Professional Documents
Culture Documents
Titel
Eventueel ondertitel
Samenvatting
De samenvatting geeft de inhoud van de volledige tekst in maximaal 200 250 woorden weer. Zij is hoofdzakelijk bedoeld voor de lezer die de tekst niet in zijn geheel wil lezen, of die de tekst nog eens in grote lijnen wenst te overzien. Een goede samenvatting beschrijft niet de structuur van het eigenlijke werkstuk en is dus geen opsomming van de hoofdstukken. Wel geeft de samenvatting overzichtelijk de essentie van het werkstuk weer. Een goede samenvatting bestaat uit drie delen:
formuleert de precieze probleemstelling en je legt uit wat je wilde bereiken met je project. Je verklaart ook waarom de probleemstelling relevant is. Daarna bespreek je de methode die je gebruikte en de resultaten. Als je zelf onderzoek hebt gedaan, geef je aan op welke principes dat onderzoek gebaseerd is. Tenslotte beschrijf je de belangrijkste informatie die het onderzoek opgeleverd heeft. In een besluit formuleer je de conclusies die je uit de gevonden informatie kan trekken. Afhankelijk van de gebruikte bronnen of de gevolgde methode kan het ook nodig zijn deze conclusies te relativeren omdat nog onvoldoende informatie beschikbaar is.
In de samenvatting gebruik je geen letterwoorden of afkortingen. De samenvatting kan ook in n of meer vreemde talen opgesteld worden. (KHK Stijlwijzer, 2010)
Inhoudstafel
Samenvatting.................................................................................3 Inhoudstafel...................................................................................4 Inleiding.........................................................................................5 Probleemstelling............................................................................6
1.1 ....................................................................................................6 1.2 ....................................................................................................6 1.3 Vraagstelling(en)...........................................................................6
Methodologie..................................................................................7 Resultaten......................................................................................8
1.4 Casus..............................................................................................8
1.4.1 1.4.2 1.4.3 1.4.4 1.4.5 administratieve gegevens..........................................................................8 medische gegevens..................................................................................8 multidisciplinaire gegevens........................................................................9 verpleegkundige gegevens.........................................................................9 overzicht parameters..............................................................................13
Inleiding
De inleiding moet de lezer aanzetten om het werkstuk verder te lezen en moet hem informeren over de inhoud ervan. Dit is de plaats om in het kort het onderwerp te omschrijven en te situeren in een ruimere context. Je komt hier uitgebreid op terug in de probleemstelling. Vat dus kort het volgende samen: - Wat is het belang van dit probleem (incidentie prevalentie) voor de verpleegkundige praktijk? - Hoe heb je het onderwerp afgebakend en waarom? Wat is de centrale vraag waarop het project een antwoord wil bieden? - Welke methode heb je gevolgd? - Hoe is het werk opgebouwd? Hoe heb je het onderwerp aangepakt? Doe dit beknopt en in een vlotte doorlopende tekst, geen droge opsomming van titeltjes.
Probleemstelling
= Probleemstelling m.b.t. gekozen verpleegkundige diagnose (zie ook suggesties stagebundel). De probleemstelling omvat verschillende paragrafen waarin je volgende aspecten verwerkt: - Begripsdefiniring m.b.t. gekozen onderwerp - Incidentie- en prevalentiecijfers door aan te geven hoe frequent dit probleem voorkomt in vb. het ziekenhuis waar je stage loopt, ziekenhuizen in Vlaanderen, Belgi, Europa enz., kaart je het belang aan voor het verpleegkundig beroep om voldoende aandacht te besteden aan dit probleem - literatuurstudie (minimum 10 diverse informatiebronnen) - vraagstelling(en) m.i.v. een conceptueel model (= een schematische weergave van de inhoud van je werk, zonder het antwoord te verraden op de gestelde vragen)(het betreft dus geen samenvatting!)
1.1
1.2
1.3 Vraagstelling(en)
Vermeld hier 1 of meerdere vraagstellingen welke jouw onderwerp afbakenen. Ontwerp een conceptueel model waarin je de kernwoorden van de verschillende vragen schematisch met pijlen met elkaar in verbinding stelt. Zo maak je de lezer visueel duidelijk waarover je project gaat. In dit schema geef je echter nog niet de antwoorden op je vragen. Het betreft dus geen samenvattend schema, maar wel een schema dat de lezer verder aanzet tot lezen.
Methodologie
= weergeven hoe je tot al je informatie gekomen bent, die je gebruikte om dit project te schrijven. Formuleer dus je zoekmethode. Dit kan omvatten: Welke trefwoorden gaf je in? Op welke zoekmachines zocht je? Tot welk jaartal heb je afgebakend? Welke referentiepersonen heb je aangesproken (weergave van functie, niet van echte naam)? Uit welke context verzamelde je gegevens van je patint (type dienst, ZH)?
