You are on page 1of 33

TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

TAALCOMPLEET A1
Woordenlijst ‫واژەﻧﺎﻣﻪ‬
Perzisch ‫ﻓﺎر‬

A1 Thema 1 Hallo!
1.1 Hallo, mijn naam is Julia.
getrouwd ‫ﻣﺘﺎﻫﻞ‬
hallo ( ‫ﺳﻼم )رﺳ‬
het jaar ‫ﺳﺎل‬
het kind, de kinderen ‫ﺧﺮدﺳﺎل‬
komen uit (ik kom uit, jij komt uit, hij komt uit, wij komen ‫آﻣﺪن از‬
uit)
de man, de mannen ‫ﻣﺮد‬
de naam, de namen ‫ﻧﺎم‬
Nederland ‫ﻫﻠﻨﺪ‬
de vrouw, de vrouwen ‫زن‬
wonen (ik woon, jij woont, hij woont, wij wonen) ‫زﻧﺪ ﮐﺮدن‬

1.2 Hoi, hallo, doei, tot ziens


dag ( ‫ ﺧﺪاﺣﺎﻓﻆ )رﺳ‬،‫ﺳﻼم‬
doei ( ‫ﺧﺪاﺣﺎﻓﻆ )ﻏ رﺳ‬
goedemiddag ‫ﻇﻬﺮ ﻪ ﺧ‬
goedemorgen ‫ﺻﺒﺢ ﻪ ﺧ‬
goedenavond ‫ﺨ‬ ‫ﻋ‬
groeten (ik groet, jij groet, hij groet, wij groeten) ‫ﺧﻮش آﻣﺪ ﮔﻮ‬
hoi ‫ﺳﻼم‬
de meneer ‫آﻗﺎ‬
de mevrouw ‫ﺧﺎﻧﻢ‬
het Nederlands ‫ﻫﻠﻨﺪی‬
tot ziens ‫ﻪ اﻣ ﺪ د ﺪار‬

1.3 Maan – man


de korte klank, de korte klanken * ‫ﺻﺪای ﮐﻮﺗﺎە‬
de lange klank, de lange klanken * ‫ﺻﺪای ﻠﻨﺪ‬

1.4 Familie (1)


de broer, de broers ‫ﺑﺮادر‬
de dochter, de dochters ‫ﻓﺮزﻧﺪ دﺧ‬
en ‫و‬
de familie, de families ‫ﺧﺎﻧﻮادە‬
heten (ik heet, jij heet, hij heet, wij heten) ‫ﻧﺎﻣ ﺪە ﺷﺪن‬
de moeder, de moeders ‫ﻣﺎدر‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

1
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

de oma, de oma’s ‫ﻣﺎدر ﺑﺰرگ‬


de opa, de opa’s ‫ﺪر ﺑﺰرگ‬
de ouder, de ouders ‫واﻟﺪﯾﻦ‬
de vader, de vaders ‫ﺪر‬
de zoon, de zoons ‫ﻓﺮزﻧﺪ‬
de zus, de zussen ‫ﺧﻮاﻫﺮ‬

1.5 A, b, c
het alfabet * ‫اﻟﻔ ﺎ‬
de letter, de letters * .... C ،B ،A :‫ﺣﺮف‬

1.6 Ik, jij, wij


ik ‫ﻣﻦ‬
jij / je ‫ﺗﻮ‬
u (‫ﺷﻤﺎ )ﻣﻔﺮد ﻣﻮد ﺎﻧﻪ‬
hij (‫او )ﻣﺬﮐﺮ‬
zij / ze (‫او)ﻣﺆﻧﺚ‬
wij / we ‫ﻣﺎ‬
jullie (‫ﺷﻤﺎ )ﺟﻤﻊ‬
zij / ze ‫آﻧﻬﺎ‬

1.7 Fiets, boek, trein


dezelfde * ‫ﻋﯿﻨﺎ‬
de korte klank, de korte klanken * ‫ﺻﺪای ﮐﻮﺗﺎە‬
de lange klank, de lange klanken * ‫ﺻﺪای ﻠﻨﺪ‬
de tweetekenklanken * ‫دو ﺣﺮف ﺻﺪا‬
verschillend, verschillende * ‫ﻣﺘﻔﺎوت‬

1.8 Hoe gaat het?


goed, goede ‫ﺧﻮب‬
Het gaat wel. .‫ﺴ ﺘﺎ ﺧﻮب اﺳﺖ‬
Hoe gaat het? ‫ﺣﺎل ﺷﻤﺎ ﭼﻄﻮر اﺳﺖ؟‬
Hoe is het? ‫ﺣﺎل ﺷﻤﺎ ﭼﻄﻮر اﺳﺖ ؟‬
ook ‫ﻫﻢ ﭼﻨ‬
niet ‫ﻧ ﺴﺖ‬

1.9 Letter, woord, zin


beginnen (begint) * ‫وع ﮐﺮدن‬
eindigen (eindigt) * ‫ﺎ ﺎن دادن‬
de letter, de letters ‫ﺣﺮف‬
de punt, de punten ‫ﻧﻘﻄﻪ‬
het woord, de woorden ‫واژە‬
de zin, de zinnen ‫ﺟﻤﻠﻪ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

2
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
1.10 Familie (2)
het kleinkind, de kleinkinderen ‫ﻧﻮە‬
mijn ‫ﻣﺎل ﻣﻦ‬
de neef, de neven ( ) ‫ ﻋﻤﻪ ﺑﺮادرزادە ﺧﻮاﻫﺮزادە‬،‫ ﺧﺎﻟﻪ‬، ‫ دا‬،‫ﻋﻤﻮ‬
de nicht, de nichten ( ‫دﺧ ﻋﻤﻮ دا ﺧﺎﻟﻪ ﻋﻤﻪ ﺧﻮاﻫﺮزادە ﺑﺮادرزادە )دﺧ‬
de oom, de ooms ‫ﻋﻤﻮ دا ﺷﻮﻫﺮﻋﻤﻪ ﺷﻮﻫﺮﺧﺎﻟﻪ‬
de schoonzus, de schoonzussen ‫زن ﺑﺮادر ﺧﻮاﻫﺮزن ﺧﻮاﻫﺮﺷﻮﻫﺮ‬
de tante, de tantes ‫ﻋﻤﻪ ﺧﺎﻟﻪ زن ﻋﻤﻮ زن دا‬
de zwager, de zwagers ‫ﺑﺮادرزن‬/‫ﺷﻮﻫﺮﺧﻮاﻫﺮ ﺎﺟﻨﺎق‬

1.11 Huis, neus, touw


dezelfde * ‫ﻋﯿﻨﺎ‬
de korte klank, de korte klanken * ‫ﺻﺪای ﮐﻮﺗﺎە‬
de lange klank, de lange klanken * ‫ﺻﺪای ﻠﻨﺪ‬
de tweetekenklank, de tweetekenklanken * ‫ﺻﺪای دو ﺣﺮ‬

1.12 Ik ben, jij bent, hij is, wij zijn


zijn ‫ﺑﻮدن‬
ik ben ‫ﻣﻦ ﻫﺴﺘﻢ‬
jij bent ‫ﺗﻮ ﻫﺴ‬
ben jij? ‫؟‬--------‫آ ﺎ ﺗﻮ‬
u bent ‫ﺷﻤﺎ )ﻣﻮد ﺎﻧﻪ( ﻫﺴ ﺪ‬
hij is (‫او ﻫﺴﺖ )ﻣﺬﮐﺮ‬
zij is (‫او ﻫﺴﺖ )ﻣﻮﻧﺚ‬
het is ‫اﯾﻦ اﺳﺖ‬
wij zijn ‫ﻣﺎ ﻫﺴ ﻢ‬
jullie zijn ‫ﺷﻤﺎ )ﺟﻤﻊ( ﻫﺴ ﺪ‬
zij zijn ‫آن ﻫﺎ ﻫﺴ ﻨﺪ‬

1.13 Waar kom je vandaan?


de baby, de baby’s ‫ﻧﻮزاد‬
geen ‫اﯾﻦ واژە ﺑﺮای ﻧ در ﺟﻤﻠﻪ ﺎر ﺑﺮدە ﻣ ﺸﻮد‬
het gezin, de gezinnen ‫ﺧﺎﻧﻮادە ﮐﻪ ﻣ ﺸ ﻞ از ﻣﺎدر؍ ﺪر و ﻓﺮزﻧﺪان‬
groot, grote ‫ﺑﺰرگ‬
hier ‫اﯾﻨﺠﺎ‬
horen (ik hoor, jij hoort, hij hoort, wij horen) ‫ﺷ ﺪن‬
ja ‫ﻠﻪ‬
de jongen, de jongens
klein, kleine ‫ﮐﻮﭼﮏ‬
leuk, leuke ‫دﻟ ﺬﯾﺮ‬
het meisje, de meisjes ‫دﺧ‬
nee ‫ﺧ‬
praten (ik praat, jij praat, hij praat, wij praten) ‫ﺻﺤ ﺖ ﮐﺮدن‬
Waar kom je vandaan ‫ﺗﻮ اﻫﻞ ﮐﺠﺎ ﻫﺴ ؟‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

3
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

1.14 Wie? Wat? Waar?


het antwoord, de antwoorden ‫ﺎﺳﺦ‬
beginnen (ik begin, jij begint, hij begint, wij beginnen) * ‫وع ﮐﺮدن‬
eindigen (ik eindig, jij eindigt, hij eindigt, wij eindigen) * ‫ﺎ ﺎن دادن‬
de vraag, de vragen ‫ﭘﺮﺳﺶ‬
waar ‫ﮐﺠﺎ؟‬
wat ‫ﭼﻪ ﭼ ؟‬
wie ‫ﭼﻪ ﮐ ؟‬

