documents
Samenvatting Bestuurskunde
Samenvatting Bestuurskunde
Bestuurskunde
▪ Bestudeert vorm en werking van openbare besturen
▪ Bestudeert positionering van openbare besturen (= descriptieve wetenschap)
▪ Soms ook normatieve wetenschap: hoe horen besturen te functioneren?
“besturen”= bestuursrechtelijke instellingen (organisaties) = besturen als activiteiten (beheren, voeren van een beleid)
2 De staat
2.1 Het begrip staat
Staat
▪ Politieke organisatie die effectief (het hoogste) gezag uitoefent over de inwoners van een afgebakend geografisch
gebied (territorium).
o Gezag → afgedwongen met legitieme middelen (fysieke dwang: leger, politie)
o Erkenning andere staten (erkenning is cruciaal)
o Staat in België: een aparte RPH
▪ Staat (juridisch concept) natie (gevoelsmatige identiteit)
o Natie: gevoel hebben die tot een bepaald volk behoren, elke natie k gebaseerd z op etnische
achtergrond, taal
o Staat & natie k heel goed samenvallen (bijv US) → in België niet
Bestuurskunde en publiek management
Noodzaak? (2000 jaar geleden) Nodig om een goede staat te zijn? Luxe
▪ Veiligheid & orde ▪ Veiligheid van elk individu ▪ Eredienst
o Leger (externe ▪ Goed onderwijs
veiligheid) ▪ Tewerkstelling
o Politie (interne ▪ Huisvesting
veiligheid) ▪ Medische zorg
o Regels v openbare ▪ Sociale zekerheid
orde + strafrecht ▪ Openbare vervoer
▪ Munt
▪ Wegen
Tot ca 1850 waren alle staten klassieke staten (enkel 1ste kolom) → vanaf 1850 ook tweede kolom
Zeer weinig belastingen want weinig taken → vanaf 1850 is de belastingdruk enorm gestegen want meer taken
= een grondgebied met een bevolking en een bestuur, dat de regels maakt en geweld mag gebruiken als het nodig is om dat
grondgebied te verdedigen
Bevolking
Geografisch gebied
Politieke en wettelijke organisatie (erkend)
o Soevereiniteit: zelf de macht hebben
o Verdeling van macht(en)
o Afdwingbaarheid
2.2.2 De verzorgingsstaat
Verzoringsstaat
In een verzorgingsstaat neemt de staat grote verantwoordelijkhedne op inzake het welzijn van de bevolking. Inzake sociale
zekerheid, gezondheidszorg, onderwijs en werkgelegenheid. De bemoeienis is op tal van zaken groot in tegenstelling tot de
nachtwachtstaat (bestond niet in de Middeleeuwen, vanaf 1830)
Synoniem: welvaartstaat
Uitdagingen verzorgingsstaat
1 Internationalisering economie: sturing nationale economie in een globale economie? (bijv. internationale
beslissingen multinationals; Europees monetair beleid; lage loonlandenproblematiek)
2 Europeanisering/internationalisering vh bestuur: verminderde politieke invloed staat (bv. landbouwbeleid,
economische staatssteun, energiecrisis 2022: “Europa dicteer, België noteert…”
3 Vergrijzing vd bevolking: omgekeerde leeftijdspiramide (betaalbaarheid sociale voorzieningen, voldoende
arbeidskrachten)
Bestuurskunde en publiek management
4 Toenemende sociaal-culturele differentiatie v burgers: kan Staat verschillende verwachtingen inlossen? Hoe
kunnen verschillende bevolkingsgroepen harmonisch samenleven
Notities
Welvaartstheorie
Theorie maakt een maatschappelijke afweging van baten en kosten, met als doel te komen tot een optimale allocatie van
schaarse goederen. De theorie vertrekt van een economische analyse van de maatschappij
Mooi in theorie, maar klopt heel vaak niet in de praktijk: marktfaling = één van de 4 elementen faalt
Welvaartstheoretici
Markt functioneert niet goed → economie functioneert niet optimaal → geen optimaal welvaartsniveau
Moet overheid sturen? → NEE → markt moet vrij zijn
Taak overheid: marktfalingen bekampen, de vrije markt zo goed en vrij mogelijk doen werken → als kernelementen van de
vrije markt verstoord zijn
2.3.1 Functies van de staat vanuit welvaartstheoretisch perspectief: bekampen van marktfalingen
Bestuurskunde en publiek management
1 Monopolies en kartels
2 Onvolledige en imperfecte informatie
3 Externe effecten
4 Collectieve goederen en merit goods
2.3.1.1 Monopolies en kartels
Monopolies
Situatie waarin een product of dienst slechts door één (markt)partij wordt aangeboden. De prijs ervan wordt dus niet door de
markt bepaald, maar vastgesteld door de enige aanbieder.
Soorten kartels
Economisch kartel
Overeenkomst tussen bedrijven die bedoeld is om de onderlinge concurrentie te verminderen
Prijskartel
Afspraak tussen bedrijven om producten niet onder een bepaalde prijs of alleen tegen een bepaalde (winstgevende) prijs te
verkopen
Hoeveelheids- of productiekartel
Afspraak tussen bedrijven over de hoeveelheid product die iedere deelnemer produceert (vb OPEC)
Rayonkartel
Afspraak waarbij aanbieders de afzetmarkt geografisch verdelen
⎯ wetgeving op 2 niveau’s
o toestemming nodig v Europa
o toestemming nodig v Belgische overheid
o vb. ABinbev – Europees onderzocht en goedgekeurd
o vb. Delhaize en AH hebben 20 tal winkels moeten sluiten, dan mocht het doorgaan
(BE niveau)
▪ Verbod van prijsafspraken: geldt voor elk bedrijf in België → nooit afspreken met concurrent → kartel.
WEL kijken en afstemmen
⎯ elk bedrijf moet zelf eigen prijzen opstellen, niet in samenspraak met andere bedrijven
o adhv kosten
o adhb concurrentieprijzen systematisch aanpassen
o nooit afspraken maken concurrentie want dat is concurrentieverstorend
▪ vb 2015 BE: grote winkelketens hadden prijsafspraken gemaakt ivm
hygiëneartikelen – Colgate heeft dit toegegeven. Carrefour moest 36 mln
euro boete betalen
▪ Tijdsinvestering
▪ Onvergelijkbare producten: met opzet onmogelijk maken om producten te vergelijken
Overheidsoptreden
▪ Transparantiemaatregelen
▪ vb VREG: website waar je alle energiecontracten kan vergelijken
Externe effecten
Het free-riderprobleem houdt in dat individuele rationaliteit kan leiden tot collectieve irrationaliteit. Een individu dat rationeel
redeneert zegt: als de trein sowieso rijdt als een individuele persoon geen ticket koopt. Maar wat voor een individu rationeel
is om te doen, blijkt collectief irrationeel te zijn. Zou niemand een kaartje kopen, dan kunnen er immers helemaal geen
treinen meer rijden
Gewenst overheidsoptreden: voorzien in collectieve goederen (financiering via belastingen) – bijv wegen, havens
(infrastructuur), defensie
Merit goods
Goederen en diensten waarvan de overheid het gebruik wil stimuleren, meestal dmv subsidies (bijv musea – en
theaterbezoek en bibliotheken)
▪ Goederen waarvan de maatschappij de voorziening noodzakelijk acht voor haar inwoners op basis van een andere
norm dan consumentenvoorkeuren of vrije marktwerking
▪ Deze goederen worden geacht te verdienstelijk te zijn om ze aan de vrije markt over te laten. De vrije markt zou
deze goederen te weinig of te duur voorzien
o onderwijs was vroeger te duur voor velen
o cultuur (te belangrijk om gewoon aan de vrije markt over te laten)
▪ Experimentele kunst
▪ Musea
▪ Opera
o Sport
▪ Sportinfrastructuren (sporthallen)
3.1 Democratie
A. Vrije verkiezingen
o Verschillende politieke partijen toegelaten
o Verschillende partijen kunnen deelnemen aan verkiezingen
Bestuurskunde en publiek management
Cijnkiesrecht voor Belgische mannen. Enkel stemmen mits betaling 40 BEF (ongeveer 10 000
1830
mannen)
Algemeen meervoudig stemrecht voor BE mannen: onder druk van socialisme: elke BE man
1893
minstens 1 stem. Mannen met een hogere positie hadden er 2.
Algemeen enkelvoudig stemrecht voor BE mannen. Elke man maar 1 stem. De vrouwen
1918 mochten niet stemmen omdat de socialisten er tegen waren. Ze waren bang dat ze naar de
pastoor gingen luisteren.
Algemeen enkelvoudig stemrecht voor BE mannen en vrouwen. In België is er geen
1948 stemplicht, maar opkomstplicht. In het stemhokje mag je blanco stemmen. In België zijn er zo
5 – 12% ongeldige stemmen
Absolutisme
Staatsvorm waarbij macht uitsluitend bij vorst berust (vb. Lodewijk XIV)
Oligarchie
Staatsvorm waarbij macht berust bij kleine groep
• Aristocratie: maatschappelijke bovenlaag die zich onderscheidt in macht, privileges en aanzien.
• Gerontocratie: macht voor oudsten
Dictatuur
Technocratie: beleid overlaten aan gespecialiseerden die erover weten (bijv. corona: virologen)
Autocratie: iemand die zichzelf de macht toeëigent (Taliban, Hitler, Poetin) → heerser die meer macht bereikt dan
dat hij er recht op had
Meritocratie: de macht gaat naar degene die in het verleden goed gepresteerd heeft
Plutocratie: rijken
3.2 Rechtstaat
Rechtsstaat
Een staat waar de macht geregeld en beperkt wordt door het recht
Zowel de burgers, de privaatrechtelijke RP als de overheid zijn onderworpen aan het recht
Politiestaat (bijv Iran) burgers hoeven geen schrik te hebben van machtshebbers of politie. BE staat kunnen worden
gedagvaard en verplicht schadevergoeding
Constitutionele monarchie
Monarchie die op grondwet berust: ook functie van de koning: slechts macht die de grondwet hem toekent
Een constitutionele monarchie is de aanduiding voor een land waarin het koningschap berust op een constitutie of grondwet,
waardoor de macht van de koning(in) beperkt is.
