You are on page 1of 23

ECONOMISCHE & JURIDISCHE

INTEGRATIE VAN EUROPA


SAMENVATTING

ECONOMISCHE INTEGRATIE: WELVAARTSANALYSE


... WAT IS ECONOMISCHE INTEGRATIE?
Economische integratie is het verwijderen van barrières tussen verschillende landen, met als
voornaamste resultaat een toename in de concurrentie. Het Europese integratieproces is
beïnvloed door zowel supranationale als intergouvernementele en federalistische invloeden.
Economisch regionalisme is in principe in strijd met het niet-discriminatie-principe van de
Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT), en daarom bestaat er
artikel 24, waarin de verhouding tussen de GATT en CU’s en FTA’s omschreven worden.

... ECONOMISCHE INDICATOREN


Een voorbeeld van een indicator die laat zien hoe het met de economie gaat is het bruto
binnenlands product (BBP), een soort meting van de totale economische activiteit in een
land. Als je dit afweegt tegen de bevolking (BBP per hoofd van de bevolking) kun je landen
met elkaar vergelijken. Andere indicatoren zijn economische groei (groei/afname van het
BBP), productiviteit (mate van efficiëntie), de staat van de arbeidsmarkt en de mate van
werkloosheid. Ook wordt er vaak gekeken naar handel en ‘flows’ tussen landen, waarbij er
onderscheid wordt gemaakt tussen de lopende rekening (handel in goederen en diensten)
en de kapitaalrekening (handel in kapitaal).

... BALASSA’S FASES VAN ECONOMISCHE INTEGRATIE


Balassa’s fase van economische integratie
In 1961 kwam de Hongaarse econoom Béla Balassa met een chronologisch systeem ter
verduidelijking van een economisch integratieproces. Hoewel is gebleken dat dit systeem in
de praktijk niet altijd deze volgorde volgt en er genoeg op is aan te merken (zoals het feit dat
de laatste fase geen federalisme weergeeft), geeft het wel een handig overzicht.

vrijhandelszone (FTA)
In een vrijhandelszone worden interne export- en importtarieven en export- en importquota’s
afgeschaft. Iedere staat behoudt wel zijn eigen externe tarieven met landen buiten de
vrijhandelszone.

douane-unie (CU)
Een douane-unie is in de basis een vrijhandelszone, met als extra toevoegingen dat
discriminatie op goederenmarkten wordt gereduceerd en dat externe tarieven worden
geharmoniseerd.

interne markt (CM)

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Een interne markt is in de basis een douane-unie, met als extra toevoeging dat restricties op
‘factormarkten’ zoals arbeid en kapitaal worden opgeheven.

economische unie
Een economische unie is in de basis een interne markt, met als extra toevoeging dat
nationaal economisch beleid wordt geharmoniseerd met als doel het doen afnemen van
discriminatie op de markten.

complete economische integratie


Complete economische integratie is in de basis een economische unie, met als extra
toevoegingen dat er gemeenschappelijk economisch (fiscaal en monetair) beleid is en dat er
sprake is van een supranationaal bestuur (dus een politieke unie).

... WELVAARTSANALYSE
algemene introductie op marktwerking
De effecten van vrijhandel kunnen worden geanalyseerd door te kijken naar de
binnenlandse prijs zonder handel in vergelijking tot de wereldprijs. Een lage binnenlandse
prijs impliceert dat een land een comparatief voordeel heeft in het produceren van een goed
en dat dat land een exporteur zal worden. Een hoge binnenlandse prijs impliceert het
tegenovergestelde. Als een land handel toestaat en exporteur wordt, gaat dat ten bate van
producenten en ten koste van consumenten. Als een land importeur wordt is het
tegenovergestelde het geval. In beide gevallen zijn de voordelen echter groter dan de
nadelen. Een tarief brengt een markt dichter bij de evenwichtsprijs zonder handel en doet
daarmee de voordelen van handel verminderen. Binnenlandse producenten en de overheid
zijn weliswaar beter af, maar dit compenseert de afname van voordelen van de consument
niet. Hoewel er verschillende argumenten voor het beperken van handel zijn (beschermen
van banen, nationale veiligheid waarborgen, startende industrieën ondersteunen, oneerlijke
competitie voorkomen, reageren op buitenlandse handelsrestricties), wordt vrijhandel door
de meeste economen gezien als de beste optie.

consumentensurplus
Als de marktprijs op €10 ligt, wordt het consumentensurplus gevormd door het totaal aantal
consumenten dat bereid was meer dan dat bedrag te betalen te vermenigvuldigen met het
totale bedrag dat ze bereid waren meer te betalen. Het consumentensurplus vormt samen
met het producentensurplus de totale welvaart.

producentensurplus
Als de marktprijs op €10 ligt, wordt het producentensurplus gevormd door het totaal aantal
producenten dat bereid was het product voor minder aan te bieden te vermenigvuldigen met
het totale bedrag dat ze lager dan de marktprijs wilde gaan zitten. Het producentensurplus
vormt samen met het consumentensurplus de totale welvaart.

tarieven
Een tarief is een bedrag dat door overheden aan bedrijven kan worden opgelegd voordat ze
een product mogen in- of uitvoeren.

non-tarifaire barrières

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Non-tarifaire barrières zijn handelsbarrières anders dan tarieven; principes die de handel
bemoeilijken. Non-tarifaire barrières worden onderverdeeld in drie categorieën: fysieke
barrières (die draaien om het verplaatsen van goederen, diensten, kapitaal en arbeid),
technische barrières (die draaien om verschillen in nationale regulering en standaarden), en
fiscale barrières (die draaien om verschillen in belastingen).

‘autarky price’
De ‘autarky price’ is de prijs van een product als er geen handel wordt gevoerd met het
buitenland, maar er sprake is van protectionistisch beleid waarin alleen binnenlandse
producten op de markt komen. ‘Autarky’ betekent zelfvoorzienend.

‘trade creation’
Simpel gezegd is de ‘trade creation’ de verzameling van voordelen die men ondervindt van
handel met een extra partner. De mate van ‘trade creation’ is afhankelijk van de steilheid van
de vraag- en aanbodlijn, het prijsverschil tussen de oude en de nieuwe handelspartner en de
hoogte van een eventueel tarief.

‘trade diversion’
Simpel gezegd is de ‘trade diversion’ de verzameling nadelen die men ondervindt van
handel met een extra partner aangezien er voor een lagere prijs met andere landen zou
kunnen worden gehandeld. De mate van ‘trade diversion’ is afhankelijk van de steilheid van
de vraag- en aanbodlijn, het prijsverschil tussen de oude en de nieuwe handelspartner en de
hoogte van een eventueel tarief.

welvaartseffect
Het welvaartseffect is de invloed van de veranderde handelssituatie (bijvoorbeeld het
afschaffen van tarieven) op de totale welvaart, oftewel de welvaart van de binnenlandse
producenten en consumenten bij elkaar opgeteld.

... OVERIGE BEGRIPPEN


positieve & negatieve integratie
Positieve integratie wordt ook wel beleidsintegratie genoemd. Dit houdt in dat er
gemeenschappelijk economisch beleid wordt ingevoerd door de integrerende landen.
Negatieve integratie wordt ook wel marktintegratie genoemd. Dit houdt in dat bepaalde
handelsbarrières worden opgeheven.

‘Common External Tariffs’ (CET)


CET is de afspraak dat er binnen een douane unie gemeenschappelijke export- en
importtarieven worden opgelegd aan derde landen. Het invoeren van CET’s in de Europese
Gemeenschap was gecompliceerd, maar zorgde uiteindelijk wel voor de evolutie van een
CU naar een FTA.

ECONOMISCHE INTEGRATIE: EG / EU BELEID


... SPECIFIEKE BELEIDSTERREINEN
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (CAP)

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Het landbouwbeleid heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het Europese
integratieproces. Het feit dat de douane unie pas in 1968, elf jaar na het Verdrag van Rome,
werd ingevoerd, is mede te wijten aan drie jaar aan onderhandelingen over het
landbouwbeleid. Dit is namelijk van nature gericht op protectionisme. Door prijsregulatie,
productiesubsidies, importmechanismen, exportmechanismen en andere fondsen werd
goederen-marktintegratie tegen een enorm hoge prijs verwezenlijkt.

concurrentiebeleid
Concurrentiebeleid richt zich op het behouden van concurrentie en op het voorkomen van
monopolies en kartelvorming, aangezien volgens de regel meer concurrentie voor meer
totale welvaart zorgt. Het concurrentiebeleid kent zijn oorsprong bij de Amerikaanse
Sherman Act van 1890. Hierin wordt monopolie- en kartelvorming verboden onder de
noemer antitrustbeleid. Via het Marshallplan werd het principe in Europa geïntroduceerd en
met het EGKS werd het voor het eerst ingevoerd ter vervanging van nationale kartellen en
indirect ter bevordering van de marktintegratie. Volgens Wolf Sauter heeft dit oorspronkelijk
Amerikaanse model een Europees karakter gekregen door de invloed van het Duitse
ordoliberalisme. Het EU-concurrentiebeleid bestaat uit drie delen als het gaat om private
bedrijven: alle akkoorden die concurrentie binnen interne markten tegengaan of verstoren
zijn verboden (kartelverbod; als de afspraken niet bevorderlijk zijn voor de maatschappij
worden de bedrijven beboet), het misbruiken van een dominante interne marktpositie door
één of meerdere bedrijven is verboden (monopolieverbod; onder misbruik worden oneerlijke
behandeling, aanvallende prijszetting en afhankelijkheidsakkoorden gerekend) en sinds
relatief recent wordt er toezicht gehouden op fusies en overnames die voor dominante
marktposities kunnen zorgen. Uniek is dat het EU-concurrentiebeleid ook uit twee delen
bestaat die betrekking hebben op overheidsorganisaties: liberaliseringsbeleid voor publieke
bedrijven (wat er voor moet zorgen dat publieke bedrijven zich aan de regels van de markt
houden), en toezicht op overheidssubsidies die de concurrentie kunnen verstoren (onder
overheidssubsidies wordt ook belastingvoordelen, voordelige leningen, verhuur onder de
marktprijs en andere oneerlijke behandeling gerekend, voor steun die wenselijk is vanuit
maatschappelijk perspectief geldt een uitzondering).

sociaal beleid
Sociaal beleid bestaat uit maatregelen die moeten zorgen voor een hogere participatiegraad
op de arbeidsmarkt, betere arbeidsomstandigheden, minder sociale exclusie, minder
armoede, gendergelijkheid, betrokkenheid van werkgevers en werknemers in het
wetgevingsproces, en betrokkenheid van werknemers in het beleidsvormingsproces van
bedrijven. Verschillen tussen de lidstaten in omstandigheden, ideologieën en beleid, en
onwil om macht over te dragen hebben er voor gezorgd dat de macht van de EU op dit
gebied beperkt is.

