You are on page 1of 49

Oefenvragen

Sociale Psychologie
Social Psychology. Aronson, Wilson, Akert &
Sommers.
9th ed.

Let op! Zoals je zult zien zijn de antwoorden zwartgelakt. Dit omdat je ander meteen
het antwoord ziet. Dus maak de oefenvragen, pak daarna dit bestand er weer bij en
selecteer bij ‘Tekstmarkeringskleur’ ‘Geen kleur’. Voila!

Heel veel succes!

1
1 INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1.....................................................................................................3

Hoofdstuk 2.....................................................................................................6

Hoofdstuk 3...................................................................................................10

Hoofdstuk 4...................................................................................................13

Hoofdstuk 5...................................................................................................17

Hoofdstuk 6...................................................................................................20

Hoofdstuk 7...................................................................................................25

Hoofdstuk 8...................................................................................................28

Hoofdstuk 9...................................................................................................32

Hoofdstuk 10.................................................................................................35

Hoofdstuk 11.................................................................................................39

Hoofdstuk 12.................................................................................................42

Hoofdstuk 13.................................................................................................46

2
HOOFDSTUK 1
Onderzoekers die zich bezighouden met sociale cognitie nemen aan dat mensen ...

A de wereld zo accuraat mogelijk proberen waar te nemen.

B niet helder kunnen nadenken met anderen om zich heen.

C de waarheid vervormen om zichzelf in een gunstig daglicht te kunnen zien.

D gedreven worden door de behoefte controle uit te oefenen over anderen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Wat houdt het analyseniveau in voor een sociaal psycholoog?

A het individu in de context van een sociale situatie

B de sociale situatie zelf

C iemands prestatieniveau

D iemands niveau van redeneren

ANTWOORDSLEUTEL: A

Waarin verschilt de sociale psychologie van de persoonlijkheidspsychologie?

A Sociale psychologie richt zich op individuele verschillen, terwijl persoonlijkheidspsychologie zich


richt op het gedrag van mensen in verschillende situaties.

B Sociale psychologie richt zich op de gemeenschappelijke processen die mensen vatbaar maken
voor sociale invloed, terwijl persoonlijkheidspsychologie zich richt op individuele verschillen.

C Sociale psychologie biedt algemene wetmatigheden en theorieën over samenlevingen, terwijl


persoonlijkheidspsychologie de eigenschappen bestudeert die mensen uniek maken.

D Sociale psychologie richt zich op individuele verschillen, terwijl persoonlijkheidspsychologie zich


richt op algemene wetmatigheden en theorieën over de samenlevingen.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke twee centrale motieven beïnvloeden de manier waarop we ons een beeld vormen van de
wereld?

A de behoefte om te voelen dat onze meningen correct zijn

B de behoefte aan het in stand houden van een zekere zelfwaardering

C de behoefte aan superioriteit ten opzichte van anderen

D de behoefte aan accurate waarnemingen en beslissingen

E de behoefte aan zelfexpressie

ANTWOORDSLEUTEL: B, D

3
In de sociale psychologie wordt het analyseniveau gevormd door ...

A de samenleving als geheel.

B het individu in een sociale context.

C groepen en organisaties.

D cognitieve en perceptuele hersenprocessen.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Voor sociaal psychologen was de meest waarschijnlijke verklaring voor de massale zelfmoord in
Jonestown dat ...

A leden van de sekte geestelijk labiel waren of een klinische depressie hadden

B de sekteleider hypnose of drugs gebruikte om zijn volgelingen tot gehoorzaamheid te dwingen

C er zich processen afspeelden waarin bijna elk gezond persoon verstrikt zou raken.

D de open, verwelkomende aard van de sekte tot gevolg had dat leden het veilig vonden om hun
leider te gehoorzamen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Welke van de volgende uitspraken illustreren de fundamentele attributiefout?

A: Een man zegt: 'Mijn vrouw is wat je noemt een knorrig mens geworden', maar legt zijn eigen
knorrigheid uit als het gevolg van een vervelende werkdag.
B: Een vrouw leest een artikel over de hoge werkloosheid in arme gemeenschappen en zegt: 'Als
die mensen niet zo lui waren, zouden ze wel werk vinden.'
C: 'De mensen die in Jonestown zelfmoord pleegden, waren sociaal geïsoleerd en afgesneden van
andere standpunten over hun leider.'
D: 'De mensen die zelfmoord pleegden in Jonestown waren geestesziek.'

A Beweringen A en B

B Beweringen B en D

C Beweringen A, B en D

D Alle beweringen

ANTWOORDSLEUTEL: C

Een vreemdeling benadert Emilie op de campus en zegt dat hij professioneel fotograaf is. Hij vraagt
Emilie of ze een kwartiertje voor hem wil poseren bij het gebouw van de studentenvereniging. Van
welke van de volgende keuzemogelijkheden is de beslissing van Emilie volgens sociaal psychologen
afhankelijk?

A hoe goed de man gekleed is

B of de man aanbiedt haar te betalen

C hoe Emilie de situatie interpreteert

D of de man een strafblad heeft

4
ANTWOORDSLEUTEL: C

'Naïef realisme' refereert aan het gegeven dat ...

A de meeste mensen naïef zijn wat betreft psychologie (er geen kennis van hebben).

B weinig mensen realistisch zijn.

C de meeste mensen liever naïef dan accuraat willen zijn.

D de meeste mensen geloven dat zij de dingen accuraat waarnemen.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Wat hebben sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie gemeen?

A Beide richten zich op het individu.

B Beide richten zich op persoonlijkheidskenmerken.

C Beide richten zich op vormende ervaringen in de kindertijd.

D Beide richten zich op genetische bijdragen aan de persoonlijkheid.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke beweringen weerspiegelen het motief een positief zelfbeeld te behouden?

A. Nadat Sarah Bob verlaten heeft voor iemand anders komt Bob tot de conclusie dat hij haar
sowieso niet erg aardig vond.

B. Studenten die de colleges van professor Kerkhoffs willen volgen, moeten een essay schrijven van
tien pagina's. Alle geselecteerden vinden de colleges uiteindelijk geweldig.

C. Janette heeft de eerste test psychologie verprutst. Ze geeft toe dat ze niet genoeg gestudeerd
heeft en belooft het de volgende keer beter te doen.

D. Mark is betrokken geweest bij een aantal kleine verkeersongevallen sinds hij zijn rijbewijs heeft.
Hij zegt: 'Er zijn heel wat zondagsrijders op de wegen. Mensen zouden goed moeten leren rijden,
zoals ik.'

A Beweringen A en B

B Beweringen A, B en D

C Beweringen B en D

D Alle beweringen

ANTWOORDSLEUTEL: B

Een sociaal psycholoog tracht het gewelddadig gedrag van een jongeman primair te verklaren in
termen van ...

A zijn agressieve persoonlijkheidskenmerken.

B mogelijke genetische bijdragen.

C het gedrag van leeftijdsgenoten in zijn omgeving.

5
D wat zijn vader hem heeft geleerd.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Om mensen ertoe te bewegen zelfdestructief gedrag te veranderen, zouden sociaal psychologen


hen waarschijnlijk ...

A overtuigen door nuttige informatie aan te dragen.

B de stuipen op het lijf jagen.

C dreigen met straf.

D alle bovenstaande middelen moeten toepassen.

E geen van bovenstaande middelen moeten toepassen.

ANTWOORDSLEUTEL: E

Sociale psychologie is de studie van ...

A de werkelijke of vermeende invloed van anderen.

B sociale instituties zoals kerk of school.

C sociale evenementen als voetbalwedstrijden en dansavonden.