STAAT
Bestuurskunde en publiek management
NEGATIEF POSITIEF
- Nietzche: mens als machtsbewust wezen - Veiligheid
- 1513: Nicolo Machiavelli “Il Principe” - Orde
▪ Hoe kan je zo machtelijk mogelijk - Leiderschap
worden? - Daadkracht
▪ Hoe je macht moet verwerken en
behouden “het doel heiligt de
middelen” → machiavellisme
(machtsbewust)
REALISTISCHE
- Montesquieu
“Wie macht heeft is geneigd die te misbruiken” MACHTSMISBRUIK
Mocht niet afschaffen maar onder controle houden → spreiding der machten
Wetgevende macht
Instellingen die als doel hebben om algemene wetten en het algemeen beleidskader vast te leggen. Deze instellingen
worden normaal gezien geregeld opnieuw samengesteld op basis van verkiezingen (in een democratie)
Uitvoerende macht
Instellingen die als doel hebben om de beslissingen van de wetgevende macht uit te voeren en het dagelijks bestuur uit te
oefenen. Zij steunt wel in belangrijke mate op administratieve of bestuurlijke diensten.
Federale niveau
Gemeenschappen en gewesten
Opsplitsing in wetgevende en uitvoerende macht (parlementen en regeringen), maar hebben geen aparte rechterlijke macht.
(vb. vrederechter in Brugge bevoegd voor federale decreten of gewestelijke).
Bestuurskunde en publiek management
Andere machten:
▪ Vierde macht: ambtenarenapparaat, bureaucraten
▪ Vijfde macht: media → filter tussen politiek en burger
▪ Zesde macht: maatschappelijke middenvelden
Maatschappelijke middenvelden = grote actoren die een grote maatschappelijke invloed hebben: scholen, mutualiteiten,
vakbonden
Ze gaan hun macht uitoefenen dmv lobbyen → wetgevingen verkrijgen die gunstig is voor zichzelf
lobbyen = komen op voor mts belangen
Zie aantekeningen
Staat waarin de bevoegdheden verdeeld zijn tussen twee onderscheiden en autonome rechtsordenigen, deze van
de federatie en deze van de deelstaten, die niet ondergeschikt zijn aan elkaar
o Centripetaal of agregatief: uit voorheen onafhankelijke staten (vb VSA)
o Centrifugaal of segregatief: uit unitaire staat (vb België)
Samenwerking tussen verschillende onafhankelijke, soevereine staten die overeenkomen bepaalde materies
gezamenlijk te regelen
o Basis = verdrag ipv grondwet
o Meestal met vetorect één staat
vb EU lijkt erop
▪ Taalgebruik
o Individuele burger: vrijheid van taalgebruik (vrije taalkeuze)
o Overheidsinstellingen, rechtbanken: verplicht taalgebruik wel mogelijk (Frans
▪ Federaliseringsidee
o Historische achterstelling Nederlands
o Koningskwestie: referendum: “Gaat u akkoord dat Koning Leopold III zijn grondwettelijke bevoegdheden
opnieuw uitoefent?”
▪ 72% Vlamingen: ja
▪ 58% Walen: nee
o Stakingen tegen “eenheidswet”: 1961-62: toont verschil tussen Waalse en Vlaamse economie
o Partijen met federaal verkiezingsprogramma
o Ca 1960: Vlaanderen wordt eco sterker – Wallonië werd zwakker
o Nieuwe partij Volksunie (meer autonomie van Vlaanderen → deelstaten). Hieruit ontstonden Spirit (+),
Vlaams Blok (+), Vlaams Belang, N-VA
Volgende in 2024
▪ Federale overheid heeft de beslissingsbevoegdheid voor het hele land, de gemeenschappen en gewesten
zijn beperkt tot een deel van het grondgebied op bepaalde instellingen, maar elk voor zijn eigen
bevoegdheden. Het heeft een restbevoegdheid.
▪ Gemeenschappen: “culturele materies” (cultuur en sport) en persoonsgebonden aangelegenheid
(gezondheidsbeleid en jeugdbescherming) en onderwijs en taalgebruik
▪ Gewesten: economie en “plaatsgebonden materies”
Bestuurskunde en publiek management
▪ Federale overheid heeft beslissingsbevoegdheid voor het gehele land, de gemeenschappen en gewesten zijn
beperkt tot een deel van het grondgebied of bepaalde instellingen, maar elk voor zijn eigen bevoegdheden.
▪ Federale overheid: restbevoegdheid (residuaire bevoegdheid)
Gemeenschappen (persoonsgebonden)
▪ “culturele materies” (o.a. cultuur & sport)
▪ persoonsgebonden aangelegenheden (gezondheidsbeleid, jeugdbescherming)
▪ onderwijs & taalgebruik
Gewesten (grondgebieden)
▪ economie
▪ plaatsgebonden materies (ruimtelijke ordening, huisvesting, leefmilieu)
4 Federale machten
4.1 wetgevende macht
Wetgevende macht
Het bestaat uit 3 takken (art 36 GW):
1 Kamer van Volksvertegenwoordigers (KvV)
2 Senaat
a. Samen: parlement
3 Koning
a. eigenlijk geen macht meer
b. Als je id GW “Koning” leest is dit eigenlijk de federale regering
Kenmerken verkiezingen:
▪ Stemrecht en opkomstplicht vanaf 18 jaar (actief kiesrecht)
▪ Enkelvoudig stemrecht
▪ Geheime verkiezingen
▪ Algemene verkiesbaarheid vanaf 18 jaar (passief kiesrecht)
▪ Evenredige vertegenwoordiging per kieskring
▪ Gelijke vertegenwoordiging mannen en vrouwen op lijsten (op éénheid na)
Art 61, 62, 64 GW
Meerderheidsprincipe = winner-takes-all
▪ Er zijn 10 zetels beschikbaar.
▪ Partij A wint in elk kiesdistrict en krijgt alle 10 zetels, omdat het de meerderheid van de stemmen (60%)
heeft.
▪ Partij B krijgt geen zetels, zelfs als het 40% van de stemmen heeft.
▪ Dit systeem leidt tot een duidelijke meerderheid in het parlement, maar kan minder diversiteit opleveren.
(Meestal) 1 partij kan regeren = ze kunnen hun stempel drukken
4.1.2 De Senaat
Senaat
▪ Na 6de staatshervorming geen rechtstreeks verkozen senatoren meer
▪ 50 senatoren aangeduid door deelstaatparlementen
o o.a. 29 door het Vlaamse parlement
▪ Deze senatoren coöpteren nog 10 senatoren op basis van verkiezingsresultaten voor de kamer.
o Geen politieke regels voor “gebuisde politici”
▪ Interpelleren = kritiek (op één minister, evt gevolgd door motie tot ontslag) → meestal uit
oppositie
▪ Vraag = vraag om uitleg (neutraal)
o Vertrouwensstemming
▪ Motie van vertrouwen en wanttrouwen → meerderheid van 150 leden onder
bedwang/tevreden houden
▪ Regering vraagt aan parlement of ze nog vertrouwen hebben
o Goedkeuring begroting
▪ Federale regering: begroting opstellen (= raming v inkomsten en uitgaven v/e jaar en waar we
deze inkomsten halen)
▪ Parlement: goedkeuring van de begroting
4.1.3 De Koning
Bevoegdheden als tak wetgevende macht bij het maken van wetten
▪ Initiatiefrecht: initiatieven van de regering die door Koning ondertekend worden (wetsontwerpen)
▪ Amenderingsrecht: koning kan voorstellen tot wijziging indienen op wetten die in het parlement gemaakt zijn
▪ Bekrachtiging wetten: koning verklaart zich akkoord met door het parlement aangenomen tekst (Koning+minister
ondertekenen)
o Kan Koning weigeren? Nu meer een formaliteit, niet echt veel keuze meer
Commissie
Kleine deelvergadering obv specialiteiten
Plenaire vergadering
Vergadering van alle 150 parlementsleden camera’s aanwezig, “show”
Verloop van de stemming (art 53 GW)
Bestuurskunde en publiek management
Bekendmaking wet
▪ Publicatie in Belgisch Staatsblad
▪ Bindend 10e dag na publicatie, tenzij de wet zelf in een ander datum voorziet
Notities:
Voorwaarden premier: in principe gene. Zelf niet verkozen worden zijn in het parlement (= witte konijnen). Welke partijen
vertegenwoordigd in de federale coalitie (2020,7): Open VLD & MR (liberalen), Vooruit & pS (socialisten), CD&V (centrum)
en groen & ecolo (groen). Welke partijen vormen de coalitie in Vlaanderen: N-VA, Open VLD en CD&V
De federale premier is een politicus uit de partij voorzitters.
Wie heeft er de grootste invloed op wie het wordt; er zijn geen regels voor.
