You are on page 1of 17

bron: http://sbo.katho.

be/documents/
Loop_en_tikspelen_de_ontwikkeling_van_speeltactiek_Jan_Boury.pdf

Loop- en tikspelen

De ontwikkeling van speeltactiek

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 1


1. Visie op tikspelen

Loop- en tikspelen zijn erg aantrekkelijk voor het basisonderwijs. Hoewel de spelen op
zich in een beginstadium meestal geen doel buiten zichzelf hebben, toch hebben ze ook
dan al heel wat positieve, cognitieve, emotionele, motivationele en conditionele effecten.
Het is dan ook belangrijk dat leerlingen op een leuke en uitdagende manier kennismaken
met de basisprincipes ervan. Maar er komt heel wat kijken voordat er gespeeld kan
worden. De spelles is dikwijls een chaos. Leerlingen zijn dikwijls niet gewend aan de meest
elementaire vaardigheden die nodig zijn om leuk te kunnen spelen: gelijke teams maken,
spelen volgens de regels, eerlijk spelen, elkaar aan de regels houden, zo spelen dat
iedereen bij het spel betrokken wordt en wat kan Ieren, elkaar positief commentaar geven
in plaats van afkraken, … en dus in een later stadium zelfstandig leren werken en deels
zelf de regie voeren. Het is de opdracht van de leerkracht hen dit bij te brengen.
Kortom, tikspelen verdienen in ons bewegingsonderwijs dan ook een ruimere plaats dan
het veel voorkomende toetje als leuke afsluiting van de les, of de eerste vijf minuten als
lesstart.

1.1 kenmerken

De loop- en tikspelen worden gekenmerkt door de tegenstrijdige belangen tussen twee


functies, die van de loper en die van de tikker. De spelidee van de tikspelen berust dus op
het eenvoudige principe dat de tikker probeert ‘aan te tikken, te vangen, te pakken’ of
‘uit te maken’ en de lopers proberen dit te vermijden en ‘in’ (het spel) te blijven. Op dit
basisprincipe, met als bewegingsprobleem ‘het bedreigen van (een) loper(s) om deze te
tikken terwijl de loper(s) proberen het tikken te voorkomen’, zijn tientallen varianten
mogelijk.

1.2 voorwaarden voor een goed tikspel

 intensief bewegen.
 deelname tegelijk door iedereen.
 veel ruimte voor eigen initiatief en tempo.
 veel win- en verliesmomenten (de kansen moeten kunnen keren).
 er is sprake van spanningstoename en afname.
 kunnen kiezen uit verschillende functies.
 door samenwerken komen tot functieverdeling.
 zelfstandig op gang kunnen houden door onder andere zelf het spel te kunnen
opstarten en beëindigen.
 veel situaties lijken op elkaar, maar geen is gelijk aan een vorige.
 door de onvoorspelbaarheid van de keuzes ‘hoe sluit ik in’ of ‘hoe ontsnap ik aan het
insluiten’ is er voortdurend sprake van probleemoplossend gedrag.

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 2


2. De regelcomponenten van het tikspel

De regelgeving van het tikspel is buitengewoon belangrijk om het spel speelbaar en


aantrekkelijk, leuk en leerzaam te laten zijn voor de leerlingen. De regels mogen niet te
eenvoudig, maar vooral ook niet te moeilijk zijn.
In de regelgeving van de tikspelen bestaan een viertal componenten (Materiaal, Inrichting,
Spelregels, Taken), die variabel zijn waardoor de mogelijkheid bestaat om aan het tikspel
te sleutelen, om het moeilijker te maken of juist te vereenvoudigen.

2.1 de regels rondom het Materiaal

Bij jongere leerlingen kan het materiaal een rol spelen bij de zingeving of concretisering
van het tikspel: goudstaven worden over de Chinese muur gesmokkeld, muizenstaartjes
worden door de kat veroverd, ...
Bij oudere leerlingen kan het materiaal een rol spelen bij de uitvoering: dribbeltikspelen
worden met verschillende ballen georganiseerd, …
Ook groot materiaal kan een rol spelen
 als hindernis: meerdere barrières in de zaal maken het moeilijker voor de tikkers en
geven strategische mogelijkheden voor de lopers.
 als schuilplaats: de vos verstopt zich in zijn hol (achter een kast).

2.2 de regels rondom de Inrichting: het gebruik van belijning, vrijplaatsen en hindernissen

Lijnen en vakken kunnen mogelijkheden en beperkingen geven voor beide partijen.


We dienen goed te observeren of de mogelijkheden en kansen voor tikkers en lopers steeds
in een goed evenwicht zijn. Het terrein mag niet te groot zijn maar ook niet te klein.
Ook wordt veelal gebruik gemaakt van vrijplaatsen en zoals bij de overlooptikspelen van
vrijgebieden. Dit is nodig omdat het hierop systematisch terugvallen een stukje rust geeft,
zowel fysiek als psychisch. Steeds weer wordt na een herstelperiode de spanning weer
opgebouwd.