D psychologische processen als dromen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Het voor een sociaal psycholoog interessantste onderwerp is ...

A in welke mate de extraversie van verschillende premiers van invloed is geweest op hun politieke
beslissingen.

B of studenten zich bij de beslissing om al dan niet te spieken bij een toets laten beïnvloeden door de
manier waarop zij zich voorstellen dat hun vrienden reageren als ze erachter komen.

C de mate waarin sociale klasse voorspelt welk inkomen mensen zullen verdienen.

D wat voorbijgangers op straat vinden van het broeikaseffect.

ANTWOORDSLEUTEL: B

HOOFDSTUK 2
De experimentele methode is het geschiktst voor het beantwoorden van vragen als:

A Hoe agressief is het rijgedrag van automobilisten gedurende het spitsuur in de grote steden?

B Vertonen mensen die gewelddadige games spelen vaker agressief rijgedrag?

C Zijn mensen die agressieve games spelen vaker onbeleefd tegen mensen die voordringen?

D Heeft het spelen van agressieve games tot gevolg dat mensen onbeleefder zijn tegen iemand die
voordringt?

ANTWOORDSLEUTEL: D

6
Een psycholoog sluit zich aan bij een woongroep. Hij wil de onderlinge relaties tussen de leden van
de woongroep observeren en doorgronden. Hier is sprake van ...

A crosscultureel onderzoek.

B toegepast onderzoek.

C een experiment.

D etnografie.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Een onderzoeker wil nagaan welke mensen meer bereid zijn te geven aan een liefdadig doel
wanneer de liefdadige instelling hun een klein geschenk geeft. Ze stuurt per brief een verzoek om
geld aan duizend mensen. Aan een willekeurig gekozen helft van die duizend mensen stuurt ze
gratis adreslabels mee en aan de andere helft niet. De onderzoeker gaat dan na welke van beide
groepen meer geld doneert. Welke bewering over dit onderzoek is juist?

A Het onderzoek maakt gebruik van de observationele methode.

B De onafhankelijke variabele is het al dan niet ontvangen van adreslabels en de afhankelijke


variabele is de hoeveelheid geld die mensen geven.

C De afhankelijke variabele is het al dan niet ontvangen van adreslabels en de onafhankelijke


variabele is de hoeveelheid geld die mensen geven.

D Het onderzoek heeft een lage interne validiteit, omdat de mensen die de adreslabels kregen,
zouden kunnen verschillen van de mensen die geen adreslabels kregen.

ANTWOORDSLEUTEL: B

De correlationele methode is het geschiktst voor het beantwoorden van vragen als:

A Hoe beleefd zijn mensen in openbare gelegenheden?

B Zijn mensen uit het zuiden van het land beleefder in openbare gelegenheden dan mensen uit het
noorden van het land?

C Wat brengt mensen ertoe zich beleefd of onbeleefd te gedragen in openbare gelegenheden?

D Heeft muziek die in warenhuizen wordt gespeeld invloed op de beleefdheid van mensen in die
winkels?

ANTWOORDSLEUTEL: B

Wat is de beste manier om de externe validiteit van een onderzoek te verhogen?

A Ervoor zorgen dat het psychologisch realisme laag is.

B Het onderzoek in het laboratorium uitvoeren in plaats van in het veld.

C Het onderzoek opnieuw uitvoeren met een andere populatie en in een andere setting.

D Ervoor zorgen dat er ten minste twee afhankelijke variabelen zijn

ANTWOORDSLEUTEL: C

Sociaal psychologen doen vaak experimenten in het laboratorium in plaats van in het veld om ...

7
A de interne validiteit te verhogen.

B de externe validiteit te verhogen.

C een meta-analyse uit te voeren.

D het psychologisch realisme te reduceren.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Het basisdilemma van de sociaal psycholoog is dat ...

A het lastig is om studenten sociale psychologie te onderwijzen, omdat de meeste mensen veel
waarde hechten aan persoonlijkheid.

B er bij de meeste experimenten sprake is van een compromis tussen interne en externe validiteit

C het nagenoeg onmogelijk is om een willekeurige (random) selectie van de populatie te hebben bij
laboratoriumexperimenten.

D bijna al het sociale gedrag beïnvloed wordt door de cultuur waarin men is opgegroeid.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Marijke wil uitzoeken of het eten van zoete snacks voor een tentamen tot betere prestaties leidt.
Welke aanpak is het best?

A Achterhalen welke studenten buitengewoon hoge en welke buitengewoon lage tentamencijfers


halen (grote groepen) en hun vragen of zij voor een tentamen zoete snacks eten. Zo kan worden
vastgesteld of studenten die hoge cijfers halen voor een tentamen meer zoete snacks nuttigen dan
studenten met lage cijfers.

B Bij een tentamen waaraan veel studenten deelnemen alle studenten vragen of zij zoete snacks
hebben gegeten voor het tentamen en nagaan of degenen die zoete snacks hebben gegeten het er
relatief beter van afbrengen.

C Bij een tentamen waaraan veel studenten deelnemen aan de helft van de studenten (willekeurig)
zoetwaren uitdelen en nagaan of hun prestaties relatief beter zijn vergeleken met studenten die
geen zoetwaren hebben genuttigd.

D Alle studenten die aan een tentamen deelnemen een zoete snack geven, en bij een volgend
tentamen een zoute snack, en nagaan of de scores van de studenten op het tweede tentamen
gemiddeld lager uitvallen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Emma leest een onderzoek dat aantoont dat kinderen die veel geweld zien ook vaker agressief
zullen zijn op de speelplaats. Emma vindt dat dit zo voor de hand ligt dat ze het ook zelf had
kunnen bedenken. Haar reactie is een voorbeeld van ...

A interne validiteit.

B hindsight bias.

C externe validiteit.

D psychologisch realisme.

8
ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke bewering is een fundamentele aanname van sociaal psychologen?

A Sociale problemen hebben complexe oorzaken en we zullen nooit weten wat deze oorzaken zijn.

B Het is moeilijk om te bestuderen welk effect het kijken van pornografie heeft op mensen, omdat
iedereen anders is.

C Veel sociale problemen kunnen wetenschappelijk worden onderzocht.

D Veel mensen helpen mensen in nood niet omdat ze niets geven om die anderen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Welke bewering over ethisch gedrag bij psychologisch onderzoek is juist?

A Het is een goede wetenschappelijke procedure om deelnemers voorafgaand aan het onderzoek in
te lichten over de onderzoekshypothesen.

B Als proefpersonen worden misleid over het onderzoek moeten ze volledig worden gedebriefd aan
het eind van het onderzoek.

C Darley en Latané zouden hun hypothesen over hulpvaardigheid makkelijk hebben kunnen testen
door proefpersonen van tevoren te vertellen dat ze iemand zouden horen die simuleerde dat hij een
epileptische aanval kreeg.

D Het is nooit toegestaan misleiding te gebruiken.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Een onderzoeksteam wil de hypothese toetsen dat mensen meer van jazz gaan houden als zij wijn
drinken. Zij verdelen hun proefpersonen (studenten van 21 jaar en ouder) willekeurig over twee
groepen. De ene groep gaat naar een ruimte waar ze wijn drinken en naar jazz luisteren. De andere
groep gaat naar een ruimte waar alleen water beschikbaar is. Ook deze groep luistert naar jazz. De
wijnkamer heeft een groot raam met een fraai uitzicht. De waterkamer heeft geen ramen, is
donker en groezelig. De belangrijkste tekortkoming van dit experiment is dat het ...

A een geringe externe validiteit kent.

B een geringe interne validiteit kent.