... VERDRAGEN
Verdrag van Rome (1957)
Het Verdrag van Rome vormt de eerste mijlpaal bij de ontwikkeling van een Europese
economische grondwet. De economische doelen van het verdrag zijn de harmonieuze
ontwikkeling van economische activiteiten, continue en gebalanceerde uitbreiding, een
toename in (macro-economische) stabiliteit en een continue toename in de levensstandaard.
Dit moest gebeuren door middel van de gemeenschappelijke markt en onderlinge

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
afstemming van economisch beleid. Bij de doelen en middelen horen drie sleutelprincipes:
loyaliteit aan de gemeenschap (landen moeten in de nationale wetgeving zoveel mogelijk de
doelen van het verdrag zien na te leven), het voorkomen van discriminatie op economisch
vlak en ‘widening’ (de mogelijkheid wetgeving indien nodig op supranationaal niveau uit te
breiden). In de praktijk speelt ook het impliciete principe van ‘regels, geen geld’ een grote
rol. In de praktijk zorgde het verdrag van Rome voor een douane-unie op het gebied van
handel (incompleet), concurrentie, landbouw, en kolen en staal (bestond al).

Europese Akte (SEA, 1986)


De Europese Akte vormt de tweede mijlpaal bij de ontwikkeling van een Europese
economische grondwet. De Europese Akte lijkt qua opzet op het Verdrag van Rome, maar
buiten kleine veranderingen zijn er vijf grote toevoegingen: er is meer sprake van QMV op
het gebied van de interne markt, de interne markt wordt duidelijk en ondubbelzinnig
gedefinieerd, regulering wordt verplicht en wederzijds, algemene veiligheids- en
gezondheidsregels voor op de werkvloer worden ingevoerd en er wordt gewerkt aan
economische en sociale cohesie. Het ‘Single Market Programme: Europe 1992’ vormde een
deel van de Europese Akte. In dit programma stelde men zich ten doel om de complete
interne markt in 1992 te hebben afgerond door non-tarifaire barrières te hebben verwijderd.
In 1992 was het programma ook daadwerkelijk redelijk voltooid: fysieke barrières werden
verminderd door het Schengenverdrag, technische barrières verdwenen door het principe
van wederzijdse erkenning, en op het gebied van fiscale barrières zien we onder andere dat
BTW voortaan in dezelfde bandbreedte valt. Sinds 1997 is er een scorebord waarop wordt
bijgehouden of landen de interne markt middels wetgeving stimuleren, en in 2002 werd het
instituut SOLVIT opgericht, waar praktijken tegen de interne markt worden gemeld. Volgens
het Cecchini-rapport uit 1988 zou het programma leiden tot 4,5% groei, prijsverlagingen en
twee miljoen banen. Het is lastig om dit te meten, aangezien er vooral dynamische effecten
zijn en niet zo zeer directe effecten. Een rapport over de interne markt uit 2007 zegt dat het
een positieve invloed heeft gehad op de economische groei, en over het algemeen wordt de
creatie van de interne markt gezien als een succes.

Verdrag van de Europese Unie / Maastricht (1992)


Bij het Verdrag van Maastricht werden definities uit het Verdrag van Rome herzien en indien
nodig aangepast. Economische en sociale cohesie werd in combinatie met redistributie
(herverdeling van de welvaart) een nieuw doel. Volgens velen zijn de definities echter nog
altijd multi-interpretabel. Qua middelen is de onderlinge afstemming van economisch beleid
veranderd in gemeenschappelijk(e) beleid of activiteiten en is de economische en monetaire
unie geïntroduceerd als nieuw middel. De nieuwe sleutelprincipes zijn stabiele prijzen,
gezonde publieke financiële en monetaire omstandigheden, een duurzame betaalbalans en
een open-markteconomie met vrije concurrentie. In het verdrag staan ook de plannen voor
de EMU uitgewerkt; er moet één gemeenschappelijke munteenheid worden ingevoerd, een
Europees systeem van centrale banken (inclusief ECB), monetair beleid moet worden
bevestigd, en er moet regelgeving worden gemaakt over overheidsbudgetten en (onder druk
van Duitsland) over toetreding tot de EMU. De ‘convergence criteria bestaan uit een hoge
mate van prijsstabiliteit (inflatie niet meer dan 1,5% boven het gemiddelde van de laagste
drie), goede overheidsfinanciën (jaarlijks tekort van minder dan 3% van het BBP), een
relatief lage staatsschuld (maximaal 60% van het BBP), wisselkoersstabiliteit (minimaal 2
jaar binnen de ERM-bandbreedte) en een lage rente (niet meer dan 2% boven het
gemiddelde van de laagste drie). De EMU verving het EMS.

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Verdrag van Amsterdam (1997)
Het Verdrag van Amsterdam veranderde weinig ten opzichte van het Verdrag van Maastricht
op economisch gebied. Er kwam één nieuw doel bij: gelijkheid tussen man en vrouw, wat
eerder al een ethisch doel was van de EU. Ook zijn er enkele herformuleringen, maar die
kwamen slechts voort uit praktische overwegingen. De middelen zijn amper veranderd: sinds
het vorige verdrag is alleen het principe van vrij verkeer van personen minder problematisch
geworden door het Schengenverdrag. Verder wordt het Exchange Rate Mechanism II (ERM
II, waarover onder het kopje ‘EG / EU beleid’ meer informatie) ingevoerd voor niet-
eurolanden en wordt ook het Stabiliteits- en Groeipact ingevoerd (waarover onder het kopje
‘EG / EU beleid’ meer informatie).

... EG / EU BELEID
‘Snake in the Tunnel’ (1972)
In 1971 werd in het Smithsonian Agreement vastgelegd dat een tiental valuta’s binnen een
bandbreedte van +- 2,25% fluctueerde met de Amerikaanse dollar als centrale koers. Dit in
een poging om het Bretton Woods systeem in leven te houden. In 1972 werd de ‘Snake in
the Tunnel’ in het leven geroepen, wat inhield dat wisselkoersen wel mochten fluctueren,
maar dat de sterkste en zwakste valuta’s van Europa altijd binnen een bepaalde
bandbreedte moesten blijven. Al snel blijkt dit systeem te falen, en in 1973 besluiten een
aantal landen hun munt aan de Deutschmark te koppelen, waarmee een soort Europees,
ankerloos, Bretton Woods systeem wordt ontwikkeld.

Europees Monetair Systeem (EMS, 1979)


Het Europees Monetair Systeem ontstond in 1979 na een ontmoeting tussen Valérie Giscard
D’Estaing en Helmut Schmidt. Het EMS bestond uit een wisselkoersmechanisme (ERM, een
grote tabel met wisselkoersen met een totale bandbreedte van 4,5% voor lidstaten en van
6% voor nieuwkomers), de introductie van een Europese valuta-eenheid (ECU, niet zo zeer
een valuta maar een doorberekeningssysteem waarin EC-budgetten werden berekend), een
‘divergentie-indicator’ (moest aangeven wanneer wisselkoersen buiten de bandbreedte
raakten) en monetaire samenwerking tussen in eerste instantie de grote zes, Denemarken
en Ierland (samenwerking als interventie noodzakelijk was, ondersteund door middel van
fondsen). Griekenland mocht opvallend genoeg niet meedoen aan de monetaire
samenwerking. Het doel van het monetair beleid is altijd gebaseerd geweest op het doel van
het Duitse monetaire beleid: prijsstabiliteit. Hoewel het EMS symmetrisch moest zijn, bleek
de Deutschmark informeel gezien toch het anker. In de eerste vier jaar is het systeem lastig
te handhaven, maar als Frankrijk het Duitse monetaire beleid aan gaat houden gaat het
steeds beter. Het EMS werd in 1992 met het Verdrag van Maastricht vervangen door de
EMU.

Het Delors-plan (1989)


Het Delors-plan van 1989 was het plan voor één Europese munteenheid. Het werd
geschreven onder de ambitieuze nieuwe EC-president Delors met als doel het consolideren
van het succes van het EMS na de eenwording van Duitsland. In het rapport, dat is
opgesteld door een comité van centrale bankdirecteuren, worden de voor- en nadelen van
één munteenheid uiteengezet en wordt er gesproken over een driestappenplan om de
munteenheid in te voeren. In de eerste fase moest de interne markt worden gecompleteerd

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
en moesten alle lidstaten deelnemen aan de EMS, in fase twee moesten de EMU en de
ECB (met supranationale macht) worden opgericht, en in de derde fase moesten
wisselkoersen worden gereguleerd, monetair beleid naar de EC worden verschoven en tot
slot de munteenheid worden ingevoerd.

Europese Monetaire Unie (EMU, 1992)


De EMU werd in 1992 met het Verdrag van Maastricht geïntroduceerd als vervanger van het
EMS. De voornaamste voordelen van de EMU zijn het verdwijnen van transactiekosten,
meer transparantie bij prijsvergelijkingen, en een verbeterde positie op het wereldtoneel.
Daar tegenover staan een verlies aan monetaire autonomie, het verlies van de nationale
valuta, technische kosten verbonden aan de EMU, en een zeker machtsverlies voor
sommige lidstaten. Men gaat er over het algemeen van uit dat de kosten de baten ontstijgen.