I. Koning
15 ministers, beide geslachten vertegenwoordigd, specifieke deelaspecten beleidsterreinen met eigen administratie en
kabinet, pariteit Nederlandstaligen en Franstaligen
II. Ministers
III. Staatssecretarissen
o Praktijk: vaak voor “hot topics’, lancering nieuw politiek talent, herstelling evenwichten
4.2.2 De regeringsvorming
Informateur: eerste vd partijvoorzitters (2de winnaar van de verkiezingen) die de onderhandelingen mag beginnen
Formateur: meestal partijvoorzitter van de grootste partij
= soepel gewoonterecht
Notitie: hiërarchie der rechtsnormen. De ene staat hoger dan de andere. Grondwet > formele wet = uit federaal
parlement > Koninklijk besluit = besluit van de federale regering > ministerieel besluit
- Vb. inzake economie, sociale zekerheid, armoede, … vb via wetsontwerpen (Brussels Airlines redden)
- Opstellen van de begroting (goedkeuring is de taak van de WM)
Bestuurskunde en publiek management
Beslissingen van de UM
▪ Rechtstreeks
o Koninklijke besluiten
o Ministeriële Besluiten
o Omzendbrieven
▪ Omrechtstreeks
o Als wet (via techniek wetsontwerp)
Volmachtenbesluit
Regering maakt belangrijke beslissingen dan normaal zeer uitzonderlijk
Bestuurskunde en publiek management
KB’s genomen op basis van een bijzondere machtenwet, waarin de WM de UM de bevoegdheid vermeent om voor een
bepaald doel en binnen een bepaald periode eventueel toch wetten te wijzigen
Bijvoorbeeld: begin corona: regering heeft overgenomen van het Parlement tijdens lockdown (Parlement mocht niet
samenkomen)
Omzendbrieven of circulaires
Vorm van gewoonterecht en vorm van “soft law” – “pseudowetgeving” → niet bindend, rechters hoeven dit niet toe te passen
Bijvoorbeeld als er nieuwe wetgeving op komst is binnen cultuur & sport → afschaffing mondmaskers
Interne richtlijnen voor ministers zelf of diens personeel
bijv beroepskosten zijn afiscaal aftrekbaar (hoe interpreteren?)
= officieel geen wetgeving (gn KB of MB & niet gepubliceerd in Staatsblad)
Ambtenaren die volgens de omzendbieven werken, zullen niet intern worden teruggetrokken
▪ Minister legt aan zijn diensten of overheden uit hoe bestaande reglementering geïnterpreteerd en toegepast moet
worden
o in principe geen nieuwe rechtsregels, niet bindend voor burgers
o de facto wel nieuwe regels, nieuwe interpretaties of zelfs afwijkingen van wet (vb. in afwachting van
nieuwe wetgeving)
▪ Wetsontwerpen
▪ Vroeger: ministeries
▪ Nu: FOD’s en POD’s
o Federale overheidsdiensten: voor verschillende beleidsterreinen (financiën, justitie, binnenlandse zaken,
…)
▪ Met bevoegde minister
o Programmatorische overheidsdiensten: rond bepaalde beleidsthema’s die verschillende diensten
doorkruisen (wetenschapsbeleid, duurzame ontwikkeling …)
Kabinet
▪ Minister neemt die mee uit eigen streek
▪ Specialisten (want minister weet vaak niets over diens bevoegdheden)
▪ Mensen uit de sector
o minister wordt zeer degelijk geïnformeerd
o minister wordt alle mensen o/h kabinet te vertrouwen zijn en hem/haar te steunen
Kabinet: een verbinding tussen het FOD en Minister = persoonlijke medewerkers die de Minister zelf heeft gekozen.
Makkelijk 15-20 mensen: chauffeur, woordvoerder, ..
Een FOD was vroeger een ministerie
Minister weg → Kabinet onmiddellijk werk kwijt → Waarom is dit er? Hier gebeurt het echte werk: wetten opstellen, teksten
schrijven, … → goede minister laat zich omringen met slimmere mensen dan zichzelf → waar haal je die? Ambtenaren
worden tijdelijk gedetacheerd op het Kabinet → Nadelen: duur en zorgt voor veel vertraging
5 Gemeenschappen en gewesten
5.1 Ontstaansgeschiedenis
5.1.1 De gemeenschappen
5.1.2 De Gewesten
- Art. 134-139 GW
- Art. 6 BWHI (economische en grondgebonden materies)
- "Gewesten: historische eis van vooral Walen
uitzonderingen op principe: asymmetrische structuur België (niet zelfde als in Vlaanderen en in Wallonië)
Vlaamse gemeenschap en Vlaams gewest delen dezelfde WM en UM → 1 Vlaams Parlement en 1 Vlaams
regering
Samenstelling
▪ 5-jaarlijkse verkiezingen (parlement wordt verkozen op de dag van de Europese verkiezingen)
▪ “Legislatuurparlementen”: kunnen niet voortijdig ontbonden worden (art 117 GW)
Kenmerken verkiezingen
▪ Elk Belg ouder dan 18 jaar en in het Gewest woont heeft stemrecht
▪ Verplichte opkomst
▪ Geheime stemming
▪ Enkelvoudige stemrecht
▪ Evenredige vertegenwoordiging
▪ Systeem van kieskringen
▪ gelijke vertegenwoordiging geslachten (op een persoon na bij onpaar aantal)
Functies
▪ Wetgevende functie (via het stemmen van decreten en ordonnanties)
▪ Verdragen goedkeuren
▪ Controle op overeenkomstige regering (coalitie- en oppositie vorming)
o ‘vragen’ (om uitleg) en ‘interpellaties’
o Vertrouwensstemming (coalitie)
o Goedkeuring begroting
▪ Onderzoekscommissie oprichten (bijv Corona)
▪ De begroting
o opstellen gebeurt door regering, goedkeuring door parlement
In België verwijst het onderscheid tussen decreten en ordonnanties naar de wetgevende bevoegdheid van de
deelstaatparlementen. Hier is een uitleg van de twee termen:
Decreet
Een decreet is een algemene rechtsregel die wordt vastgesteld door een deelstaatparlement, zoals het Vlaams Parlement of
het Waals Parlement. Decreten hebben betrekking op aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de deelstaten vallen.
Ze worden gebruikt om wetgeving op regionaal niveau vast te stellen en hebben dezelfde juridische kracht als federale
wetten.
Hiërarchie der normen: decreten staan op dezelfde hiërarchische hoogte als federale wetten. Ze kunnen niet
strijdig zijn met federale wetten, maar in geval van tegenstrijdigheid primeert de federale wet.
Ordonnantie
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden in plaats van decreten de term "ordonnanties" gebruikt. Het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest heeft specifieke wetgevende bevoegdheden, en de regionale wetgeving wordt vastgesteld in de vorm
van ordonnanties door het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.
Bestuurskunde en publiek management
Hiërarchie der normen: net als decreten in de andere deelstaten staan ordonnanties op dezelfde hiërarchische
hoogte als federale wetten. Ze moeten in overeenstemming zijn met de federale wetgeving, maar in geval van
tegenstrijdigheid primeert de federale wet.
Decreten ordonnanties
Decreet:
▪ Gebruikt in: Vlaams Parlement, Waals Parlement, Parlement van de Duitstalige Gemeenschap
▪ Terminologie: Het woord "decreet" wordt gebruikt in de context van deze deelstaatparlementen.
Ordonnantie:
▪ Gebruikt in: Brussels Hoofdstedelijk Gewest
▪ Terminologie: In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de term "ordonnantie" gebruikt in plaats van "decreet".
Interpellaties
In het kader van parlementaire procedures verwijst een interpellatie naar een instrument dat parlementsleden kunnen
gebruiken om vragen te stellen aan de uitvoerende macht (de regering) over kwesties van openbaar belang. Het is een
mechanisme waarmee parlementsleden verduidelijking kunnen vragen, informatie kunnen verkrijgen of kritiek kunnen uiten
op het beleid van de regering.
1 Initiatief
a. Parlementair: voorstel van decreet of ordonnantie o Regering: ontwerp van een decreet of ordonnantie
b. Behandeling / stemming in commissie (specialisten)
2 Behandeling / stemming in plenum (grote koepelzaal met alle parlementairen)
a. Meerderheid aanwezigen
b. Meerderheid ja-stemmen
3 Bekrachtiging en afkondiging: door regering
4 Bekendmaking in Belgisch Staatsblad
▪ Ministers aangeduid door parlement, dat over “government making power” beschikt (art 122 GW)
▪ Ministers van verschillende geslachten
▪ Eed Minister-President: in handen Koning (baas van de Vlaamse regering: Jan Jambon)
▪ Maximaal aantal leden
▪ Hier GEEN staatssecretarissen, enkel ministers
5.5.1 Bevoegdheden
▪ Toegewezen bevoegdheden (restbevoegdheid; wetgevende macht)
▪ Legaliteitsbeginsel (Regeringsbesluiten moet grondwet en decreten respecteren)
▪ Taken
o Uitvoering geven aan decreten of ordonnanties: uitvoeringsbesluiten (regeringsbesluit of ministerieel
besluit)
o Politiek beleid van gemeenschap of gewest voeren
5.5.2 Werkwijze
▪ Collegiaal
▪ Beslissingen bij consensus
▪ Besluiten van de Regering
o Beschikkend (individueel)
o Reglementair (algemeen, verordenend)
▪ Vaak indirect via ontwerpen van decreet of ordonnantie (parlementair intiatiefrecht)
‘Beter bestuurlijk beleid’. Ze zijn sinds 2006 georganiseerd in 13 beleidsdomeinen, die elk een departement en een aantal
verzelfstandigde agentschappen bevatten.
6 De provincies
▪ 10 provincies
▪ 19 Brusselse gemeenten horen niet tot een provincie
▪ Intermediair bestuursniveau
▪ Bijna geen bevoegdheden meer. Sport en Cultuur is sinds 2018 ook weg gevallen
1 Provincieraad
2 Bestendige deputatie (uitvoerende macht, ministers van provincies)
3 Provinciegouverneur (betaald zoals minister: enige post na Koning die levenslang is. Hoeft niet aan verkiezingen
mee te doen = soort win for life. Je wordt meestal gepromoveerd naar deze post.