2.3 de regels rondom de Spelregels: de sanctie en het bevrijden

Met sanctie bedoelen we de kleine vergelding, die een leerling krijgt als hij of zij aangetikt
is. De sanctie heeft een functie. Het maakt de leerling van het begin af aan duidelijk dat
‘af zijn’ niet goed is en ‘in blijven’ stimulerend is. De sanctie moet echter dusdanig zijn
dat het voor de leerling nooit bedreigend of echt negatief is en dus zeker nooit definitief
is. Sanctie leert jonge leerlingen van het begin af om met een zekere frustratie om te
kunnen gaan. Ze bouwen hierbij een zekere frustratietolerantie op.
We kennen als sanctie een aantal mogelijkheden:
 De aangetikte gaat mee helpen met tikken en er komen steeds meer tikkers.

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 3


 De aangetikte neemt de functie van de tikker over. (Pas op, dat werkt uitstekend in de
hogere leerjaren, maar jonge leerlingen willen graag tikker zijn en laten zich vrijwillig
tikken!)
 Wie ‘af’ is blijft op een vaste plaats staan of gaat naar de wachtbank aan de kant of ….
Je mag weer meedoen op één voorwaarde zoals bijvoorbeeld:
 als er drie leerlingen af zijn (twee is te weinig, drie is te veel)
 als je verlost wordt (bevrijdingstikkertje)
 als je via het sluipsteegje schone voetjes gaat halen
 als de volgende tikker door de leraar wordt aangewezen
 als het spel eindigt (na een korte, vastgelegde speltijd)
 …
Met bevrijden bedoelen we dat de aangetikte op een bepaalde manier verlost moet
worden om zo weer mee te mogen doen: aantikken, handje klap, haasje over, door de
benen, …

2.4 de regels rondom de Taken

Opdracht van de tikker


 achterna lopen van de loper
 insluiten van de loper
 met de hand uittikken van de loper
 het bereiken van een vrijplaats/vrijgebied verhinderen
 samenwerken met medetikkers
 bewaken van aangetikte spelers
 …

Opdracht van de loper


 weglopen voor een tikker
 ontwijken van de tikactie van de tikker
 bereiken van een vrijplaats/vrijgebied
 uitlokken van de tegenpartij
 samenwerken met medelopers
 bevrijden van medelopers
 …

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 4


3. Opbouw van tikspelen: een strategie voor het aanleren van tikspelen

De strategie bij het leren van tikspelen bestaat uit een aantal structurele
vereenvoudigingen die berusten op reductie van de spelregels tot de meest noodzakelijke
en eenvoudige. Zo ontstaat in eerste instantie een basistikspel. Vervolgens zorgen we voor
een systematische uitbouw van de moeilijkheidsgraad waarbij de ruimte goed
gestructureerd is, er gespeeld wordt met een goede spelbalans en waarbij de leerlingen
meerdere functies moeten vervullen.
 van weglooptikspelen naar overlooptikspelen en naar kriskrastikspelen
 van één naar meer tikkers
 van grote naar kleine speelvelden
 van zonder naar met bevrijdingsmogelijkheden
 van veel naar weinig vrijplaatsen
 …

De rode draad bij de opbouw en uitbouw van tikspelen ligt in:

3.1 ruimtestructurering

Hoe ontwikkelen leerlingen hun oriëntatie in de ruimte?


Iedereen kent de beelden wel van die bende hollende jonge leerlingen die enthousiast en
met veel kabaal in de zaal rond rent met tussen hen in ergens een tikker die mee holt.
En iedereen kent de botsingen die ontstaan wanneer je dertig leerlingen in een speellokaal
een vrij tikspel met meerdere tikkers laat spelen in een te kleine ruimte.

We kunnen een onderscheid maken tussen eenrichtingstikspelen waarbij de leerlingen in


bedreigd gebied komen en slechts tijdelijk in het bedreigde gebied blijven en
kriskrastikspelen waarbij de leerlingen in bedreigd gebied blijven.

 Eenrichtingstikspelen: de leerlingen lopen van vrijplaats naar vrijplaats steeds weer


door of in en uit het bedreigde gebied (heen en terug verkeer)
 rondlooptikspelen: tikspelen waarbij de leerlingen opgesteld staan in kringvorm.
De lopers leren weglopen voor de tikker; de tikker leert een leerling te
pakken/tikken (vb. zakdoekje leggen)
 weglooptikspelen: de leerlingen staan aan één zijde van de speelruimte opgesteld
en moeten in bedreigd gebied komen en terug uit bedreigd gebied lopen. De lopers
leren weglopen voor de tikker; de tikker leert een of meerdere leerlingen te tikken
(vb. vos kom uit je hol)
 overlooptikspelen: de leerlingen staan aan één zijde van de speelruimte opgesteld
en moeten door bedreigd gebied naar de overzijde lopen. De lopers zoeken de vrije
ruimte, leren schijnbewegingen maken, leren de tikker ontwijken en lopen langs de
tikker van de ene vrijplaats naar de andere; de tikker leert een of meerdere
leerlingen te tikken (vb. schipper, mag ik overvaren?)