Europees Monetair Instituut (EMI, 1994)


In 1994 wordt het EMI opgericht, waarna een jaar later wordt besloten om in 1999 één
gemeenschappelijke munteenheid te introduceren. Door angst uit Duitsland werd in 1996 het
SGP geïntroduceerd, wat voor extra regelgeving zorgde (maar daarover hieronder meer). In
1998 bepaalde de Europese Raad welke landen aan de ‘convergence criteria’ voldeden (elf,
exclusief landen die een opt-out bedongen) en in 1999 werd de euro geïntroduceerd. In
2001, een jaar voordat de euro een wettelijk betaalmiddel werd, nam ook Griekenland de
euro aan als munteenheid. Daarna volgden nog Slovenië (2007), Cyprus, Malta (beiden
2008), Slowakije (2009), Estland (2011), Letland (2014) en Litouwen (2015), wat het totaal
aantal eurolanden op negentien bracht. Als er geen opt-out bedongen is, is het voor een EU-
land verplicht om de euro aan te nemen als wettelijke munteenheid.

Stabiliteits- & Groeipact (SGP, 1996/1997)


In 1996 in Dublin werd de afspraak gemaakt voor het Stabiliteits- en Groeipact, een pakket
aan extra fiscale regels voor de EMU. Het SGP werd in 1997 met het Verdrag van
Amsterdam officieel ingevoerd en het vormde een vervolg op de ‘convergence criteria’. De
regelgeving was als volgt: lidstaten dienden een gebalanceerd budget te hebben op de
middellange termijn (toename van de staatsschuld moest worden vermeden), tekorten van
boven de 3% werden beboet (toezicht door de Europese Raad) en er worden geen sancties
opgelegd in buitengewone omstandigheden (zoals een natuurramp of een recessie van
meer dan 2%). Het economische idee achter het SGP is dat als overheden grote tekorten
hebben, ze veel moeten lenen waardoor de rente op kapitaalmarkten toeneemt en andere
landen ook meer rente moeten betalen over hun staatsschuld (negatieve spillover). Deze
extra leningen en verhoogde rente kunnen er vervolgens voor zorgen dat de ECB onder
druk wordt gezet om uitgebreider monetair beleid te voeren, maar dat gaat ten koste van de
prijsstabiliteit en onafhankelijkheid. Bovendien kan dit zorgen voor moreel wangedrag van de
lidstaten in een later stadium. Het SGP blijkt in de praktijk niet goed te werken, landen
hebben moeite om hun tekorten te beperken en als landen zich er niet aan houden worden
ze vaak niet aangegeven bij de Europese Raad. Daarom vindt in 2005 een hervorming
plaats; voortaan wordt er een bredere economische analyse gemaakt, waarbij wordt
gekeken naar conjunctuur, de lengte van een recessie en structurele hervormingen en
investeringen. Sinds de eurocrisis volgen er nog meer hervormingen: het Six Pack van 2011
zorgt voor meer toezicht op tekorten en het invoeren van de ‘macro-economische balans-
procedure’, het Two Pack van 2013 zorgt voor meer fiscale coördinatie en de plicht voor

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
lidstaten om hun budgetten voor goedkeuring door te geven bij het Europees Semester, en
het Fiscaal Compact van 2013 zorgt voor de invoering van de ‘evenwichtige begrotingsregel’
en de ‘schuldenrem-regel’. Toch lijkt het SGP nog altijd niet volledig te werken.

Eurogroep (1997/2007)
De Eurogroep is een in institutie die bestaat uit de ministers van financiën van de
eurolanden. De Eurogroep is in 1997 ontworpen door de Europese Raad en werd in 2007
pas officieel actief. De president is de Portugees Mario Centeno en de Europese Raad en de
Europese Centrale Bank spelen een adviserende rol. Het is een vrij geïmproviseerde, zeer
machtige, redelijk ondemocratische, intergouvernementele organisatie die ten tijde van de
eurocrisis min of meer de rol van ‘euro-overheid’ vervulde. Ze coördineerde noodfondsen,
creëerde stabiliteitsfondsen, en hielden toezicht op beide.

Europese Centrale Bank (ECB, 1998)


De eurozone wordt geleid door het Europese Systeem van Centrale Banken (ESCB),
bestaande uit de supranationale Europese Centrale Bank in Frankfurt en de nationale
centrale banken. De leidende raad bestaat uit de negentien presidenten van de nationale
centrale banken en het zestallige raad van bestuur, waaraan ECB-president Christine
Lagarde en de vice-president van de ECB toebehoren. De belangrijkste taken van de ECB
zijn monetair beleid voeren middels de rente (als ESCB zijnde), het implementeren van
Europees monetair beleid (soms in samenwerking met Ecofin, het Europees Parlement of de
Europese Commissie), het controleren van buitenlandse valutareserves, het promoten van
goed werkend (internationaal) betalingsverkeer en toezicht houden op het financiële
systeem (voornamelijk via de nationale banken). Het belangrijkste bijbehorende doel is
prijsstabiliteit. In 1998 werd Wim Duisenberg benoemd tot eerste president van de Europese
Centrale Bank.

Wisselkoersmechanisme II (ERM II, 1999)


Het wisselkoersmechanisme II is de aangepaste versie van het eerdere
wisselkoersmechanisme, dat geldt voor EU lidstaten die niet tot de eurozone zijn
toegetreden. Volgens het ERM II moeten deze landen een stabiele wisselkoers hebben (met
een bandbreedte van 15%) en helpt de ECB bij interventies om dit te controleren.

Lissabon Agenda (2000)


In 2000 werd er in Lissabon tijdens een vergadering een lijst met doelen opgezet voor de
Europese Unie; per 2010 zou het de meest competitieve en dynamische kenniseconomie
van de wereld moeten zijn, zou het in staat moeten zijn om duurzame economische groei te
bewerkstelligen, zou het meer en betere banen moeten hebben en zou er meer sociale
cohesie moeten zijn. Deze zogenaamde Lissabon Agenda kwam voort uit een snel
globaliserende wereld en een angst dat de EU dit niet zou kunnen bijbenen. De EU had
namelijk een goed geïntegreerde markt met een sterke munt, maar kende ook veel
structurele werkloosheid en een lage arbeidsparticipatie, en bovendien lag de groei en het
bbp/persoon achter op de VS. De centrale concepten van de Lissabon Agenda zijn
concurrentievermogen, kenniseconomie, structurele hervorming, flexibiliteit, duurzame groei,
arbeidsmarkten, meer/betere markten en sociale cohesie. Neoliberale waarden zoals
concurrentievermogen, dynamiek, innovatie en structurele hervormingen wisselden zich af
met sociaal-democratische ideeën zoals het versterken van het European Social Model. Het

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
is lastig om te meten in hoeverre de doelen zijn behaald, aangezien er in een economie niet
één winnaar is. Een nieuwe, intergouvernementele manier van bestuur werd ook
geïntroduceerd met de Lissabon Agenda, de Open Methode van Coördinatie (OMC), waarin
de Raad van Ministers doelen stellen die door de lidstaten op hun eigen manier mogen
worden ingevuld. Uiteindelijk verscheen er in 2004 een bijzonder kritisch rapport over de
Lissabon Agenda, waarna er in 2005 aanpassingen worden gedaan: de commissie ‘Working
together for Growth and Jobs: A New Start to the Lisbon Strategy’ legde meer nadruk op het
verbeteren van het functioneren van de interne markt, meer en betere banen, meer sociale
cohesie, kennis en innovatie, en verbeteringen in de implementering van wetgeving. De
vraag is of er in de lidstaten wel genoeg politieke wil was voor de doorvoering van de
plannen.

‘Europe 2020’
In 2010 wordt de Lissabon Agenda verlengd onder de naam Europe 2020. De doelen
werden onderverdeeld in drie categorieën: ‘Smart Growth’, ‘Sustainable Growth’ en
‘Inclusive Growth’. Er verschenen ook enkele nieuwe doelen, onder andere op het gebied
van duurzaamheid, milieu en technologie, zoals de 20-20-20 doelen en de zeven ‘Flagship
Projects’. Doelen die werden vastgesteld waren om de werkzaamheid onder 20-64 jarigen te
doen toenemen tot 75%, de uitvalpercentages op scholen onder de 10% te krijgen, er voor
te zorgen dat 40% van de 30-34 jarigen ‘derdegraads’ onderwijs zou hebben gevolgd en er
voor zorgen dat er tenminste 20 miljoen mensen minder onder de armoedegrens zouden
leven. Inmiddels is Europe 2020 al gedeeltelijk vervangen door de ‘Green New Deal’, maar
op de volledige vervanging wachten we nog.