Resultaten
= antwoorden op de vraagstelling(en) op basis van praktijkgegevens
1.4 Casus
Gegevensverzameling volgens patronen van Gordon. Zorg ervoor dat je een patint/clintvoorstelling geeft die past binnen de gekozen verpleegkundige diagnose.
naam: (dhr. Of mevr. X -geen namen vermelden!- bednummer/box/) leeftijd / geboortedatum: nationaliteit: datum en uur van opname: behandelende geneesheer: (geen namen vermelden! wel de specialiteit vb. internist, gynaecoloog, orthopedist, chirurg (specialiteit), ) wijze van opname: (gepland niet gepland)
medicatie:
ENTERAAL
geneesmiddel + concentratie medicatie groep dosis wijze + vorm van toedienen tijdstip indicatie bij deze patint
PARENTERAAL
geneesmiddel + concentratie + oplos-/ verdunningsmiddel? medicatie groep dosis wijze + vorm van toedienen tijdstip indicatie bij deze patint
PERFUSIE
naam Wijze van toedienen Start stop indicatie bij deze patint
wie maakt deel uit van het multidisciplinaire team: specifieke voorschriften: (kin? dieet? ) aandachtspunten voor het verpleegkundig team:
PATROON VAN
GEZONDHEIDSBELEVING
EN
INSTANDHOUDING
algemene gezondheid: verpleegkundige anamnese: (algemeen - specifiek voor deze opname) vroedkundige anamnese: (algemeen - specifiek voor deze opname) beleving: (i.v.m. ziekte - ziek zijn- opname) algemene indruk: (hoe ziet patint er uit) zelfmedicatie natuurproducten - andere gezondheidsgewoonten: Allergie: Ongeval: (thuis / werk / verkeer) vitale functies: - pols: (snelheid? ritme? regelmaat?) - temperatuur: - ademhaling: (frequentie? diepte? ritme? geluid? techniek?) - apgar (na 1 5 10): omgaan met voorschriften - therapietrouw: (opvolgen medicatie, leefregels, behandelvoorschriften, nazorg?) risicos gezondheidsproblemen: risicos: (vallen? infectie?, syncope?,) gewoonten: (roken? alcohol? drugs? )
10
Patroon 2: VOEDINGS
EN
STOFWISSELINGSPATROON
opname van voeding en vocht: hoeveelheid eten en drinken: (afwijking van normale opname?) (toevoegen aan overzicht parameters?) frequentie: (regelmaat? aantal?) (toevoegen aan overzicht parameters?) supplementen: (vitaminen? tussendoortjes?) dieet: (problemen met het volgen van ?) gewicht en lengte: (af-, toename?) (toevoegen aan overzicht parameters?) eetlust en dorst: (voor-, afkeur?) slikklachten: voedselallergie: maag-darmfunctie: (problemen met vertering? afwijking?) BMI: Borstvoeding: bijkomende aspecten: toestand gebit - tandprothese mondslijmvlies: Wondjes: (slechte genezing?) Huidproblemen: (defecten? droog?) Oedeem varices hemorroden:
Patroon 3: UITSCHEIDINGSPATROON
Urine: (observaties? problemen? bijzondere maatregelen hulpmiddelen?) (toevoegen aan overzicht parameters?) Stoelgang: (observaties? problemen? Bijzondere maatregelen hulpmiddelen?) (toevoegen aan overzicht parameters?) transpiratie: (zweet en talg?) speeksel en slijm: sputum: bloed en wondvocht: (toevoegen aan overzicht parameters?) pus: traanvocht: oorsmeer: neusslijm: navel pasgeborene: moedermelk: (stuwing? borsten?) (toevoegen aan overzicht parameters?) menstruatiebloed: (toevoegen aan overzicht parameters?) vaginaal vocht: lochiaal verlies: (toevoegen aan overzicht parameters?)
Patroon 4: ACTIVITEITENPATROON
Energie: (voldoende?)
11
Lichaamsbeweging: (wat? regelmaat?) Lichaamshouding: Lichaamscordinatie: belemmerende factoren: (verplichte bedrust? steunverbod? functiebeperking? ademhaling? circulatie? spier- neurologische problemen?) hulpmiddelen: lichaamsverzorging: (huid? haren? nagels? neus? oren? ogen? mond?) ontspanning: (hobbys? sport? recreatie?) vermogen m.b.t. : (vermeld de gehanteerde scores (vb. VG-MZG, Katz, ) van je stagedienst + vermeld betekenis van scores) wassen: vulvaspoeling: aan/uitkleden: verzorging uiterlijk: mobiliteit (algemeen, in bed): toiletgang: eten en drinken: koken: huishouden: boodschappen doen: geldbeheer:
Patroon 5: SLAAP-RUSTPATROON
Gewoonten: (houding? regelmaat? dag-nachtritme?) kwaliteit kwantiteit: problemen: (inslapen? doorslapen?) gebruik van hulpmiddelen: (medicatie? rituelen?) bezoekbeperking:
Patroon 6: COGNITIE
EN
WAARNEMINGSPATROON
cognitie:
geheugen: (inprenting? onthouden? reproductie?) concentratie: bewustzijn: orintatie: (tijd? plaats? persoon?) aandacht: (vasthouden? omschakelen?) denken: (tempo? samenhang? realiteitsgehalte? abstractieniveau?) besluiten: leren: intelligentie: probleemoplossend denken: begrijpen: waarneming: zicht: (slechtziend (ver/bij)? hulpmiddelen? lichtgevoeligheid? pupilreactie?)