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 5


 Kriskrastikspelen: de leerlingen staan vrij verspreid
 tikspelen met vrijplaats: de leerlingen hebben meerkeuzerichtingen en betreden op
eigen initiatief de onveilige ruimte om er proberen te blijven. In de speelruimte
zijn één of meerdere plaatsen vrij, hier kunnen de spelers niet aangetikt worden.
 tikspelen met hindernissen: de leerlingen lopen in alle richtingen, blijven in de
bedreigde ruimte en kunnen zich verschuilen.
 vrije tikspelen: hierbij staan de spelers vrij opgesteld in de speelruimte, lopen in
alle richtingen, er zijn geen vrij- of schuilplaatsen.

Het is duidelijk dat een weglooptikspel eenvoudiger is dan een overlooptikspel en het is
duidelijk dat eenrichtingstikspelen eenvoudiger zijn dan kriskrastikspelen.
Gezien de geringe wendbaarheid, het geringe oriëntatievermogen en het
probleemoplossend vermogen van de jongere leerling kiezen we pas na veel ervaring voor
een combinatie van kriskrastikspelen, weg- en overlooptikspelen. Komt hierbij dat de
hoeveelheid leerlingen en de oppervlakte van het lokaal een keuze voor een kriskrastikspel
in sommige spelomgevingen praktisch onmogelijk maken.

3.2 machtsverhoudingen en spelbalans

Hoeveel kans maakt de tikker, hoeveel kans maakt de loper? Vanwege de geringe
oriëntatiemogelijkheden en het gebrekkige reactievermogen van jonge leerlingen krijgen
de lopers aanvankelijk veel kansen (1 tikker op 10 lopers). Er moet intensief bewogen
worden omdat de machtsverhouding tussen lopers en tikkers uit balans is ten gunste van
de lopers. Later bij de ‘tactische’ overloopspelen, die veelal kleinschaliger zijn, moet er
een goede balans in de machtsverhoudingen zijn.
En het is de leerkracht die kan spelen met de machtsverhouding tussen tikker en loper.

 Er zijn leerlingen die zich laten tikken! Er bestaan bij het zich laten tikken door
leerlingen twee mogelijkheden:
 De jonge leerling heeft het begrip tikken of pakken niet begrepen en hij laat
zich tikken. Dit kan je vaak verhelpen door concretiserende aanwijzingen te
geven of de leerling een hand te geven en mee te spelen.
 De ‘ik’ betrokkenheid van de jonge leerling is zo groot dat hij het interessanter
vindt om aangetikt te worden en daardoor een exclusieve positie in te nemen,
dan mee te doen met de grote groep anonieme lopers. Correctie en afwijzing
van dit gedrag of het geven van een langere sanctie kunnen wel helpen.

 Tikspelen berusten op reële kansen voor de tikker(s) en de lopers.


De sterkte van de tikkers is bepalend voor het spelverloop. Soms is de handicap voor de
tikkers te zwaar en lukt het ze praktisch niet om ook maar iemand te tikken. Soms is
het spel te moeilijk voor de lopers: wanneer de tikkers te sterk zijn, dan zullen de
lopers niet over durven te steken, of binnen enkele ogenblikken zijn ze getikt door de
tikkers.

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 6


Een goed tikspel leidt tot evenwicht in de kansen voor beide partijen. De kans voor
tikken en ontsnappen moet gelijk zijn. Is dit niet het geval dan ontbreekt de spanning
en gaat het spel verlopen.
Het is gunstig wanneer een sterke en een zwakke loper samen de functie van tikker
uitvoeren. De leerkracht kan hiervoor zorgen of aan de leerlingen vragen om hiervoor
te zorgen.

 We kunnen zowel de tikker als de loper een handicap geven. De handicap kan bestaan
uit:
 Een fysieke belemmering bij het tikken, bijvoorbeeld visnet, olifantentikkertje
of het vasthouden van een turnstok door twee tikkers.
 Een belemmering in de vrijheid van het bewegen: er zijn vrijplaatsen of zones
(van klein naar groot, van weinig naar veel) waar de tikker de loper niet mag
aantikken.

3.3 functieuitbreiding

Hoe gebeurt de ontwikkeling in de complexiteit van de taken? Via een eenduidige taak (je
bent tikker of loper) naar meerdere taken (loper, tikker, jatter, uitdager, aanvaller,
verdediger, veroveraar, bevrijder,medetikker,…) blijkt het tikspel complex geworden door
de vele keuzemogelijkheden, door het eigen initiatief en het risico dat je moet nemen en
door de samenwerking en taakverdeling met teamgenoten. Hoe meer functies een leerling
te vervullen heeft hoe complexer het spel wordt.

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 7


4. De lesorganisatie

4.1 kleine groepen, kleine terreinen

Om leerresultaat bij allen te bereiken en te streven naar persoonlijke ontplooiing voor


alle leerlingen is het wenselijk onze tikspelen in kleine groepjes aan te bieden. We zullen
dus de klas verdelen in kleinere eenheden van ongeveer 8 leerlingen. In een grotere groep
is het lastiger om afspraken te maken en met elkaar de regels na te leven. In een kleine
groep zullen er minder snel conflicten zijn of zullen ze makkelijker op te lossen zijn omdat
de individuele aanspreekbaarheid immers groot is.
Iedereen kan de hele tijd meespelen, niemand kan zich verstoppen en iedereen is heel
vaak aan zet. Ontwijken, schijnbewegingen maken, vrijlopen, … iedere leerling leert veel
en snel. Het zijn vaardigheden waarmee de leerlingen later in het 'grote' spel voordeel
kunnen doen. Daarom hebben de tikspelen in functie van de grote sportspelen zoals
basketbal, handbal, … naast een hoog leuk, ook een hoog leerzaam gehalte.