1.15 Ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben


hebben ‫داﺷ‬
ik heb ‫ﻣﻦ دارم‬
jij hebt ‫ﺗﻮ داری‬
heb jij? ‫ داری؟‬... ‫آ ﺎ ﺗﻮ‬
u hebt / heeft ‫ﺷﻤﺎ )ﻣﻮد ﺎﻧﻪ( دار ﺪ‬
hij heeft (‫او دارد )ﻣﺬﮐﺮ‬
zij heeft (‫او دارد )ﻣﻮﻧﺚ‬
wij hebben ‫ﻣﺎ دارﻢ‬
jullie hebben ‫ﺷﻤﺎ )ﺟﻤﻊ( دار ﺪ‬
zij hebben ‫آﻧﻬﺎ دارﻧﺪ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

4
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
A1 Thema 2 De school
2.1 Naar school
binnen ‫داﺧﻞ‬
buiten ‫ ﺧﺎرج از ﻣ ل‬،‫ﺧﺎرج‬
de cursist, de cursisten ‫ ﻣﺤﺼﻞ‬،‫دا ﺶ آﻣﻮز‬
de docent, de docenten ‫آﻣﻮزﺎر‬
gaan (ik ga, jij gaat, hij gaat, wij gaan) ‫رﻓ‬
lopen (ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen) ‫راە رﻓ‬
naar ‫ﻪ ﺳﻤﺖ‬
de pauze, de pauzes ‫زﻧﮓ ﺗﻔ ــﺢ‬
samen ‫ﺎ ﮑﺪ ﮕﺮ‬
de school, de scholen ‫ﻣﺪرﺳﻪ‬
welkom ‫ﺧﻮش آﻣﺪ ﺪ‬
zeggen (ik zeg, jij zegt, hij zegt, wij zeggen) ‫ﮔﻔ‬

2.2 Eén, twee, drie


het getal, de getallen * ‫ﻋﺪد‬
hoeveel * ‫ﭼﻪ ﻣﻘﺪار‬
nul 0
één 1
twee 2
drie 3
vier 4
vijf 5
zes 6
zeven 7
acht 8
negen 9
tien 10
elf 11
twaalf 12
dertien 13
veertien 14
vijftien 15
zestien 16
zeventien 17
achttien 18
negentien 19
twintig 20

2.3 De cursisten leren Nederlands.


het boek, de boeken ‫ﮐﺘﺎب‬
het bord, de borden ‫ﺗﺨﺘﻪ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

5
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

de computer, de computers ‫را ﺎﻧﻪ‬


leren (ik leer, jij leert, hij leert, wij leren) ‫ﺎدﮔﺮﻓ‬
lezen (ik lees, jij leest, hij leest, wij lezen) ‫ﺧﻮاﻧﺪن‬
luisteren (ik luister, jij luistert, hij luistert, wij luisteren) ‫ﮔﻮش دادن‬
maken (ik maak, jij maakt, hij maakt, wij maken) ‫ﺳﺎﺧ‬
de opdracht, de opdrachten ‫ﺗﻠﻒ‬
de pen, de pennen ‫ﺧﻮد ﺎر‬
schrijven (ik schrijf, jij schrijft, hij schrijft, wij schrijven) ‫ﻧﻮﺷ‬
spreken (ik spreek, jij spreekt, hij spreekt, wij spreken) ‫ﺻﺤ ﺖ ﮐﺮدن‬
de tekst, de teksten ‫ﻣ‬

2.4 De dagen van de week


de agenda, de agenda’s ‫ ﺗﻘ ﻢ‬،‫دﺳﺘﻮر ﺎر‬
de dag, de dagen ‫روز‬
morgen ‫ﻓﺮدا‬
vandaag ‫اﻣﺮوز‬
de week, de weken ‫ﻫﻔﺘﻪ‬
het weekend, de weekenden ‫ﺗﻌﻄ ﻼت آﺧﺮ ﻫﻔﺘﻪ‬
maandag ‫دوﺷ ﻪ‬
dinsdag ‫ﺳﻪ ﺷ ﻪ‬
woensdag ‫ﭼﻬﺎرﺷ ﻪ‬
donderdag ‫ﭘﻨﺞ ﺷ ﻪ‬
vrijdag ‫ﺟﻤﻌﻪ‬
zaterdag ‫ﺷ ﻪ‬
zondag ‫ﮑﺸ ﻪ‬

2.5 Hoeveel? Wanneer?


bijvoorbeeld * :‫ﺑﺮای ﻧﻤﻮﻧﻪ‬
hoeveel ‫ﭼﻪ ﻣﻘﺪار‬
vragen (ik vraag, jij vraagt, hij vraagt, wij vragen) * ‫ﭘﺮﺳ ﺪن‬
wanneer ‫ﭼﻪ زﻣﺎ ؟‬

2.6 Twintig, dertig, veertig


het getal, de getallen * ‫اﻋﺪاد‬
dertig 30
veertig 40
vijftig 50
zestig 60
zeventig 70
tachtig 80
negentig 90
honderd 100

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

6
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
2.7 Wat zegt u?
begrijpen (ik begrijp, jij begrijpt, hij begrijpt, wij begrijpen) ‫ﻓﻬﻤ ﺪن‬
Hoe schrijf je dat? ‫؟‬ ‫ﺗﻮ ﭼﮕﻮﻧﻪ آن را ﻧ‬
de mensen ‫ﻣﺮدم‬
moeilijk, moeilijke ‫دﺷﻮار‬
snel, snelle ‫ــﻊ‬
sorry ‫ﻣﻦ ﻣﺘﺎﺳﻔﻢ‬
veel ‫ ﻣﻘﺪار ز ﺎد‬،‫ﺗﻌﺪاد ز ﺎد‬
Wat betekent dat? ‫ﻣﻌ آن ﭼ ﺴﺖ؟‬
Wat is dat? ‫اﯾﻦ ﭼ ﺴﺖ؟‬
Wat zeg je? ( ‫ﺗﻮ ﭼﻪ ﮔﻮ ؟ )ﻏ رﺳ‬
Wat zegt u? (‫ﺷﻤﺎ ﭼﻪ ﻣ ﮕ ﺪ؟ ) ﺎ ادب‬

2.8 In de klas
beginnen (ik begin, jij begint, hij begint, wij beginnen) ‫وع ﮐﺮدن‬
het ding, de dingen ‫ﭼ‬
de gum, de gummen ‫ﺎ ﮐﻦ‬
Hoe spel je dat? ‫ﻣﮑ ؟‬ ‫ﭼﮕﻮﻧﻪ آن را ﻫ‬
de klas, de klassen ‫ﻼس درس‬
makkelijk, makkelijke ‫آﺳﺎن‬
het papier, de papieren ‫ﺎﻏﺬ‬
het potlood, de potloden ‫ﻣﺪاد‬
staan (ik sta, jij staat, hij staat, wij staan) ‫ا ﺴﺘﺎدن‬
zien (ik zie, jij ziet, hij ziet, wij zien) ‫د ﺪن‬
zitten (ik zit, jij zit, hij zit, wij zitten) ‫ﺸﺴ‬

2.9 Een opdracht maken


kiezen (ik kies, jij kiest, hij kiest, wij kiezen) ‫اﻧﺘﺨﺎب ﮐﺮدن‬
het kruisje , de kruisjes ‫ﻋﻼﻣﺖ ﮔﺬاری‬
de lijn, de lijnen ‫ﺧﻂ‬
moeten (ik moet, jij moet, hij moet, wij moeten) ‫ﺎﺴ‬
het plaatje, de plaatjes ‫ﻋﮑﺲ‬
het rondje , de rondjes ‫داﯾﺮە‬
de streep, de strepen ‫ﺧﻂ ز ﺮ واژە‬
typen (ik typ, jij typt, hij typt, wij typen) ‫ﺗﺎ ﭗ ﮐﺮدن‬

2.10 De maanden van het jaar


de datum, de datums ‫ﺗﺎر ــﺦ‬
eerste ‫ﻧﺨﺴﺘ‬
het jaar ‫ﺳﺎل‬
laatste ‫آﺧ ﻦ‬
de maand, de maanden ‫ﻣﺎە‬
januari ‫ژاﻧ ﻪ‬
februari ‫ﻓﻮر ﻪ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

7
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

maart ‫ﻣﺎرچ‬
april ‫آورﻞ‬
mei
juni ‫ژوﺋﻦ‬
juli ‫ﺟﻮﻻی‬
augustus ‫ا ﻮﺳﺖ‬
september ‫ﺳ ﺘﺎﻣ‬
oktober ‫اﺘ‬
november ‫ﻧﻮاﻣ‬
december ‫دﺳﺎﻣ‬

2.11 In de pauze
alsjeblieft ( ‫ )ﻏ رﺳ‬،‫ﻔﺮﻣﺎﯾ ﺪ‬
dank je wel ( ‫ﻣﻤﻨﻮﻧﻢ )ﻏ رﺳ‬
drinken (ik drink, jij drinkt, hij drinkt, wij drinken) ‫ﻧﻮﺷ ﺪن‬
graag ‫ ﺎ ﻤﺎل ﻣ ﻞ‬،‫ﻟﻄﻔﺎ‬
de koffie ‫ﻗﻬﻮە‬
de melk ( ‫ﺷ )ﺧﻮرا‬
Nee, dank je. ( ‫ ﻣﻤﻨﻮن )ﻏ رﺳ‬،‫ﻧﻪ‬
op school ‫در ﻣﺪرﺳﻪ‬
de suiker ‫ﺷﮑﺮ‬
de thee ‫ﭼﺎی‬
willen (ik wil, jij wil, hij wil, wij willen) ‫ﺧﻮاﺳ‬

2.13 Ik drink, hij drinkt, wij drinken


bijvoorbeeld * :‫ﺑﺮای ﻧﻤﻮﻧﻪ‬
het hele werkwoord, de hele werkwoorden * ‫ﻣﺼﺪر‬
de ik-vorm * ‫اول ﺷﺨﺺ ﻣﻔﺮد‬
het onregelmatige werkwoord, de onregelmatige werkwoorden * ‫ﻓﻌﻞ ﻗﺎﻋﺪە‬
het regelmatige werkwoord, de regelmatige werkwoorden * ‫ﻓﻌﻞ ﺎ ﻗﺎﻋﺪە‬