... DE EUROCRISIS
De eurocrisis
De eurocrisis van 2009 ontstond ten gevolge van het instorten van de Amerikaanse
(‘subprime’) hypotheken-bubbel in 2007. Deze ontstond doordat mensen die eigenlijk niet
genoeg geld hadden een hypotheek namen, en het besef dat deze enorme risico's op grote
schaal werden genomen zorgde voor paniek bij financiële instellingen om deze hypotheken
te verkopen. De eurocrisis was meer een bankencrisis dan letterlijk een eurocrisis. Ook
wordt het gezien als een staatsschuldencrisis, een crisis van intra-EU-verschillen, een EU-
governance crisis (aangezien men zich niet had voorbereid op het scenario) en binnen
sommige lidstaten een politieke crisis. Voor de eurocrisis kende Griekenland een enorme
groei en werd er niet te veel uitgegeven, maar dit sloeg in 2009 voor een flinke periode totaal
om. Ierland had ook surplussen, maar ook zij werden keihard getroffen. Italië en Griekenland
uitgezonderd, was de staatsschuld in iedere lidstaat ook redelijk op orde. Een belangrijk
probleem bij de eurocrisis was dan ook private schuld: vooral Ierland en Spanje hadden
gigantische moeite om hun banken overeind te houden. Het bankenprobleem had mede te
maken met de invloed van Noord-Europa op het zuiden. Het probleem werd verergerd
doordat de rente op leningen voor landen in zware tijden, zoals Griekenland, enorm hoog
werd. De crisis wordt op verschillende politiek-economische manieren verklaard. Volgens
sommigen lag de crisis aan een gebrek aan fiscale discipline in (voornamelijk) de zuidelijke
landen, maar deze theorie wordt niet als volledig sluitend gezien. Sommigen wijten het aan
structurele verschillen tussen Europese economieën. Een andere theorie, wiens belang vaak
wordt onderschat, is dat de crisis voortkomt uit designfouten van de euro: wisselkoersen
zorgen namelijk voor automatische schokdempers tussen verschillende landen. Anderen

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
wijzen op de macro-economische onbalans, die er voor zorgt dat noordelijke landen
exporteren en uitlenen aan zuidelijke landen, en dat dit eenrichtingsverkeer voor gevaarlijke
situaties kan zorgen. Volgens sommigen heeft de crisis en haar nasleep gezorgd voor een
nieuw liberaal intergouvernementalisme, terwijl andere claimen dat we steeds meer
ondemocratisch neoliberalisme (neoliberaal autoritarisme, statisme) gebaseerd op
marktlogica zien.

Reactie van de EU op de crisis


De reactie van de Europese Unie op de eurocrisis wordt verdeeld in zeven stappen,
waarvan de eerste ‘Stap 0’ wordt genoemd. ‘Stap 0’ vindt plaats in 2008: de lidstaten
spraken intergouvernementeel af om een fiscaal stimuleringspakket af te sluiten bestaande
uit een afname in belastingen en toename in uitgaven. Deze Keynesiaanse aanpak bleek
van korte duur. Bij stap 1 kwamen lidstaten op intergouvernementele wijze (buiten de
verdragen om) met financiële steunpakketten in de vorm van leningen voor landen die hun
schulden niet langer konden financieren. Het werd uitgevoerd in samenwerking met de ECB
en het IMF en de voorwaarde was dat de landen die er gebruik van maakte hun economie
hervormden, waarop toezicht werd gehouden. Stap 2 bevatte pogingen om de
intergouvernementele steun structureel te maken door middel van noodfondsen. In 2010
werd het tijdelijke European Financial Stabilization Mechanism opgericht, opgevolgd door
het tevens tijdelijke European Financial Stability Facility. In 2012 werd het permanente
European Stability Mechanism opgezet. Met de noodfondsen konden lidstaten via de
financiële markt geld lenen onder garantie van rijkere lidstaten om zo zowel hun private
schuld als staatsschuld weg te kunnen werken. Stap 3 bestond uit intensiveringen van het
SGP onder leiding van de Europese Raad. De hervormingen leidden uiteindelijk tot striktere
regelgeving, en de vraag is of dat wel de juiste tactiek was. Stap 4 bestond uit het versterken
van de eurogroep (waarover meer onder het kopje ‘EG / EU beleid’). Stap 5 bestond uit
monetaire interventie door de Europese Centrale Bank. Na vrij lang te hebben gewacht met
ingrijpen voorzagen ze uiteindelijk banken met liquiditeit en kochten ze indirect
staatsobligaties via het Securities Market Program vanaf 2010. Met het Outright Money
Transactions van 2012 werd het kopen van staatsobligaties op directe wijze toegestaan, wat
zeer controversieel is, aangezien het de waarde ‘onafhankelijkheid’ van de ECB zou
aantasten. De laatste stap, stap 6, bestond uit nieuwe ‘governance’ van de financiële
markten: voor het eerst werd supranationale regelgeving voor banken ingevoerd in de EU.
Het European System of Financial Supervision (ESFS) werd opgericht en vormde een
centraal punt van toezicht voor alle Europese banken. Daarnaast werd ook de Bankenunie
opgericht, bestaande uit onder andere het ‘Single Rulebook’ (gemeenschappelijke
regelgeving voor Europese banken), ‘Single Supervision’ (toezicht voor iedereen door de
ECB), en het ‘Single Resolution Board’ (als banken in de problemen zitten krijgen ze een
gedeeltelijke garantie middels het ‘Single Resolution Fund’).

... OVERIGE BEGRIPPEN


zwevende / flexibele wisselkoers
De zwevende of ook wel flexibele wisselkoers is een van de twee wisselkoersregimes. De
wisselkoers wordt hierbij bepaald door vraag en aanbod. Als veel Europeanen producten uit
de VS willen kopen, kopen ze dollars met hun euro’s en zal de dollar door de vergrote vraag
meer waard worden t.o.v. de euro. De koers fluctueert enorm en vandaag de dag is dit
regime de norm.

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
vaste wisselkoers
De vaste wisselkoers is het andere wisselkoersregime. Hierbij wordt de wisselkoers bepaald
door monetaire autoriteiten (centrale banken); er wordt geïntervenieerd in de economie.
Centrale banken hebben valuta voorraden en als de dollar door een grote Europese vraag
naar Amerikaanse producten in vraag toeneemt, compenseert de centrale bank dit door veel
dollars op de markt te brengen. We zien dit regime vandaag de dag vooral nog in autoritaire
staten.

Bretton Woods systeem


Het Bretton Woods systeem werd opgezet in 1944 onder leiding van de VN en vormt de
eerste poging tot wereldwijde monetaire samenwerking. Onder andere Harry Dexter White
en John Maynard Keynes werden betrokken bij de ontwikkeling van stabiele wisselkoersen
ten opzichte van de Amerikaanse Dollar ter stimulering van de wereldhandel. De Dollar
vormde het ‘anker’, dat werd gekoppeld aan een bepaalde hoeveelheid goud. Vervolgens
werden andere valuta gebonden (‘pegged’) aan de Dollar waardoor er min of meer vaste
wisselkoersen ontstonden. De Bretton Woods conferentie zorgde ook voor de oprichting van
het IMF en de oprichting van de voorloper van de Wereldbank. In 1968 begint de langdurige
stabiliteit van het systeem in Europa spaak te lopen als Frankrijk last krijgt van een tekort op
de lopende rekening ten opzichte van Duitsland. Bij een flexibele wisselkoers balanceert dit
tekort zich vanzelf weg, maar bij een stabiel systeem zou het IMF moeten ingrijpen. In 1971
stopte het systeem definitief: de lange periode van naoorlogse groei stagneerde, de Nixon-
shock (het loskoppelen van de dollar van een stuk goud) en de Vietnamoorlog, die zorgde
voor flinke inflatie bij de Amerikanen, resulteerde uiteindelijk in het einde van het systeem.

Werner-rapport
Het Werner-rapport werd in 1969 in Den Haag gepresenteerd als reactie op de toegenomen
economische spanningen na een lange periode van stabiele groei. Het bevatte een
driestappenplan om in 1980 een gemeenschappelijke Europese munteenheid in te voeren.
De eerste driejarige fase bestond uit het coördineren van macro-economisch beleid om de
wisselkoers-fluctueringen te verminderen. In fase twee moest het Europees Monetair
Samenwerkingsfonds worden opgericht die bestond uit nationale centrale bank-directeuren
die gezamenlijk supranationaal konden ingrijpen om de wisselkoersen te stabiliseren, maar
dit is uiteindelijk nooit gebeurd. In fase drie moest er een Europese Centrale Bank met één
munteenheid ontstaan.

Keynesiaanse school
De Keynesiaanse school is een van de twee voorname ‘scholen’ op gebied van monetair
beleid. Het is gebaseerd op het gedachtegoed van de Britse econoom John Maynard
Keynes en het idee is dat monetair beleid kan worden gebruikt om de economie op korte
termijn te stabiliseren.

monetaristische / nieuw-klassieke school


De monetaristische of nieuw-klassieke school is een van de twee voorname ‘scholen’ op
gebied van monetair beleid. Het komt voort uit het werk van de Amerikaanse econoom
Milton Friedman en het idee is dat monetair beleid alleen maar voor meer onrust zorgt op de

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
lange termijn. Het beleid van de Europese Unie lijkt meer hier op dan op de ideeën van de
Keynesiaanse school en is wettelijk vastgelegd (en dus niet aanpasbaar).

Kok-rapport (2004)
Het Kok-rapport uit 2004 vormde de negatieve evaluatie van de Lissabon Agenda: doelen
werden niet behaald doordat het er te veel waren, er was te weinig sprake van coördinatie,
doelen conflicteerden met elkaar en er was sprake van besluiteloosheid. In het rapport werd
geadviseerd om het aantal doelen te verminderen, het aantal indicatoren ter toezicht op de
lidstaten te verminderen, maar ondertussen wel strikter toezicht houden op de lidstaten. Ook
was er een initiatief om middels zogenaamde ‘benchmarks’ (referentiepunten) te controleren
hoe individuele lidstaten het deden, maar dit initiatief werd verworpen door de Europese
Raad in 2005.

McKinnon-criteria
Volgens de McKinnon-criteria liggen de kosten van het opgeven van het
wisselkoersmechanisme voor kleine handelslanden lager. Aanwezigheid van factoren als
salarisflexibiliteit en prijsflexibiliteit worden ook gezien als voordelig om de kosten voor het
afzien van een wisselkoersmechanisme op te vangen.

Kenen-criteria
Volgens de Kenen-criteria zijn landen met zowel gevarieerde productie als gevarieerde
export, maar desalniettemin een overeenkomstige structuur, het meest geschikt voor een
valuta-unie. Factoren als ‘openheid’, de mate van overeenkomstigheid in productiestructuur
en handel, het bestaan van alternatieve economische mechanismen, en de mate van
homogeniteit op het gebied van economisch beleid en economische doelen zijn van groot
belang in de vorming van een valuta-unie.