Als we de optie nemen om in kleine groepen en op kleinere terreinen te spelen en toch


iedereen aan het werk te zetten, zullen de loop- en tikspelen beter tot hun recht komen in
grotere opdeelbare ruimten zoals een sporthal of buitenterrein.
Uitgaande van een klas van 24 leerlingen zijn dus 3 groepjes van 8 leerlingen gelijktijdig
met een tikspel bezig. Tijdens een normaal lesuurtje kunnen ze dan per spel gemiddeld 12
minuten geconcentreerd aan een activiteit meedoen, daarna schuiven ze door naar het
volgende spel. De rest van de tijd is nodig voor het opbouwen of aanpassen van de
arrangementen en het opstarten van de spelen.

4.2 voldoende leertijd, voldoende herhaling, veel beurten

Voor veel leerlingen is 12 minuten te kort om maximale leerwinst te boeken. Maar


aangezien de verschillende spelen uit eenzelfde speldomein, nl. ‘het tikken’, komen en
eenzelfde domein enkele opeenvolgende lessen aangeboden wordt, wordt de kans op
leerwinst veel groter. In enkele weken tijd doen de leerlingen dan bvb. 3 keer 12 minuten
per les een tikspel, en dit gedurende 4 weken. In deze tijd kunnen ze leren om op een
slimme manier bvb. een schijnbeweging te maken en zich vrij te lopen.
Dit is wenselijk omdat elk leerproces behoefte heeft aan veel beurten binnen een korte
tijd. Ook qua organisatie loopt alles veel vlotter. De leerlingen weten hoe de activiteit
gaat. Hierdoor lukt het opstarten sneller en is er meer tijd om te bewegen. Als leerkracht
heb je dan ook meer tijd om individuele leerhulp te geven, vooral aan de zwakke
beweger.

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 8


5. De spelfiches

Ons lesgeven wordt ondersteund door spelfiches. Deze bestaan uit twee kaarten, een
spelkaart en een uitbouwkaart, waarop zowel de leerkracht als de leerlingen kunnen
lezen en kijken waar ze het materiaal moeten opstellen en hoe ze het spel moeten
opstarten. Als deze fiches als opdracht- en kijkwijzers worden gebruikt, bieden ze
leerlingen een ideale mogelijkheid hun spelkennis toe te passen.

5.1 de spelkaart

Bij het opmaken van onze spelkaarten zijn we uitgegaan van groepen van 8 leerlingen. Op
de spelkaart staat de spelnaam, een overzichtstekening en volgende opschriften:
Materiaal, Inrichting, Spelidee/spelregels en Taak.
Dit ‘M.I.S.T.’ principe heeft alles te maken met organisatie, arrangement, opdracht en
regels.

Spelnaam

Materiaal
▪ matjes, blokjes, banken, hesjes, …
▪ telkegels (voor puntentelling)
▪ …

Inrichting
▪ 2 teams van 4 spelers.
▪ opstelling van materiaal en spelers.
▪ …

Spelidee/spelregels
▪ het is de bedoeling dat …
▪ je mag … je mag niet …
▪ er worden punten gescoord als …
▪ ...

Taak
▪ tikker
▪ probeert …
▪ zorgt ervoor ….
▪ belet ….
▪ loper
▪ …

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 9


5.2 de uitbouwkaart

Zowel leerkracht als leerlingen kunnen de M.I.S.T. ingaan. Of als iemand mist, kan op zoek
gegaan worden naar nieuwe arrangementen door een verandering van Materiaal-Inrichting-
Spelregels-Taken.

Uitbouwkaarten worden voorzien met didactische tips en suggesties voor verandering,


die in extra lessen kunnen worden toegepast. Onder de kopjes ‘wat zie je?’ en ‘wat doe
je?’ wordt aangegeven hoe aan het spel kan worden gesleuteld als het niet lukt, niet loopt
of niet leeft. Er staan niet alleen mogelijkheden voor variatie maar ook voor gradatie en
differentiatie.

We zijn voorstander om erg spaarzaam om te gaan met al deze tips en suggesties. Na


observatie of de leerlingen gebaat zijn bij een bepaalde verandering, gaan we dus zeker
niet alle suggesties tegelijk promoten. De ervaring heeft geleerd dat de leskaarten
voldoende elementen bevatten voor leuke en leerzame lessen en dat de leerlingen het
juist fijn vinden om ook een paar keer bepaalde spelvormen te herhalen.