C geen aselecte steekproef van alle studenten in Nederland heeft getrokken.

D door weinig psychologisch realisme wordt gekenmerkt.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke bewering over sociaalpsychologische bevindingen is juist?

A Als we erover horen, lijken sociaalpsychologische bevindingen soms voor de hand te liggen
vanwege de hindsight bias.

B De meeste mensen kunnen sociaalpsychologische bevindingen makkelijk voorspellen voordat ze de


onderzoeksresultaten kennen.

C Wijze mensen zoals onze grootouders kunnen sociaalpsychologische bevindingen makkelijk


voorspellen voordat ze de onderzoeksresultaten kennen.

9
D De meeste mensen die deel uitmaken van de cultuur waarin de onderzoeken worden uitgevoerd,
kunnen de resultaten voorspellen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke stelling is waar over de WMO en CCMO?

A Een proefpersoon mag niet zomaar stoppen tijdens een onderzoek.

B Het doel van de WMO en CCMO is om onderzoek nadat het uitgevoerd is te beoordelen op
ethische aspecten.

C De WMO en/of CCMO beoordelen psychologische onderzoeken op ethische aspecten voordat het
onderzoek uitgevoerd wordt.

D Proefpersonen moeten bij aanvang van een onderzoek meteen beslissen of ze deel willen nemen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Stel dat een onderzoeker een sterke positieve correlatie aantoont tussen het aantal tweets dat
mensen dagelijks versturen en hun eigen oordeel over hoe gelukkig ze zijn. Welke conclusie kan
daaruit worden getrokken?

A Het versturen van tweets maakt iemand gelukkig

B Geluksgevoelens zorgen ervoor dat mensen meer tweets willen versturen.

C Gelukkige mensen sturen waarschijnlijk meer tweets dan ongelukkige mensen.

D Er is sprake van een derde variabele die mensen gelukkig maakt én ervoor zorgt dat ze meer
tweets versturen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

HOOFDSTUK 3
Julia vindt het moeilijk mannen te vertrouwen. Tijdens afspraakjes met mannen probeert ze na te
gaan hoe betrouwbaar ze zijn. Dit doet ze door hen veel vragen te stellen over hun normen en
waarden en over hoe ze zijn in een relatie zijn. De mannen bij wie Julia dit doet, vinden dit vaak
niet zo prettig. Ze hebben sterk het gevoel dat ze ter verantwoording worden geroepen nog voor
ze de kans hebben gekregen nader kennis te maken met Julia. Als reactie hierop gaan ze Julia na
zo'n eerste afspraakje vaak uit de weg. Julia merkt dat mannen na zo'n date nog weinig van zich
laten horen. Ze denkt: zie je wel! Die mannen zijn allemaal hetzelfde. Ze zijn maar op één ding uit
en niet bereid zich te binden. Welke van de volgende mogelijkheden verklaart de conclusie van
Julia het beste?

A accurate sociale perceptie als gevolg van gecontroleerde processen

B een selffulfilling prophecy

C holistisch denken

D accurate sociale perceptie als gevolg van automatische processen

ANTWOORDSLEUTEL: B

10
Sam speelt op de kermis een spelletje waarbij hij moet raden onder welke beker zich een rode bal
bevindt. Hij kiest helaas de beker net naast die waar de rode bal onder ligt. Volgens
sociaalpsychologisch onderzoek is het het waarschijnlijkst dat hij ...

A door de barrière van overdreven zelfvertrouwen te nonchalant is geweest.

B tegenfeitelijk gaat denken.

C zijn foute keuze wijt aan het lawaai dat de menigte maakte.

D dergelijke spelletjes voortaan vermijdt.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Stel dat je geld probeert in te zamelen voor je favoriete liefdadigheidsinstelling en een kraampje
opzet in de hal van het universiteitsgebouw. Wat zal dan waarschijnlijk het doen van donaties door
voorbijgangers bevorderen?

A Door de voorbijgangers een heel licht klembord te geven met informatie over de
liefdadigheidsinstelling.

B Door de voorbijgangers te vragen een fles koud water vast te houden, terwijl ze luisteren naar wat
je te zeggen hebt.

C Door de voorbijgangers foto's van Japanse steden te laten zien, zodat ze holistisch denken.

D Door wat fris ruikend schoonmaakmiddel over de tafel te sprayen.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Waarbij is het minst automatisch denken betrokken?

A geprimede doelen nastreven

B metaforen over het lichaam gebruiken om tot een oordeel te komen

C tegenfeitelijk redeneren

D selffulfilling prophecy's

ANTWOORDSLEUTEL: C

Stel dat je een nieuw huis wilt kopen en er al een aantal bezichtigd hebt. Wat is nu de beste manier
om tot een beslissing te komen volgens onderzoek naar automatisch denken?

A Afleiding zoeken door een puzzeltje te doen en dan een huis kiezen.

B Bewust nadenken over de alternatieven en dan een beslissing nemen.

C Enkele minuten bewust nadenken over de alternatieven en dan jezelf een aantal minuten afleiden
met puzzelen.

D Er helemaal niet bewust over nadenken, maar eerst een nachtje slapen en er de volgende ochtend
meteen na het wakker worden een beslissing over nemen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

11
Welke verklaring biedt onderzoek uit de sociale psychologie voor het gegeven dat veel mensen
geloven dat hun horoscopen accurate beschrijvingen zijn van wie zij zijn en wat hen waarschijnlijk
zal overkomen?

A Horoscopen bevatten vage beschrijvingen, zodat de meeste mensen ze zien als representatief voor
hun persoonlijkheid en gedrag in het verleden.

B Horoscopen zetten aan tot automatisch beslissen.

C Mensen vinden het moeilijk zich voorbeelden te herinneren die overeenkomen met de horoscoop

D Horoscopen primen automatisch de levensdoelen van mensen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Wat is het beste voorbeeld van een selffulfilling prophecy?

A Een leraar denkt dat jongens beter in wiskunde zijn dan meisjes, maar de jongens in zijn klas zijn
minder goed in wiskunde.

B Bob denkt dat leden van de studievereniging onvriendelijk en snobistisch zijn. Als hij hen ontmoet,
zijn ze echter altijd vriendelijk tegen hem.

C Sarah is bang dat haar zoon amuzikaal is, maar hij doet het met de pianolessen beter dan ze had
verwacht.

D Jill denkt dat haar dochter geen plezier beleeft aan lezen en leest haar niet vaak voor. Haar dochter
raakt zodoende op school achter met lezen.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Welke bewering is waar?

A Alle mensen hebben dezelfde cognitieve 'gereedschappen' tot hun beschikking.

B Wanneer mensen van de ene cultuur verhuizen naar de andere, leren ze in het algemeen niet
denken als de mensen in de nieuwe cultuur.

C Oost-Aziaten zijn geneigd meer holistisch te denken en westerlingen neigen ertoe meer analytisch
te denken als gevolg van genetische verschillen tussen beide groepen.

D Amerikaanse studenten merkten eerder veranderingen in de achtergrond van een foto op, terwijl
Japanse studenten eerder veranderingen in de voornaamste objecten op de voorgrond van een foto
opmerkten.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Rob is beslist niet de aantrekkelijkste jongen in het studentenhuis, maar hij heeft veel
zelfvertrouwen als het aankomt op wie hij is en hoe hij eruitziet. Hij is ervan overtuigd dat de
meeste vrouwen hem zeer aantrekkelijk vinden, en slaagt er vaak in afspraakjes te maken met
vrouwen die veel aantrekkelijker zijn dan hij. Wat is de beste verklaring voor Robs succes?