6.2.1 Provincieraad
6.2.1.3 Provinciegouverneur
▪ Toegewezen bevoegdheden
▪ Dagelijks bestuur provincie
▪ Medebewindstaken (vb toezicht op gemeenten)
Bestuurskunde en publiek management
7 De gemeenten
▪ Kleinste algemene bestuursniveau
o België: 589 gemeenten tot 2018
▪ Oorspronkelijk: 2359 gemeenten
▪ Fusieoperatie in 1977 => deelgemeenten
▪ Deelgemeenten is juridisch gezien niet meer van betekenis → MAAR bestuurskundig gezien
zijn ze nog altijd belangrijk
• vb cultuur: Kortrijk heeft cultuurcentrum → elke deelgemeente heeft eigen
ontmoetingscentrum
o Sinds 2019: 581 gemeenten
▪ 300 Vlaamse gemeenten
▪ van systeem van ‘verplichte’ fusie naar systeem van ‘gestimuleerde’ fusie
• Nog steeds gemeenten stimuleren om te fusioneren → subsidie: 500 euro per
inwoner
▪ Gevolgen: enorme verschillen tussen Vl steden en gemeenten inzake omvang
• Kleine gemeenten hebben het steeds moeilijker om politiek gezien iets voor te stellen
→ weinig geld, weinig kwalitatief personeel
• Zorgen voor financiële ongelijkheiden (systeem vd gemeentelijke opcentiemen:
belastingen bijbetalen afhankelijk van waar je woont → Knokke 0% vs Gent 8%)
• Spanning stad – platteland → steden willen meer geld dan platteland. Officieel
gezien zijn ze allemaal gemeenten. Sommigen mogen zich steden noemen. Steden
doen veel meer dan platteland.
7.1 Taken
Voorbeeld:
personenbelasting → gemeente kan dit niet weglaten, maar mogen het wel aanvullen
Mondmaskerplicht strenger maken dan nodig, maar niet afschaffen
Hogere overheid beslist hoe snel je mag rijden. De gemeenteraad kan beslissen waar bebouwde kom
start en eindigt en zo dus de snelheid aanpassen (mag niet de max snelheden bepalen)
Subsidiariteit
Soort organisatiebeginsel dat bepaalt hoe je de taken vedeelt in een hiërarchisch stelsel
Bestuurskunde en publiek management
Basis = laagste niveau, tezij beter kan gedaan worden door hoger niveau
3 taken:
o Ondersteuning van gemeentebestuur en personeel gemeente
▪ modellen
▪ studiedag
▪ infolijn
o Netwerkorganisatie
7.2.1 Gemeenteraad
7.2.1.1 Samenstelling
7.2.1.2 Kandidaten
1 Regeling taken gemeentelijke belang (= residuaire bevoegdheid = ‘volheid van bevoegdheid’ op gemeentelijke
niveau: art 40§1 DLB)
2 Maken gemeentelijke normen (art. 40 §3 DLB)
- Reglementen van inwendig bestuur
i. Gebruiks- en tariefreglement sporthallen en cultuurhuizen
- Politiereglementen
i. Vb. uitzonderlijke verkeerssituaties bij evenementen
3 Goedkeuren gemeentelijke beleidsrapporten: art. 41 §3 DLB
- Budget als term valt weg, kredieten staan in eerstvolgende meerjarenplan
4 Beslissing tot aankoop/verkoop onroerend goederen: art. 41, 11° DLB
5 Aanstellen top-personeelsleden: art. 41, 6° DLB
6 Inrichten adviesraden en overlegstructuren: art. 41 13° DLB
7 Vaststellen gemeentebelastingen en retributies (art. 41, 14° DLB)
Belastingen en restributies
Restributie = heffing van de overheid waar een heel concrete dienstverlening tov staat (vb huisvuilzak,
containerpark, parkeerticketje, toegangsticket cc)
Belastingen = algemene heffing waarmee algemene zaken wordt gefinancieerd (vb brandweer, wegenwerking)
Notities:
Bestuurskunde en publiek management
7.2.1.4 Gemeenteraadszittingen
7.3 Burgemeester
7.3.1 Taken
7.4.1 Bevoegdheden
TOEGEWEZEN BEVOEGDHEDEN:
Taakverdeling tussen schepenen: schepen van cultuur, sport … (eig weinig betekenis)
Bestuurskunde en publiek management
Hoeveel een schepen verdient, hangt af van het inwonersaantal (kleine gemeentes: parttime/grotere steden:
fulltime, mooie wedde)
7.4.2 Werkwijze
Zie artikel 161 – 162 DLB. Verplicht een financieel directeur en een algemeen directeur. Zie artikels in DLB.
Management team: verplicht
1 Zonder RPH
- interlokale vereniging
2 Met RPH
- Projectvereniging
- Dienstverlenende vereniging
- Opdrachtverhoudende vereniging
- Opdrachtverhoudende vereniging met private deelname
Is dit wel democratisch? Leiedal moet zich niet verantwoorden tegenover kiezers, maar zich wel beschikken.
Notities:
⎯ Met wie en welke middelen neemt een bestuur het best haar taken op zich?
⎯ Horizontaal kerntakendebat: vertrekt vanuit hypothese dat de taak aan het juiste beleidsniveau is toegekend
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
A. Centraal beheer
Bestuurskunde en publiek management
Beheer waarbij het personeel, de infrastructuur, de goederen en de diensten van de besturen zonder enige vorm van
verzelfstandiging worden beheerd
Centraal beheer in bestuurskunde betekent dat alle delen van een land of organisatie, zoals provincies, worden
beheerd vanuit één centraal punt. Dit omvat het beheer van personeel, infrastructuur, goederen en diensten,
allemaal onder leiding van een centrale autoriteit met politieke legitimiteit. Het is als een 'hoofdkwartier' dat
beslissingen neemt en verantwoordelijk is voor het gehele functioneren.
B. Interne verzelfstandiging
Overheidstaken worden verschoven van kernadministratie naar een op afstand geplaatste organisatorische eenheid die wel
deel blijft uitmaken van (de rechtspersoonlijkheid) van het bestuur.
Beheersovk (VRT): subsidies, welk soort programma’s, taal, op radio quotum aan NL nummers → opdracht hoe evaluatie
gebeurt, bestuurders
C. Extern verzelfstandiging
Overheidstaken worden onttrokken aan kernadministratie en toegekend aan een op afstand geplaatste organisatorische
eenheid die formeel geen deel uitmaakt van dat bestuur
▪ Afzonderlijk rechtspersoonlijkheid
▪ Geen directe hiërarchische relaties tussen extern verzelfstandigd agentschap en hoofdbestuur (voorbeeld Minister
van Media kan geen directe bevelen geven aan Vrt)
▪ Wettelijke toezichtssystemen
D. Uitbesteding
Het (competitief) gunnen van opdrachten aan private actoren die hierover een contract afsluiten, op de naleving van het
contract afgerekend worden en voor hun prestaties een financiële vergoeding krijgen
F. Privatiseren
Bestuurskunde en publiek management
Het overdragen van een activiteit aan de markt, met of zonder de regelgeving of de controle over de activiteit op te geven
(postbedeling, telefonie, …)
- Centraal beheer
- Delegatie van bevoegdheden
- Intern verzelfstandiging
a. Budgethouderschap
b. Intern verzelfstandigd Agentschap
- Extern verzelfstandigd Agentschap
a. Autonoom gemeentebedrijf
b. Extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm
▪ Het centraal gemeentelijk beheer is het beheer waarbij het personeel, de infrastructuur, de goederen en
de diensten van de gemeente zonder enige vorm van verzelfstandiging beheerd worden
▪ Kernadministratie: College van Burgemeester en Schepenen (art 56, 3° DLB)
▪ Negatief: enorm bureaucratisch → het gaat traag, het is een logsysteem, niet dynamisch
Als de gemeente niks speciaal beslist, is het automatisch centraal beheer. Alle klassieke gemeentediensten
werken zo.
o Burgerlijke stand
o Uitleendiensten
o Groendiensten
▪ Eerste verzachting centraal beheer: delegatie mogelijk aan algemeen directeur van bepaalde
bevoegdheden: art 57 DL
I. Budgethouderschap
- Toegekende bevoegdheid tot beheer van een budget dat taakstellend is in die zin dat het
een norm inhoudt waarvan de budgethouder de realisatie nastreeft
- Taakstellend: om welbepaalde activiteiten uit te voeren en vastgelegde doelstellingen na
te streven.
- Note: ambtenaar hoefde geen toestemming te vragen voor uitgaven. Dit vonden ze te veel
verantwoordelijkheid. Ze zijn hier geen fan van en het is dus geen groot succes.
Bevoegdheden budgethouder
Bestuurskunde en publiek management
▪ Verbintenissen aangaan
▪ Overheidsopdrachten gunnen
▪ DLB spreekt niet meer over budgethouderschap, maar mogelijkheid hiertoe blijft (eigen
verantwoordelijkheid gemeente)
- Dienst zonder RPH die door de gemeente belast is met welbepaalde beleidsuitvoerende
taken van gemeentelijke belang en beschikt over een zekere operationele autonomie
▪ Vaststellen organisatiestructuur
▪ Uitvoeren personeelsbeleid
▪ Interne controle
▪ Diensten met eigen RPH door de gemeente opgericht of waarin gemeente deelneemt en belast met bepaalde
beleidsuitvoerende taken van gemeentelijk belang (art 225 §1 DLB)
▪ Vlaanderen stimuleert dit niet. Wijkt erg af van het originele plaatje. Is niet zo democratisch. Toch is dit wel
succes → dynamische vorm
▪ Mag enkel als je een verslag maat dat de noodzaak van deze vorm aantoont. Men is streng →
succesverhalen
o vb eigen budget – eigen baas – soepele werking – geen klassieke ambtenaarsysteem
AGB Buda: beheerder van culturele infrastructuur op BUDA-eiland (niet inhoudellijke werking → Buda vzw, stadsdienst, ..)