Mundell-criteria
Volgens de Mundell-criteria is vrij verkeer van personen een voorwaarde om een OCA, een
multinationale valuta-samenwerking zoals de euro, succesvol te bewerkstelligen.

‘impossible trinity’
De ‘impossible trinity’ is een principe dat zegt dat het onmogelijk is om een internationaal
monetair akkoord te bereiken waarin zowel vrij kapitaalvervoer, als gefixeerde
wisselkoersen, als autonomie van monetair beleid worden gewaarborgd.

JURIDISCHE INTEGRATIE: INSTITUTIES


... EUROPESE COMMISSIE
De Europese Commissie 17. 244 - 250. is een supranationale institutie die zetelt in het
Berlaymontgebouw in Brussel. Onder de taken valt het ontwikkelen van wetsvoorstellen, het
monitoren van de implementatie van nieuwe wetten in de lidstaten, het ontwikkelen en
beheren van het EU-budget, het vertegenwoordigen van de EU bij internationale
onderhandelingen, het overzien van uitbreiding van de EU en de coördinatie van EU-
ontwikkelingshulp. De EC bestaat uit 28 commissieleden (één per land) die voor vijf jaar
worden gekozen, ieder over een specifiek beleidsterrein gaan, en de belangen van de EU
vertegenwoordigen. Commissieleden worden voor hun aanstelling ondervraagt door het EP,

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
die vervolgens de mogelijkheid hebben om het college in haar volledigheid goed of af te
keuren. Elk commissielid heeft een kabinet, een kleine groep assistenten en adviseurs
geleid door een kabinetschef. Er is één voorzitter van de commissie (Ursula von der Leyen),
die moet worden genomineerd door de ER en moet worden goedgekeurd door het EP voor
een ambtstermijn van vijf jaar. De voorzitter roept de commissie één keer per week bijeen en
bepaald de agendasetting. Binnen deze sessies is deelname voor commissieleden verplicht
en wordt er gestemd bij meerderheid. De directoraten-generaal vormen departementen
binnen de EC die onder leiding van de directeur-generaal verantwoordelijk zijn voor het
overzien van de invoering en toepassing van beleid voor een bepaald specifiek
beleidsterrein. De wetsvoorstellen worden geschreven door stafleden van een specifiek
directoraat-generaal, vervolgens wordt het wetsvoorstel gekeurd door de andere
directoraten-generaal en door de juridische dienst. Daarna wordt het nog eens
doorgenomen op een ontmoeting van de kabinetschefs en later ook op een ontmoeting van
het College van Commissieleden. Uiteindelijk wordt het naar de Raad van Ministers en het
EP gestuurd en als het dan wordt goedgekeurd wordt het onder toezicht van de EC
geïmplementeerd in de lidstaten.

... EUROPEES PARLEMENT


Het Europees Parlement 14. 223 - 224. is een supranationale institutie die zetelt in de
Espace Leopold in Brussel en in het Louise-Weissgebouw in Straatsburg. Het kan
wetsvoorstellen en het EU-budget goed- en afkeuren, kan druk uitoefenen op de EC om met
bepaalde wetsvoorstellen te komen, wordt door de EC en de Raad van Ministers op de
hoogte gehouden van hun activiteiten, heeft de mogelijkheid om kandidaten voor de positie
van EC-president en Hoge Vertegenwoordiger van BuZa en Veiligheid goed- of af te keuren
en kan het College van Commissieleden afzetten. Het EP bestaat uit 705 MEP’s (incl.
president) uit alle lidstaten gekozen door de Europese bevolking voor vijf jaar. De precieze
samenstelling van het EP wordt bepaald door de ER. Het EP zetelt 12 keer per jaar in
Straatsburg en de parlementaire comité-sessies en kantoren bevinden zich in Brussel. Het
Algemeen Secretariaat is te vinden in Luxemburg. Ieder land heeft een bepaald aantal zetels
voorgeschreven staan waarvoor gekozen kan worden in relatieve verhouding met het
inwoneraantal. Er is één president (Davide Sassoli) die wordt verkozen door de groepen in
het parlement voor een termijn van tweeënhalf jaar. De president is kamervoorzitter tijdens
de debatten (hij wordt bij afwezigheid vervangen door één van de veertien vice-presidenten),
tekent het EU-budget en alle andere wetsvoorstellen, brengt wetsvoorstellen onder bij
comités, en representeert het EP in juridische zaken en in relatie tot andere Europese
instituties. MEP’s verenigen zich in transnationale groepen op basis van ideologie of zijn lid
als onafhankelijken. De grootste partijen zijn de christendemocraten (EPP) en de sociaal-
democraten (S&D). Andere partijen zijn het linkse GUE/NGL, het groene Greens/EFA, het
liberale Renew Europe, het conservatieve ECR en het eurosceptische EFDD. Specifiek werk
wordt gedaan door comités, bestaande uit 25-71 parlementsleden per specifiek
beleidsonderwerp. De Conferentie van Presidenten vormt het belangrijkste administratieve
bestanddeel van de EP. Het bestaat uit de voorzitters van de politieke groepen en wordt
voorgezeten door de president van het EP. Het is verantwoordelijk voor het beheren van de
plenaire sessies en het comité-systeem van de EP.

... EUROPESE RAAD

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
De Europese Raad 15. 235 - 236. is een intergouvernementele institutie die zetelt in Brussel.
De ER bestaat uit de staatshoofden van de lidstaten onder de noemer ‘het raad van bestuur’
en een voorzitter (Charles Michel) die benoemt wordt door de ER voor een termijn van
tweeënhalf jaar. Ze komen tenminste vier keer per jaar samen om strategische beslissingen
te nemen, de grote beleidslijnen uit te zetten, en kandidaten te nomineren voor bepalende
posities binnen de EU (zoals voorzitter van de EC, Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor
de GBVB en president van de ECB). De ER onderscheid informele, geplande en
buitengewone bijeenkomsten. Ze worden in de praktijk ondersteund door het secretariaat
van de Raad.

... RAAD VAN DE EUROPESE UNIE / MINISTERS


De Raad van de Europese Unie 16. 237 - 243. is een intergouvernementele instelling die
zetelt in het Justus-Lipsiusgebouw in Brussel. Het beschikt over wetgevende macht en
budgetrecht, coördineert economisch beleid en veiligheidsbeleid van de lidstaten, bepaald
het gemeenschappelijke veiligheid- en buitenlandbeleid en tekent internationale verdragen
namens de EU. De Raad bestaat uit de nationale ministers afhankelijk van het onderwerp
van discussie. Er zijn dus verschillende samenstellingen zonder dat er een hiërarchie zit
tussen deze, maar er is wel een ‘Algemene Zaken Raad’, bestaande uit de ministers van
binnenlandse zaken of de ministers voor Europa (als een lidstaat die heeft). Er is sprake van
een halfjaarlijks wisselend presidentschap tussen lidstaten. Ook de Raad voor buitenlandse
zaken is bijzonder, gezien die wordt geleid door een zogenaamde ‘Hoge Vertegenwoordiger’
(Josep Borrell). De Eurogroep is een informele bijeenkomst van de ministers van financiën
van de eurozone (dus apart van de financiële raad-samenstelling), opgericht in 1997 en
sinds 2005 met een min of meer vaste president (Mario Centeno). De president van de ER
in het algemeen bereidt de bijeenkomsten en de agendasetting voor de Raad voor, is
voorzitter bij de meeste ontmoetingen van de Raad en Coreper, representeert de Raad bij
andere Europese instituties en promoot samenwerking en consistentie in de wetgeving
tussen de lidstaten. De president werkt met het zogenaamde trio-systeem, waarin hij nauw
samenwerkt met zijn voorganger en opvolger om de samenhang van het beleid te
waarborgen. Buiten de ministers om bestaat er ook Coreper, een groep permanente
vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie die al veel voorwerk doen zodat de
ministers alleen nog maar het beslissende oordeel moeten maken. Er wordt veelal gebruik
gemaakt van stemming middels gekwalificeerde meerderheid, waarbij er een substantiële
meerderheid nodig is om te winnen. Het EC stuurt voorstellen naar de Raad en het relevante
deel van de Raad beoordeeld dit voorstel. Vervolgens wordt het naar Coreper gestuurd
zodat het door vertegenwoordigers van de lidstaten kan worden besproken. Daarna wordt
het naar de relevante ministeriële raad gestuurd en is er sprake van een ‘heen-en-weer’-
proces met het EP, waarna uiteindelijk een definitieve beslissing over het wetsvoorstel wordt
genomen. De Raad wordt geassisteerd door het Algemeen Secretariaat van de Raad. Zij
organiseren het werk van de Raad, werken administratief en raadgevend en ze vormen de
juridische controle (past het wetsvoorstel in de bestaande wetgeving).

JURIDISCHE INTEGRATIE: WETGEVINGSPROCES


... WETTELIJKE BASIS
De EU-wetgeving wordt gevormd door primaire wetgeving (verdragen), secundaire
wetgeving (verordeningen, richtlijnen, besluiten, niet-bindende wetten en atypische wetten),

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
internationale akkoorden en algemene principes van EU-wetgeving. De twee EU-verdragen
waarin de algemene wetgeving van de Europese Unie staat uitgewerkt is het Verdrag van de
Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VWEU). In hoofdstuk 1 van de VWEU staan de instituties en hun functies omschreven. De
EU heeft drie soorten competenties 2 - 6. : exclusief, gedeeld en complementair. In deel 3
van de VWEU zijn er gedetailleerde hoofdstukken over alle beleidsterreinen terug te vinden.
Om een wettelijke basis voor EU wetgeving te vinden, moet je eerst op zoek naar een
competentie. Vervolgens zoek je een wettelijke basis in deel 3 van de VWEU, en tot slot
bepaal je de bijbehorende wetgevingsprocedure.