2.14 Begrijp je het?


de bladzijde, de bladzijdes ‫ﺻﻔﺤﻪ‬
fout, foute ‫ﻧﺎدرﺳﺖ‬
Ik weet het niet. ‫ﻧ داﻧﻢ‬
kijken (ik kijk, jij kijkt, hij kijkt, wij kijken) ‫ﻧ ﺎە ﻛﺮدن‬
de les, de lessen ‫درس‬
de puzzel, de puzzels ‫ﺎزل‬
de titel, de titels ‫ﻋﻨﻮان‬
weten (ik weet, jij weet, hij weet, wij weten) ‫دا ﺴ‬
weg ‫ﻣﻔﻘﻮد ﺷﺪە‬
welk, welke ‫ﮐﺪام‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

8
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
2.15 Alsjeblieft, dank je wel
alsjeblieft ( ‫ﻔﺮﻣﺎﯾ ﺪ )ﻏ رﺳ‬
bedankt ‫ﺸﮑﺮ‬
geven (ik geef, jij geeft, hij geeft, wij geven) ‫دادن‬
graag gedaan ‫ ﺎ ﻤﺎل ﻣ ﻞ اﻧﺠﺎم دادم‬،‫ﺧﻮاﻫﺶ ﻣ ﮑﻨﻢ‬
helpen (ik help, jij helpt, hij helpt, wij helpen) ‫ﻤﮏ ﮐﺮدن‬
iemand ‫ﻓﺮد‬
krijgen (ik krijg, jij krijgt, hij krijgt, wij krijgen) ‫ﮔﺮﻓ‬
vragen (ik vraag, jij vraagt, hij vraagt, wij vragen) ‫درﺧﻮاﺳﺖ ﮐﺮدن‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

9
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

A1 Thema 3 Wonen
3.1 Het huis
het balkon, de balkons ‫ﺎﻟ ﻦ‬
het dak, de daken ‫ﺎم‬
de deur, de deuren ‫درب‬
de flat, de flats ‫آ ﺎرﺗﻤﺎن‬
de garage , de garages ‫ﺎرﮐﯿﻨﮓ‬
het huis, de huizen ‫ﺧﺎﻧﻪ‬
de muur, de muren ‫دﯾﻮار‬
het raam, de ramen ‫ﭘﻨﺠﺮە‬
de schuur, de schuren ‫اﻧ ﺎری‬
de tuin, de tuinen ‫ﺎﻏﭽﻪ‬

3.2 Ik zeg, wij zeggen – ik spel, wij spellen


Aan het eind van een woord staan nooit twee ‫ﺷﻤﺎ ﻫﺮﮔﺰ دو ﺻﺪای ﺻﺎﻣﺖ ﮑﺴﺎن در‬
dezelfde medeklinkers. * .‫ﺎ ﺎن ﮏ ﻠﻤﻪ ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ د ﺪ‬
ik-vorm * ‫اول ﺷﺨﺺ ﻣﻔﺮد‬
de korte klank, de korte klanken * ‫ﺻﺪای ﮐﻮﺗﺎە‬
het werkwoord, de werkwoorden * ‫ﻣﺼﺪر‬

3.3 De kamers
de badkamer, de badkamers ‫ﺣﻤﺎم‬
beneden ‫ﻃ ﻘﻪ ﺎﯾ‬
boven ‫ﻃ ﻘﻪ ﺎﻻ‬
de gang, de gangen ‫ ﮐ ﺪور‬،‫راﻫﺮو‬
de kamer, de kamers ‫اﺗﺎق‬
de keuken, de keukens ‫آﺷ ﺧﺎﻧﻪ‬
de slaapkamer, de slaapkamers ‫اﺗﺎق ﺧﻮاب‬
de wc, de wc’s ‫ﺗﻮاﻟﺖ‬
de woonkamer, de woonkamers ‫اﺗﺎق ﺸ ﻤﻦ‬
de zolder, de zolders ‫زﺮﺷ وا‬

3.4 Ik wil me graag voorstellen.


alleen ‫ﺗﻨﻬﺎ‬
de buurman, de buurmannen (‫ﻫﻤﺴﺎ ﻪ )ﻣﺮد‬
de buurvrouw, de buurvrouwen (‫ﻫﻤﺴﺎ ﻪ )زن‬
een beetje ‫ﻣﻘﺪار‬
gezellig, gezellige ‫ﺎﺻﻔﺎ‬
het koekje, de koekjes ‫ﺑ ﺴﮑ ﺖ‬
komen (ik kom, jij komt, hij komt, wij komen) ‫آﻣﺪن‬
het kopje, de kopjes ‫ﻓﻨﺠﺎن‬
nieuw, nieuwe ‫ﺟﺪ ﺪ‬
de straat, de straten ‫ﺧ ﺎ ﺎن‬
thuis ‫ﺧﺎﻧﻪ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

10
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
zich voorstellen (ik wil me voorstellen) ‫ﻣﻌﺮ ﮐﺮدن‬

3.5 De meubels
het bad ‫وان ﺣﻤﺎم‬
de bank, de banken ‫ﻣﻞ‬
het bed, de bedden ‫ﺗﺨﺖ ﺧﻮاب‬
de douche, de douches ‫دوش‬
de kast, de kasten ‫ﻤﺪ‬
de lamp, de lampen ‫ﻻﻣﭗ‬
het meubel, de meubels ‫ﻣ ﻠﻤﺎن‬
de stoel, de stoelen ‫ﺻﻨﺪ‬
de tafel, de tafels ‫ﻣ‬
de televisie, de televisies ‫ﺗﻠ ﻮن‬

3.6 Ik woon, wij wonen – ik spreek, wij spreken


Heeft het hele werkwoord een lange klank? ‫ا ﺮ ﻣﺼﺪر دارای ﮏ ﺻﺪای ﻠﻨﺪ ﺎﺷﺪ ﻓﻌﻞ در‬
De ik-vorm krijgt twee klinkers. * ‫اول ﺷﺨﺺ ﻣﻔﺮد دو ﺣﺮوف ﺻﺪادار ﮔ د‬
ik-vorm * ‫اول ﺷﺨﺺ ﻣﻔﺮد‬
de lange klank, de lange klanken * ‫ﺻﺪای ﻠﻨﺪ‬
het werkwoord, de werkwoorden * ‫ﻣﺼﺪر‬

3.7 De kleuren
blauw, blauwe ‫آ‬
bruin, bruine ‫ﻗﻬﻮە ای‬
geel, gele ‫زرد‬
grijs, grijze ‫ﺧﺎ ﺴ ی‬
groen, groene ‫ﺳ‬
de kleur, de kleuren ‫رﻧﮓ‬
oranje ‫ﻧﺎرﻧ‬
paars, paarse ‫ﺑﻨﻔﺶ‬
rood, rode ‫ﻗﺮﻣﺰ‬
roze ‫ﺻﻮر‬
wit, witte ‫ﺳﻔ ﺪ‬
zwart, zwarte ‫ﻣﺸ‬

3.8 De buurt
aardig , aardige ‫ ﺧﻮﺷﺨﻮ‬,‫ﻣﻬ ﺎن‬
de buurt, de buurten ‫ﻣﺤﻠﻪ‬
het dorp, de dorpen ‫روﺳﺘﺎ‬
hoog, hoge ‫ﻠﻨﺪ‬
de lift, de liften ‫آﺳﺎ ﺴﻮر‬
mooi, mooie ‫زﺎ‬
het park, de parken ‫ﺎرک‬
de stad, de steden ‫ﺷﻬﺮ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

11
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

de trap, de trappen ‫ﻠﻪ‬


de verdieping, de verdiepingen ‫ﻃ ﻘﻪ‬
weinig, weinige ‫ ﻣﻘﺪار ﻢ‬،‫ﺗﻌﺪاد ﻢ‬
de winkel, de winkels ‫ﻓﺮوﺷ ﺎە‬

3.9 Eerste, tweede, derde


eerste ‫ﻧﺨﺴﺘ‬
tweede ‫دوﻣ‬
derde ‫ﺳﻮﻣ‬
vierde ‫ﭼﻬﺎرﻣ‬
vijfde ‫ﭘﻨﺠﻤ‬
zesde ‫ﺷﺸﻤ‬
zevende ‫ﻫﻔﺘﻤ‬
achtste ‫ﻫﺸﺘﻤ‬
negende ‫ﻧﻬﻤ‬
tiende ‫دﻫﻤ‬

3.10 Te huur
het aantal, de aantallen ‫ ﻣﻘﺪار‬،‫ﺗﻌﺪاد‬
druk, drukke ‫ﺷﻠ غ‬
huren (ik huur, jij huurt, hij huurt, wij huren) ‫اﺟﺎرە ﮐﺮدن‬
het internet ‫اﯾﻨ ﻧﺖ‬
nu ‫ﺣﺎﻻ‬
per ‫ﻪ ازای‬
de plaats, de plaatsen ‫ﻣ ﺎن‬
de prijs, de prijzen ‫ﻗ ﻤﺖ‬
rustig, rustige ‫ ﺳﺎ ﺖ‬،‫آرام‬
te huur ‫ﺑﺮای اﺟﺎرە‬
zoeken (ik zoek, jij zoekt, hij zoekt, wij zoeken) ‫ﺟﺴﺘﺠﻮ ﮐﺮدن‬
zonder ‫ﺪون‬

3.11 Ik schrijf, wij schrijven – ik kies, wij kiezen


aan het eind * ‫در ﺎ ﺎن‬
ik-vorm * ‫ول ﺷﺨﺺ ﻣﻔﺮد‬
nooit * ‫ﻫﺮﮔﺰ‬
het werkwoord, de werkwoorden * ‫ﻣﺼﺪر‬