5 Gemeentelijke vzw’s
Welke argumenten haalt de vvc aan om zo veel mogelijk verzelfstandiging toe te laten
Probeer voor elk argument een tegenargument te geven
Bestuurskunde en publiek management
10 Ambtenarij
10.1 Het begrip ambtenaar
Ambtenaar
Een persoon die in vast dienstverband zijn diensten aan een bestuur verleent (art 1.2, 8° Vlaams Personeelsstatuut)
Slechts voor ambtenaren voor Vlaamse Gemeenschap en Gewest
MO niet alle personen in dienst van besturen zijn ambtenaar (art 1.4 §2, 3 VPS)
Element van stabiliteit en continuïteit ( politieke zijde) van het openbare bestuur
Vroeger: uitgangspunt bij alle openbare besturen (bijv Staat, Gemeenschappen/Geweten, Provincies, …)
Bestuurskunde en publiek management
Uitzondering 2: alleen contractuelen bij bepaalde verzelfstandigde agentschappen (bijv. gemeentelijke vzw’s)
Momenteel zijn 80%-90% van aangeworvenen bij gemeentes contractuelen. Uitzonderlijk: gezagsfuncties → enkel
ambtenaren
Benoeming
Eenzijdige rechtshandeling waarbij het reglementair statuut op de ambtenaar toepasselijk wordt gemaakt
- Rechten en plichten eenzijdig opgelegd door bestuur
- Rechten en plichten volgens statuut bepaald
- “Statuut” eenzijdig wijzigbaar door het bestuur
o reden: taak van algemeen belang van bestuur vereist mogelijke aanpassing aan het gewijzigde
algemeen belang
in praktijk: heel moeilijk om eenzijdig statuten te wijzigen WANT vakbonden die het heel moeilijk maken vb politie,
NMBS
In praktijk zelden WANT enorm zwart/wit: voldoende of onvoldoende – lang proces waar men geen zin in heeft
Als tuchtmaatregel: zware fouten bij uitvoering
Vastheid van betrekking (het aantrekkelijke aan het werken bij de overheid)
- Limitatieve lijst van gevallen waar het dienstverband beëindigd kan worden
o Algemene gronden
▪ Vrijwillige ontslag
▪ Verlies van benoemingsvereisten
▪ Pensionering
▪ Beroepsongeschiktheid
o Na negatieve evaluaties
o Als tuchtmaatregel (art 8.2 VPS)
- In principe werkzekerheid tot aan pensioen privé sector
Na negatieve evaluaties:
1 negatieve evaluatie → niet voldoende voor ontslag
2 à 3 → wel ontslaan (theorie)
Geschillenregeling
- Raad van State bevoegd ( arbeidsovereenkomsten: arbeidsrechtbank)
10.2 Statuut
▪ Eenvormig statuut
o Voordeel: van coherentie en vermijdt loonconflicten
o Nadeel: van gebrek aan flexibiliteit en beloningsinstrumenten
▪ Vastheid van betrekking
o Voordeel voor werknemers alleen. De historische noodzaak van de “continuïteit van de openbare dienst”
is de facto een fictief gegeven (lastige en moeilijke werknemers kan je moeilijk ontslaan)
▪ Betere sociale zekerheid ambtenaar
o Discriminatoir tov contractuele personeelsleden
▪ Principe: benoeming
▪ Uitzonderlijk: contractuelen
o ( werkelijkheid)
o art 1.4 §2,5 VPS (= Vlaams Personeel Statuut: dit is toepasselijk voor iedereen die voor overheid werkt.
Maar is niet enige statuut. Elk bestuur heeft eigen statuten. Die van het leger zijn niet gelijk aan die van
het onderwijs)
▪ Uitzonderlijk en tijdelijk
▪ Vervanging van ambtenaren: bij zwangerschap
▪ bijkomende of specifieke opdrachten
▪ uitvoering van hooggekwalificeerde taken
▪ Uitzonderlijk: mandaatfuncties (art 1.4 §2, 1 VPS)
o Promotie voor leidinggevende functies = mandaat
o Schrik om leiders vast te benoemen
o Wat als die slecht is?
o Mandaat is tijdelijk, verlenging?
▪ Positieve evaluatie,
▪ Negatieve evaluatie: verlies van mandaat en terug naar vastbenoemde functie
o Federale regering kondigt in 2017 aan dat enkel nog ‘gezagsfuncties’ bij federale overheid in aanmerking
zullen komen voor vaste benoeming
▪ MO statutaire regeling wordt vaak in mate van het mogelijke toegepast in arbeidscontracten
o zie bv art 1.1 en 1.2 VPS
▪ Ambtenaarsstatuut onder druk
▪ In 2016: gemeentebesturen kiezen autonoom tussen statutaire en contractuele personeelsleden
o art 184 §1 DLB
10.2.3 Aanwervingsprocedure
4 Benoeming
a. art 3.21 VPS
Note: er wordt ook gewerkt met een ranking. Top 5: nr 3 krijgt het want 1 & 2 zijn niet meer geïnteresseerd bij
Notities:
Onderverdeling in rangen (art 6.6)
o Vb. A1, A2, A2A, A3, A4
Systemen van anciënniteit (art 6.7)
o Graadanciënniteit, niveau-anciënniteit, dienst-anciënniteit, schaalanciënniteit
▪ Gemeenteraad stelt de rechtspositieregeling vast (oa bezoldiging, arbeidsduur, enz…) art 186 DLB
▪ Vlaamse Regering stelt wel minimumvoorwaarden vast voor personeelsinformatie en rechtspositieregeling
= geheel van regels gericht op handhaving van de eer en de waardigheid die eigen zijn aan een bepaalde beroepsgroep
Tuchtrecht
Recht dat inbreuken op deontologie sanctioneert
Een vorm van rechtspraak die erop toeziet dat de leden van een beroepsgroep zich aan de gedragsregels van hun beroep
houden
10.3.1 Recht op vrije meningsuiting ten aanzien van feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt (art 2.2 §1)
Ambtenaren worden niet betaald om een mening te hebben. Een ambtenaar is een vat vol kennis & veel inside info en kan
zo de poltiek dwarsbomen = mag niet, maar wel vrije meningsuiting.
Verplicht hiërarchische meerdere in te lichten bij nalatigheden, misbruiken of bedrijven (art 2.2 §2 VPS)
Vaak: beschermingsprocedure voor “klokkenluiders” (art 2.4 §1 VPS)
▪ Geen giften, beloningen of andere voordelen aanvaarden mbt het ambt (2.5 VPS)
o schijn van partijdigheid moet vermeden worden
▪ Geen onverenigbare activiteiten uitoefenen (art. 2.10 VPS)
o Geen activiteiten die strijdt met de waardigheid van het beroep: politieman – weekends buitenwipper
o Geldt bij:
▪ functies die tegen mekaar opgaan
▪ geen tegenstrijdige belangen verdedigen
▪ als je nevenactiviteiten te veel tijd opeisen
▪ strijdig met waardigheid van hoofdberoep
▪ Onafhankelijke en neutrale opstellingen (art. 2.1 VPS)
o Geen dossiers van vrienden voornemen
▪ Mag niet te tijdrovend zijn zodat je je hoofdberoep niet meer goed kan doen
▪ Financiële belangenvermenging
o werkt bij fiscus; geld binnenhalen voor belastingen en in bijberoep belastingadviseur. Dit kan niet
▪ Vormingsplicht
o Elke ambtenaar is verplicht om zich eeuwig bij te scholen
o Waarom? Eer en waardigheid van het beroep, goede uitvoering van het beroep
o Bijscholing moet ook gedocumenteerd worden (bewijs)
o Bijv Docenten rechten werkt al 20 jaar en schoolt zich er niet bij
Bestuurskunde en publiek management
10.4 Tuchtrecht
Notities
Tuchtrecht
Het geheel van rechtsregels dat erop gericht is de eer en de waardigheid die eigen zijn aan een bepaalde beroepsgroep te
handhaven
▪ Strafrechtelijke veroordeling voor bepaalde feiten verplicht niet tot tuchtsanctie voor dezelfde feiten
o Een ambtenaar van de groendienst wordt opgebeld omdat hij er niet is ‘waar ben je’ → snel
rijden op autostrade → strafrechtelijke inbreuk, maar moet eigenlijk geen tucht meer krijgen.
▪ Strafrechtelijke niet-vervolging (vb. seponering) verhindert toepassing tuchtsancties niet
o Directeur van CC is in het buitenland voor zijn werk en wordt opgepakt voor openbaar dronkenschap →
er komt geen strafrechtelijke vervolging → bestuur geeft hem wel een tuchtsanctie
▪ Strafrechtelijke vrijspraak wegens onvoldoende bewijs bindt de tuchtoverheid wel
o Strafrecht = openbare orde
o Diefstal, proces, vrijspraak: geen tuchtsanctie meer
▪ Strafrechtelijke sancties kunnen automatische gevolgen hebben voor benoeming ambtenaar (vb. veroordeling +
ontzetting uit burgerlijke en poltieke rechten)
o het verlies van het ambtenaarstatuut is in deze geen tuchtsanctie
▪ Non bis in idem (art 8.18 VPS) geen 2 tuchtsancties voor hetzelfde feit. Maar wel een tucht en straf voor hetzelfde
feit.,
▪ Nulla poena sine lege (alleen door een rechtsregel voorziene tuchtstraffen kunnen opgelegd worden)
o Art 8.2 VPS
Inhouding salaris
Tuchtschorsing
Lagere inschaling
o bijv van B3 naar B2 = langdurige loonverlies
Terugzetting in graad
Ontslag van ambtswege (vaste benoeming kwijt)
Afzetting van ambtswege (vast benoeming kwijt + pensioenrechten)
Tuchtsanctie opleggen is een juridisch mijnenveld. Er zijn zodanig veel beschermingen voor de ambtenaren dat het
bijna onmogelijk is voor de OH om geen fouten te maken.