... WETGEVINGSPROCEDURES
gewone wetgevingsprocedure ordinary legislative procedure
Bij de gewone wetgevingsprocedure 17. 289. ligt het initiatief voor een wetsvoorstel bij de
EC. Het EP en de Raad hebben de beslissende stem over het wetsvoorstel. De
wetsvoorstellen van de EC komen voort uit informeel contact met verschillende actoren en
moeten vallen binnen de kaders van de EU-competenties. Het voorstel wordt als eerst
behandeld in het EP. Bij deze eerste lezing wordt op basis van gewone meerderheid (één
stem meer voor dan tegen of andersom is genoeg) bepaald of het wetsvoorstel wordt
aangenomen of afgewezen. Als het wordt afgewezen kan het EP amendementen toevoegen
aan het voorstel. Ervan uitgaande dat het voorstel wordt afgewezen wordt het nieuwe
voorstel doorgestuurd naar de Raad voor een eerste lezing. Zij kunnen, mits een
meerderheid van de leden aanwezig is, voor of tegen het voorstel stemmen middels het
systeem van gekwalificeerde meerderheid. Een voorstel wordt geaccepteerd als tenminste
55 procent van de leden voor stemt en die leden tenminste 65 procent van de inwoners van
de EU vertegenwoordigen. Mocht het voorstel niet worden aangenomen, dan heeft de Raad
de mogelijkheid om amendementen toe te voegen en het voorstel terug te sturen naar het
EP. In het EP zal vervolgens bij een tweede lezing weer worden gestemd over het voorstel
waarbij een meerderheid van één weer voldoende is voor het aannemen of afwijzen van het
wetsvoorstel. Als het wetsvoorstel nogmaals wordt afgewezen, heeft het EP de mogelijkheid
om weer amendementen toe te voegen en het voorstel terug te sturen naar de Raad. Hier
wordt bij een tweede lezing middels het eerder uitgelegde systeem van gekwalificeerde
meerderheid nogmaals gestemd over het wetsvoorstel, en als dit weer wordt afgewezen
treedt er een zogenaamd bemiddelingscomité in werking. Zo’n comité is een kleine groep
bestaande uit zowel raadsleden als parlementariërs, die samen proberen tot een aangepast
voorstel te komen. Op het moment dat ze hierin slagen wordt het voorstel weer
doorgestuurd naar het EP. Hier kan opnieuw worden gestemd over het voorstel waarbij een
meerderheid van één genoeg is, en bij afwijzing kunnen er weer amendementen worden
toegevoegd. Het voorstel gaat vervolgens terug naar de Raad, en als het voorstel hier wordt
geaccepteerd per gekwalificeerde meerderheid, is het definitief aangenomen. Als deze
laatste versie echter wordt afgewezen, is het voorstel definitief van de baan.

bijzondere wetgevingsprocedure special legislative procedure


De bijzondere wetgevingsprocedure 289. zijn verschillende soorten wetgevingsprocedures
die een stuk minder vaak voorkomen dan de gewone wetgevingsprocedure. Voorbeelden
van bijzondere wetgevingsprocedures zijn de consultatieprocedure, waarin het EP alleen
een raadgevende, niet-bindende rol speelt, en de instemmingsprocedure, waarin het EP niet
de mogelijkheid heeft om amendementen te introduceren.

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
... SECUNDAIRE WETGEVING
secundaire wetgeving
Secundaire wetgeving 288 - 290. is de EU-wetgeving die gebaseerd is op de uitgangspunten
en de doelstellingen van de verdragen. De verdragen zelf vormen de primaire wetgeving.
We onderscheiden verschillende soorten secundaire wetgeving.

verordening regulation
Een verordening is een vorm van secundaire wetgeving die algemeen toepasbaar is; het
aantal mensen, bedrijven of instellingen die ermee worden beïnvloed is niet relevant. Een
verordening is wettelijk bindend en direct toepasbaar; de lidstaten hoeven de wetgeving niet
eerst te implementeren.

richtlijn directive
Een richtlijn is een vorm van secundaire wetgeving die algemeen toepasbaar is; het aantal
mensen, groepen, bedrijven of instanties die er mee worden beïnvloed is niet relevant. In
tegenstelling tot bij de verordening staat alleen het doel vast, en niet het middel. De lidstaten
mogen dus zelf kiezen welke regelgeving ze gebruiken om het gemeenschappelijke doel te
bereiken. Straffen voor het overtreden van de regels verschillen per land. De wetgeving is
pas geldig als de lidstaat de wetgeving (die qua omschrijving niet exact hetzelfde hoeft te
zijn als de omschrijving van de richtlijn zelf) geïmplementeerd heeft. Als een lidstaat er niet
in slaagt binnen een bepaalde termijn wetgeving in te voeren, wordt de wetgeving alsnog
direct geldig.

besluit decision
Een besluit is een vorm van secundaire wetgeving die bedoeld is voor een specifieke
mensen, groepen, bedrijven of instanties. Een besluit is bindend en direct toepasbaar.

niet-bindende wetten non-binding acts


Niet-bindende wetten zijn initiatieven voor lidstaten om bepaald beleid uit te voeren, maar
zijn niet wettelijk bindend en er zijn dan ook geen consequenties als lidstaten besluiten er
niets mee te doen. Voorbeelden zijn aanbevelingen (‘recommendations’) en opinies
(‘opinions’).

atypische wetten
Er zijn ook nog wetten die niet onder de eerder genoemde categorieën vallen. Hieronder
vallen wetten als ‘sui-generis’-beslissingen, interinstitutionele akkoorden, resoluties,
conclusies, en ‘communicaties’ van de EC.

... GERECHTELIJKE BEVOEGDHEDEN IN DE EUROPESE UNIE


opbouw van het Europees Hof van Justitie
Het Europees Hof van Justitie vormt de gerechtelijke macht van de Europese Unie en zetelt
in Luxemburg. Het Hof bestaat uit drie jurisdicties: Het Hof van Justitie (bestaande uit één
rechter per lidstaat), het Algemeen Hof (meer administratief, bestaande uit twee rechters per
lidstaat), en de gespecialiseerde tribunalen, zoals eerder het Gerecht voor
Ambtenarenzaken (bestaande uit zeven rechters). Voor deze cursus is alleen het eerste hof
van belang. De interne werktaal is Frans, maar procedures kunnen in elke officiële EU-taal

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
plaatsvinden. Hierdoor is vijftig procent van de werknemers van het Hof min of meer actief
als vertaler.

taken van het Europees Hof van Justitie


Het Hof heeft drie taken: uniforme interpretatie en effectieve toepassing van EU-wetgeving
garanderen, controleren of lidstaten hun verplichtingen nakomen, en bekijken of EU-
wetgeving wel wettelijk in orde is. Voor iedere taak is er een speciale procedure die de
uitvoering van de taak mogelijk moet maken.

prejudiciële beslissing preliminary ruling


Om uniforme interpretatie en effectieve toepassing van EU-wetgeving te kunnen garanderen
bestaat er de prejudiciële beslissing 267. . Prejudiciële beslissingen worden genomen in
zaken die gaan over de interpretaties of de validiteit van de EU-wetgeving. Het nationale
gerechtshof neemt initiatief voor een prejudiciële beslissing en als het Europees Hof een
bindend oordeel heeft gegeven is de nationale rechter verplicht dit oordeel toe te passen.
Als het voorgelegde probleem grensoverschrijdend is ligt de uiteindelijke uitspraak door heel
de Europese Unie vast: het vormt voortaan een stuk waarop de EU-rechters in soortgelijke
zaken terug kunnen verwijzen. De gemiddelde prejudiciële beslissingsprocedure duurt
zestien maanden.

inbreukprocedure infringement procedure


Om ervoor te zorgen dat het Hof effectief kan controleren of de lidstaten hun verplichtingen
tegenover de EU nakomen, bestaat er de inbreukprocedure 258 - 259. . Inbreukprocedures
worden meestal geïnitieerd door de EC, maar kunnen ook worden gestart door andere
lidstaten. In de meeste gevallen is het dus de EC die de rol van aanklager vervult, onder het
principe dat een lidstaat verplichtingen niet is nagekomen. De lidstaten moeten er, als de
procedure geslaagd is, voor zorgen dat de problemen direct worden opgelost. Als de lidstaat
er niet in slaagt de problemen binnen de vastgestelde periode op te lossen, worden er
financiële sancties opgelegd.

beroep tot nietigverklaring annulment procedure


Om te controleren of de EU-wetgeving wel wettelijk in orde is, bestaat er een beroep tot
nietigverklaring 263. . Een beroep tot nietigverklaring kan worden aangevraagd wegens het
feit dat er bij bepaalde wetgeving een competentie wordt overschreden, wegens de
overtreding van een essentiële procedurele verplichting, wegens overtreding van een
verdragsartikel, of wegens de overtreding van welke wet dan ook aangaande de toepassing
van de wet of eventueel machtsmisbruik. Als het Hof instemt met het beroep wordt de wet
ongeldig verklaard. Zaken worden vaak ingediend door zogenaamde bevoorrechte
aanvragers (‘privileged applicants’); instituties en lidstaten. Personen, bedrijven en
organisaties hebben zeer beperkte mogelijkheden om een beroep tot nietigverklaring in te
kunnen dienen.

andere procedures
Er zijn ook nog andere procedures in de verdragen die voor dit onderwerp minder relevant
zijn maar wel nog even benoemd worden in het kader van compleetheid. Een beroep
wegens nalaten 265 - 266. houdt in dat instituties worden bestraft wegens hun gebrek aan
actie, en vormt daarmee het tegenovergestelde van het beroep tot nietigverklaring. Een

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
vordering tot schadevergoeding 268. 340. treedt in werking als een EU institutie of
ambtenaar een illegale daad begaat, bijvoorbeeld een aanrijding met de auto van de EC-
president of iets dergelijks. De opinieprocedure 218. is een procedure om te controleren of
een internationaal akkoord dat de EU wil sluiten wel overeenkomt met EU-regelgeving.