12
gehoor: (slechthorend (bij stilte met omgevingsgeluiden?) hulpmiddelen?) pijn: (locatie? duur? frequentie? intensiteit? verloop?) gevoel: (warmte koude / glad ruw / hard - zacht) smaak: geur:
Patroon 7: ZELFBELEVINGSPATROON
zelfbeeld: eigenwaarde: (zelfbeeld? lichaamsbeeld? vroegere ervaringen?) persoonlijkheid: verandering door ziekte: uitingsvormen: (lichaamstaal? motoriek? oogcontact?)
emoties: stemming: (verschil vroeger nu?) gevoelens: genieten: temperament: reactie op : (emotionele crisis?) gedrag:
Patroon 8: ROLLEN
EN
RELATIEPATROON
sociaal functioneren: gezinssituatie: woonsituatie: (hoe? Waar? huur- of eigen huis?) huishouden: opleiding: werksituatie: financile situatie: (inkomen? tegemoetkomingen? schulden?) mutualiteit: mantelzorg ouderparticipatie - rooming-in: sociaal netwerk contacten: subjectieve beleving van rollen en relaties: vermogen om relaties te hanteren: (met partner? met kinderen? met significante anderen?) functioneren van patint: (t.a.v. gezondheidszorgwerkers? medepatinten? bezoek?) communicatie: verbaal: spreken: (taal? vermogen? niveau? tempo? realiteitsgehalte? samenhang? verstaanbaarheid? hulpmiddelen?) luisteren: (begrip? inspanning?) nonverbaal: beperkingen stoornissen:
13
Patroon 9: SEKSUALITEITS
EN VOORTPLANTINGSPATROON
lichamelijke aspecten: bevalling postpartum: (ligging kind? verloop arbeid uitdrijving placentaire fase? baarmoederinvolutie? naween?) (toevoegen aan overzicht parameters?) anticonceptie: SOA? Beleving: ontwikkelingsgebonden factoren: (geslachtsbesef? puberteit? menstruatie? menopauze?) intimiteit: (behoefte? beleving? vermogen?) problemen door ziekte:
stressbeleving: spanningen: recente veranderingen: coping: probleemoplossend vermogen: afweermechanisme: reactie op frustratie: (risico op) agressief gedrag: (risico op) sucide - zelfverminking - manipulatie: ondersteuning: belangrijke anderen:
EN
LEVENSOVERTUIGING
waarden: levenswijze: zingevingproblemen: toekomstverwachting wensen: ethische dilemmas: culturele aspecten: levensovertuiging: geloof:
14
tijd
res.
tijd res.
tijd res.
1.5.2 Diagnose
P: E: S: Einddoel: Korte termijndoel 1 met evaluatiecriteria (!RUMBA!): Interventies
15
Uitvoering
Observatie
Verbeterpunten
Uitvoering
Observatie
Verbeterpunten
(Zijn er wijzigingen/uitbreiding nodig in korte termijndoel en/of interventies?)
Reflectie: situatie patint: (in welke mate heeft de patint bijgedragen tot het resultaat?) situatie student: (in welke mate hebben de verpleegkundige en de studentverpleegkundige bijgedragen tot het resultaat?)
16
17
Besluit
Het besluit bevat de conclusies die uit de argumenten en de resultaten van het project getrokken kunnen worden. Hier vergelijk je de behaalde resultaten met het vooropgestelde doel en geef je een antwoord op de centrale vraag (beschreven in de probleemstelling). In het besluit kan je ook aangeven in hoeverre de resultaten tot nieuwe inzichten leiden, welke toepassingsmogelijkheden je ziet, enz. In het besluit breng je geen nieuwe feiten, ideen of argumenten aan. Tabellen, figuren of formules horen hier evenmin thuis. Het besluit stel je best op door de corpus grondig na te lezen en dan per punt de conclusies te noteren. De argumenten voor deze conclusies herhaal je niet. Nadien maak je er een doorlopende tekst van. (Stijlwijzer KHK, 2010)
18
Literatuurlijst
De literatuurlijst is de alfabetische lijst van boeken, artikelen en andere documentatie die je raadpleegde voor het project, en waar naar je ook verwijst in de tekst. Het opstellen van een literatuurlijst is aan strikte richtlijnen gebonden. Daarover kan je meer lezen in de stijlwijzer, hoofdstuk 4. (Stijlwijzer KHK, 2010)
19
Bijlagen
(optioneel)