A zelfbevestigingstheorie

B selffulfilling prophecy

C priming

12
D Pygmalion-effect

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke studie zou volgens onderzoek het bevorderlijkst zijn voor het verbeteren van je vermogen
tot het statistisch beredeneren van alledaagse problemen?

A psychologie

B geneeskunde

C rechten

D scheikunde

ANTWOORDSLEUTEL: A

Stel je voor dat je op weg naar huis bent nadat je een enge film hebt gezien over een lifter die een
moordenaar bleek te zijn. Dan kom je iemand tegen die op luide toon tegen een kennis van je
praat. Omdat je de film gezien hebt, veronderstel je dat je getuige bent van een ruzie die
waarschijnlijk in een vechtpartij zal eindigen. Dit is een voorbeeld van ...

A priming.

B een selffulfilling prophecy.

C het perseveratie-effect.

D gecontroleerd denken.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke uitspraak over culturele verschillen in sociaal denken is juist?

A Hoewel iedereen schema's gebruikt om de wereld te begrijpen, wordt de invloed van die schema's
beïnvloed door de cultuur waarin mensen leven.

B Schema's beïnvloeden wat mensen opmerken in de wereld, maar hebben geen invloed op wat ze
onthouden.

C Schema's beïnvloeden wat mensen onthouden, maar hebben geen invloed op wat ze opmerken in
de wereld.

D Cultuur heeft geen invloed op automatisch denken.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Stel je hebt een sollicitatiegesprek. Een van de onderwerpen tijdens het gesprek is jouw
persoonlijkheid. Bij de functie waarop je solliciteert, is het van belang dat je zorgzaam bent en
door veel mensen aardig gevonden wordt. Welke van de hieronder weergegeven situaties kan in
dat geval in jouw voordeel werken?

A De vrouw met wie je het gesprek hebt, heeft een warme kop koffie in haar handen waar zij af en
toe een slok van neemt.

B De vrouw met wie je het gesprek hebt, heeft een glas frisdrank in haar handen waar zij af en toe
een slok van neemt.

13
C De vrouw met wie je het gesprek hebt, heeft een zwaar klembord met jouw gegevens daarop in
haar handen.

D In de ruimte waar het gesprek plaatsvindt, staan lekkere koekjes op de tafel.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke bewering geldt voor de holistische denkstijl?

A De holistische denkstijl richt zich op de eigenschappen van een object zonder de omringende
context daarbij te betrekken.

B Westerse mensen kunnen holistisch denken als ze worden geprimed met in Japan genomen foto's.

C De holistische denkstijl heeft een genetische basis.

D De holistische denkstijl zou zijn wortels kunnen hebben in de Griekse filosofische tradities van
Aristoteles en Plato.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Waar komen de verschillen tussen holistisch en analytisch denken vandaan?

A genetische verschillen tussen Aziaten en niet-Aziatische westerlingen

B verschillende onderwijssystemen in het Oosten en het Westen

C verschillende klimaten in het Oosten en het Westen

D verschillende filosofische tradities in het Oosten en het Westen

ANTWOORDSLEUTEL: D

HOOFDSTUK 4
Waar individuen uit westerse culturen meer neigen te denken als ..., neigen individuen uit oosterse
culturen meer te denken als ...

A kinderen; volwassenen.

B psychologen; sociologen.

C persoonlijkheidspsychologen; sociaal psychologen.

D introverte personen; extraverte personen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Veronderstel dat Marja heeft ontdekt dat zij een hoger cijfer krijgt voor haar deelname aan
discussiecolleges als ze op de eerste rij zit. Het feit dat haar positie (dicht bij de docent) van invloed
is op het beeld dat de docent van haar participatie heeft, kan worden toegeschreven aan ...

A het feit dat de docent schema's gebruikt.

B perceptuele saillantie.

C het 'wat mooi is, is goed'-schema.

14
D het uit twee fasen bestaande attributieproces.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Het is tien uur in de ochtend en Jan, een Amerikaanse middelbarescholier, sleept zich naar zijn
volgende les om een werkstuk in te leveren waar hij de hele nacht aan heeft gewerkt. In een waas
van uitputting ziet hij onderweg naar het lokaal een student uitglijden en vallen. Hoe zal Jan
hoogstwaarschijnlijk het gedrag van de student interpreteren?

A Jans attributie zal het sterkst worden beïnvloed door zijn eigen persoonlijkheid.

B Op grond van wat we weten over Jans cognitieve vermogens en culturele achtergrond zal hij
waarschijnlijk denken dat de student viel omdat hij onhandig is.

C Jan zal de oorzaak waarschijnlijk aan de situatie toeschrijven, bijvoorbeeld aan het feit dat er
gedweild is en de vloer glad is.

D Jan zal zo moe zijn dat hij helemaal geen causale attributies maakt.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Het tweeledige proces van attributie suggereert dat ...

A mensen eerst een interne attributie maken en vervolgens corrigeren voor de invloeden van de
situatie.

B mensen eerst een externe attributie maken en vervolgens corrigeren voor de invloeden van de
dispositie.

C sporters vaker de fundamentele attributiefout zullen maken dan gamers.

D geen attributie zal worden gemaakt als een van beide stappen van het proces onderbroken wordt

ANTWOORDSLEUTEL: A

Simon zegt dat hij een hekel heeft aan reality-tv, maar mist geen aflevering van Temptation Island .
Dit gedrag is ...

A hoog in onderscheidend vermogen.

B laag in onderscheidend vermogen.

C laag in consensus.

D laag in consistentie.

ANTWOORDSLEUTEL: A

In het onderzoek van Masuda en collega's (2008) naar crossculturele percepties van emotie ...

A wordt met technologie die oogbewegingen volgt, aangetoond dat Amerikaanse deelnemers minder
tijd besteden aan individuen rondom de centrale figuur dan Japanse deelnemers.

B wordt de perceptie van de emotionele toestand van de centrale figuur door Amerikaanse
proefpersonen significant beïnvloed door de emoties van de figuren rondom de centrale persoon.

C heeft de context weinig invloed op de sociale perceptie van de deelnemers.

15
D beginnen Amerikaanse deelnemers met het bekijken van de perifere individuen voordat ze hun
aandacht verleggen naar de centrale figuur.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Van wie verwacht je dat hij waarschijnlijk een externe attributie toekent aan ieder gedrag dat
geobserveerd wordt?

A een volwassene geboren in Amerika

B een achtjarige geboren en getogen in India

C een student uit Hongkong die net afbeeldingen heeft gezien die gerelateerd zijn aan de Chinese
cultuur

D een student uit Hongkong die net afbeeldingen heeft gezien die gerelateerd zijn aan de
Amerikaanse cultuur

ANTWOORDSLEUTEL: C

Wat kan belief perseverance helpen verklaren?

A Mensen die naar tv-programma's kijken waarin klimaatverandering als bedrog wordt beschouwd,
blijven overtuigd van die conclusie, zelfs wanneer ze geconfronteerd worden met wetenschappelijk
bewijs voor het tegendeel.

B Tijdens overleg door juryleden in een rechtszaak is het makkelijker andere juryleden over te halen
hun stem te wijzigen van schuldig in onschuldig, dan omgekeerd.

C Meteorologen zijn beter in het voorspellen van de hoeveelheid regen dan van de hoeveelheid
sneeuw.

D Alle bovenstaande antwoorden.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Waar duidt hersenonderzoek met behulp van fMRI op?

A Oost-Aziatische deelnemers gebruiken bij het komen tot een oordeel een groter percentage van
hun frontale en pariëtale gebieden dan Amerikaanse deelnemers.

