You are on page 1of 18

H12 & H13

KENMERKEN VAN GROEPERINGEN


&
HET BEHOREN TOT GROEPERINGEN
Enkele belangrijke begrippen

Hoofdstuk 12 Hoofdstuk 13
 Wat is een groep/groeperingen Nadere verdieping typen groepen
 Betekenis van groepen==  Lidmaatschapsgroepering &Referentiegroepering
 Kenmerken van groepen  Aspiratiegroepering
 Mertonsindeling:  Kern, nominale- en randleden, in- en outgroup
 Primaire- en secundaire groep  Onderscheid integratie & cohesie
 Collectiviteit,  Sociale identiteit
 Sociale categorie
 Etnocentrisme & sociocentrisme
 Togethernesssituatie
Vraag 1

Er zijn verschillende redenen waarom mensen zich tot


groeperingen aangetrokken voelen.
Welke reden hoort er niet bij?
A. Sympathie voor de groepering en de leden daarvan.
B. Bevestiging van eigen (voor(oordelen) of gevoelens in contact met anderen.
C. Prestige dat verbonden is aan de omgang met bepaalde personen of aan het lids zijn van een
groep.
D. Wederzijdse onafhankelijkheid bij het realiseren van allerlei doeleinden.
Vraag 2

Wat is onjuist?
Tot het voortbestaan van groeperingen dragen bij:
A. interne conflicten.
B. invloeden van buiten af.
C. groepscohesie.
D. consensus.

https://www.youtube.com/watch?v=Jfd2SYcd70g
Vraag 3

Welk kenmerk hoort niet bij een primaire groep?


A. Zeldzame interacties.
B.Grote mate van intimiteit tussen leden.
C.Duidelijke posities en rollen.
D. Zekere duurzaamheid
Vraag 4

Welke opmerking is niet juist?


A. Een referentiegroep is altijd een groepering.
B. Gedrag van mensen wordt niet in alle opzichten door een en dezelfde referentiegroep beïnvloed.
C. Mensen richten hun gedrag en houding op de waarden en normen van een groep waar zij deel van
wensen te maken in de toekomst.
D.Een aspiratiegroepering is een groepering waarvan men nog geen lid is.
Vraag 5

Zeven mensen staan zwijgend te wachten op een bus bij een bushalte. Dit is een
voorbeeld van welk van de soort groepen?
A. Een primaire groep
B. Een secundaire groep
C. Een togethernesssituatie
D. Een sociale categorie
Vraag 6

De groepen waaruit het individu zijn gedrag en culturele normen haalt, worden
genoemd:
A. Homogene groep
B. Referentiegroep
C. Culturele groep
D. Gezochte groep
Vraag 7

Welke van de genoemde alternatieven kan gecategoriseerd worden als een sociale categorie?
A. De spelers van voetbalclub Transvaal
B. De belijders van het Katholicisme
C. De passagiers van buslijn 2 route op 27 oktober om 12: 30u
D. Geen van deze is een sociale categorie
Vraag 8

Geef van het volgend voorbeeld aan  wat voor soort groep het betreft: Surinaamse
burgers die lijden aan hypertensie 
A. Een sociale categorie
B. Een collectiviteit
C. Een togetherness situatie
D. Een secundaire groep
Vraag 9

Een landelijke politieke partij bestaat uit leden en een achterban die de partij steunt en daarop
stemt. Een deel van deze partijleden is aktief binnen de partij en neemt deel aan het
plaatselijk bestuur. Deze leden komen geregeld samen, overleggen met elkaar in tal van
commissies en organiseren met elkaar tal van aktiviteiten. De partijvoorzitter heeft samen met
het bestuur invloed op de koers van de partij.
Leg uit waarom een landelijke politieke partij zowel als een collectiviteit als een groep
zou kunnen worden beschouwd.
Vraag 10

Declan is 16 jaar en woont in een achterstandswijk. Zijn moeder heeft vier banen om het
hoofd boven water te houden en is dus vaak weg van huis. Hij kent zijn vader niet; die is
met de noorderzon vertrokken toen zijn moeder aangaf dat ze zwanger was. Op school
wordt hij, wegens wangedrag, vaak de klas uitgestuurd. In de buurt is een jongensbende
actief en Declan sluit zich bij hen aan. Hij voelt zich deel van hen, hij voelt zich veilig en
geborgen bij hen, ze respecteren elkaar, helpen elkaar en doen veel samen. Waarvan is er in
deze casus sprake?
A. Need to belong – Sociale identiteit.
B. Netwerk – Togetherness situation.
C. Need to belong – Fear of succes.
D.Sociale Identiteit – Employability.
Een korte intermezzo

https://www.youtube.com/watch?v=4-FJCI_KZ6o
Vraag 11

De neiging om de heersende waarden en normen van de eigen groep of collectiviteit


waartoe men behoort centraal te stellen in de beoordeling van anderen  wordt in de
sociologie ……. genoemd.
A. Etnocentrisme
B. Sociocentrisme
C. Sociale binding
D. Sociale cohesie
Vraag 12

De volgende stelling is juist of onjuist:


Hoe sterker de binding is tussen groepsleden, hoe kleiner de kans op sociocentrisme

A. Juist, omdat…………………………………………

B. Onjuist, omdat………………………………………..
Nog 2 bonusvragen
Vraag 13

Wat is een voorbeeld van anticiperende socialisatie? Kies alles dat van toepassing is:
A. Een eerstejaarsstudent die de introductieweek bijwoont
B. Een aanstaande ouder die een ouderschapsles bijwoont
C. Een student ingeschreven aan de opleiding Psychologie
D. Een rechtenstudent die stage loopt op een advocatenkantoor
Vraag 14

Leg in eigen bewoordingen uit wat het verschil is tussen:


Sociale cohesie en integratie

You might also like