Professional Documents
Culture Documents
Literatuur
Jurisprudentie
Vraag 1
Y BV is een Nederland gevestigde vennootschap die een onderneming drijft op het gebied van de
recycling van autobanden. Y BV beschikt uit dien hoofde over een vaste inrichting in land X. Vanuit
deze vaste inrichting vindt de inname van oude autobanden en de verkoop van gerecycled rubber in X-
land plaats. Voor de inname van oude autobanden in X-land beschikt Y BV in dat land over een
vrachtwagen die recent nieuw is aangeschaft specifiek ten behoeve van de vaste inrichting. Deze
aankoop is volledig gefinancierd door middel van een rentedragende lening gesloten bij Z Bank NV.
De balans van Y BV ziet er als volgt uit:
____________________________________________________________
Machines 50 Eigen vermogen 100
Vrachtwagen 100 Bankschuld 100
Voorraden 50
200 200
Gevraagd
a. Beschrijf hoe volgens de huidige inzichten van de Staatssecretaris van Financiën activa in het
algemeen worden toegerekend aan het vermogen van een vaste inrichting.
b. Behoort de vrachtwagen volgens de huidige inzichten van de Staatssecretaris van Financiën tot het
vermogen van de vaste inrichting?
c. Behoort de lening waarmee de vrachtwagen is gefinancierd volgens de huidige inzichten van de
Staatssecretaris van Financiën tot het vermogen van de vaste inrichting? In hoeverre wijken de
inzichten van de Staatssecretaris op dit punt af van de inzichten van de OESO?
Vraag 2
verband met de ontwikkeling van het Cubaanse onroerend goed heeft NV uit haar eigen vermogen aan
BV een lening verstrekt ter grootte van € 10.000.000, rente 10% p.j.
In een zeker jaar behaalt de fiscale eenheid een generale winst van € 5.000.000. Het bedrijfsresultaat van
de Cubaanse vaste inrichting (vóór een eventuele aftrek van interest) bedroeg in dat jaar € 3.000.000.
Gevraagd
(vervolg vraag 2)
Veronderstel dat NV niet een lening aan BV heeft verstrekt ter grootte van € 10.000.000, rente 10% p.j.,
maar het recht op gebruik van de naam “WereldGoed”. Voor dit recht betaalt BV aan NV een jaarlijkse
royalty van € 1.000.000. In zeker jaar behaalt de fiscale eenheid een generale winst van € 5.000.000. Het
bedrijfsresultaat van de Cubaanse vaste inrichting (vóór een eventuele aftrek van royalty’s) bedroeg in dat
jaar € 3.000.000.
Gevraagd
Vraag 3
In verband met het bovenstaande project stuurt NV op 1 januari jaar 4 een van haar baggerschepen naar
Ivoorkust. Het desbetreffende schip wordt duurzaam ter beschikking gesteld van de vaste inrichting. Het
schip is op 1 januari van jaar 1 nieuw aangeschaft voor een prijs van € 2.500.000. De technische en
economische levensduur van het schip is vijf jaar, en de restwaarde is nihil. Op het moment waarop het
schip aan de vaste inrichting werd overgedragen, bedroeg de waarde in het economische verkeer daarvan
€ 1.800.000, en was de resterende economische levensduur 2 jaar.
De generale winst over jaar 4 bedroeg (vóór afschrijving) € 2.000.000. Het resultaat van de vaste
inrichting over jaar 4 bedroeg (vóór afschrijving) € 1.500.000.
Gevraagd