▪ Onpartijdigheid
o Tuchtsanctie mag niet uitgesproken door de instantie tegen wie de tuchtfeiten werden begaan (tenzij de
tuchtprocedure daardoor onmogelijk wordt)
▪ Motivering
o Tuchtstraffen moeten formeel gemotiveerd worden (feiten en sanctie moeten op papier)
▪ Evenredigheidsbeginsel
o Tuchtstraffen moeten in verhouding staan tot de ernst van de gepleegde feiten
▪ Verschillende feiten leiden tot 1 procedure en tot 1 straf (8.17 VPS)
o Meestal: strafvordering schorst tuchtprocedure o
o Meestal: beroepsmogelijkheid
10.4.4 Ordemaatregelen
Ordemaatregelen
Maatregelen om de goede werking van de dienst te verzekeren
Bijvoorbeeld: overplaatsing van ambtenaren wegens aanhoudende spanningen binnen een dienst
Ordemaatregelen tuchtmaatregelen
o tuchtrechtelijke beginselen zijn niet van toepassing
▪ Soms zijn ze echter qua voorwerp identiek aan tuchtsancties en zijn ze bijzonder belastend.
▪ Soms zijn ze ook voorafgaand aan een tuchtmaatregel (bijv preventieve schorsing)
o zie bijv art 9.1 VPS
o In die gevallen oordeeld Raad van State dat er toch bepaalde maatregelen moeten nageleefd worden ter
bescherming van de rechten van de ambtenaar
▪ bijv hoorplicht (vb art 9.3 VPS)
1 Politieke verantwoordelijkheid
2 Ambtelijke loyaliteit
▪ Aanstelling
▪ Ambtstermijn – tijdsperspectief
▪ Deskundigheid
▪ Rationaliteit
▪ Houding, attitude
▪ Primaire oriëntatie
Politici Ambtenaren
Aanstelling Gekozen Benoemd
Ambtstermijn Kort Lang
Deskundigheid Leek Specialist
Rationaliteit Politiek Professioneel
Bestuurskunde en publiek management
Ambtenaren
o Aanstelling: vaste benoeming
o Ambtstermijn: tot aan pensioen
o Deskundigheid: specialisten in hun vak
o Rationaliteit: professioneel en pragmatisch → dossier moet zo correct mogelijk opgelost worden →
emen van beslissingen op basis van expertise, objectieve analyse en efficiëntie
o Houding: pragmatisch → nemen beslissingen op basis van wat het meest praktisch en haalbaar is in
een gegeven situatie. Ze zijn bereid om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.
o Primaire oriëntatie: intern → bezig met werking bestuur
Politici
o Aanstelling: gekozen → populariteit
o Ambtstermijn: kort
o Deskundigheid: je wordt vaak minister van een specialisatie waar je niks van weet. Je bent baas van een
grote groep ambtenaren. Minister moet overzicht hebben.
o Rationaliteit: “wat kan ik eruit halen?” → het nemen van beslissingen op basis van politieke
overwegingen, zoals het behalen van stemmen, het handhaven van politieke steun en het bevorderen
van ideologische doelen.
o Houding: leggen vaak de nadruk op het overtuigen van anderen van hun ideeën en principes. Ze kunnen
meer gericht zijn op het vasthouden aan bepaalde overtuigingen, zelfs als dit betekent dat er concessies
moeten worden gedaan in termen van praktische uitvoerbaarheid.
o Primaire oriëntatie: hoe ze overkomen aan de buitenwereld
▪ Responsabilisering topambtenaren
o Krijgen meer verantwoordelijkheid bij beleidsvoorbereiding en dagelijks management
▪ Stel nieuw reglement voor gebruik cc Cultuurfunctionaris die dit uitschrift en gaat er mee naar
schepen. Die gaat er mee naar CBS.
o Evaluatie op basis van behaalde resultaten
▪ Politici sturen op hoofdlijnen (bepalen waar beleid naartoe moet)
o Geen verantwoordelijkheid meer tov dagelijks management
o Strategisch beleidslijnen uitwerken
▪ Via beheersovereenkomsten of in Brugge: er moet meer senioresport zijn en jeugdc.
12.1 Overheidsopdrachtwetgeving
→ gelijkheidsbeginsel
verbod op belangenvermenging
geheimhoudingsplicht
▪ Forfaitaire grondslag
o OH moet op voorhand exact weten hoeveel een aankoop zal kosten
Bijv: burgemeester wil nieuwe auto’s kopen voor de gemeente → overheidsopdrachten reglementering volgen → geen auto
naar keuze. Om vriendjespolitiek te vermijden of corruptie (hier wordt belastinggeld voor gebruikt. Respect naar de bevolking
toe). Ze moeten alle garagisten een eerlijke kans geven.
1 Openbare procedure:
Plaatsingsprocedure waarbij elke belangstellende ondernemer naar aanleiding van een aankondiging van een
opdracht een offerte mag indienen. Vrij toegankelijk, één fase
2 Niet-openbare procedure:
Plaatsingsprocedure waarbij elke belangstellende ondernemer naar aanleiding van een aankondiging van een
opdracht een aanvraag tot deelneming mag indienen en waarbij enkel de door de aanbestedende overheid
geselecteerde kandidaten een offerte mogen indienen. Twee fases.
⎯ Uitsluitingscriteria
o In staat van faillissement, niet voldoen RSZ-bijdragen, kinderarbeid schandaal …
⎯ Selectiecriteria: voorwaarden waaraan moet voldaan zijn om in aanmerking te komen voor de betreffende opdracht
o Bewijzen van voldoende financiële draagkracht, bewezen ervaring en kennis
⎯ Gunningscriteria: criteria waarop de eigenlijke offerte beoordeeld wordt
o Prijs, kwaliteit, esthetiek, dienst na verkoop, …
o Altijd op bepaalde % (bijv prijs % - kwaliteit 50%) op 100 % = beste krijgt de opdracht
⎯ Bestekvoorwaarden en technische specificaties: elementen waar de opdracht technisch moet voldoen. Je kan hier
niet van afwijken.
Bijv: VIVES organiseert studiereis en hebben bus nodig → geen (niet-) openbare procedure vereist
Bestek
Het bestek vormt het basisdocument van iedere overheidsopdracht. In het bestek moet de aanbesteder de bijzondere
bepalingen en de voorwaarden opnemen die de opdracht in kwestie beheersen.
→ wordt gepubliceerd (eenmaal gepubliceerd, kan het niet meer worden gewijzigd)
Bestuurskunde en publiek management
A. Actieve openbaarheid
Overheid moet uit eigen beweging informatie ter beschikking stellen aan rechtsonderhorige
Bijv. vermeldingen op briefwisseling, vermelding van beroepsmogelijkheden, …
B. Passieve openbaarheid
Rechtsonderhorige moet zelf het initiatief nemen om bepaalde informatie op te vragen bij de overheid. Geen initiatief
nemen, wachten tot burgers vragen om dossiers in te kijken (art 32 GW)
▪ Art 32 GW
o Recht op toegang tot bestuursdocumenten en verkrijgen van een kopie
▪ Wetgeving op verschillende niveaus
o Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur
▪ Nieuwe DLB verplicht ook gebruikt van gemeentelijke website voor openbaarmaking gemeentelijke regelgeving:
o art 285 en 286 DLB (Decreet Lokaal Bestuur)
Bestuursrecht wordt gekenmerkt door veelheid van formele procedures die gevolgd moeten worden
- Bijv. verplichting advies in te winnen door bepaalde instanties
- Bijv. verplichting “openbaar onderzoek” te voeren
- Bijv. beslissingscyclus voor uitgaven
- Bijv. vormvereisten bij besluitneming
- Bijv. respecteren van termijnen
Doel: rechtsbescherming, versterken democratisch gehalte beslissingen, transparantie …
12.4 Termijnen
Vorm van gewoonterecht (bindend voor de OH) → staat niet op papier maar is wel bindend voor de OH
Overzicht ABBB:
▪ Recht van verdediging
▪ Gelijkheidsbeginsel
▪ Redelijkheidbeginsel
▪ Evenredigheidbeginsel
▪ Materiële motiveringsplicht
⎯ Iedereen die een negatieve beslissing (tov 1 pers) ten aanzien van zijn persoon kan oplopen, dient zich te kunnen
verdedigen
⎯ Omvat de “hoorplicht”
o Besturen kunnen tegen niemand ernstige maatregelen treffen gegrond op zijn persoonlijk gedrag, die zijn
belangen ernstig kunnen aantasten, zonder dat hem vooral de gelegenheid wordt geboden zijn
standpunt op een nuttige wijze te doen kennen.
o Impliceert onder meer redelijke termijn om zich voor te bereiden indien nodig.
⎯ Omvat ook “onpartijdigheidsplicht”
o De (bestuurs)rechter en alle organen van actief bestuur mogen binnen dezelfde taak niet tegelijk rechter
of beoordelaar en betrokken partij zijn
o Ook dient elke “schijn” van partijdigheid te worden vermeden
▪ maakt gedraging dat er gewettelijk twijfel kan ontstaan over de onpartijdigheid van de
betrokkene?