... STRUCTURELE BEGINSELEN VAN EU-WETGEVING


structurele beginselen van EU-wetgeving
EU-wetten moeten voldoen aan de zogenaamde structurele beginselen 4 - 5. , een lijst met
waarden die in de EU-wetgeving moet worden gewaarborgd.

beginsel van bevoegdheidstoedeling principle of conferral


Het beginsel van bevoegdheidstoedeling houdt in dat er een wettelijke basis moet zijn voor
beleid; de wetgeving moet onder de competenties van de EU vallen. Dit om er voor te
zorgen dat de soevereiniteit van de lidstaten wordt gewaarborgd. Soms is er sprake van een
twistpunt; de competenties kunnen multi-interpretabel zijn in verband met de wetgeving.

subsidiariteitsbeginsel principle of subsidiarity


Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat beslissingen zo dicht mogelijk bij de burger moeten
worden gemaakt. Een consequentie hiervan is dat beslissingen alleen op supranationaal
niveau moeten worden genomen als er geen efficiënte manier is om het beleid op een lager
niveau uit te voeren. Dit beginsel geldt alleen voor gedeelde competenties.

evenredigheidsbeginsel principle of proportionality


Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de middelen (de wetgeving) adequaat en redelijk
moeten zijn ten opzichte van het doel. Dit beginsel is van toepassing in alle domeinen en
moet ervoor zorgen dat de EU-instituties niet de overhand krijgen ten opzichte van de
rechtsstaat.

beginsel van loyale samenwerking principle of sincere cooperation


Het beginsel van loyale samenwerking houdt in dat de lidstaten moeten voldoen aan de
eisen die (op rechtmatige wijze) door de Europese Unie worden opgelegd, en niet op een
manier mogen handelen die mogelijk ondermijnend kan zijn voor de Europese Unie. Het
beginsel is ervoor om de verdeling van competenties te waarborgen en daarmee ook de
institutionele balans te controleren.

beginsel van procedurele autonomie principle of institutional autonomy


Het beginsel van procedurele autonomie houdt in dat instituties hun organisatie vrij kunnen
regelen binnen hun eigen competenties. Waar het beginsel van loyale samenwerking de
macht van de instituties probeert te beperken, zorgt het beginsel van procedurele autonomie
voor wat meer vrijheid voor de instituties, onder meer door bepaalde privileges en vormen
van immuniteit.

beginsel van rechtstreekse werking principle of direct effect


Het beginsel van rechtstreekse werking houdt in dat EU-wetgeving duidelijk,
onvoorwaardelijk en voor alle lidstaten geldig moeten zijn. Voor verdragen, verordeningen,
besluiten en in hele uitzonderlijke gevallen voor richtlijnen geldt dat de ingevoerde wetten
direct geldend zijn in de lidstaten. Het beginsel komt voort uit het Van Gend en Loos-arrest

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
uit 1963 en moet zorgen voor een uniforme en bovenal effectieve toepassing van EU-
wetgeving.

beginsel van de voorrang principle of primacy


Het beginsel van de voorrang houdt in dat EU-wetgeving bij implementatie voorrang heeft op
nationale wetgeving. Iedere nationale rechter heeft de plicht dit beginsel toe te passen; het
beginsel heeft een boven-grondwettelijke positie.

transparantiebeginsel principle of transparency


Het transparantiebeginsel 1. 11. 15. houdt in dat EU-burgers of bedrijven of instanties uit de
EU recht hebben om de gang van zaken binnen de EU te kunnen inzien. De enige
belemmerende factoren voor deze inzage worden gevormd door databescherming of als het
bekend maken van de informatie tegen de publieke belangen in zouden gaan. EU-burgers
kunnen klachten indienen over verkeerde administratie of andere zaken bij de EU-
ombudsman 228. , die een onderzoek start, oplossingen aandraagt aan de instituties en
rapporteert bij het EP. Sinds 2015 is Emily O’Reilly de ombudsman. De termijnen die worden
aangehouden komen overeen met de ambtstermijnen van MEP’s.

... VOORBEELDCASUSSEN
de analyse van een zaak
Bij de analyse van een zaak kijk je eerst naar het type procedure (in het geval van het Van
Gend & Loos-arrest een prejudiciële beslissing), om vervolgens te kijken naar de provisie (in
het geval van het Van Gend & Loos-arrest een verdrag). Daarna wordt er gekeken naar wat
het twistpunt is en welke rol de instituties spelen in de zaak. In de zaak van Van Gend &
Loos is er buiten Van Gend & Loos zelf en de Nederlandse staat een rol weggelegd voor de
Duitse staat, de Belgische staat, en de EC. Het oordeel van het Hof bestaat uit twee
elementen: enerzijds de ontvankelijkheid (‘admissibility’, in hoeverre het onderwerp gedekt
wordt door EU-wetgeving), en anderzijds de inhoudelijke essentie van de zaak.

Van Gend & Loos-arrest (1963)


Het Van Gend & Loos-arrest komt voort uit een zaak uit 1963: de Belgische onderneming
Van Gend & Loos klaagde de Nederlandse staat aan, aangezien er voor chemische
producten zoals die van hen nog tarieven werden geheven tussen de Benelux-landen. Van
Gend & Loos claimde dat dit in strijd was met artikel 12 van het EEG-verdrag, die zei dat
interne tarieven diende te worden afgeschaft. De Nederlandse staat claimde dat artikel 12
geen direct effect had; alleen interpretatie stond volgens hen dus niet centraal, maar de
toepassing. Volgens de EC wordt het effect van een verdragsartikel bepaald door het
verdrag zelf (en daarmee de facto door het Hof). Hier kwam uit voort dat artikel 12 wel
degelijk direct toepasbaar was. Het Hof verwierp daarmee de claim van de Nederlandse
overheid; de interpretatie stond ter discussie. Volgens het EEG-verdrag werden burgers
nadat lidstaten enige soevereiniteit af hadden gestaan behalve nationale burgers ook EU-
burgers, waarmee de wet ook algemeen toepasbaar werd op hen. Het Hof stemde in met de
aanklacht van Van Gend & Loos en de tarieven voor chemische producten moesten worden
afgeschaft.

arrest Costa/ENEL (1964)

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Het arrest Costa/ENEL komt voort uit een zaak uit 1964: de Italiaanse advocaat Flaminio
Costa klaagde de energieleverancier ENEL aan bij het Italiaanse Hof aangezien er sprake
was van een nationalisering van energieleverantie waardoor een bedrijf waar Costa
aandelen in had werd opgeslokt door ENEL. Costa claimde dat de Italiaanse
nationaliseringswet in strijd was met EU-wetgeving. In deze prejudiciële beslissing stond het
beginsel van de voorrang centraal. Het Italiaanse Hof argumenteerde dat de prejudiciële
beslissing niet ontvankelijk was aangezien EU-wetgeving niet boven nationale wetgeving
ging. Costa accepteerde dit niet en het Hof van de Europese Unie kwam tot de volgende
conclusie: iedere lidstaat heeft haar eigen juridisch systeem onder internationale wetgeving.
EU-wetgeving was complementair aan, maar wel anders dan nationale wetgeving. In
tegenstelling tot bij internationale wetgeving droegen lidstaten (in beperkte mate)
soevereiniteit over aan de EU. Volgens het principe van wederkerigheid accepteerde
lidstaten wetgeving aangezien het universeel werd toegepast, maar er was geen
toezichthouder. Het Hof kwam tot de ‘a contrario’ conclusie dat als EU-wetgeving niet boven
nationale wetgeving zou gaan, het gehele EU-systeem zou kunnen worden ondermijnd.
Daardoor kwamen ze tot het oordeel dat EU-wetgeving boven nationale wetgeving gaat:
nationale hoffen moeten regelgeving stoppen als het contrasteert met EU-wetgeving. Costa
werd dus in het gelijk gesteld.

arrest Dassonville (1974)


Het arrest Dassonville komt voort uit een zaak tussen Procureur des Konings aan de ene
kant en Benoît en Gustave Dassonville uit 1974. In deze zaak stonden de heren Dassonville,
twee Belgische whisky-importeurs, tegenover de Belgische staat, aangezien ze zelf
certificaten maakten om de echtheid van hun whiskey te bepalen. De Belgische equivalent
van de Hoofdofficier van Justitie klaagde hen vervolgens aan voor het feit dat juiste
certificering ontbrak en er sprake zou zijn van vervalsing. Uiteindelijk besloot het Hof dat
iedere handeling of iets dergelijks van gelijke werking die er mogelijk voor kan zorgen dat
intracommunautair handelsverkeer wordt belemmerd, moet worden gezien als gelijk aan een
kwantitatieve beperking, en daarom moet worden afgeschaft. De heren Dassonville werden
dus in het gelijkgesteld en de Belgische overheid mocht de certificering dus niet langer
verplicht stellen.

arrest Simmenthal II (1978)


Het arrest Simmenthal II komt voort uit een zaak uit 1978: het bedrijf Simmenthal stond
tegenover de Italiaanse staat. Volgens Italiaanse wetgeving moest al het vleeswaar dat het
land binnenkwam door dierenartsen worden gecontroleerd (waar kosten aan vast zaten).
Simmenthal claimde dat dit in strijd was met het vrije verkeer van goederen. De zaak was al
eerder naar voren gekomen, en toen werd Simmenthal in het gelijk gesteld aangezien de
vleeskeuring onder de noemer non-tarifaire barrière zou vallen. De Italiaanse financiële
autoriteit ging echter in hoger beroep met als twistpunt de vraag of een nationaal hof direct
een EU-regel in plaats van een nationale regel kan toepassen. De wettelijke effecten van het
beginsel van de voorrang staan dus centraal. Uiteindelijk kwam men tot de conclusie dat
ieder nationaal hof EU-wetgeving dient toe te passen en nationale wetgeving, mits in strijd
met EU-wetgeving, direct dient te ontbinden. Alleen het Europees Hof van Justitie zelf kan
EU-wetgeving ongeldig verklaren.

arrest Cassis de Dijon (1979)

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Het arrest Cassis de Dijon uit 1979 komt voort uit een zaak tussen de Duitse staat en Rewe-
Zentral, een bedrijf dat de Franse zwarte bessenlikeur Cassis de Dijon naar Duitsland wil
importeren. Het was echter niet toegestaan om dit product te verhandelen in Duitsland,
aangezien het een voor Duitse regelgeving te laag alcoholpercentage had voor een
vruchtenlikeur. Volgens Rewe-Zentral was dit in strijd met het huidige artikel 34 VWEU, dat
zegt dat kwantitatieve beperkingen en alle maatregelen van gelijke werking tussen de
lidstaten verboden moeten worden. Het hof verklaarde dat zulke maatregelen
gerechtvaardigd konden worden met het oog op doeltreffendheid van fiscale controles,
bescherming van de volksgezondheid, eerlijkheid van handelstransacties, en bescherming
van consumenten, maar dat dat in dit geval niet aan de orde was. Rewe-Zentral werd dus in
het gelijk gesteld.

