You are on page 1of 3

lOMoARcPSD|219105

DMS-#26990231-v1-Week 8 – Winsttoerekening vaste


inrichtingen en transfer pricing
Internationaal belastingrecht en dividendbelasting (Universiteit van Amsterdam)

StudeerSnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit


Gedownload door Satya Durga (soemeer.durga@gmail.com)
lOMoARcPSD|219105

Week 8 – Winsttoerekening vaste inrichtingen en transfer pricing

Literatuur

 Cursus Belastingrecht, deel Internationaal Belastingrecht 2017-2018, Hoofdstuk III, 3.4.2.A


 Besluit 15 januari 2011, nr. IFZ2010/457M (Winstallocatie vaste inrichtingen; zie
verdragenbundel)

Jurisprudentie

 HR 13 april 1994, BNB 1994/169 (winsttoerekening Franse v.i.)


 HR 20 december 2002, BNB 2003/246 (vaste inrichting tussenhoudster)
 HR 23 januari 2004, BNB 2004/214 (swap toerekenbaar aan vermogen v.i.)
 HR 25 november 2005, BNB 2007/117 (allocatie eigen vermogen bank-v.i.)
 HR 3 juni 2016, BNB 2016/171 (bij v.i. van FE geen rekening houden met interne royalty’s)

Vraag 1

Y BV is een Nederland gevestigde vennootschap die een onderneming drijft op het gebied van de
recycling van autobanden. Y BV beschikt uit dien hoofde over een vaste inrichting in land X. Vanuit
deze vaste inrichting vindt de inname van oude autobanden en de verkoop van gerecycled rubber in X-
land plaats. Voor de inname van oude autobanden in X-land beschikt Y BV in dat land over een
vrachtwagen die recent nieuw is aangeschaft specifiek ten behoeve van de vaste inrichting. Deze
aankoop is volledig gefinancierd door middel van een rentedragende lening gesloten bij Z Bank NV.
De balans van Y BV ziet er als volgt uit:
____________________________________________________________
Machines 50 Eigen vermogen 100
Vrachtwagen 100 Bankschuld 100
Voorraden 50
200 200

Gevraagd

a. Beschrijf hoe volgens de huidige inzichten van de Staatssecretaris van Financiën activa in het
algemeen worden toegerekend aan het vermogen van een vaste inrichting.
b. Behoort de vrachtwagen volgens de huidige inzichten van de Staatssecretaris van Financiën tot het
vermogen van de vaste inrichting?
c. Behoort de lening waarmee de vrachtwagen is gefinancierd volgens de huidige inzichten van de
Staatssecretaris van Financiën tot het vermogen van de vaste inrichting? In hoeverre wijken de
inzichten van de Staatssecretaris op dit punt af van de inzichten van de OESO?

Vraag 2

WereldGoed Holding NV (de moedermaatschappij, hierna "NV") en haar dochtermaatschappij


WereldGoed Projecten I BV (hierna "BV") vormen een fiscale eenheid in de zin van art. 15 Wet Vpb
1969. Beide vennootschappen houden zich bezig met de projectmatige ontwikkeling van onroerend goed
in binnen- en buitenland. BV exploiteert een bungalowpark aan de Cubaanse noordkust. Het
bungalowpark kan worden aangemerkt als een vaste inrichting in de zin van art. 15f Wet Vpb 1969. In

Gedownload door Satya Durga (soemeer.durga@gmail.com)


lOMoARcPSD|219105

verband met de ontwikkeling van het Cubaanse onroerend goed heeft NV uit haar eigen vermogen aan
BV een lening verstrekt ter grootte van € 10.000.000, rente 10% p.j.
In een zeker jaar behaalt de fiscale eenheid een generale winst van € 5.000.000. Het bedrijfsresultaat van
de Cubaanse vaste inrichting (vóór een eventuele aftrek van interest) bedroeg in dat jaar € 3.000.000.

Gevraagd

Bereken de door NV verschuldigde vennootschapsbelasting, rekening houdend met de objectvrijstelling.


Veronderstel dat het Nederlandse Vpb-tarief 25% bedraagt.

(vervolg vraag 2)

Veronderstel dat NV niet een lening aan BV heeft verstrekt ter grootte van € 10.000.000, rente 10% p.j.,
maar het recht op gebruik van de naam “WereldGoed”. Voor dit recht betaalt BV aan NV een jaarlijkse
royalty van € 1.000.000. In zeker jaar behaalt de fiscale eenheid een generale winst van € 5.000.000. Het
bedrijfsresultaat van de Cubaanse vaste inrichting (vóór een eventuele aftrek van royalty’s) bedroeg in dat
jaar € 3.000.000.

Gevraagd

Bereken wederom de door NV verschuldigde vennootschapsbelasting, rekening houdend met de


objectvrijstelling. Veronderstel ook nu weer dat het Nederlandse Vpb-tarief 25% bedraagt.

Vraag 3

De in Amsterdam gevestigde Nederlandsche Aannemings- en Baggermaatschappij NV ("NV") heeft in


jaar 3 opdracht verkregen voor de aanleg van een zeehaven in Abidjan (Ivoorkust). Voor NV vormt het
bouwproject in Ivoorkust aldaar een vaste inrichting.

In verband met het bovenstaande project stuurt NV op 1 januari jaar 4 een van haar baggerschepen naar
Ivoorkust. Het desbetreffende schip wordt duurzaam ter beschikking gesteld van de vaste inrichting. Het
schip is op 1 januari van jaar 1 nieuw aangeschaft voor een prijs van € 2.500.000. De technische en
economische levensduur van het schip is vijf jaar, en de restwaarde is nihil. Op het moment waarop het
schip aan de vaste inrichting werd overgedragen, bedroeg de waarde in het economische verkeer daarvan
€ 1.800.000, en was de resterende economische levensduur 2 jaar.

De generale winst over jaar 4 bedroeg (vóór afschrijving) € 2.000.000. Het resultaat van de vaste
inrichting over jaar 4 bedroeg (vóór afschrijving) € 1.500.000.

Gevraagd

Bereken de door NV over jaar 4 verschuldigde vennootschapsbelasting, rekening houdend met de


objectvrijstelling. Veronderstel dat het Nederlandse Vpb-tarief 25% bedraagt.

Gedownload door Satya Durga (soemeer.durga@gmail.com)

You might also like