3.12 Kazem is de sleutel vergeten.


kunnen (ik kan, jij kan, hij kan, wij kunnen) ‫ﺗﻮا ﺴ‬
lachen (ik lach, jij lacht, hij lacht, wij lachen) ‫ﺧﻨﺪ ﺪن‬
liggen (ik lig, jij ligt, hij ligt, wij liggen) ‫دراز ﮐﺸ ﺪن‬
op slot ‫ﻗﻔﻞ‬
pakken (ik pak, jij pakt, hij pakt, wij pakken) ‫ﮔﺮﻓ‬
de sleutel, de sleutels ‫ﻠﺪ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

12
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
vaak ‫ﻏﺎﻟ ﺎ‬
van ‫از‬
vergeten (ik vergeet, jij vergeet, hij vergeet, wij vergeten) ‫ﻓﺮاﻣﻮش ﮐﺮدن‬
vinden (ik vind, jij vindt, hij vindt, wij vinden) ‫ﭘ ﺪا ﮐﺮدن‬

3.13 Zinnen maken (1)


de hoofdzin * ‫ﺟﻤﻠﻪ اﺻ‬
het werkwoord, de werkwoorden * ‫ﻓﻌﻞ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

13
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

A1 Thema 4 Eten en drinken


4.1 Boodschappen doen
de appel, de appels ‫ﺳﺐ‬
de bakker, de bakkers ‫ﻧﺎﻧﻮا‬
boodschappen doen (ik doe boodschappen, jij doet, hij ‫ﺧ ﺪ ﻣﻮاد ﻏﺬا‬
doet, wij doen)
de boter ‫ﮐﺮە‬
het brood, de broden ‫ﻧﺎن‬
de groente, de groenten ‫ﺳ ﺠﺎت‬
kopen (ik koop, jij koopt, hij koopt, wij kopen) ‫ﺧ ﺪن‬
kunnen (ik kan, jij kunt, hij kan, wij kunnen) ‫ﺗﻮا ﺴ‬
de markt, de markten ‫ﺎزار‬
de slager, de slagers ‫ﻗﺼﺎب‬
de supermarkt, de supermarkten ‫ﺳ ﺮﻣﺎرﮐﺖ‬
het vlees ‫ﮔﻮﺷﺖ‬

4.2 Ik kom, wij komen – ik ga, wij gaan


hetzelfde * ‫ﻋﯿﻨﺎ‬
de onregelmatige werkwoorden * ‫ﻗﺎﻋﺪە‬ ‫ﻓﻌﻞ‬

4.3 Ontbijt, lunch en avondeten


de aardappel, de aardappels ‫ﺳ ﺐزﻣﯿ‬
het avondeten ‫ﺷﺎم‬
’s avonds ‫ﺷﺐ ﻫﺎ‬
dan ‫اﻧ ﺎە‬
eten (ik eet, jij eet, hij eet, wij eten) ‫ﺧﻮردن‬
de lunch ‫ﻧﺎﻫﺎر‬
’s middags ‫ﻌﺪ از ﻇﻬﺮ ﻫﺎ‬
’s ochtends ‫ﺻ ﺤﻬﺎ‬
of ‫ﺎ‬
het ontbijt ‫ﺻ ﺤﺎﻧﻪ‬
het water ‫آب‬
de wijn, de wijnen ‫اب‬

4.4 Soep koken


doen (ik doe, jij doet, hij doet, wij doen) ‫ ﻗﺮار دادن‬،‫اﻧﺠﺎم دادن‬
nodig hebben (ik heb nodig, jij hebt nodig, ‫ﻧ ﺎز داﺷ‬
hij heeft nodig, wij hebben nodig)
klaar ‫آﻣﺎدە‬
koken (ik kook, jij kookt, hij kookt, wij koken) ‫ ﺟﻮﺷﺎﻧﺪن‬، ‫ﺨ‬
de liter, de liters ‫ﻟﯿ‬
de minuut, de minuten ‫دﻗ ﻘﻪ‬
de pan, de pannen ‫ﻗﺎ ﻠﻤﻪ‬
snijden (ik snijd, jij snijdt, hij snijdt, wij snijden) ‫ﺑ ﺪن‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

14
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
de soep, de soepen ‫ﺳﻮپ‬
de tomaat, de tomaten ‫ﮔﻮﺟﻪ ﻓﺮﻧ‬
de ui, de uien ‫ﭘ ﺎز‬
het zout ‫ﻧﻤﮏ‬

4.5 Aan tafel!


allemaal ‫ﻫﻤﻪ‬
het bord, de borden ‫ﺸﻘﺎب‬
eet smakelijk ‫از ﻏﺬاﯾﺘﺎن ﻟﺬت ﺑ ﺪ‬
het eten ‫ﻏﺬا‬
het glas, de glazen ‫ﺷ ﺸﻪ‬
het ijs ‫ ﺴﺘ‬،‫ﯾﺦ‬
de lepel, de lepels ‫ﻗﺎﺷﻖ‬
het mes, de messen ‫ﺎرد‬
op ‫ﺗﻤﺎم‬
roepen (ik roep, jij roept, hij roept, wij roepen) ‫ﮐ را ﺻﺪا زدن‬
de vork, de vorken ‫ﭼﻨ ﺎل‬
zetten (ik zet, jij zet, hij zet, wij zetten) ‫ ﺟﺎدادن‬،‫ﻗﺮار دادن‬

4.7 Wat vind je lekker?


altijd ‫ﻫﻤ ﺸﻪ‬
de bloemkool, de bloemkolen ‫ﻞ ﻠﻢ‬
de boterham, de boterhammen ‫ﻧﺎن ﺳﺎﻧﺪو ــﭻ‬
de kaas, de kazen ‫ﭘﻨ‬
de kip, de kippen ‫ﻣغ‬
lekker ‫ﺧﻮش ﻣﺰە‬
meestal ‫اﻏﻠﺐ‬
nooit ‫ﻫﺮﮔﺰ‬
de rijst ‫ﺑﺮﻧﺞ‬
vinden (ik vind, jij vindt, hij vindt, wij vinden) ‫ ﻧﻈﺮ داﺷ‬،‫ﭘ ﺪا ﮐﺮدن‬
de vis, de vissen ‫ﻣﺎ‬
de worst, de worsten ‫ﺳﻮﺳ ﺲ‬

4.8 Vragen maken (1)


het vraagwoord, de vraagwoorden * ‫ﻠﻤﻪ ﭘﺮﺳ‬
het werkwoord, de werkwoorden * ‫ﻣﺼﺪر‬

4.9 Appeltaart maken


aan ‫روﺷﻦ‬
dom ‫اﺣﻤﻖ‬
het ei, de eieren ‫ﺗﺨﻢ ﻣ غ‬
genoeg ‫ﺎ‬
de gram ‫ﮔﺮم‬
koud ‫ﻣﺎ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

15
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

meer ‫ﺑﺸ‬
minder ‫ ﺗﻌﺪاد ﻤ‬، ‫ﻣﻘﺪار ﻤ‬
oké ‫ﺧﻮب‬
de oven, de ovens ‫ﻓﺮ آﺷ ی‬
de taart, de taarten ‫ﮐﮏ‬
uit ‫ﺧﺎﻣﻮش‬
4.10 De euro
het bedrag, de bedragen ‫ﻣ ﻠﻎ‬
betalen (ik betaal, jij betaalt, hij betaalt, wij betalen) ‫ﭘﺮداﺧﺖ ﮐﺮدن‬
bijna ‫ﺗﻘ ﺎ‬
het briefje, de briefjes ‫اﺳﮑﻨﺎس‬
de cent, de centen ‫ﺳﺖ‬
de euro, de euro’s ‫ﯾﻮرو‬
gebruiken (ik gebruik, jij gebruikt, hij gebruikt, wij gebruiken) ‫اﺳﺘﻔﺎدە ﮐﺮدن‬
kosten (het kost, ze kosten) ‫ﻫ ﻨﻪ ﺑﺮدن‬
de munt, de munten ‫ﺳﮑﻪ‬
verschillend, verschillende ‫ﻣﺘﻔﺎوت‬

4.11 Vragen maken (2)


het vraagwoord, de vraagwoorden * ‫ﻠﻤﻪ ﭘﺮﺳ‬
het werkwoord, de werkwoorden * ‫ﻣﺼﺪر‬

4.12 Op de markt
alstublieft ( ‫ﻔﺮﻣﺎﯾ ﺪ )رﺳ‬
Anders nog iets? ‫ﭼ د ﮕﺮی ﻣﺪ ﻧﻈﺮ دار ﺪ؟‬
de druif, de druiven ‫اﻧﮕﻮر‬
duur ‫ﮔﺮان‬
fijn, fijne ‫دﻟ ﺬﯾﺮ‬
de helft ‫ﻧﻢ‬
de kilo ‫ﮐ ﻠﻮ‬
de komkommer, de komkommers ‫ﺧ ﺎر‬
het ons ‫ ﮔﺮم‬100
het pond ‫ ﮔﺮم‬500
terug ‫ﺎزﮔﺸﺖ‬
de verkoper, de verkopers ‫ﻓﺮوﺷﻨﺪە‬

4.13 Van € 1,50 voor € 0,99!


alle ‫ﻫﻤﻪ‬
de banaan, de bananen ‫ﻣﻮز‬
de boon, de bonen ‫ﻟ ﺎ‬
de citroen, de citroenen ‫ﻟ ﻤﻮﺗﺮش‬
het fruit ‫ﻣﯿﻮە ﺟﺎت‬
gratis ‫را ﺎن‬
de peer, de peren ‫ﻼ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

16
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
de sinaasappel, de sinaasappels ‫ﭘﺮﺗﻘﺎل‬
de sla ‫ﺎﻫﻮ‬
het soort, de soorten ‫ﻧع‬
de wortel, de wortels ‫ﻫ ــﺞ‬
de zak, de zakken ‫ﮐ ﺴﻪ‬

4.14 Su ‐ per ‐ markt


de lettergreep, de lettergrepen * (‫ﺨﺶ )ﻣﻨﻈﻮرﺨﺶ واژە اﺳﺖ‬
de stukje, de stukjes * ‫ﺑﺮش؍ ﺗﮑﻪ‬
verdelen (ik verdeel, jij verdeelt, hij verdeelt, wij verdelen) * ‫ﺗﻘﺴ ﻢ ﮐﺮدن‬

