Een tumor is een gezwel dat voor kan komen bij een adaptatie (hypertrofie of hyperplasie) of ontsteking. Een andere vorm van tumor is neoplasie (nieuwvorming) is waar meestal aan gedacht wordt bij een tumor. Bij Neoplasie is er sprake van ongecontroleerde en autonome groei. Neoplasie kan goedaardig (benigne) of kwaadaardig (maligne) zijn. Een kwaadaardige neoplasie heet kanker.
Het verschil tussen goedaardige en kwaadaardige tumoren kan macroscopisch en microscopisch bekeken worden.
Macroscopisch Een goedaardige tumor groeit exofytisch; het groeit naar buiten in plaats van het weefsel in. Het oppervlak van een goedaardige tumor is egaal en de tumor is meestal goed omkapseld. Een kwaadaardige tumor is sprieterig; het groeit de weefsels in (infiltratie), ook wel endofytisch genoemd. De tumor is niet homogeen maar heterogeen (er is niet een gelijke verdeling van weefsel). Ook zijn er bloedingen en necrose te zien. Ook zie je dat er niet een mooi kapsel aanwezig is, dit kan ook vaak samen gaat met een zweer.
Microscopisch Een goedaardige tumor ziet er rustig uit, de kernen zijn klein (de cellen bevatten veel cytoplasma), de cellen zijn monomorf (de cellen lijken allemaal heel erg op elkaar) en goed gedifferentieerd (normale differentiatie, structuur van het oude weefsel) en groeit expansief. Ook zie je dat er weinig mitose plaats vindt en dat polariteit behouden wordt. Op een microscopisch beeld van een goedaardige tumor zie je ook vaak de goede begrenzing. Bij een kwaadaardige tumor is dit niet het geval. Een kwaadaardige tumor ziet er onrustig en woest uit, de kernen zijn vergroot en donker, er zijn necrotische cellen (geen kern), er zijn veel mitose- figuren te zien (delingsfiguren), de nucleoli zijn groot, de cellen zijn pleiomorf (veel variatie in de vorm en de grootte van de cellen) en slecht gedifferentieerd (de oude vorm van de cellen is niet meer te herkennen) en de tumor groeit invasief of metastaserend. Ook zie je dat de polariteit verloren gaat.
Naamgeving De naamgeving van een tumor zegt iets over waar de tumor vandaan komt (histogenetische oorsprong) en of deze goedaardig of kwaadaardig is (biologisch gedrag). Een goedaardige tumor in het epitheel heet een adenoom (kleine buisjes), papilloom (papillairen, vingervormige uitstulpingen) of cystadenoom (cysten, vochtholtes). Een goedaardige tumor van mesenchymale oorsprong noem je naar het weefsel waar het is ontstaan, gevolgd door oom. Afbeelding 1 macroscopisch beeld van een goedaardige en kwaadaardige tumor in de dikke darm Afbeelding 2 microscopisch beeld van een goedaardige en kwaadaardige tumor in de dikke darm Bij de goedaardige tumor zie je wel epitheel verandering, maar de tumor blijft beperkt tot het epitheel. Bij de kwaadaardige tumor zie je dat heel het weefsel verandert.
Een kwaadaardige tumor van epitheliale oorsprong heet naar het type weefsel, gevolgd door carcinoom. Ditzelfde geld voor tumoren van mesenchymale oorsprong, echter wordt hierbij het type weefsel gevormd door sarcoom. De drie belangrijkste en meest voorkomende carcinomen zijn adenocarcinoom (klierweefsel buizen), plaveiselcelcarcinoom (plaveisel/huid) en urotheelcarcinoom (overgangsepitheel, vind je in de urinewegen). Een voorbeeld van een sarcoom is een liposarcoom of een fibrosarcoom. Carcinoom komt veel vaker voor dan een sarcoom. Een carcinoom gebruikt vaak de lymfevaten om zich te verspreiden, een sarcoom de bloedvaten. Maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Carcinomen hebben in tegenstelling tot sarcomen een in-situ-fase (dysplasie), een kwaadaardige tumor die nog niet is gemetastaseerd. Patinten met carcinomen zijn meestal ouder.