B. GELIJKHEIDSBEGINSEL
⎯ Gelijkheidsbeginsel laat verschillende behandeling van rechtsonderhorigen alleen toe voor zover daartoe een
redelijke en objectieve verantwoording bestaat
C. REDELIJKHEIDSBEGINSEL
⎯ Bij de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid moet de OH het redelijkheidsbeginsel in acht nemen
o Omvat het evenredigheidsbeginsel: de beslissing moet in verhouding staan tot de feiten. Geen
buitenproportionele maatregelen nemen
▪ Rechter beperkt zich tot “marginale toetsing” van het bestuursoptreden: alleen wanneer de
beslissing in kennelijke wanverhouding staat tot de beslissing, zal de rechter optreden
Bestuurskunde en publiek management
D. MATERIELE MOTIVERINGSPLICHT
Materiële motiveringsplicht
Er moet een uitleg zijn voor alles wat de OH doet, gebaseerd op feiten en het rechten. Uiteindelijk moet de OH alles wat ze
doen kunnen kaderen in het algemeen belang
• Definitie: Bij behoorlijk bestuur moet elke handeling van een overheidsorgaan worden gesteund door motieven die
zowel juridisch als feitelijk aanvaardbaar zijn.
• Toepassing: Deze verplichting geldt zowel voor algemene regelgeving als voor individuele besluiten van het
bestuur.
• Inhoudelijke Onderbouwing: Het bestuur moet te allen tijde kunnen aantonen dat hun beslissing gebaseerd is op
goede redenen. De toetssteen voor deze motivering is het algemeen belang.
E. FORMELE MOTIVERINGSPLICHT
Formele motiveringsplicht
Goeie uitleg gebaseerd op feiten en wetten volstaat NIET. De motieven moeten ook op papier staan. Niet voor wetgeving
(materieel), enkel voor individuele bestuurshandelingen. Beslissing die voor 1 persoon van belang is.
• Definitie: Bij behoorlijk bestuur moeten de motieven voor een besluit expliciet worden verwoord in de
bestuursbeslissing zelf, vaak op papier en dichtbij de beslissing.
• Toepassing: Deze verplichting is van toepassing op individuele besluiten van het bestuur.
• Uitdrukkelijke Verwoording: Het bestuur moet de redenen voor haar beslissing helder en uitdrukkelijk uiteenzetten.
Als deze verwoording zwak of onduidelijk is, kan dit leiden tot vernietiging van de beslissing.
Voor dummies:
Materiële Motiveringsplicht:
Wat? Het betekent dat wanneer de overheid een beslissing neemt, ze goede redenen moet hebben voor die beslissing.
Deze redenen moeten zowel juridisch als feitelijk kloppen en moeten in lijn zijn met het algemeen belang.
Van toepassing: Dit geldt voor alle soorten beslissingen, zowel algemene regels als specifieke besluiten.
Formele Motiveringsplicht:
Wat?Dit betekent dat de overheid haar redenen voor een besluit heel duidelijk moet opschrijven, meestal in de buurt van
de beslissing zelf. Als de redenen niet duidelijk genoeg zijn, kan de beslissing ongeldig worden verklaard.
Van toepassing: Dit geldt specifiek voor individuele besluiten die de overheid neemt.
Verschil:
Materiële Motiveringsplicht: Gaat over het hebben van goede redenen voor een besluit, zowel juridisch als feitelijk, in lijn
met het algemeen belang.
Bestuurskunde en publiek management
Formele Motiveringsplicht: Gaat over het heel duidelijk opschrijven van die redenen, vooral bij specifieke beslissingen.
In feite betekent het dat de overheid niet alleen goede redenen moet hebben voor haar beslissingen, maar ze moet die
redenen ook helder op papier zetten, vooral als het gaat om specifieke besluiten. Het doel is om ervoor te zorgen dat de
besluitvorming begrijpelijk, controleerbaar en rechtvaardig is.
Oefening motiveringsplicht
Bij het bepalen of enkel materiële motivering, enkel formele motivering, of beide nodig zijn, is het belangrijk om rekening
te houden met de aard van de beslissing en de juridische context. Hier zijn enkele overwegingen:
3. Beide Motiveringsplichten:
- Juridische Risico's: Bij beslissingen waarbij er zowel inhoudelijke als procedurele aspecten zijn die juridische risico's
met zich meebrengen. In dergelijke gevallen is het veilig om zowel materiële als formele motivering te bieden.
- Afhankelijk van Bezwaren: Als er bezwaren worden ingediend tegen een besluit, kan het nodig zijn om zowel
materiële als formele motivering te verstrekken om de bezwaren adequaat te adresseren.
In de praktijk kunnen juridische adviseurs en ambtenaren helpen bij het beoordelen van welke motiveringsplichten van
toepassing zijn op een specifieke situatie. Het is essentieel om de relevante wet- en regelgeving te raadplegen en, indien
nodig, juridisch advies in te winnen om ervoor te zorgen dat de juiste motiveringsplicht wordt toegepast.
Bestuurskunde en publiek management
3 Gelijkaardige managementproblemen
- Planning, organisatie, bevelsvoering, coördinatie en controle (zie notities)
=> taak van de overheid is enorm toegenomen bijv sportdienst: sporthal openen → nu: kansarme jongeren
stimuleren, kinderopvang (sportkampen) – topsportbeleid. cultuurdienst: cultuurspreiding en participatie,
interculturaliteit
Bestuurskunde en publiek management
Doelstellingen
Privé Publiek
▪ Winstmaximalisatie ▪ Welvaarts- en welzijnsbehartiging
▪ Rendement op LT: voorbestaan onderneming ▪ Ideologisch geladen, veranderlijk
dient gegarandeerd te worden ▪ Soms en/of conflicterende doelstellingen
▪ Hiervoor is constante aanpassing aan concurrent ▪ Soms compromissen en politieke akkoorden:
nodig en wijzigende behoefte consument moeizamer en minder eenduidig
▪ Inkomsten = succesindicator beslissingsproces in vergelijking met private
sector
▪ Andersoortige opdrachten: vb
Producten of diensten commercieel aanbieden beleidsvoorbereiding, controle op naleving
wetgeving, uitwerking planning
▪ Context van algemeen belang en opdracht van rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en rechtvaardigheid vereist strikte
procedures van administratief recht
o bijv beginselen van de openbare dienst (extern)
▪ Benuttingsgelijkheid (bijzondere toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Vb. burgers
hebben recht op gelijke dienstverlening, overheid moet haar wegen onderhouden,
▪ postzegels voor iedereen even duur, ...)
▪ Continuïteitsbeginsel
o Vb. organisatorisch (intern)
▪ Statuut van de ambtenaar
▪ Verantwoordingsplicht: voor elke actie kan bestuur ter verantwoording worden geroepen: leidt tot formalisering en
standaardisering
M.O. administratief recht is uitzonderingsrecht dat grondig afwijkt van bv burgerlijk en handelsrecht.
Voordelen Nadelen
⎯ Afwezigheid winstoogmerk ⎯ Doelstellingen vaak extern bepaald en wisselend
o Break-even volstaat of zelfs (altijd bewust zijn hiervan & kan wisselen na de
verliesgarantie verkiezing)
o Innovatief gedrag mogelijk, ⎯ Structuur organisatie extern bepaald
experimenteel gedrag mogelijk (bv (organogrammen)
cultuursector) ⎯ Personeelsploeg extern bepaald (personeel
⎯ Monopoliepositie wordt gerekruteerd via examens bij overheid. De
⎯ Statutaire positie person
o Uitz: contractuelen (toch ook feitelijk ⎯ met de hoogste score past niet altijd in het team
beter beschermd dan in privé-sector) of is niet altijd aangenaam.
o Uitz: mandaatfuncties ⎯ Bh meer gericht op controle van uitgaven dan op
ondersteuning planning en beheer
⎯ Monopoliepositie beperkt concurrentieel gedrag
⎯ Politieke besluitvorming hinder soms rationele
besluitvorming
14 Inspraak en participatie
Vragen:
Wie beïnvloedt volgens u in België politieke beslissingen het meest?
o Politici (individueel)? Politieke partijen? Tomambtenaren? Media? Vakbonden? Belangengroepen?
Economie (internationaal) Andere?
Wanneer had u laatst een concrete impact op een politieke beslissing in België?
Bij welk politiek niveau voelt u zich het meest betrokken?
Wie heeft het hoogste gezag in een democratie?
Bestuurskunde en publiek management
▪ Politieke partijen onder druk, democratie onder druk (mening maar om de 4, 5 jaar)
▪ Burger verliest interesse in politiek en plooit op zichzelf terug
▪ Burger vertrouwt politiek minder (hoe dichter het bij ons staat, hoe meer we het vetrouwen)
▪ Politiek ondervindt vaak zelf ook ‘onmacht’
⎯ Presentatieve democratie: om de zoveel jaren verkiezingen. We stemmen op iemand en geven het dan af aan
een professional
⎯ Ontzuiling: i/d vorige E tot 80: katholieken, socialisten & liberalen. Wat leefde i/d hoofden vd mensen vertaalde
zich id politiek. Mensen stemden heel hun leven voor dezelfde partij, weinig zwevende kiezers. Men had een
sterke band met hun zuil. Enorm vertrouwen in mensen = zuil. Nu → zwevende kiezers (70-80%). Mensen hebben
geen spontane affectie met een bepaalde partij → kritischer
⎯ Professionalisering/specialisering: voor mensen zonder opleiding is het systeem (bijna) onbegrijpbaar
⎯ Globalisering: hoe dichter iets bij ons staat, hoe meer vertrouwen (gemeente/stad > nationaal > EU). Effect: terug
naar de kleine kring
⎯ Meerpartijensysteem ( twee partijensysteem): bijv US → uitslag verkiezingen heeft mega effect, je voelt het
verschil. BE → 7 partijen sluiten compromissen (altijd = beslissingen)
⎯ Ideologische vervlakking
⎯ Veelvoud van bestuursniveaus: ingewikkeld
⎯ Fake news & complottheoriën: invloed van sociale media. 1 keer op iets geklikt → interesseveld gevonden (via
algoritme gelijkaardige berichten)
⎯ Toenemende polarisatie: mensen komen in extreme uitersten tot mekaar te staan. Nefast voor burger-politiek.