De eerste keer dat een spel aangeboden wordt, gaat de meeste aandacht vaak uit naar het
vinden van een goede lesorganisatie (loopt het?). Wat zijn de regels? Hoe moet er met de
materialen omgegaan worden? Is de opdracht duidelijk?
Tijdens een tweede les verwachten we dat de leerlingen zelf het spel kunnen opbouwen en
opstarten en dat de spelen zo aangepast zijn aan het niveau van de leerlingen dat de
activiteit bij 90% slaagt (lukt het?). De leerkracht kan dan extra zorg besteden aan de 10%
zwakke leerlingen bij wie het misschien niet lukt. Hiervoor staan op de uitbouwkaart tips
vermeld.
En steeds wordt er verwacht dat er gespeeld wordt met een goede spelhouding (leeft
het?).
Als ‘het loopt’ en ‘het lukt’ dan moeten we ook ervoor zorgen dat ‘het leeft’. In de
volgende lessen gaat het dus erom dat alle leerlingen (dus ook de ‘beteren’) leerresultaat
boeken (leert het?).

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 10


Wat zie je? Wat doe je?
Lukt het? Zijn de leerlingen voldoende (spel)vaardig?
Kunnen de lopers en de tikkers snel lopen?
Kunnen ze snel reageren? Laat zien hoe snel je moet reageren op de acties van de
tikker om uit handen van de tikker te blijven. Versmal het
tikgebied.
Maken de lopers wel schijnbewegingen? Laat zien wat de makkelijkste manier is om de tikker op het
Zijn er problemen met het ontwijken van de verkeerde been te zetten.
tikkers? Geef tips voor vrijlopen door veranderen van snelheid
(voldoende tempowisselingen) en veranderen van richting.
Doe net alsof je …. Lok de tikker naar je toe …
Kunnen de lopers buiten het bereik van de Loop bij de tikker vandaan.
tikker blijven? Worden ze vlug en veel Denk aan hoe het ging bij een ander tikspel.
aangetikt?
Slagen de tikkers er in snel en veel lopers te Anticipeer op de loopwegen
tikken?
Maken de lopers voldoende gebruik van de Kijk waar je naar toe kan lopen.
vrijplaatsen of vrijgebieden? Kijk ook opzij, kijk achterom …
Zien ze de acties van de medespeler? Doe net alsof je …. Lok de tikker naar je toe door op hem af
Hebben ze voldoende overzicht over de te stappen, lok de loper naar je toe door meer afstand te
spelsituatie? houden...
Kunnen ze samenwerken met andere lopers, Laat zien hoe het ook kan…
met andere tikkers? Leerkracht kan naast de leerling als tikker meedoen.
Overzien de lopers de acties van meerdere Speel zelf als loper mee, waardoor je kan sturen of er iemand
tikkers? Kunnen de tikkers meer lopers in de over kan steken wanneer er een gunstig moment is.
gaten houden en bedreigen?
Loopt het? Zijn de leerlingen voldoende regelvaardig?
Zijn de spelregels duidelijk? Laat de leerlingen aan elkaar de regels uitleggen.
Is de sanctie duidelijk? Speel een onduidelijke situatie voor, maak de regels omtrent
Is het bevrijden duidelijk? ‘in’ en ‘af’ zichtbaar.
Is de inrichting duidelijk? Overloop met z’n allen de ruimte-indeling (overloopgebied,
matje als vrijplaats, schuilplaats, vrijgebied, sluipsteegje,
…).
Gebruik een andere opstelling, wijzig het tikgebied.
Is de rol van de scheidsrechter duidelijk? Laat de scheidsrechter vooral beslissen als de anderen er niet
uit komen.
Is de rol van de overige lln duidelijk? Neem een leerling bij de hand en begeleid hem in zijn rol.
(teller, bevrijder, loper, tikker,. ..) Demonstreer zelf de verschillende rollen.
Kunnen de spelers meer functies op zich Laat de teller ook de tijd bijhouden en het wisselen regelen.
nemen?
Hoe verloopt het samenstellen van de Maak zelf een indeling. Verander tijdens het spel.
ploegen? Wie zijn de tikkers? Licht het belang van gelijkwaardige teams toe.
Maak spelbepalers tot aanvoerder van een ploeg.
Is er een duidelijk begin en einde? Wanneer het te lang duurt voordat een spel afgelopen is, kan
Kunnen de lln het spel zelfstandig opstarten? de functiewisseling ook plaatsvinden na bv. 2’ spelen.
Is het doorschuifsysteem, de wisselregel Speel de verschillende mogelijkheden na.
duidelijk? Kunnen ze zelf wisselen van tikker?
Leeft het? Spelen de leerlingen met een goede spelhouding?
Bestaat er voldoende spanning tussen tikkers Roep iedereen bij je, organiseer een leergesprek.
en lopers? Geef aan dat het gaat om willen winnen en kunnen verliezen.
Is er voldoende activiteit? Maak kleine groepen. Zoek een goede spelbalans tussen
aantal lopers en tikkers.
Is de beleving binnen een partij gelijk? Streef naar gelijkgestemdheid in een partij.
Kan je accepteren dat je aangetikt bent? Roep de loper bij je. Licht ‘eerlijk spelen ‘toe.
Hoe gemakkelijk wordt er aangetikt? Maak het gevaargebied groter/kleiner.
Gebruik vrijplaatsen.
Wordt er voldoende getikt? Pas arrangement en ploegen zo aan dat er in elk partijtje
Wordt er voldoende gescoord? voor beide partijen voldoende succesmogelijkheden ontstaan.
Biedt het puntensysteem een extra uitdaging? Tel alle scores op en doe er wat mee.
Gebruik de dobbelsteen, …
Leert het?