4.15 In de supermarkt
de bon, de bonnen ‫ رﺳ ﺪ‬،‫ﮐ ﻦ‬
daarna ‫ﻌﺪ از آن‬
het geld ‫ﭘﻮل‬
goedkoop, goedkope ‫ارزان‬
iets ‫ﭼ ی‬
in de aanbieding ‫در ﺣﺮاج‬
de kassa, de kassa’s ‫ﺻﻨﺪوق ﭘﺮداﺧﺖ‬
mee ‫ﻫﻤﺮاە‬
het pak, de pakken ‫ﺴﺘﻪ‬
pinnen (ik pin, jij pint, hij pint, wij pinnen) ‫ﭘﺮداﺧﺖ ﺎ ﺎرت‬
want ‫ز ﺮا‬
de zegel, de zegels ‫ﺗﻤ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

17
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

A1 Thema 5 De dokter
5.1 Hoofd, schouders, knie en teen
de arm, de armen ‫ﺎزو‬
het been, de benen ‫ﺳﺎق ﺎ‬
de bil, de billen ‫ﺎﺳﻦ‬
de buik, de buiken ‫ﺷﻢ‬
de hand, de handen ‫دﺳﺖ‬
het hoofd , de hoofden
het lichaam, de lichamen ‫ﺪن‬
de knie, de knieën ‫زاﻧﻮ‬
de rug, de ruggen ‫ﻤﺮ‬
de schouder, de schouders ‫ﺷﺎﻧﻪ‬
de teen, de tenen ‫اﻧﮕﺸﺖ ﺎ‬
de vinger, de vingers ‫اﻧﮕﺸﺖ دﺳﺖ‬
de voet , de voeten ‫ﺎ‬

5.2 Schou ‐ der


bijvoorbeeld * :‫ﺑﺮای ﻧﻤﻮﻧﻪ‬
de klank, de klanken * ‫ﺻﺪا‬
de klemtoon * ‫ﺗﺎ ﺪ روی ﺻﺪا‬
de lettergreep, de lettergrepen * (‫ﺨﺶ )ﻣﻨﻈﻮرﺨﺶ واژە اﺳﺖ‬
het woordenboek * ‫ﻓﺮﻫﻨﮓ ﻟﻐﺖ‬

5.3 Ogen, oren en neus


de baard, de baarden ‫رﺶ‬
het gezicht, de gezichten ‫ﺻﻮرت‬
het haar ‫ﻣﻮ‬
de kin, de kinnen ‫ﭼﺎﻧﻪ‬
de lip, de lippen ‫ﻟﺐ‬
de mond, de monden ‫دﻫﺎن‬
de nek, de nekken ‫ﮔﺮدن‬
de neus, de neuzen ‫ﺑﯿ‬
het oog, de ogen ‫ﭼﺸﻢ‬
het oor, de oren ‫ﮔﻮش‬
de snor, de snorren ‫ﺳ ﻞ‬
de tand, de tanden ‫دﻧﺪان‬
de wang, de wangen ‫ﮔﻮﻧﻪ‬

5.4 Voet – voeten, lip – lippen


het enkelvoud * ‫ﻣﻔﺮد‬
de klinker, de klinkers * ‫ﺣﺮف ﺻﺪادار‬
de korte klank, de korte klanken * ‫ﺻﺪای ﮐﻮﺗﺎە‬
de medeklinker, de medeklinkers * ‫ﺣﺮف ﺑ ﺼﺪا‬
het meervoud * ‫ﺟﻤﻊ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

18
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
5.5 Een afspraak maken
de afspraak, de afspraken ‫ﻗﺮار ﻣﻼﻗﺎت‬
de assistente, de assistentes (‫دﺳ ﺎر )زن‬
bellen (ik bel, jij belt, hij belt, wij bellen) ‫ ﺗﻠﻔﻦ زدن‬، ‫ﺗﻤﺎس ﮔﺮﻓ‬
de controle , de controles ‫ﺑﺮر ﮐﺮدن‬
eerder ‫ ﻗ ﻞ از آن‬، ‫ﻗ‬
de huisarts, de huisartsen ‫ﭘﺰﺷﮏ ﺧﺎﻧﻮادە‬
de koorts ‫ﺗﺐ‬
later ‫ﻌﺪا‬
maar ‫اﻣﺎ‬
de pijn ‫درد‬
de tandarts, de tandartsen ‫دﻧﺪانﭘﺰﺷﮏ‬
waarom ‫ﭼﺮا‬

5.6 Been – benen, huis – huizen


dezelfde * ‫ﻋﯿﻨﺎ‬
het enkelvoud * ‫ﻣﻔﺮد‬
de klinker, de klinkers * ‫ﺣﺮف ﺻﺪادار‬
de lange klank, de lange klanken * ‫ﺻﺪای ﮐﺸ ﺪە‬
de medeklinker, de medeklinkers * ‫ﺣﺮف ﺑ ﺼﺪا‬
het meervoud * ‫ﺟﻤﻊ‬

5.7 Naar de dokter


ander, andere ‫د ﮕﺮ‬
de apotheek, de apotheken ‫داروﺧﺎﻧﻪ‬
bijvoorbeeld :‫ﺑﺮای ﻧﻤﻮﻧﻪ‬
de dokter, de dokters ‫دﮐ‬
halen (ik haal, jij haalt, hij haalt, wij halen) ‫و آوردن‬ ‫ رﻓ‬،‫ﻪ دﺳﺖ آوردن‬
Ik heb last van … ‫ رﻧﺞ ﻣﯿ م‬... ‫ﻣﻦ از‬
het medicijn, de medicijnen ‫دارو‬
het probleem, de problemen ‫ﻣﺸ ﻞ‬
soms ‫ﺎ‬
ziek, zieke ‫ﺑ ﻤﺎر‬
het ziekenhuis, de ziekenhuizen ‫ﺑ ﻤﺎرﺳﺘﺎن‬

5.8 Jij of u?
de achternaam, de achternamen ‫ﻧﺎم ﺧﺎﻧﻮاد‬
jong, jonge ‫ﺟﻮان‬
kennen (ik ken, jij kent, hij kent, wij kennen) ‫ﺷﻨﺎﺧ‬
oud, oude ‫ ﻗﺪ‬، ‫ﭘ‬
de voornaam, de voornamen ‫ﻧﺎم‬
zeggen tegen (ik zeg tegen, jij zegt tegen, hij zegt tegen, ‫ﮔﻔ ﻪ ﮐ‬
wij zeggen tegen)

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

19
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

5.9 Wat zijn uw klachten?


beterschap ‫ﺑﻬ ﺎ‬
erg ‫ﺴ ﺎر‬
de griep ‫آﻧﻔﻠﻮاﻧﺰا‬
hoesten (ik hoest, jij hoest, hij hoest, wij hoesten) ‫ﻓﻪ ﮐﺮدن‬
de keel, de kelen ‫ﻠﻮ‬
de klacht , de klachten ‫ﺷ ﺎﺖ‬
natuurlijk ‫ﺣﺘﻤﺎ‬
nog ‫ﻫﻨﻮز‬
het recept ‫ﺴﺨﻪ‬
sinds ‫از‬
de spier, de spieren ‫ﻣﺎﻫ ﭽﻪ‬
waarschijnlijk ‫ﻪ اﺣﺘﻤﺎل زﺎد‬

5.10 Dokter – dokters


achter * ‫ﺸﺖ‬
het meervoud * ‫ﺟﻤﻊ‬

5.12 Naar de apotheek


daar ‫ در آﻧﺠﺎ‬،‫آﻧﺠﺎ‬
dagelijks, dagelijkse ‫روزاﻧﻪ‬
het doosje, de doosjes ‫ﺟﻌ ﻪ ﮐﻮﭼﮏ‬
de drogist, de drogisten ‫ درا ﺴﺘﻮر‬, ‫و ﺑﻬﺪاﺷ‬ ‫ﻣﺤﻞ ﻋﺮﺿﻪ ﻟﻮازم آرا‬
de druppel, de druppels ‫ﻗﻄﺮە‬
de huid ‫ﭘﻮﺳﺖ‬
innemen (ik neem in, jij neemt in, hij neemt in, wij nemen in) ‫ﺧﻮردن دارو‬
de keer, de keren ‫دﻓﻌﻪ‬
de pil, de pillen ‫ﻗﺮص‬
smeren (ik smeer, jij smeert, hij smeert, wij smeren) ‫ ﺨﺶ ﮐﺮدن‬،‫ﭼﺮب ﮐﺮدن‬
sommige ‫ﺑﺮ‬
de zalf ‫ ﻣﺮﻫﻢ‬،‫ﻤﺎد‬

5.14 Bij de tandarts


elk, elke ‫ﻫﺮ ﮏ‬
de foto, foto’s ‫ﻋﮑﺲ‬
het gaatje , de gaatjes ‫ﭘﻮﺳ ﺪ دﻧﺪان‬
het gebit, de gebitten ‫دﻧﺪاﻧﻬﺎ‬
helaas ‫ﻣﺘﺎﺳﻔﺎﻧﻪ‬
helemaal ‫ﺎﻣﻼ‬
in orde ‫ﺴ ﺎر ﺧﻮب‬
de kies, de kiezen ‫دﻧﺪان آﺳ ﺎب‬
misschien ‫ﺷﺎ ﺪ‬
poetsen (ik poets, jij poetst, hij poetst, wij poetsen) ‫ﻣﺴﻮا زدن‬
vervelend ‫آزار دﻫﻨﺪە‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

20
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
vullen (ik vul, jij vult, hij vult, wij vullen) ‫ﭘﺮ ﻛﺮدن‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