B Noch Oost-Aziatische noch Amerikaanse deelnemers zijn in staat hun typische aangeleerde
manieren van het al dan niet bekijken van de context te overwinnen.

C Deelnemers uit beide culturen laten een grotere activatie in de corticale hersengebieden zien
wanneer gevraagd wordt objecten op een voor hen ongebruikelijke manier te bekijken.

D Sociale neurowetenschappen bieden geen steun aan de hypothese dat holistische versus
analytische denkstijlen neigen te variëren afhankelijk van culturele achtergrond.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Welke beschrijving illustreert het begrip belief perseverance het best?

A De eerste keer dat Linda Tobias ontmoet, is ze onder de indruk van zijn intellect en ambitie, maar
ze krijgt er algauw genoeg van en ziet hem als lui en incapabel.

16
B Job is aanvankelijk hoteldebotel van Martha, maar als ze eenmaal een relatie met elkaar hebben,
gelooft hij dat hij een grote fout heeft gemaakt.

C Michaels eerste indruk van Anne is een negatieve en al leert hij haar in verschillende rollen als een
zeer bekwaam persoon kennen, hij blijft ervan overtuigd dat ze het nooit ver zal schoppen.

D Bram was als jonge jongen verlegen en onhandig, en is dat nu hij volwassen is nog steeds.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Ming komt uit China en Jason uit de Verenigde Staten. Ze nemen deel aan een experiment waarin
ze een test moeten doen. Ze krijgen te horen dat ze de test uitstekend hebben gedaan. Vervolgens
wordt hun naar een verklaring voor hun goede prestaties gevraagd. Op basis van crosscultureel
onderzoek naar de zelfdienende bias kun je verwachten dat ...

A Jason zal zeggen dat het aan zijn begaafdheid is te danken. Ming zal dat niet zeggen.

B geen van beiden zal zeggen dat het aan hun begaafdheid is te danken.

C beiden het aan hun begaafdheid zullen toeschrijven.

D Ming het toeschrijft aan zijn eigen capaciteiten, maar dat Jason dat niet doet.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke beschrijving geeft de culturele verschillen in de fundamentele attributiefout het beste weer?

A De leden van collectivistische culturen maken zelden dispositionele attributies.

B De leden van westerse culturen maken zelden dispositionele disposities.

C De leden van collectivistische culturen hebben ook oog voor situationele factoren.

D De leden van westerse culturen hebben ook oog voor situationele factoren.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Stel dat Jaap tijdens elk college scheikunde in slaap valt én dat hij de enige student is die in slaap
valt én dat hij ook tijdens alle andere colleges in slaap valt. Hoe zullen anderen zijn gedrag volgens
de covariatietheorie van Kelley verklaren?

A Het is toe te schrijven aan dit specifieke vak, omdat zijn gedrag laag is in consensus, hoog in
onderscheidend vermogen, en hoog in consistentie.

B Scheikundecolleges zijn saai, omdat Jaaps gedrag hoog is in consensus, onderscheidend vermogen
en consistentie.

C Het is aan iets specifieks van Jaap toe te schrijven, omdat zijn gedrag laag is in consensus en
onderscheidend vermogen, en hoog in consistentie.

D Het is aan de omstandigheden op een bepaalde dag toe te schrijven, omdat zijn gedrag hoog is in
consensus.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Wie zal het eerst een zelfdienende attributie maken?

A Rory, een golfer in de begindagen van zijn carrière

17
B Mariano, een basketbalspeler die veel kampioenschappen gewonnen heeft

C LeBron, een basketbalspeler die al sinds zijn vroege jeugd speelt

D Roger, een proftennisser met meer dan tien jaar ervaring

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welk psychologisch verschijnsel laat de minste culturele variatie zien?

A zelfdienende attributies

B voorkeuren wat betreft oogcontact en persoonlijke ruimte

C de gezichtsuitdrukkingen voor boosheid

D de fundamentele attributiefout

ANTWOORDSLEUTEL: C

HOOFDSTUK 5
Stel dat je een ouder bent en je wilt dat je kinderen het op school goed doen. Wat werkt dan het
best?

A Vertel je kinderen dat ze met een hoop academisch talent geboren zijn.

B Vertel je kinderen dat academische capaciteiten kunnen groeien als ze hard werken.

C Geef je kinderen geld voor elk boek dat ze gelezen hebben gedurende hun schooltijd.

D Vertel je kinderen dat intelligentie erfelijk is en dat er in de familie veel intelligente mensen zijn.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Je wilt een experiment doen tijdens Sint-Maarten. Groepjes kinderen die aanbellen, moeten zich in
een rij opstellen. Jij blijft bij de deur staan en laat de kinderen een voor een binnen. Ze mogen één
snoepje pakken uit een schaal die op tafel staat. Je zet bij de helft van de kinderen een spiegel
neer, zodat een kind dat een snoepje pakt zichzelf ziet. De kinderen willen misschien wel meer dan
één snoepje pakken, ook al weten ze heel goed dat dat niet mag. Welke kinderen geven eerder aan
die verleiding toe?

A Kinderen die zichzelf in de spiegel zien.

B Kinderen die tussen de zeven en negen jaar oud zijn.

C Kinderen die wat mogen pakken als er geen spiegel aanwezig is.

D Kinderen die een neerwaartse sociale vergelijking ervaren.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Stel dat je vriendin Noa zegt: 'Als ik minder dan acht uur slaap krijg, heb ik de volgende dag een
rothumeur'. Wat is de beste conclusie over haar uitspraak gebaseerd op onderzoek in de sociale
psychologie?

18
A Haar bewering is waarschijnlijk waar, omdat mensen in het algemeen weten waarom ze zich op
een bepaalde manier voelen.

B Haar bewering is waarschijnlijk niet waar, omdat mensen zelden weten waarom ze zich op een
bepaalde manier voelen.

C Haar bewering is waarschijnlijk waar, mits ze een lijst gemaakt heeft van alle redenen waarom ze
op een doorsneedag in een goede of slechte stemming is.

D Haar bewering is waarschijnlijk gebaseerd op een causale theorie die al dan niet waar kan zijn.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Katja heeft haar wiskundeproefwerk uitstekend gemaakt. Met welke uitspraak draagt haar moeder
ertoe bij dat zij het niet snel zal opgeven als het vak haar meer problemen gaat geven?

A 'Je hebt er erg hard voor gewerkt en dat heeft zich uitbetaald.'

B 'Je bent zo'n knap kind. Je blinkt uit in alles wat je doet.'

C 'Je hebt vast een wiskundeknobbel.'

D 'Ik ben zo blij dat jij de beste van de klas bent.'

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke van de volgende functies is geen functie van het zelf?

A zelfkennis

B zelfcontrole

C impressiemanagement

D zelfkritiek

ANTWOORDSLEUTEL: D

Wat is de beste definitie van een onafhankelijke visie op het zelf?

A zichzelf definiëren in termen van relaties tot anderen

B zichzelf definiëren in termen van de eigen gedachten, gevoelens en handelingen

C iemand die houdt van activiteiten als dansen en teamsport

D iemand die houdt van activiteiten als lezen en gedichten schrijven

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke uitspraak klopt?

A Na het zien van iemands datingprofiel kunnen mensen vrij goed voorspellen wat ze na een date
van diegene zullen vinden.

B Weten wat iemand anders vond van een potentiële datingpartner is weinig zinvol, omdat iedereen
een verschillende voorkeur heeft.

C Het is in het algemeen gesproken waar dat tegenpolen elkaar aantrekken, dat wil zeggen dat
mensen met verschillende persoonlijkheden zich vaak tot elkaar aangetrokken voelen.