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 11


Variatie: hoe kan aan het spel gesleuteld worden wat betreft materiaal, inrichting,
spelregels en taak.
 materiaal?
 veldgrootte? belijning? sluipsteegje?
 teamverdeling? homogeen? heterogeen? overtal?
 verhoudingsaantal? 1 tikker? meerdere? balans?
 vrijplaatsen? aantal?
 schuilplaatsen?
 loopmogelijkheden? dribbeltikspelen?
 wisselregel? doorschuifsysteem?
 sanctieregel? uitsluiting? bevrijden?
 puntentelling? scoresysteem? telkegels? dobbelsteen?
 …

Gradatie: hoe kan het spel makkelijker of moeilijker gemaakt worden?


 het speelvak
 het (overloop)gebied verkleinen of vergroten
 het tikgebied in een vorm van een trechter maken: het veld bij de startlijn verbreden
zodat er meer ruimte komt om het tikgebied in te gaan.
 het tikgebied vormgeven als een 'strik'. In het midden is het gebied minder diep dan aan
de zijkanten waardoor het minder tijd vergt om door het midden over te steken.
 beschermd gebied gebruiken: aantal/grootte van vrijplaatsen/schuilplaatsen
 tikken of lopen in duo
 meer/minder tikkers
 extra-opdrachten om iemand te bevrijden
 …

Differentiatie: hoe kan gedifferentieerd worden in de regels?


 andere puntentelling bij vaardige of niet vaardige spelers.
 andere sanctieregel bij vaardige of niet vaardige spelers.
 wie het minder goed kan, heeft meerdere ‘levens’, heeft een 'tegoedbon’ en mag
bij aantikken de bon inleveren.
 een betere speler mag geen gebruik maken van een vrijplaats als rustplaats.
 een tweede vrijgebied vóór de eindstreep van het tikgebied leggen zodat de zwakke
loper minder ver hoeft over te steken
 het tikgebied gedifferentieerd aanbieden in trechtervorm met poortjes, zodat de
zwakke tikker aan de diepe kant kan staan en een goede loper het spel voor
zichzelf moeilijker kan maken door alleen door de middelste poort te starten.
 de tikker krijgt de keuze om wel of niet gebruik te maken van een tikstaafje (een
isolatiebuis, een opgerolde krant) zodat het tikbereik wordt verlengd.
 aan een goede tikker vragen een zwakkere loper extra ruimte te geven om die te
Ieren oversteken.
 aan een goede loper vragen om in een lager tempo proberen over te steken,
waardoor de zwakker tikker meer kans krijgt.
 …

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 12


6. Problemen oplossen

Leerlingen willen tikspelen zoals blokjesroof, boefje, ridder en banier, …regelmatig


kunnen beleven, er in óp kunnen gaan, er plezier in krijgen en eigenlijk niet meteen met
de noodzaak er iets van of mee te Ieren. Maar... we zijn een leervak dus creëren we
situaties, waarin problemen tot Ieren kunnen stimuleren.
We maken dus gretig gebruik van die leuke en eenvoudige loop- en tikspelen waarbij we ze
als middel beschouwen (om bepaalde doelstellingen te realiseren) en niet als doel op
zich.

Volgende vragen dringen zich op:

 Welke problemen kunnen zich voordoen?


 Technische problemen?
 Tactische?
 Fysieke?
 Mentale?
 Cognitieve?
 …
 Hoe kunnen we die problemen bij onze leerlingen oplossen? Hoe Ieren onze
leerlingen zelf problemen op te lossen?
 Welke aanwijzingen kunnen we de leerlingen geven? Welke aanwijzingen kan een
leerling een medespeler geven?
 Op welke punten moeten onze leerlingen bij het spelen letten?
 …

Spelproblemen: ‘lukt het?’

Op de uitbouwkaart staat onder ‘lukt het’ vermeld welke (spel)problemen de minder


talentvolle leerling kan tegenkomen en welke leerhulp de leerkracht die leerling kan
bieden als een activiteit of een deel van de activiteit niet lukt.

Als we spreken over spelproblemen hebben we het over het ‘kunnen’, over motorische
(fysieke en psychomotorische) vaardigheden, bvb. ‘ik heb moeite met ontwijken’.
Achtereenvolgens worden de volgende vragen gesteld:
1. Wordt het doel van een activiteit gerealiseerd? Iemand aantikken?
Lukt het? Ja? Ga zo door!
2. Nee? Wat is de kernhandeling/het principe van de activiteit? Ontwijken van de
tegenstander? Tips voor vrijlopen door veranderen van snelheid en veranderen van
richting.
3. Lukt het nu? Ja? Ga zo door!

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 13


Ensceneringsproblemen: ‘loopt het?’