Hieronder staat een lijstje van de weefselsoorten en de benaming die hierbij hoort voor een goedaardige en een kwaadaardige tumor: Weefselsoort Goedaardig Kwaadaardig Bindweefsel Fibroom Fibrosarcoom Botweefsel Osteoom Osteosarcoom Kraakbeenweefsel Chondroom Chondrosarcoom Vetweefsel Lipoom Liposarcoom Glad spierweefsel Leiomyoom Leiomyosarcoom Skeletspierweefsel Rhabdomyoom Rhabdomyosarcoom
Een teratoom is een tumor die ontstaat in het ovarium of in de testes. Deze tumor kan kwaadaardig of goedaardig zijn. De stamcellen in de eicellen kunnen zich differentiren in heel veel verschillende weefselstructuren die bij een tumor dan te zien kunnen zijn. Een kwaadaardig teratoom noem je een maligne teratoom (in plaats van terasarcoom). Normale tumoren ontstaan uit een kiemcellaag, een teratoom ontstaat uit alledrie de kiemcellagen. Hiernaast zijn er ook mixed tumors, waarvan pleiomorf adenoom de bekendste is. Dit komt voor in klierweefsel. De stamcellen kunnen dan nog in een heleboel cellen differentiren en hier krijg je dus een mix van epitheliale tumoren (met buisjes) en mesenchymale tumoren (bindweefsel of kraakbeenweefsel).
Afbeelding 3 links: adenoom, midden: papilloom en rechts: cystadenoom Adenoom is uitgaande van klieweefsel, een papilloom is uitgaande van wratten en een cystadenoom is uitgaande van klierweefsel alleen dan met cystes. Van sommige tumoren is de origine niet goed te achterhalen omdat het heel slecht gedifferentieerd is. Zon tumor heet anaplastisch en is per definitie kwaadaardig.
Uitzonderingen in de naamgeving zijn: een lymfoom is een tumor uitgaande van T en B lymfocyten en is altijd kwaadaardig. Een melanoom is een kwaadaardige versie van een moedervlek. Een mesothelioom is een tumor uitgaande van cellen die de holtes bekleden (borst, buik) en deze tumor is sterk geassocieerd met blootstelling aan asbest. Een seminoom is een kiemceltumor die in de testes kunnen ontstaan.
Dysplasie Dysplasie is het afwijken van de weefselstructuur. Dysplasie is vaak een teken van een voorstadium van een maligne tumor, maar het betekend niet dat altijd kanker ontstaan. Het kan namelijk enige tijd stil staan en vervolgens ook weer herstellen. Je ziet bij dysplasie dat er dedifferentiatie van het weefsel plaatsvindt, maar het beperkt zich nog tot het epitheel. Het is dus nog geen invasief proces. Geringe dysplasie betekent dat alleen de onderste laag is aangedaan en dat de bovenste laag nog normaal is. Bij matige dysplasie is al een stukje erger. Ernstige dysplasie is wanneer alle lagen aangedaan zijn. Het wordt nu carcinoma in situ genoemd. Al het weefsel is al wel aangedaan, maar er is nog steeds geen invasieve groei.
Tumoreigenschappen De tumorgroei wordt bepaald door een balans van drie factoren: de verdubbelingstijd (hoe snel de cellen de celcyclus doorgaan), de groeifractie (het deel van de cellen dat aan het groeien of delen is) en de afname van het aantal cellen door celdood (necrose). Celdood komt doordat de bloedvatgroei richting de tumor vaak wat achter loopt. Er kunnen dan dus niet genoeg voedingsstoffen e.d. worden aangevoerd en dit uit zich tot een necrotische holte in het centrum van de tumor. De meeste chemotherapien grijpt aan op het deel van de cellen die aan het groeien of delen is.
Invasie van tumoren worden gekenmerkt door carcinoma in situ, infiltratie en destructie en/of mestase. Metastaseren kan door verspreiding door de bloedvaten of lymfevaten. Een basaalcelcarcinoom is een vaak voorkomende tumor van de huid. Dit is een kwaadaardige tumor die niet uitzaait, maar wel het omliggende weefsel infiltreert. Een glioom, een hersentumor, zaait ook nooit uit maar is wel heel dodelijk door de plaatselijke groei. Tumoren kunnen zich op verschillende manieren verspreiden: hematogeen (via het bloed), lymfogeen (via de lymfevaten), via de lichaamsholten (ovarium carcinoom, dit kan in de buikholte gaan metastaseren), implantatie na chirurgie (de chirurg verspreidt de tumorcellen in de wond wanneer de tumor wordt verwijderd) en door locale invasie. Tumoren zijn schadelijk en men krijgt er last van omdat ze het lokale weefsel aantasten (destructie van weefsel), door de metabole activiteit (produceren van groeifactoren, overproductie van andere Afbeelding 4 dysplasie in plaveisel epitheel factoren zoals hormonen of cytokines), metastasen (verschillende tumoren hebben een eigen voorkeurslocatie om te metasataseren zoals bottumoren dwarslaesie) en door de secundaire infecten (zoals infecties bij longkanker).