19
D Om te voorspellen hoe leuk we een afspraak met iemand zullen vinden, kunnen we beter afgaan
op de ervaring van iemand anders met die persoon dan op diens datingprofiel.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Het basisprincipe van de angstmanagementtheorie is dat ...

A mensen steeds narcistischer worden.

B het voor overheden belangrijk is om burgers te beschermen tegen terroristische aanslagen.

C religieuze mensen minder bang zijn om te sterven.

D zelfvertrouwen mensen beschermt tegen gedachten over hun sterfelijkheid.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Ben is bang dat hij zijn psychologietoets niet goed zal maken. Welk voorbeeld is de beste illustratie
van gedragsmatige zelfsabotage?

A Ben besteedt een paar extra uren aan studeren, en vlak voor de toets vertelt hij zijn vrienden dat
hij echt hard gestudeerd heeft.

B In plaats van de avond voor de toets te studeren, blijft Ben tot laat op om naar films te kijken op
zijn computer. Vlak voor de toets vertelt hij zijn vrienden dat hij een paar geweldige films heeft
gezien in plaats van te studeren.

C Ben studeert wat uren extra. Dan, vlak voor de toets, vertelt hij zijn vrienden dat hij zich niet zo
goed voelt.

D Ben vertelt zijn docente vlak voor de toets dat haar colleges de beste zijn die hij ooit gevolgd heeft.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Tarek moet zijn was doen, maar hij heeft het steeds heel druk gehad. In welk geval is het het
waarschijnlijkst dat hij in de komende paar dagen zijn was zal doen?

A Tarek zegt tegen zichzelf dat hij de volgende avond om zeven uur zijn was zal doen; mocht zijn
huisgenoot hem vragen mee te doen met gamen, dan zal hij hem vragen of ze dat wat later kunnen
doen.

B Tarek neemt zich serieus voor zijn was de volgende dag op enig moment te doen.

C Tarek neemt zich serieus voor zijn was de komende twee dagen te doen.

D Tarek neemt zich serieus voor de dag daarop niet aan videogames te denken, zodat hij in plaats
daarvan zijn was kan doen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke uitspraak geldt het meest voor narcisme?

A Studenten worden steeds minder narcistisch.

B Narcisme wordt gekenmerkt door eigenliefde en een gebrek aan empathie voor anderen.

C Narcisten leveren betere academische prestaties dan niet-narcisten.

D Narcisten hebben meer vrienden en een beter sociaal leven dan niet-narcisten.

20
ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke uitspraak illustreert de zelfperceptietheorie het best?

A 'Ik weet dan misschien wel niet waarom, maar ik weet wat ik leuk vind.'

B 'Ik weet vaak niet wat ik leuk vind tot ik zie wat ik doe.'

C 'Ik houd van klassieke muziek, omdat mijn vrouw die altijd opzet.'

D 'Ik krijg een warm gevoel vanbinnen wanneer ik naar mijn favoriete nummers luister.'

ANTWOORDSLEUTEL: B

Eddie heeft erg veel zin in de koekjes van zijn huisgenootje, zelfs al heeft ze hem gezegd daarvan af
te blijven. In welk geval zal Eddie waarschijnlijk de verleiding het best weerstaan?

A Het is middag, en Eddie heeft een inspannende ochtend achter de rug.

B Eddie gelooft dat wilskracht beperkt is en dat mensen in het algemeen maar weinig wilskracht
hebben.

C Eddie is die ochtend naar de sportschool geweest en heeft zich daar flink uitgesloofd.

D Eddie heeft eerder op die dag een paar minuten gebeden.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Onder welke omstandigheid zal Khalid zich waarschijnlijk het meest aangetrokken voelen tot
Fleur?

A Khalid weet niet zeker of hij met Fleur uit wil, maar besluit dat hij dat wel wil nadat hij een lijst met
voors en tegens heeft gemaakt.

B Khalid weet niet zeker of hij met Fleur uit wil, maar stemt erin toe nadat Fleurs huisgenootje hem
heeft gezegd dat ze hem met zijn wiskundehuiswerk zal helpen als hij dat doet.

C Khalid en Fleur gaan samen een flink stuk hardlopen. Fleur wacht een paar uur totdat ze er zeker
van is dat ze uitgerust zijn, omhelst dan Khalid en vertelt hem dat ze hem echt leuk vindt.

D Khalid en Fleur raken bijna bij een verkeersongeval betrokken. Ze zijn erg geschrokken. Dan
omhelst Fleur Khalid en zegt hem dat ze hem echt leuk vindt.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Welke uitspraak is, gelet op het onderzoek naar zelfkennis, het minst waar?

A De beste manier om onszelf te leren kennen, is naar binnen kijken (introspectie).

B Observeren wat we doen, is de beste manier om onszelf te leren kennen.

C We proberen een beeld van onszelf te krijgen door ons met anderen te vergelijken.

D De wijze waarop we onszelf leren kennen, komt vaak overeen met de wijze waarop we andere
mensen leren kennen.

21
HOOFDSTUK 6
Je leest een blog van een vrouw met een standpunt dat je woedend maakt. Welke argumenten die
zij gebruikt zul je naar alle waarschijnlijkheid bestrijden en het best onthouden?

A haar belachelijkste beweringen, omdat ze dom is

B haar belachelijkste beweringen, omdat die bevestigen dat ze dom is

C haar intelligentste beweringen, zodat je die in je reactie kunt tegenspreken

D haar intelligentste beweringen, omdat ze zo onwaarschijnlijk zijn dat ze onmogelijk van een dom
iemand afkomstig kunnen zijn

ANTWOORDSLEUTEL: B

Kees' docent zegt tegen hem dat als hij betrapt wordt op spieken, hij van school gestuurd wordt.
Amanda's docent vertelt haar dat ze als ze betrapt wordt op spieken, ze een opstel moet schrijven
waarin ze uitlegt waarom spieken verkeerd is. Als beide studenten niet spieken, voorspelt de
dissonantietheorie dat ...

A Amanda zich eerlijker voelt dan Kees.

B Kees zich eerlijker voelt dan Amanda.

C Amanda en Kees zich even eerlijk voelen.

D Amanda en Kees zich even oneerlijk voelen, omdat ze beiden vooraf werden bedreigd.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Megan is toegelaten tot twee hogescholen. Onder welke voorwaarde zal zij de meeste dissonantie
ervaren?

A Wanneer ze de voors en tegens van beide programma's overdenkt voordat ze een beslissing
neemt.

B Wanneer ze zo goed als zeker is welk programma ze wil volgen, maar de school nog niet op de
hoogte heeft gesteld van haar beslissing.

C Direct nadat ze heeft besloten welk programma te gaan volgen en de school van haar beslissing op
de hoogte stelt.

D Megan zal in elk van de hierboven geschetste situaties evenveel dissonantie ervaren.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Rianne is behandeld voor drugsverslaving. Na het verlaten van de kliniek zal zij
hoogstwaarschijnlijk niet opnieuw gaan gebruiken wanneer de behandeling in de kliniek ...

A onvrijwillig was (ze ertoe verplicht werd) en een zware beproeving was.

B onvrijwillig was (ze ertoe verplicht werd) en makkelijk was.

C vrijwillig was (ze er zelf voor koos) en makkelijk was.

D vrijwillig was (ze er zelf voor koos) en een zware beproeving was.

22
ANTWOORDSLEUTEL: D

Wie voelt naar alle waarschijnlijkheid de sterkste dissonantie na het begaan van een kolossale
blunder?

A iemand met een hoge eigendunk

B iemand met een lage eigendunk

C een psychopaat

D een narcist

ANTWOORDSLEUTEL: A

Wat is postdecision dissonance?