21
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

A1 Thema 6 De kleding
6.1 De jas, de broek, de schoenen
de broek, de broeken ‫ﺷﻠﻮار‬
het hemd, de hemden ‫ﺗﻦﭘﻮش‬
de jas, de jassen ‫ﺎ ﺸﻦ؍ ﺎﻟﺘﻮ‬
de onderbroek, de onderbroeken ‫ﺷﻮرت‬
het overhemd, de overhemden ‫ﭘ اﻫﻦ ﻣﺮداﻧﻪ‬
de rok, de rokken ‫داﻣﻦ‬
de schoen, de schoenen ‫ﮐﻔﺶ‬
de sok, de sokken ‫ﺟﻮراب‬
de tas, de tassen ‫ﮐﻒ‬
de trui, de truien ‫ژا ﺖ‬
het T-shirt, de T-shirts ‫ت‬
het vest, de vesten ‫ﺟﻠ ﻘﻪ‬

6.2 De en het
de lidwoord, de lidwoorden * ‫ﺣﺮف ﺗﻌ ﻒ‬
het meervoud * ‫ﺟﻤﻊ‬
het verkleinwoord, de verkleinwoorden * ‫ﺣﺮف ﺗﺼﻐ‬
het woordenboek, de woordenboeken * ‫ﻓﺮﻫﻨﮓ واژ ﺎن‬

6.3 Kleding kopen


de bloes, de bloezen ‫ﻠﻮز‬
Een moment alstublieft. .‫ﮏ ﻟﺤﻈﻪ ﻟﻄﻔﺎ‬
het feest, de feesten ‫ﺟﺸﻦ‬
de kleding ‫ﭘﻮﺷﺎ‬
de knoop, de knopen ‫د ﻤﻪ‬
de maat, de maten ‫ ﺳﺎﯾﺰ‬،‫اﻧﺪازە‬
mogen (ik mag, jij mag, hij mag, wij mogen) ‫ﻣﺠﺎز ﺑﻮدن‬
de medewerker, de medewerkers ‫ﺎرﻣﻨﺪ‬
de paskamer, de paskamers ‫اﺗﺎق ﭘﺮو‬
passen (ik pas, jij past, hij past, wij passen) ‫ﭘﺮو ﮐﺮدن‬
te ‫ﺧ‬
trouwen (ik trouw, jij trouwt, hij trouwt, wij trouwen) ‫ازدواج ﻛﺮدن‬

6.5 Wat draagt zij?


allebei ‫ﻫﺮ دو‬
dragen (ik draag, jij draagt, hij draagt, wij dragen) (‫ﭘﻮﺷ ﺪن )ﻟ ﺎس‬
aanhebben (ik heb aan, jij hebt aan, hij heeft aan, wij hebben aan) ‫ﻪ ﺗﻦ داﺷ‬
de jurk, de jurken ‫ﭘ اﻫﻦ زﻧﺎﻧﻪ‬
de kleren ‫ﻟ ﺎﺳﻬﺎ‬
kort, korte ‫ﮐﻮﺗﺎە‬
de laars, de laarzen ‫ﭼ ﻤﻪ‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

22
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
lang, lange ‫ﻠﻨﺪ‬
net, nette ‫رﺳ و ﻣﺮﺗﺐ‬
het pak, de pakken ‫ﮐﺖ و ﺷﻠﻮار‬
vrij, vrije ‫آزاد؍ ﺗﻌﻄ ﻞ‬
het werk ‫ﺎر‬

6.6 Welk? Welke?


welk, welke * ‫ﮐﺪام‬

6.7 Welke sieraden draagt zij?


de armband, de armbanden ‫دﺳﺖﺑﻨﺪ‬
de bril, de brillen ‫ﻋﯿﻨﮏ‬
de handschoen, de handschoenen ‫دﺳﺘﮑﺶ‬
de hoed, de hoeden ‫ﻼە‬
de hoofddoek, de hoofddoeken ‫رو ی‬
het horloge, de horloges ‫ﺳﺎﻋﺖ ﻣ‬
de ketting, de kettingen ‫ ﮔﺮدﻧ ﻨﺪ‬، ‫زﻧﺠ‬
de muts, de mutsen ‫ﻼە زﻣﺴﺘﺎ‬
de oorbel, de oorbellen ‫ﮔﻮﺷﻮارە‬
de ring, de ringen ‫ﺣﻠﻘﻪ؍ اﻧﮕﺸ‬
het sieraad, de sieraden ‫ز ﺖ آﻻت‬
de sjaal, de sjaals ‫ﺷﺎل‬

6.8 De rok is kapot.


dezelfde ‫ﻋﯿﻨﺎ‬
Een ogenblik alstublieft. .‫ﮏ ﻟﺤﻈﻪ ﻟﻄﻔﺎ‬
even ‫ﮏ ﻟﺤﻈﻪ‬
het gat , de gaten ‫ﺳﻮراخ‬
heel ‫ﺴ ﺎر‬
jammer ‫ﺣﻒ‬
kapot, kapotte ‫آﺳ ﺐ د ﺪە‬
meenemen (ik neem mee, jij neemt mee, hij neemt mee, ‫ ﻫﻤﺮاە ﺑﺮدن‬, ‫ﻫﻤﺮاە داﺷ‬
wij nemen mee)
ruilen (ik ruil, jij ruilt, hij ruilt, wij ruilen) ‫ﻣﻌﺎوﺿﻪ ﮐﺮدن‬
sturen (ik stuur, jij stuurt, hij stuurt, wij sturen) ‫ﻓﺮﺳﺘﺎدن‬
wel ‫اﯾﻦ واژە ﺨﻮدی ﺧﻮد ﻣﻌﻨﺎ ﻧﺪاﺷﺘﻪ و‬
‫ﺑﺮای ﺸﺪ ﺪ ﻓﻌﻞ در ﺟﻤﻠﻪ ﺎر ﻣ ود‬
werken (ik werk, jij werkt, hij werkt, wij werken) ‫ﺎر ﮐﺮدن‬

6.9 Ik wil, jij wil, hij wil, wij willen


het onregelmatige werkwoord, de onregelmatige werkwoorden * ‫ﻗﺎﻋﺪە‬ ‫ﻓﻌﻞ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

23
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

6.10 De tijd
de avond, de avonden ‫ﺷﺐ‬
duren (het duurt) ‫ﻃﻮل ﮐﺸ ﺪن‬
een half uur ‫ﻧ ﻢ ﺳﺎﻋﺖ‬
Hoe laat is het? ‫ﺳﺎﻋﺖ ﭼﻨﺪ اﺳﺖ؟‬
de klok, de klokken ‫ﺳﺎﻋﺖ دﯾﻮاری‬
een kwartier ‫ﮏ ر ــﻊ‬
de middag, de middagen ‫ﻌﺪ از ﻇﻬﺮ‬
de nacht, de nachten ‫ﻧ ﻤﻪ ﺷﺐ‬
‘s nachts ‫ﺷﺐ ﻫﺎ‬
de ochtend, de ochtenden ‫ﺻﺒﺢ‬
een seconde, de secondes ‫ﺛﺎﻧ ﻪ‬
de tijd ‫زﻣﺎن‬
een uur, de uren (‫ﺳﺎﻋﺖ )زﻣﺎن‬

6.11 Is de winkel open?


behalve ...‫ﻪ ﺟﺰ‬
bestellen (ik bestel, jij bestelt, hij bestelt, wij bestellen) ‫ﺳﻔﺎرش دادن‬
brengen (ik breng, jij brengt, hij brengt, wij brengen) ‫آوردن‬
dicht ‫ ﺗﻌﻄ ﻞ‬،‫ﺴﺘﻪ‬
de feestdag, de feestdagen ‫ روز ﺗﻌﻄ ﻞ‬،‫روز ﺟﺸﻦ‬
gesloten ‫ ﺗﻌﻄ ﻞ‬, ‫ﺴﺘﻪ‬
online ‫آﻧﻼﯾﻦ‬
open ‫ﺎز‬
de openingstijd, de openingstijden ‫ﺳﺎﻋﺎت ﺎر‬
ophalen (ik haal op, jij haalt op, hij haalt op, wij halen op) ‫رﻓ و ﮔﺮﻓ‬
de spullen ‫وﺳﺎ ﻞ‬
toch ‫ﻋﻠ ﻏﻢ اﯾﻦ؍ ﺎ وﺟﻮد اﯾﻦ‬

6.13 Duizend, miljoen, miljard


duizend ‫ﻫﺰار‬
het getal, de getallen ‫ﻋﺪد‬
miljard ‫ﻣ ﻠ ﺎرد‬
miljoen ‫ﻣ ﻠﯿﻮن‬
ongeveer ‫ﺣﺪودا؍ ﺗﻘ ﺎ‬
precies ‫دﻗ ﻘﺎ‬

6.14 Kleren wassen


alles ‫ﻫﺮ ﭼ‬
apart ‫ﺟﺪا ﺎﻧﻪ‬
donker , donkere ‫ﺗ ە‬
droog, droge ‫ﺧﺸﮏ‬
de graad, de graden ‫درﺟﻪ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

24
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
meteen ‫ﻼﻓﺎﺻﻠﻪ‬
ophangen (ik hang op, jij hangt op, hij hangt op, (‫آو ﺰان ﮐﺮدن ) ﻪ ﻋﻨﻮان ﻣﺜﺎل ﻟ ﺎس‬
wij hangen op)
schoon, schone ‫ﺗﻤ‬
vies, vieze ‫ﮐﺜ ﻒ‬
warm, warme ‫ﮔﺮم‬
wassen (ik was, jij wast, hij wast, wij wassen) ‫ﺷﺴ‬
zelf ‫ ﺧﻮدم‬،‫ﺧﻮد‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

25
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

A1 Thema 7 Reizen
7.1 Ik ga op reis.
de auto, de auto’s ‫ﺧﻮدرو‬
de boot, de boten ‫ﻗﺎﯾﻖ‬
de bus, de bussen ‫اﺗ ﻮس‬
de fiets, de fietsen ‫دوﭼﺮﺧﻪ‬
laat ‫دﯾﺮ‬
de metro, de metro’s ‫ﻣ و‬
nemen (ik neem, jij neemt, hij neemt, wij nemen) ‫ﮔﺮﻓ‬
reizen (ik reis, jij reist, hij reist, wij reizen) ‫ﺳﻔﺮ ﮐﺮدن‬
het station, de stations (‫ا ﺴﺘ ﺎە )ﻗﻄﺎر‬
de tram, de trams ‫ﺗﺮاﻣﻮا‬
de trein, de treinen ‫ﻗﻄﺎر‬
het vliegtuig, de vliegtuigen ‫ﻫﻮاﭘ ﻤﺎ‬