Op de uitbouwkaart staat onder ‘loopt het’ vermeld welke (regel)problemen de minder


talentvolle leerling kan tegenkomen en welke leerhulp de leerkracht die leerling kan
bieden als een activiteit of een deel van de activiteit niet loopt.

Wat het verloop van de les betreft is onze ervaring dat leerkrachten nog weinig inzien dat
leerlingen zich in een leerproces bevinden. Vaak worden er hoge eisen gesteld: elke
activiteit moet meteen goed lopen. Op dit punt kan de vakleerkracht de juiste relativering
aanbrengen door de les te analyseren en bij zichzelf af te spreken of een bepaalde
activiteit nog eens aan bod komt. Door regelmatig herhalen slagen leerlingen er steeds
beter in de regels te begrijpen en zich te houden aan de afspraken.

Als we spreken over ensceneringsproblemen hebben we het over het ‘kennen’, over
regelvaardigheden, bvb.’de spelregels omtrent ‘in’ en ‘af’ zijn voor mij niet duidelijk’.
We stellen ons de vragen:
1. Loopt het? Ja? Ga zo door!
2. Zo nee, wat nu? We kunnen de regels d.m.v. een goede demo en goede uitleg
duidelijk zichtbaar maken. Probeer dichter naar het midden van het tikgebied te
gaan als de andere tikker meer aan de buitenkant is.
3. Loopt het nu? Ja? Ga zo door!

Attitudeproblemen: ‘leeft het?’

Op de uitbouwkaart staat onder ‘leeft het’ vermeld welke (houdings)problemen de minder


talentvolle leerling kan tegenkomen en welke leerhulp de leerkracht die leerling kan
bieden als een activiteit of een deel van de activiteit niet leeft.

Als we spreken over attitudeproblemen hebben we het over het ‘zijn’, over sociale
vaardigheden, bvb. ‘ik heb er moeite mee dat niet iedereen eerlijk speelt’.
We stellen ons de vraag:
1. Leeft het? Ja? Ga zo door!
2. Nee, wat nu? Wat zijn de gewenste gedragingen die aan een geslaagde uitvoering
een bijdrage kunnen leveren? Fair-play? Maak het item bespreekbaar in een
onderwijsleergesprek. Neem de leerling apart, …
3. Leeft het nu? Ja? Ga zo door!

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 14


7. Beoordelen op niveau

Als het oplossen van problemen de nadruk krijgt, bvb. hoe kan ik aantikken en/of
ontwijken, is het aan te bevelen om met bewegingsprofielen te gaan werken in
combinatie met niveauaanduidingen. Het beoordelen is ‘op niveau’. De leerling wordt een
spiegel voorgehouden en getoond wat hij kan, kent en is en (nog) niet kan, kent en is. Door
een herhaald gebruik van tikspelen Ieren ze de verschillende niveaus herkennen en het
eigen niveau beter inschatten. De mate waarin het bewegingsgedrag voldoet aan het
beschreven niveau kunnen we uitdrukken op een waarderingsschaal van bvb. 0 (zorg) tot 3.

zorgniveau beperkte mate beginner


niveau 1 enige mate gevorderd beginner of beginnend gevorderde
niveau 2 voldoende mate gevorderde
niveau 3 ruim voldoende mate expert

Het spelen van tikspelen als onderdeel van ons onderwijs in bewegen moet een bijdrage
leveren aan de persoonlijkheidsvorming in brede zin. Een bepaalde mate van motorische
handelingsbekwaamheid is daarvoor zeker onontbeerlijk, maar, ons inziens is, in de
traditie van de lichamelijke opvoeding, bij het toetsen en evalueren teveel aandacht
uitgegaan naar het beoordelen van het prestatieniveau op het gebied van de
bewegingsvaardigheid van de leerlingen. Dikwijls is uit beeld geraakt waartoe die
bewegingsvaardigheid eigenlijk wordt nagestreefd. Want, minstens zo belangrijk is de
meervoudige deelnamebekwaamheid waarbij de leerling zichzelf afvraagt wat voor hem
of haar deelnemen ‘in ondersteunende rollen’ als regelgever inhoudt.

We spreken hier over het beoordelen van het motorisch, sociaal en cognitief leren als
geheel op basis van de uitvoering van diverse rollen bij het spelen van een tikspel.
Zo kun je de volgende spelaspecten beoordelen, hetzij als beweger, hetzij als regelaar:
 spelen van een (basis)tikspel
 kwaliteit van bewegingsoplossingen: ‘het tikken’ of ‘voorkomen dat er getikt wordt’
 kunnen toepassen van de belangrijkste spelregels
 optreden als coach met kennis van de voornaamste principes van het oversteken en
ontwijken, het bevrijden en bewaken, …
 optreden als organisator met kennis van puntentelling, spelbegin en speleinde,
wisselregel, doorschuifsysteem, groepsamenstellingen, …

Bij de eindbeoordeling moet de uitbreiding van het arsenaal van de mogelijkheden van de
leerling, zowel als beweger én als regelaar, centraal staan.
Het beoordelen van de spelcompetentie bestaat dus uit: het in een bepaalde mate ‘goed’
kunnen spelen van een (basis)tikspel, het scheidsrechteren, het coachen en het
organiseren daarbij.