A Dissonantie die optreedt nadat men een beslissing heeft genomen en die over het algemeen wordt
gereduceerd door de aantrekkelijkheid van het gekozen alternatief te vergroten en die van de
verworpen alternatieven te verlagen.

B Dissonantie die optreedt nadat men een beslissing heeft genomen en die over het algemeen wordt
gereduceerd door de aantrekkelijkheid van het gekozen alternatief te verlagen.

C Drijfveer die of onaangenaam gevoel van spanning veroorzaakt door twee of meer onverenigbare
cognities.

D Een manier om dissonantie te verminderen door onszelf te herinneren aan een of meer positieve
eigenschappen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Wanneer leidt zeggen tot geloven?

A Wanneer je beweert een mening te hebben die afwijkt van je werkelijke overtuigingen, al heb je
daar geen goede reden voor.

B Wanneer je zegt wat je gelooft.

C Wanneer iemand je dwingt om iets te zeggen wat je niet gelooft.

D Wanneer men je veel geld betaalt om te liegen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Lucia en Roy hebben twee jaar hard gewerkt om een oud huis op te knappen. Ze zijn er meer dan
ooit van overtuigd dat de aankoop van het huis een goede keuze was. Hun gevoelens zijn een
voorbeeld van ...

A counter-attitudinal advocacy.

B onvoldoende straf.

C het Benjamin Franklin-effect.

D het rechtvaardigen van hun inspanning.

ANTWOORDSLEUTEL: D

23
Je vriendin Emmy vraagt je wat je van haar nieuwe schoenen vindt. Eigenlijk vind je ze niet om aan
te zien, maar je zegt dat je ze prachtig vindt. Emmy heeft je eerlijke mening altijd op prijs gesteld
en de schoenen kunnen haar niet zoveel schelen, die kostten bijna niets. Omdat de externe
rechtvaardiging van je leugentje ... was, beslis je waarschijnlijk dat je ...

A sterk; de schoenen mooi vindt.

B sterk; de schoenen lelijk blijft vinden.

C zwak; de schoenen mooi vindt.

D zwak; de schoenen lelijk blijft vinden.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Volgens de dissonantietheorie is de primaire reden dat wij (onze kant), hen (de andere kant) vaak
dehumaniseren en hen als dieren, bruten en monsters zien dat ...

A de vijand gewelddadig en wreed is en alles wat we hem aandoen, verdient.

B de vijand de oorlog begonnen is.

C onze kant de vijand grof behandeld heeft en deze daden moet rechtvaardigen.

D onze kant ethischer en humaner is dan de andere kant.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Wie ervaart de grootste dissonantie?

A een soldaat die een burger doodt

B een bendelid dat een lid van een concurrerende bende doodt

C een soldaat die drie vijanden doodt

D een huurmoordenaar die een vreemde doodt tegen betaling

ANTWOORDSLEUTEL: A

Wie is het makkelijkst in staat toe te geven dat hij een grote fout gemaakt heeft?

A Een openbare aanklager, omdat die erin is getraind koste wat kost het recht te doen zegevieren.

B Een politiek leider, omdat hij anders weggestemd zou worden.

C Een lid van een religieuze sekte, omdat hij op elk gewenst moment kan vertrekken.

D Alle bovenstaande personen zullen het moeilijk vinden om toe te geven dat ze het verkeerd
hadden.

E De openbare aanklager en de politicus zullen het makkelijker vinden dan de meeste andere mensen
om toe te geven dat ze het fout hadden.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Je weet dat je te veel snoept en dat je je gezondheid daarmee geen goed doet. Welke van de
volgende opties verminderen je dissonantie niet?

A 's Middags minder snoepen.

24
B Besluiten dat al die waarschuwingen voor je gezondheid overdreven zijn.

C Toegeven dat je te veel snoept, maar vinden dat het snoepen je energie geeft voor het studeren.

D Accepteren dat je attitude gewoonweg niet strookt met je gedrag.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Je hebt jarenlang geloofd dat kumquats goed zijn voor je gezondheid. Je drinkt kumquatsap, koopt
kumquatrepen en hebt al een tijd een kumquatwebsite. Nu kom je erachter dat uit onderzoek
blijkt dat kumquats helemaal niet gezond zijn en mogelijk zelfs ongezond. Wat zou de
constructiefste benadering zijn om de dissonantie die door deze ontdekking ontstaat te reduceren?

A 'Het onderzoek is bevooroordeeld. Ik wacht op een meer wetenschappelijk onderzoek.'

B 'Ik moet wel ongelooflijk stom zijn om al die jaren kumquats te eten.'

C 'Ik dacht dat ik er verstandig aan deed, maar ik ben blij dat ik nu beter weet.'

D 'Ik ben woedend en ga onmiddellijk een anti-kumquatblog beginnen.'

ANTWOORDSLEUTEL: C

Je probeert je klasgenoten over te halen hun stem uit te brengen bij een belangrijke verkiezing.
Met welke uitspraak krijg je hen waarschijnlijk zover?

A 'Stem alsjeblieft, het is echt belangrijk!'

B 'Je bent iemand die stemt, denk eraan dat de verkiezingen dinsdag zijn.'

C 'Je bent geen Nederlander als je niet stemt.'

D 'Stem jij maar niet hoor, jouw stem doet er toch niet toe.'

ANTWOORDSLEUTEL: B

HOOFDSTUK 7
Persuasieve communicatie die angst inboezemt, is het effectiefst wanneer ...

A zeer veel angst wordt ingeboezemd.

B zeer weinig angst wordt ingeboezemd.

C een plan voor het verminderen van angst wordt aangeboden.

D het doelwit van de communicatie angstig aangelegd is.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Welke drie determinanten moeten we meewegen als we proberen gepland gedrag te voorspellen?

A op cognitie gebaseerde attitudes, op gedrag gebaseerde attitudes en op affect gebaseerde


attitudes

B specifieke attitudes, subjectieve normen en ingeschatte gedragscontrole

C klassieke conditionering, operante conditionering en de zelfperceptietheorie

25
D attitudetoegankelijkheid, expliciete attitudes en impliciete attitudes

ANTWOORDSLEUTEL: B

In een onderzoek laat Marcel blijken dat hij het ermee eens is dat mensen veiligheidsgordels
moeten dragen. Volgens de theorie over gepland gedrag is een van de onderstaande antwoorden
een voorspeller van het dragen van een veiligheidsgordel. Welke?

A Marcel is het eens met de algemene stelling dat veilig rijden belangrijk is.

B Zijn beste vriend Theo zit naast hem in de auto en heeft zijn gordel om.

C Zijn attitude tegenover veiligheidsgordels is niet erg toegankelijk.

D Marcel gelooft dat hij gauw vergeet dat hij zijn gordel om moet doen.

ANTWOORDSLEUTEL: B

De fysieke aantrekkelijkheid van de bron van persuasieve communicatie zou het best beschreven
kunnen worden als een ...

A systematische cue.

B centrale cue.

C perifere cue.

D rationele cue.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Onderzoek naar subliminale invloed in de reclame laat zien dat subliminale pogingen tot
overreding ...

A minder effectief zijn dan mensen aannemen.

B effectiever zijn dan mensen aannemen.

C effectiever zijn in individualistische culturen dan in collectivistische culturen.

D effectiever zijn in collectivistische culturen dan in individualistische culturen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke situatie is het beste voorbeeld van gepland gedrag?

A Een gevulde chocoladereep kopen uit het schap bij de kassa van de supermarkt.

B Een verkoper die jou belt, vertellen dat je niet geïnteresseerd bent in zijn product.