7.2 Hoe?
hoe ‫ﭼﮕﻮﻧﻪ؟‬
de lengte * ‫درازا‬

7.3 Regels in het verkeer


het bord, de borden ‫)در اﯾﻨﺠﺎ( ﺗﺎ ﻠﻮی راﻫﻨﻤﺎ و راﻧﻨﺪ‬
het fietspad, de fietspaden ‫ﻣﺴ دوﭼﺮﺧﻪ‬
de kilometer, de kilometers ‫ﮐ ﻠﻮﻣ‬
Let op! ‫ﺗﻮﺟﻪ‬
de regel, de regels ‫ﻗﺎﻧﻮن‬
rijden (ik rijd, jij rijdt, hij rijdt, wij rijden) ‫ ﺳﻮاری ﮐﺮدن‬،‫راﻧﻨﺪ ﮐﺮدن‬
de snelweg, de snelwegen ‫ﺑﺰرگراە‬
het stoplicht, de stoplichten ‫ﭼﺮاغ راﻫﻨﻤﺎ‬
stoppen (ik stop, jij stopt, hij stopt, wij stoppen) ‫ﻣﺘﻮﻗﻒ ﮐﺮدن‬
het verkeer ‫ﻋﺒﻮر و ﻣﺮور‬
de weg, de wegen ‫ﺟﺎدە‬
het zebrapad, de zebrapaden ‫ﻣﺤﻞ ﻋﺒﻮر ﻋﺎﺑﺮ ﭘ ﺎدە‬

7.4 Ik kan, wij kunnen – ik mag, wij mogen


het onregelmatige werkwoord, de onregelmatige werkwoorden * ‫ﻗﺎﻋﺪە‬ ‫ﻓﻌﻞ‬

7.5 De kaart van Nederland


belangrijk, belangrijke ‫ﻣﻬﻢ‬
het eiland, de eilanden ‫ﺟ ﺮە‬
de hoofdstad, de hoofdsteden ‫ﺎﯾﺘﺨﺖ‬
de kaart, de kaarten ‫ﻧﻘﺸﻪ‬
het land, de landen ‫ﮐﺸﻮر‬
het midden ‫وﺳﻂ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

26
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
het noorden ‫ﺷﻤﺎل‬
naartoe ‫ ﻪ ﺳﻤﺖ‬،‫ﻪ‬
het oosten ‫ق‬
de provincie, de provincies ‫اﺳﺘﺎن‬
het westen ‫ﻏﺮب‬
het zuiden ‫ﺟﻨﻮب‬

7.6 Op de doos, achter de doos, in de doos


aan ‫ﻪ‬
achter ‫ﺸﺖ‬
boven ‫ﺎﻻ‬
in ‫در‬
naast ‫ﺟﻨﺐ‬
onder ‫زﺮ‬
op ‫روی‬
over ‫از روی‬
tegenover ‫ﻣﻘﺎ ﻞ‬
tussen ‫در ﻣ ﺎن‬
uit ‫از‬
voor ‫ﺟﻠﻮی‬

7.7 In de file
alvast ‫ﭘ ﺸﺎﭘ ﺶ‬
de collega, de collega’s ‫ﻫﻤ ﺎر‬
denken (ik denk, jij denkt, hij denkt, wij denken) ‫ﻓﮑﺮ ﮐﺮدن‬
doorgeven (ik geef door, jij geeft door, ‫ رﺳﺎﻧﺪن‬،‫اﻧﺘﻘﺎل دادن‬
hij geeft door, wij geven door)
dus ‫ﺲ‬
de file, de files ‫ﺗﺮاﻓ ﮏ‬
onderweg ‫در راە‬
de plek, de plekken ‫ﻣ ﺎن‬
prima ‫ﺧﻮب‬
snappen (ik snap, jij snapt, hij snapt, wij snappen) ‫ﻓﻬﻤ ﺪن‬
te laat ‫ﺧ دﯾﺮ‬
tot straks ‫ﻌﺪا ﺑ ﻨﻤﺖ‬

7.8 Waar is het station?


bij ‫در‬
dichtbij ‫ﻧﺰد ﮏ‬
eerst ‫ﻧﺨﺴﺘ‬
het kruispunt, de kruispunten ‫ﺗﻘﺎﻃﻊ‬
linksaf ‫ﮔﺮدش ﻪ ﭼﭗ‬
links ‫ﭼﭗ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

27
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

oversteken (ik steek over, jij steekt over, hij steekt over, ‫از ﺧ ﺎ ﺎن ﻋﺒﻮر ﮐﺮدن‬
wij steken over)
rechtdoor ‫ﻣﺴﺘﻘ ﻢ‬
rechtsaf ‫ﮔﺮدش ﻪ راﺳﺖ‬
rechts ‫راﺳﺖ‬
ver ‫دور‬
de weg ‫ ﻣﺴ‬،‫راە‬

7.9 Woorden opzoeken


de betekenis, de betekenissen * ‫ﻣﻌ‬
het hele werkwoord, de hele werkwoorden * ‫ﻣﺼﺪر‬
opzoeken (ik zoek op, jij zoekt op, hij zoekt op, wij zoeken op) * ‫دﻧ ﺎل ﭼ ی ﮔﺸ‬
passen (het past) * ‫ﺟﺎ ﺷﺪن‬
de vorm, de vormen * ‫ﻓﺮم‬
het woordenboek * ‫ﻓﺮﻫﻨﮓ واژ ﺎن‬

7.10 Voor het eten, op donderdag, om negen uur


in (‫در )ﻣﺎە‬
na ‫ﻌﺪ از‬
om (‫در )ﺳﺎﻋﺖ‬
op (‫در )روز‬
over ‫ ﺳﺎﻋﺖ‬... ‫ﻌﺪ از‬
sinds ‫از‬
tijdens ‫در ﻫﻨ ﺎم‬
tot ...
( ‫ﺗﺎ )ﺳﺎﻋﺖ‬
van (... ‫از )ﺳﺎﻋﺖ‬
voor (‫ ﻣﺎﻧﺪە ﻪ )ﺳﺎﻋﺖ‬,‫ﻗ ﻞ از‬

7.11 Op het station


het bord, de borden ‫ﺗﺎ ﻠﻮ‬
gelukkig ‫ﺧﻮﺷ ﺨﺘﺎﻧﻪ‬
halen (ik haal, jij haalt, hij haalt, wij halen) ‫ ﻪ دﺳﺖ آوردن‬، ‫ﮔﺮﻓ‬
de kant, de kanten ‫ﺳﻤﺖ‬
aankomen (ik kom aan, jij komt aan, hij komt aan, wij komen aan) ‫ وارد ﺷﺪن‬,‫رﺳ ﺪن‬
missen (ik mis, jij mist, hij mist, wij missen) ‫از دﺳﺖ دادن‬
rennen (ik ren, jij rent, hij rent, wij rennen) ‫دو ﺪن‬
het spoor, de sporen ‫رﻞ‬
vertrekken (ik vertrek, jij vertrekt, hij vertrekt, wij vertrekken) ‫ﺗﺮك ﻛﺮدن‬
de vertrektijd, de vertrektijden ‫زﻣﺎن ﺧﺮوج‬
via ‫از ﻃ ﻖ‬
wachten (ik wacht, jij wacht, hij wacht, wij wachten) ‫ﺻ ﮐﺮدن‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

28
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
7.12 Mijn auto, jouw auto, onze auto
mijn ‫ﻣﺎل ﻣﻦ‬
jouw / je ‫ﻣﺎل ﺗﻮ‬
uw (‫ﻣﺎل ﺷﻤﺎ )ﻣﻮد ﺎﻧﻪ‬
zijn (‫ﻣﺎل او )ﻣﺬﮐﺮ‬
haar (‫ﻣﺎل او )ﻣﺆﻧﺚ‬
ons ‫ﻣﺎل ﻣﺎ‬
onze ‫ﻣﺎل ﻣﺎ‬
jullie (‫ﻣﺎل ﺷﻤﺎ )ﺟﻤﻊ‬
hun ‫ﻣﺎل آﻧﻬﺎ‬

7.13 Met de bus


blijven (ik blijf, jij blijft, hij blijft, wij blijven) ‫ﻣﺎﻧﺪن‬
de chauffeur, de chauffeurs ‫راﻧﻨﺪە‬
eindelijk ‫اﻧﺠﺎم‬
de halte, de haltes (‫ا ﺴﺘ ﺎە )اﺗ ﻮس‬
hangen (ik hang, jij hangt, hij hangt, wij hangen) ‫آو ﺰان ﺑﻮدن‬
instappen (ik stap in, jij stapt in, hij stapt in, wij stappen in) ‫ﺳﻮار ﺷﺪن‬
net ‫ﻫﻤ اﻻن‬
slapen (ik slaap, jij slaapt, hij slaapt, wij slapen) ‫ﺧﻮاﺑ ﺪن‬
t/m (tot en met) ‫ﺗﺎ و ﻫﻤﭽﻨ‬
uitstappen (ik stap uit, jij stapt uit, hij stapt uit, wij stappen uit) ‫ﭘ ﺎدە ﺷﺪن‬
vanavond ‫اﻣﺸﺐ‬
volgend, volgende ‫ﻌﺪی‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

