You are on page 1of 5

 Je kan het begrip ‘evidence based’ correctuitleggen

Het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van van het beste beschikbare bewijsmateriaal
om beslissingen te nemen met individuele cliënten over goede of gewenste zorg of behandeling.

 Je weet op welke vier factoren een evidencebased beslissing gebaseerd is


o Beschikbare evidence vanuit wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek
o Beschikbare middelen
o Voorkeur van de patient
o Eigen klinische ervaring

 Je kan formuleren waarom EBP belangrijk is in je opleiding

impliceert het integreren van indivuele kennis en ervaring van de behandelaar en de indiviuele
waarden en ervaringsgerichte kennis van de cliënt met het beste bewijsmateriaal.

 Je kan een onderzoeksvraag formuleren volgens dePICO-methodiek

 Je kan de vijf stappen van wetenschappelijk onderzoek benoemen en toelichten

1. Probleemstellingvraag -> Het probleem vertalen in een beantwoordbare vraag


2. Beste bewijs -> Efficiënt zoeken naar het beste bewijs
3. Besluit -> Beoordelen van het gevonden bewijs op relevantie, kwaliteit en toepasbaarheid
4. Implementatie -> Toepassen van het resultaat in de praktijk
5. Evaluatie -> Regelmatig evalueren van het proces en het resultaat

 Je kan zoektermen formuleren


AND – OR – NOT

 Je kent de onderdelen van een wetenschappelijkartikel. Je kan ze opsommen en


kort toelichten wat er te vinden is in demethode / resultaten / discussie enz.

 Je kent het verschil tussen beschrijvend,correlationeel en interventie-


onderzoek
Beschrijvend:
Correlationeel:
Interventie:

 Je kent het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek en


literatuuronderzoek
Kwalitatief: onderzoek naar diepgaande informatie over motivaties, gedachten;
draait om woorden en niet om cijfers

Kwantitatief: onderzoeken naar cijfermatige inzichten; geeft antwoorden op vragen


die in hoeveelheden kunnen kunnen worden uitgedrukt

 Je kan volgende types van onderzoeken correct beschrijvende herkennen:


Clinicaltrial= effectiviteit van een behandeling aantonen door studies op mensen

randomized clinical trial = interventiegroep krijgt willekeurig ene interventie en


controlegroep niet

Correlationeel / cross-sectioneel /dwarsdoorsnede-onderzoek= factoren en


gegevens worden met elkaar in verband brengen op het niveau van individuen.

Cohortonderzoek= onderzoeker wil weten of een bepaalde risicofactor leidt tot een
bepaalde ziekte.

Case-controlstudies = Eerst kijkt de onderzoeker wie ziek is (case) en wie niet (control)
•Vervolgens nagaan bij hoeveel cases de risicofactor wél en bij hoeveel niet aanwezig was
Diagnostische tests= Onderzoeker gaat op zoek naar een goed meetinstrument om een
diagnose te stellen.

 Je kan sensitiviteit en specificiteit toelichten/ interpreteren


Survey-onderzoek en focusgroeponderzoek= Om een dieper inzicht te krijgen in de
belevings- en ervaringswereld van patiënten en proefpersonen

Literatuurstudie / review= overzicht van de bestaande (recente)


wetenschappelijke literatuur die verschenen is over een
bepaald onderwerp.

Case-study= Beschrijft uitgebreid en volledig alle kenmerkende eigenschappen van


één (of enkele) personen (of instellingen)

Practice guideline= Beschrijft nauwkeurig en volledig een nieuwe methode, richtlijn,


behandeling, meettoestel, assessmentinstrument,….

 Je kan volgende begrippen toelichten en voorbeelden van geven:


Interne validiteit= In hoeverre zijn de conclusies geldig voor de onderzochte
onderzoeksgroep ? vb Docent onderzoekt of taalvaardigheid voormeting van studenten
verbetert door monitoraa
externe validiteit= Generaliseerbaarheid naar andere populaties vb Een docent
onderzoekt of de hoofdrekenvaardigheid van studenten verbetert door extra oefeningen

Betrouwbaarheid=

 Je kent alle inhoudelijke beoordelingscriteria van een RCT en kan deze


toepassen op een concreet artikel
1. Wat is onderzocht ?
2. Waarom is het onderzocht ?
3. Hoe is het onderzocht ?
4. Wat werd er gevonden ?
5. Wat zijn sterke en zwakke punten ?
6. Wat heb ik eraan in de praktijk ?

 Je kent dus ook de begrippen


Inclusie

Exclusie

Interventiegroep= Inhoud en vergelijkbaarheid van de behandeling in de interventiegroep


versus de behandeling in de Controlegroep

Randomisatie= juist toegepast ? Bv. Hoofdpijn: niet patiënten in groep indelen ngl
geboortejaar, want mogelijks heeft leeftijd iets met het effect van de behandeling te maken !
Wel nummertje laten trekken, …
Blindering= Blindering zo goed mogelijk toegepast ? Bij voorkeur zijn patiënten,
behandelaars én beoordelaars niet op de hoogte van de toegepaste interventie

uitkomstmeting/outcome= bv. Als outcome ‘pijn’ is, dan moet het meetinstrument dit
correct helpen inschatte

intention-to-treatanalyse= De onderzoeker rapporteert alle data van deelnemers die de


intentie hadden heel het onderzoek mee te doen, ook data van de uitvallers

per protocolanalyse= enkel data analyseren van diegene die heel het protocol doorliepen

loss tofolow up= De onderzoeker moet beschrijven wat de redenen waren van uitval

 Je kent alle inhoudelijke beoordelingscriteriavan een reviewonderzoek en kan


deze toepassen op een concreet artikel
1. Wat is onderzocht ?
2. Waarom is het onderzocht ?
3. Hoe is het onderzocht ?
4. Wat werd er gevonden ?
5. Wat zijn sterke en zwakke punten ?
6. Wat heb ik eraan in de praktijk

 Je kent de piramides van de levels of evidenceen kan interventiestudies erin


situeren

 Je kent de evaluatiecriteria van een website en kan deze toepassen op een website (artikel)
 Internetadres
• Auteur
• Controleerbaarheid
• Actualiteit
• Objectiviteit
• Structuur van de site

You might also like