Als de ene aan de macht is, frustratie bij de andere.
OF is de burger de oorzaak?
▪ Individualisering?
o NIMBY - PLIMBY (not/please in my backyard)
▪ Als de overheid iets wil voorzien, oké. Maar we dragen niet graag bij aan het collectieve. Zo
lang we er geen last van hebben, is het goed. Tenzij dat we het heel graag willen, dan mag het
zeer dichtbij zijn.
▪ NIMBY → idee dat iets schadelijk is voor ons, niet in onze buurt willen bijv crematorium Kortrijk
▪ PLIMBY → goeie voorziening zo dicht mogelijk bij ons
o Ledenaantal politieke partijen verminderd net zoals het ledenaantal van anderen verenigingen daalt.
o Ook intensiteit en duurzaamheid engagement daalt
Inspraak en participatie
Verzamelbegrippen voor alle door de OH gehanteerde instrumenten om de bevolking de mogelijkheid te geven
invloed uit te oefenen op de besluitvormingsprocessen van de OH.
o “Interactief beleid”
o Van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding
Minder top-down – meer bottom-up → bevolking voedt mee de beslissingen die de top moet nemen
Vb: draagvlak → beslissing wordt ondersteund door de mensen op wie die betrekking heeft. Door met die mensen
zelf in dialoog te gaan.
Bestuurskunde en publiek management
14.2 De participatieladder
Schematische voorstelling van de verschillende rollen die de burger en bestuur kunnen opnemen inzake inspraak- en
participatiemechanismen.
De organisatie van een referendum 5 Zelfbestuur Burger als beslisser Overlaten beslissing burger
▪ Vanaf het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen en vrouwen: kiesgerechtigde burgers op geregelde
tijdstippen verzorgen (bijv 4 of 6 jaar)
▪ Tussen 2 verkiezingen door verdween de burger uit het blikveld van de politiek en van een bekommerd
overheidsbeleid
o uitz: cliëntelisme, dienstbetoon
▪ bijv in de jaren 50 en 60
Cliëntilisme
Politici kennen een aantal mensen waarvan ze weten dat ze tot hun partij behoren. Ze helpen deze mensen (oa jobs) en die
helpen hem dan weer tijdens campagne (gunsten ipv beleid).
Nog amper in Vlaanderen, uitgebreid in Wallonië
Dienstbetoon
Politicus die zich persoonlijk individueel ter beschikking stelt aan de mensen. Die kunnen dan vragen stelen en hun zegje
doen.
Niet verboden, maar slecht aanzien
Eigenlijk bezig met individuele burgers ipv algemeen belang
Je mag geen mensen voortrekken: veel politici heeft het niet meer
▪ Met opkomst welvaartstaat is ook rol van bestuur als dienstverlener enorm toegenomen
▪ Ambtenaren worden managers, burgers als klanten-afnemers. Het product, de output van de OH staat hier
centraal
▪ Het bestuur als een goedgeolied bedrijf
▪ Voordelen
o Meer toegankelijke en publieksgerichte overheid
o Betere dienstverelening
o Ondersteunings welvaartstaat
▪ Maar:
o Is de burger enkel een consument van overheidsgoederen of, in een democratisch perspectief toch ook
een mede-eigenaar, een aandeelhouder en een (op verre afstand) mede-bestuurder`, (begrip
participatie)
▪ dit aspect ontbreekt bij burger als klant – benadering
▪ Burger niet alleen als kiezer, niet alleen als klant van producten maar ook als adviseur, medebeheerder, enzo van
beleidskeuzes en beleidsuitvoering
▪ Het beleidsproces wordt een zaak en taak van de gemeenschap. De participatie van de burger als een wezenlijk
onderdeel van het beleidsproces.
o Via deze benadering wordt belang opinie burger benadrukt
o Via deze benadering wordt burger ook geresponsabiliseerd
Kans bestaat dat burger het beleid meer zal accepteren omdat ze er zelf mee aan meegewerkt heeft, dus
begrijpen ze het beter
Bestuurskunde en publiek management
⎯ Representatieve democratie
⎯ Inspraakdemocratie
⎯ Participatieve democratie
⎯ Directe democratie
▪ Nationaal: cultuurpactwet
▪ Lokaal
o Decreet Lokaal Cultuurbeleid
o Decreet Lokaal Sportbeleid
▪ Cultuurraden
o art 52-58 DLC
▪ Sportraden
o Art 15 DLS (2018: verplichte gemeentelijke sportraad afgeschaft!)
▪ Jeugdraden
▪ …
14.6 Cultuurraad
Homogene raad of met sectorale deelraden. Meestal bestaand uit een Algemene Vergaderen en Bestuur. De gemeente is
niet verplicht om deze raden te volgen. Maar als ze er van afwijken, dan moeten ze wel een verantwoording geven.
Cultuurraad – sportraad
Wat is de eerste taak van deze raden?
Adviesraden: adviseren van schepen over sport & cultuur. Elke sportclub i/d gemeente en elke cultuurorganisatie kan daar
een plekje opeisen. Ook alle deskundige burgers kunnen dit.
15 Overheidsfinanciën
Begrotingssystemen overheidsfinanciën
Begroting
Akte waarin alle verwante ontvangsten en toegelaten uitgaven zijn opgenomen voor een bepaalde jaar.
Het is een echt politiek sleuteldocument. Legt beleidslijnen vast voor het komende jaar. Het is een startpunt voor een beleid.
Eens de begroting is opgesteld zijn de partijen uitgedeeld.
Na goedkeuring van de begroting zijn de beleidsrichtingen voor het komende jaar duidelijk vastgesteld. De begroting
fungeert als een leidraad voor overheidsuitgaven en inkomsten, en het bepaalt de financiële prioriteiten en
doelstellingen. De goedkeuring ervan markeert een belangrijk moment waarop de koers voor het komende jaar wordt
bepaald, en het heeft invloed op de politieke agenda en beleidsuitvoering gedurende die periode.
Kenmerken:
Begroting in evenwicht:
Een begroting in evenwicht betekent dat de verwachte inkomsten van een entiteit, zoals een overheid of een bedrijf, gelijk
zijn aan de verwachte uitgaven gedurende een bepaalde periode. Met andere woorden, de begroting is in balans, en er
wordt niet meer geld uitgegeven dan er binnenkomt. Dit streven naar evenwicht is bedoeld om financiële stabiliteit te
behouden en te voorkomen dat er tekorten ontstaan.
Begrotingsoverschot
Een begrotingsoverschot treedt op wanneer de inkomsten van een entiteit groter zijn dan de uitgaven gedurende een
specifieke periode. Met andere woorden, er is een positief verschil tussen wat er binnenkomt en wat er wordt uitgegeven.
Een begrotingsoverschot kan gunstig zijn, omdat het de mogelijkheid biedt om schulden af te lossen, te investeren of
financiële reserves op te bouwen.
Begrotingstekort:
Bestuurskunde en publiek management
Een begrotingstekort doet zich voor wanneer de verwachte uitgaven van een entiteit groter zijn dan de verwachte inkomsten
gedurende een bepaalde periode. Om het tekort te dekken, kan de entiteit ervoor kiezen om leningen aan te gaan of
reserves aan te spreken. Een voortdurend begrotingstekort kan leiden tot een groeiende staatsschuld voor overheden, wat
op lange termijn financiële uitdagingen met zich mee kan brengen.
Staatsschuld:
De staatsschuld is het cumulatieve bedrag dat een overheid verschuldigd is aan crediteuren als gevolg van voortdurende
begrotingstekorten. Het vertegenwoordigt het totaal aan uitstaande leningen dat de overheid moet terugbetalen. Een
beheersbare staatsschuld is belangrijk om de financiële gezondheid van een land te handhaven, omdat overmatige
schuldenlast de rentelasten kan verhogen en de financiële stabiliteit in gevaar kan brengen.
Er zijn echter geen landen zonder staatsschuld. België heeft een grote schuld maar voorlopig geeft EU
toestemming. Wanneer er hoge interesten komen op leningen kan de staatsschuld een enorm probleem worden
voor België is ds dat het gros van de shculd aan de BE bevolking is.
Incrementele begroting
Vertrekt van een voorafgaande begroting of actuele toestand, waarbij bepaalde bedragen toegevoegd of afgetrokken worden
voor de volgende begrotingsperiode.
Bijv. indexatie
procentuele aangroei per jaar
procentuele inkrimping bij besparing
Zie notities
Voordelen
▪ Stabiele begroting, beperkte veranderingen
▪ Overheidsdepartementen hebben een stabiele basis
▪ Eenvoudig systeem
▪ Sfeer van gelijkheid tussen departementen
▪ Coördinatie tussen begrotingsposten is makkelijker
Nadelen
▪ Veronderstelt dat werkmethodes en activiteiten dezelfde blijven
▪ Geen incentive voor vernieuwing
▪ Geen incentive voor kostenbesparing
▪ Stimuleert eindejaars-opsouperen
▪ Beperkt beleidsruimte door vastlegging budgetten voor lang termijn
Nodigt uit om exact bedrag ui te geven dat vermeld staat in de begroting. Anders geef je signaal dat je te veel
krijgt & dan zullen ze het jaar daarop dat overschot ergens anders aan besteden.
Bestuurskunde en publiek management
Conclusie: hoe mooi het ook klinkt, moeilijk in de praktijk te gebruiken. De voordelen wegen niet genoeg op tegen de
nadelen. Meestal gebruiken ze een combinatie van de 2 systemen.
Ene kant: structurele subsidies volgen incrementele systeem. Aan de andere kant project- en impuls subsidies: verdienen
door dossier in te dienen of aan te vragen.