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 15


Voorbeeld criteria niveaubeoordeling als beweger

Niveau Loper Tikker


 doet weinig pogingen of loopt (bijna)  tikt bijna niemand
Zorg niet het gebied in  wil geen tikker zijn
 neemt geen initiatief om over te  richt zich te lang op één loper
steken.  verplaatst zich vaak en te ver naar de
 neemt een ongunstige oversteekpositie lopers die dreigen het gebied over te
in, in het midden van het veld steken
 steekt met veel te veel risico over en  reageert te laat of te traag op een
wordt voortdurend of bijna altijd getikt loper die oversteekt
 let alleen op eigen bedreiging  kan geen meerdere functies
 kan geen medespeler bevrijden tezelfdertijd (tikker en bewaker)
uitvoeren

 neemt nog te weinig initiatief om over  tikt regelmatig een loper


1 te steken.  dreigt naar twee kanten om te tikken
 steekt met veel risico over  let afwisselend op verschillende lopers
 komt regelmatig ongetikt aan de  tikt een passerende loper vlug aan
overkant  let na een tikpoging weer snel op de
 probeert tegelijkertijd met andere andere lopers.
loper over te steken  verplaatst zich niet te veel naar lopers
 neemt een gunstige startpositie in aan die dreigend het tikgebied in komen
zijkant van het veld  heeft moeite met verschillende
 loopt in een alles of niets poging langs functies (tikker en bewaker)
de tikker door het tikgebied heen.
 kan niet op alle tikkers letten
 kan geen medespeler bevrijden

 kiest een goed moment om over te  tikt bijna altijd een loper
2 steken  kiest een gunstige tikpositie
 kiest een gunstige startpositie  staat na een tikpoging meteen weer in
 kan op alle tikkers letten een gunstige positie
 gaat het tikgebied in om te dreigen met  past de tikpositie aan de positie en
oversteken en keert terug als de tikker actie van de medetikker aan
bedreigend is  bedreigt verschillende lopers
 maakt schijnbewegingen waardoor de tegelijkertijd
tikker wordt afgeleid  geeft een loper soms meer ruimte om
 loopt versnellend een loopactie uit te lokken
 steekt in een lager tempo over als er  doorziet eenvoudige schijnacties van
minder dreiging van een tikker is. de loper
 lokt de tikker als die zich meer op de  kan verschillende functies (tikker en
andere loper richt bewaker) uitvoeren
 kan medespeler bevrijden

 versnelt tijdens het lopen  tikt altijd een loper, ook de betere
3  krijgt samen met andere loper de tikker  kiest de meest gunstige tikpositie
uit positie zodat betere lopers getikt worden.
 lokt de tikker om andere lopers  let afwisselend op verschillende
oversteekmogelijkheden te geven dreigende lopers
 maakt verschillende schijnbewegingen  verstopt de dreiging om te tikken voor
 kiest zijn startpositie in het midden om de lopers
andere lopers de eenvoudige posities te  stemt eigen positie voortdurend af op
gunnen positie van de andere tikker
 kan in het tikgebied nog met een  kiest een groter gedeelte van het veld
richtingsverandering de tikker om te bewaken
ontwijken.  kan de loper misleiden door een
 kan meerdere functies tezelfdertijd schijnactie
(loper, jatter, bevrijder) uitvoeren  kan verschillende functies tezelfdertijd
(tikker en bewaker) uitvoeren

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 16


8. Praktijkvoorbeelden loop- en tikspelen

Er bestaan heel veel verschillende loop- en tikspelletjes. Eigenlijk is het altijd hetzelfde
maar steeds in een ander kleedje verpakt. Het is ondoenlijk om ze allemaal op te noemen
en om ze allemaal in het onderwijs te spelen. De 5 door ons gekozen loop- en tikspelen
zijn voorbeelden van activiteiten waaruit blijkt dat in een gevorderd stadium binnen die
kleine spelen complexe leerdoelen ook door leerlingen gerealiseerd kunnen worden.

1. Huisje verwisselen
2. Blokjesroof
3. Samentik go-go
4. Verover de achtergrens
5. Slangen, kippen en vossen

Met behulp van onze spelfiches met enerzijds de spelkaart (het MIST-principe) en
anderzijds de uitbouwkaart (Lukt het? Loopt het? Leeft het? Leert het?) hebben we dan ook
aandacht voor volgende spelprincipes:

 Speleinde: gebruik van stoppilon en kookwekker


 Variatie-gradatie-differentiatie: wijziging inrichting, dribbelen als handicap
 Functieuitbreiding: de ridder als extra-tikker,
 Bevrijden: schone voeten halen via sluipsteegje, twee is te weinig, stopcontact,
palmboompje, pingpong, high five, James Bond, …
 Vrijplaats: hoepels-krijtcirkels-turnmatjes – vrijzone-vrijgebied
 Schuilplaats
 Puntentelling telkegel/telblokje – teerling - met gezelschapspelopdrachten
(scrabble, mastermind, cijfers en letters, zeeslag, …)

Jan Boury – loop- en tikspelen – dag van de bewegingsopvoeding – 8 januari 2010 17

You might also like