JURIDISCHE INTEGRATIE: MARKTVRIJHEDEN


... DE EUROPESE INTERNE MARKT
De Europese interne markt 26. is een plan dat vanaf het begin af aan deel uitmaakte van
het Europese integratieproces. In de praktijk betekent het dat de Europese Unie een
‘grenzeloos’ gebied is geworden waarin vrij verkeer van goederen, diensten, personen en
kapitaal geldt. Het laten vervallen van barrières tussen de lidstaten valt onder de noemer
negatieve integratie, terwijl het harmoniseren van beleid positieve integratie wordt genoemd.
Als de EU bepaalde regels wil opleggen in verband met de interne markt moeten ze eerst
kijken naar de specifieke wettelijke basis, de hoofdstukken waarin de vrije markt staan
uitgewerkt. Als hier niets nuttigs in staat moet men naar artikel 114 van de VWEU, een
veelzijdig artikel waar vanuit je kan legitimeren dat de nieuwe wetgeving wordt gemaakt ter
bevordering van de interne markt. Hierbij is sprake van de gewone wetgevingsprocedure. In
gevallen die zelfs hierdoor niet gedekt worden is er nog artikel 352 van de VWEU, waarin er
een wetsvoorstel kan worden ingediend over alles wat maar met de EU doelen te maken
heeft. Hierbij wordt gestemd middels unanimiteit.

... VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN


Vrij verkeer van goederen is in de praktijk een verbod op zowel tarifaire 28 - 30. (of
soortgelijke) als non-tarifaire barrières 34 - 35. (waaronder kwantitatieve restricties en
discriminerende belastingen) tussen de verschillende lidstaten. Onder de noemer goederen
vallen alle producten die afkomstig zijn uit de EU of die na heffingen zijn goedgekeurd in de
EU. Een voorbeeld van een invloedrijke zaak in het kader van deze vrijheid is het arrest
Dassonville (1974), die het volgende behelsde: in België was een certificaat nodig voor het
importeren van whiskey, maar dit certificaat werd alleen gegeven aan whiskey dat
rechtstreeks afkomstig was uit het Verenigd Koninkrijk. De mogelijkheid dat de certificaten
daarom een non-tarifaire barrière te vormen, was genoeg om de aanklager in het gelijk te
stellen. Een andere invloedrijke zaak is het arrest Cassis de Dijon (1979), waarin het
importeren van de alcoholische drank naar Duitsland wel was toegestaan, maar verkoop niet
wegens het te hoge alcoholpercentage. Ook hierin werd het te hoge alcoholpercentage
gezien als een non-tarifaire barrière, en dus onjuist. Discriminatoire maatregelen worden
alleen getolereerd 36. mits het verband houdt met het behoud van publieke moraal, publiek
beleid of publieke veiligheid, het ter bescherming is van gezondheid en het leven van
mensen, dieren of planten, het ter bescherming is van nationale schatten, het ter

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
waarborging van artistieke, historische of archeologische waarde is, of het ter bescherming
van industrieel of commercieel eigendom is.

... VRIJ VERKEER VAN DIENSTEN


Vrij verkeer van diensten valt te onderscheiden in vrijheid van vestiging 49 - 55. (de
mogelijkheid om op continue basis economische activiteit uit te oefenen in een andere
lidstaat) en de vrijheid om diensten uit te voeren op tijdelijke basis 56 - 62. . De vrijheid geldt
zowel voor natuurlijke als wettelijke personen en het recht om een nieuwe vestiging te
openen, maar ook om transnationale fusies te doen, vallen ook onder de vrijheid. Een
uitzondering op deze regelgeving is als het de vrijheid in het gedrang komt met de publieke
autoriteit. In 2011 stond België tegenover de EC in een rechtszaak aangezien je daar alleen
als Belg notaris kon zijn. Volgens de EC vormde de notaris geen publieke autoriteit en was
de discriminatie dus niet legitiem. Zij werden uiteindelijk ook in het gelijk gesteld. Een andere
uitzondering op wetgevingen is de productie en handel in wapens. Legitimeringen om vrij
verkeer van diensten te beperken zijn het behoud van orde, veiligheid en gezondheid.
Discriminatie op basis van nationaliteit is per definitie niet toegestaan, maar er mogen wel
restricties worden opgelegd voordat iemand een dienst mag uitvoeren, zoals de verplichting
om een bepaalde taal te spreken. Er zijn verschillende initiatieven genomen om de
Europese dienstensector verder te harmoniseren, maar er zijn nog steeds grote
(salaris-)verschillen. Diensten zijn van oorsprong niet zo geïntegreerd in de Europese vrije
markt als goederen, en daarom zijn er verschillende initiatieven genomen om
gemeenschappelijke regelgeving in te voeren omtrent dergelijke barrières. Het ‘Services
Directive’ van 2004 zorgde ervoor dat in diensten volgens de regels van het thuisland
werden bepaald. Het ‘Revised Services Directive’ van 2006 werd het zogenaamde ‘principe
van land van herkomst’ afgeschaft en werd het vestigen in andere landen gemakkelijker

... VRIJ VERKEER VAN PERSONEN


Vrij verkeer van personen geldt aan de ene kant voor EU-burgers in het algemeen 20 - 25.
en aan de andere kant op mensen die werken 45 - 48. . Het deel dat zich richt op mensen
die werken verbiedt onder meer discriminatie bij het aannameproces, bij de betaling, en bij
het toebedelen van arbeidsvoorwaarden. Het deel dat draait om burgers geeft iedere burger
het recht om zich zonder restricties voor drie maanden in een andere lidstaat te settelen.
Daarna kunnen er voorwaarden worden gesteld. Mensen die een baan zoeken mogen zes
maanden blijven. Restricties op de wetgeving zijn in het kader van de publieke orde,
veiligheid en gezondheid. Bij nieuwe lidstaten is er een overgangsperiode waarin deze
vrijheid nog niet geldig is.

... VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL


Vrij verkeer van kapitaal en betalingen 63 - 66. zijn in het kader van deze cursus minder van
belang. De vrijheid zorgt ervoor dat restricties op trans-EU-betalings- en kapitaalverkeer
worden verwijderd. Beperkingen op de vrijheid zijn directe investeringen van en naar derde
landen, regelgeving van voor 1993, tijdelijke embargo’s en legitimeringen. Men begon met
de liberalisering van kapitaal in de jaren ‘80: het ‘Capital Liberalisation Directive’ van 1988
was een poging om alle barrières op kapitaal te doen verdwijnen, het ‘second banking
directive’ van 1989 maakte bankieren over de grens mogelijk, en het ‘Financial Services
Action Plan’ van 1999 introduceerde een gemeenschappelijke financiële dienstenmarkt.

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
... VOORBEELDCASUSSEN
tabaksreclame-arrest (2000)
Het tabaksreclame-arrest van 2000 kwam voort uit een beroep tot nietigverklaring van
Duitsland. Een richtlijn die tabaksreclame verbood was gebaseerd op een VWEU-artikel
114. dat alle belemmeringen voor de interne markt verbood. Volgens Duitsland was deze
wettelijke basis onjuist, aangezien er in de praktijk weinig sprake was van handel in tabak en
de wetgeving vooral diende ter verbetering van de volksgezondheid. De instellingen bleven
erbij dat de verschillende nationale tabaksreclame-regels ervoor zorgden dat er oneerlijke
concurrentie ontstond en dat het daarom wel juist was om dit artikel als wettelijke basis te
gebruiken. Uiteindelijk besloot het Hof, mede met het oog op het feit dat gezondheid geen
EU-competentie was, dat de richtlijn een onjuiste wettelijke basis had en daarom moest
wordt nietig verklaard. Deze zaak zorgde ervoor dat de beperkingen van artikel 114 voor het
eerst aan het daglicht kwamen.

arrest Swedish Match (2004)


Het arrest Swedish Match van 2004 komt voort uit een beroep tot nietigverklaring dat door
de Zweedse tabaksproducent Swedish Match werd aangespannen richting het Verenigd
Koninkrijk. In het VK was er regelgeving die de verkoop van hun semi-tabaksproduct Snus
verbood, en volgens Swedish Match was dit in strijd met EU-wetgeving. Het Hof
concludeerde dat dit niet het geval was, en benadrukt dat de EU-wetgevers gebruik konden
maken van extra ruimte als wetgeving ten goede kwam van de volksgezondheid, een factor
die volgens het arrest altijd in overweging zou moeten worden genomen. In tegenstelling tot
met het tabaksreclame-arrest werd de aanklager dus niet in het gelijk gesteld.

00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de Europese Unie
00. Belangrijkste relevante artikelen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

You might also like