29
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

A1 Thema 8 Vrije tijd


8.1 De boerderij
de boerderij, de boerderijen ‫ﻣﺰرﻋﻪ‬
het dier, de dieren ‫ﺣﯿﻮان‬
dik, dikke ‫ﭼﺎق‬
de hond, de honden ‫ﺳﮓ‬
de kat, de katten ‫ﮔ ﻪ‬
de koe, de koeien ‫ﺎو‬
kwijt ‫ﻢ ﺷﺪە‬
leven (ik leef, jij leeft, hij leeft, wij leven) ‫زﻧﺪ ﮐﺮدن‬
overal ‫در ﻫﻤﻪ ﺟﺎ‬
het paard, de paarden ‫اﺳﺐ‬
het schaap, de schapen ‫ﮔﻮﺳﻔﻨﺪ‬
het varken, de varkens ‫ﺧﻮک‬

8.2 Woorden leren


de betekenis, de betekenissen * ‫ﻣﻌ‬
de manier, de manieren * ‫روش‬
onthouden (ik onthoud, jij onthoudt, hij onthoudt, wij onthouden) * ‫ﻪ ﺧﺎﻃﺮ ﺳ دن‬
de taal, de talen * ‫ز ﺎن‬
de tegenstelling, de tegenstellingen * ‫ﻣﺘﻀﺎد‬
de tekening, de tekeningen * ‫ ﻃ ح‬، ‫ﻧﻘﺎ‬
het woordweb, de woordwebben * ‫ﻼﻣﺎت ﻣﺮﺗ ﻂ‬

8.3 Voetbalclub Groen Gras


de club, de clubs ‫ﺎﺷ ﺎە‬
de dame, de dames ‫ﺎﻧﻮ‬
de heer, de heren ‫آﻗﺎ‬
iedereen ‫ ﻫﻤﻪ‬، ‫ﻫﺮ ﮐ‬
de informatie ‫اﻃﻼﻋﺎت‬
spelen (ik speel, jij speelt, hij speelt, wij spelen) ‫ﺎزی ﮐﺮدن‬
sporten (ik sport, jij sport, hij sport, wij sporten) ‫ورزش ﮐﺮدن‬
het team, de teams ‫ﺗﻢ‬
trainen (ik train, jij traint, hij traint, wij trainen) ‫آﻣﻮزش دادن‬
vanaf ‫از‬
voetballen (ik voetbal, jij voetbalt, hij voetbalt, wij voetballen) ‫ﻓﻮﺗ ﺎل ﺎزی ﮐﺮدن‬
de wedstrijd, de wedstrijden ‫ﻣﺴﺎ ﻘﻪ‬

8.4 Zinnen maken (2)


aan het einde * ‫در ﺎ ﺎن‬
het hele werkwoord, de hele werkwoorden * ‫ﻣﺼﺪر‬
de hoofdzin, de hoofdzinnen * ‫ﺟﻤﻠﻪ اﺻ‬
het werkwoord, de werkwoorden * ‫ﻓﻌﻞ‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

30
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
8.5 Wat is je hobby?
de bal, de ballen ‫ﺗﻮپ‬
bewegen (ik beweeg, jij beweegt, hij beweegt, wij bewegen) ‫ﺣﺮﮐﺖ ﮐﺮدن‬
dansen (ik dans, jij danst, hij danst, wij dansen) ‫رﻗﺼ ﺪن‬
gezond, gezonde ‫ﺗﻨﺪرﺳﺖ‬
de hobby, de hobby’s ‫ﮔﺮ‬
houden van (ik houd van, jij houdt van, hij houdt van, wij houden van) ‫دوﺳﺖ داﺷ‬
de muziek ‫ﻣﻮﺳ‬
tekenen (ik teken, jij tekent, hij tekent, wij tekenen) ‫ ﻧﻘﺎ ﮐﺸ ﺪن‬،‫ﮐﺸ ﺪن روی ﺎﻏﺬ‬
vertellen (ik vertel, jij vertelt, hij vertelt, wij vertellen) ‫ ﺗﻌ ﻒ ﮐﺮدن‬، ‫ﮔﻔ‬
de vriend, de vrienden (‫دوﺳﺖ )ﻣﺬﮐﺮ‬
weer ‫دو ﺎرە‬
zwemmen (ik zwem, jij zwemt, hij zwemt, wij zwemmen) ‫ﺷﻨﺎ ﮐﺮدن‬

8.6 Een formulier invullen


het adres, de adressen ‫آدرس‬
de cursus, de cursussen ‫دورە‬
daarom ‫ﺑﻨﺎﺑﺮاﯾﻦ‬
het e-mailadres, de e-mailadressen ‫آدرس ا ﻤ ﻞ‬
het formulier, de formulieren ‫ﻓﺮم‬
de geboortedatum ‫زادروز‬
inschrijven (ik schrijf in, jij schrijft in, hij schrijft in, wij schrijven in) ‫ﺛ ﺖ ﻧﺎم ﮐﺮدن‬
invullen (ik vul in, jij vult in, hij vult in, wij vullen in) ‫ﭘﺮ ﮐﺮدن ﻓﺮم‬
het nummer, de nummers ‫ﺷﻤﺎرە ﻼ‬
de postcode, de postcodes ‫ﮐﺪ ﺴ‬
starten (ik start, jij start, hij start, wij starten) ‫وع ﮐﺮدن‬
de telefoon, de telefoons ‫ﺗﻠﻔﻦ‬

8.7 De broek, een broek – het paard, een paard


de lidwoord, de lidwoorden * ‫ﺣﺮف ﺗﻌ ﻒ‬
het meervoud * ‫ﺟﻤﻊ‬

8.8 Wat ga jij in het weekend doen?


als ‫اﺮ‬
het concert, de concerten ‫ﮐ ت‬
een dagje weg ‫ﮏ روز ﮔﺮدش‬
het liedje, de liedjes ‫ﺗﺮاﻧﻪ‬
het museum, de museums ‫ﻣﻮزە‬
op bezoek ‫ﺎزد ﺪ‬
de radio, de radio’s ‫رادﯾﻮ‬
het restaurant, de restaurants ‫رﺳﺘﻮران‬
het strand, de stranden ‫ﺳﺎﺣﻞ‬
uit eten ‫ﺑ ون ﻏﺬا ﺧﻮردن‬

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

31
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH

de zee, de zeeën ‫در ﺎ‬


zingen (ik zing, jij zingt, hij zingt, wij zingen) ‫آواز ﺧﻮاﻧﺪن‬

8.9 Geen of niet


het meervoud * ‫ﺟﻤﻊ‬
tellen (ik tel, jij telt, hij telt, wij tellen) * ‫ﺷﻤﺎرش ﮐﺮدن‬
de situatie, de situaties * ‫وﺿﻌ ﺖ‬

8.10 Op vakantie
de bloem, de bloemen ‫ﻞ‬
fietsen (ik fiets, jij fietst, hij fietst, wij fietsen) ‫دوﭼﺮﺧﻪ ﺳﻮاری ﮐﺮدن‬
groetjes ‫ﺪرود‬
ieder, iedere ‫ﻫﺮ ﮏ‬
de natuur ‫ﻃﺒ ﻌﺖ‬
op vakantie gaan (ik ga op vakantie, jij gaat, hij gaat, wij gaan) ‫رﻓ ﻪ ﺗﻌﻄ ﻼت‬
de tent , de tenten ‫ﭼﺎدر ﻣﺴﺎﻓﺮ‬
de vakantie, de vakanties ‫ﺗﻌﻄ ﻼت‬
de vogel, de vogels ‫ﭘﺮﻧﺪە‬
wandelen (ik wandel, jij wandelt, hij wandelt, wij wandelen) ‫راە رﻓ‬
het weer ‫ﻫﻮا‬
het zwembad, de zwembaden ‫اﺳﺘﺨﺮ‬

8.11 Ik begrijp het niet.


bedoelen (ik bedoel, jij bedoelt, hij bedoelt, wij bedoelen) ‫ﻣﻨﻈﻮرداﺷ‬
herhalen (ik herhaal, jij herhaalt, hij herhaalt, wij herhalen) ‫ﺗﮑﺮار ﮐﺮدن‬
langzaam ‫ آرام‬،‫ﺷﻤﺮدە‬
nog een keer ‫دو ﺎرە‬
verstaan (ik versta, jij verstaat, hij verstaat, wij verstaan) ‫ﺷ ﺪن‬, ‫ﻓﻬﻤ ﺪن‬
uitleggen (ik leg uit, jij legt uit, hij legt uit, wij leggen uit) ‫ﺗﻮﺿﯿﺢ دادن‬

8.12 Dit boek is hier. Dat boek is daar.


aanwijzen (ik wijs aan, jij wijst aan, hij wijst aan, wij wijzen aan) * ‫اﺷﺎرە ﮐﺮدن ﻪ‬
het meervoud * ‫ﺟﻤﻊ‬

8.13 Vrienden
het bier ‫آ ﺠﻮ‬
het café, de cafés ‫ﺎﻓﻪ‬
elkaar ‫ﮑﺪ ﮕﺮ‬
de film, de films ‫ﻓ ﻠﻢ‬
inderdaad ‫ﻘﯿﻨﺎ‬
jawel ‫ﻠﻪ اﺗﻔﺎﻗﺎ‬
kletsen (ik klets, jij kletst, hij kletst, wij kletsen) ‫ﮔﭗ زدن‬
schoonmaken (ik maak schoon, jij/hij maakt schoon, wij maken schoon) ‫ﺗﻤ ﮐﺮدن‬
veel plezier ‫ﺧﻮش ﮕﺬرد‬
* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

32
TAALCOMPLEET A1 WOORDENLIJST PERZISCH
de vriendin , de vriendinnen (‫دوﺳﺖ )ﻣﻮﻧﺚ‬
weleens ‫ﺎ‬
zin hebben in (ik heb zin in, jij hebt zin in, hij heeft zin in, ‫ﺗﻤﺎ ﻞ داﺷ ﻪ‬
wij hebben zin in)

* Dit woord hoef je niet te leren. .‫ﻣﺠﺒﻮر ﻪ ﺎدﮔ ی ﻠﻤﺎت دارای ﺳﺘﺎرە )*( ﻧﺨﻮاﻫ ﺪ ﺑﻮد‬

33

You might also like