C Op het allerlaatst besluiten dat je een les niet gaat volgen, omdat je vrienden je net hebben verteld
dat ze naar een film gaan die je graag wilt zien.

D Een besluit nemen over het reisdoel van je zomervakantie.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Diane hoort het muziekje van de wagen van de ijsverkoper. De muziek roept gelukkige,
nostalgische gevoelens op bij Diane en ze heeft een positieve attitude ten opzichte van de

26
ijscowagenmuziek. Het ontstaan van Dianes attitude ten opzichte van de muziek kan het best
verklaard worden aan de hand van ...

A klassieke conditionering.

B operante conditionering.

C de zelfperceptietheorie.

D waarden.

ANTWOORDSLEUTEL: A

De beste manier waarop een reclame een op affect gebaseerde attitude kan veranderen, is door
gebruik te maken van ...

A cognitieve onderbouwing van de boodschap.

B gedragsmatige onderbouwing van de boodschap.

C affectieve onderbouwing van de boodschap.

D feitelijke onderbouwing van de boodschap.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Welke uitspraak over crossculturele vergelijkingen van reclame is juist?

A Koreaanse advertenties richten zich meer op utilitaire producten zoals schoenen.

B Koreaanse advertenties beelden vaker mannen en vrouwen af in geheel of gedeeltelijk ontklede


toestand.

C Koreaanse advertenties richten zich meer dan Amerikaanse op het gezin en de betrokkenheid bij
anderen.

D Koreaanse tijdschriften hebben minder advertenties dan Amerikaanse.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Briñol en Petty (2003) deden een onderzoek waarbij deelnemers hoofdtelefoons uitprobeerden,
terwijl ze naar een persuasieve tekst luisterden. De helft van de deelnemers moest tijdens het
luisteren nee schudden, de andere helft ja. Welke groep was het als geheel het meest eens met de
in het bericht genoemde argumenten?

A De neeschudders die zwakke argumenten hoorden.

B De neeschudders die sterke argumenten hoorden.

C De jaknikkers die zwakke argumenten hoorden.

D De jaknikkers die sterke argumenten hoorden.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Wanneer is de kans het grootst dat mensen op een bepaalde kandidaat stemmen? Als zij ...

A achter de politieke standpunten van de kandidaat staan, maar negatieve gevoelens jegens hem of
haar koesteren.

27
B weinig van de politieke standpunten van de kandidaat weten, maar positieve gevoelens jegens hem
of haar koesteren.

C op de televisie subliminale boodschappen zien die deze kandidaat steunen.

D televisiereclame voor deze kandidaat zien, terwijl ze door hun kinderen worden afgeleid.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Aan welk type attitude is de druk die leeftijdsgenoten op elkaar uitoefenen meestal gekoppeld?

A op cognitie gebaseerde attitude

B een resistente attitude

C op affect gebaseerde attitude

D een impliciete attitude

ANTWOORDSLEUTEL: C

Uit onderzoek naar stereotypedreiging blijkt dat vrouwen ... op een wiskundetoets scoren als ze
denken dat vrouwen op deze toets meestal ... scoren dan mannen.

A slechter; slechter

B slechter; beter

C beter; slechter

D beter; beter

ANTWOORDSLEUTEL: A

Mensen zullen hun attitude ten aanzien van roken eerder veranderen als een antirookcampagne ...

A gebruikmaakt van extreme beelden die laten zien welke lichamelijke schade roken kan aanrichten
en die waarschuwen voor de gevaren van roken.

B gebruikmaakt van subliminale boodschappen over de gevaren van roken en tips geeft voor het
stoppen met roken.

C gebruikmaakt van beelden die laten zien welke lichamelijke schade roken veroorzaakt en specifieke
tips geeft voor het stoppen met roken.

D gebruikmaakt van succesverhalen over mensen die zijn gestopt met roken.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Niek van 20 jaar is nu te zwaar, maar hij was als kind vrij mager. Zijn ... attitude ten opzichte van
mensen met overgewicht kan het best voorspeld worden op basis van Nieks gewicht als ... maar
niet door zijn gewicht als ...

A impliciete; kind; jongvolwassene.

B impliciete; jongvolwassene; kind.

C expliciete; kind; jongvolwassene.

D expliciete; jongvolwassene; kind.

28
ANTWOORDSLEUTEL: A

HOOFDSTUK 8
... normen zijn het krachtigst voor het veranderen van attitudes.

A Informationele

B Normatieve

C Injunctieve

D Descriptieve

ANTWOORDSLEUTEL: C

In de lijnexperimenten van Asch gaven de proefpersonen als zij individueel opereerden in 98


procent van de gevallen het juiste antwoord. Maar in een groep (als anderen in sommige gevallen
opzettelijk het verkeerde antwoord gaven) gaf 76 procent van de proefpersonen minstens één keer
een verkeerd antwoord. We kunnen hieruit afleiden dat deze experimenten een illustratie zijn
van ...

A openlijke volgzaamheid in combinatie met innerlijke acceptatie.

B openlijke volgzaamheid zonder innerlijke acceptatie.

C informationele beïnvloeding.

D innerlijke volgzaamheid.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Bob weet dat de samenleving het alcoholgebruik onder jongeren afkeurt; hij weet ook dat veel van
zijn vrienden in het weekend drinken. Het besef dat dit gedrag wordt afgekeurd geeft (I) weer,
terwijl de wetenschap dat veel jongeren drinken voor (II) staat.

A (I) een injunctieve norm; (II) een descriptieve norm

B (I) een descriptieve norm; (II) een injunctieve norm

C (I) een descriptieve norm; (II) conformisme

D (I) een injunctieve norm; (II) conformisme

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welk ethisch bezwaar wordt in het algemeen naar voren gebracht in verband met het onderzoek
van Milgram?

A De geldelijke beloning voor de deelnemers was gering.

B Deelnemers kwamen onaangename dingen te weten over zichzelf zonder daar vooraf toestemming
voor te hebben gegeven.

C Deelnemers kregen nooit de kans om de rol van leerling te vervullen.

29
D Deelnemers werd bij wijze van voorbeeld een schok van 75 volt toegediend voorafgaand aan het
onderzoek.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welk voorbeeld is het directste en sterkste voorbeeld van sociale invloed?

A voldoen aan een beleefd verzoek van een vriend

B zich conformeren aan een groepsnorm

C gehoorzamen aan een bevel van iemand met gezag

D op emotie gebaseerde attitudes

ANTWOORDSLEUTEL: C

Westerse mythologie en cultuur benadrukken vaak het belang van ...

A non-conformisme.

B het volgen van het gezag.

C het vaststellen van descriptieve normen.

D normatieve sociale invloed.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welk van de volgende keuzemogelijkheden illustreert de rol van normatieve sociale invloed wat
betreft de gehoorzaamheid van de deelnemers aan het onderzoek van Milgram?

A Wanneer andere 'leraren' (eigenlijk onderzoeksmedewerkers) weigerden verder te gaan met het
onderzoek nam de mate van gehoorzaamheid significant af.

B Mannen en vrouwen vertoonden in het onderzoek een gelijke mate van gehoorzaamheid.

C De 'leerling' (eigenlijk een onderzoeksmedewerker) kondigde voor het onderzoek aan dat hij
hartklachten had gehad.

D Veel deelnemers vertoonden zenuwachtig gelach gedurende het onderzoek.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke uitspraak beschrijft de relatie tussen culturele overtuigingen en conformisme het best?

A Er bestaat weinig variatie wat betreft de manier waarop mensen in verschillende culturen denken
over conformisme.

B In vergelijking tot vele culturen hebben mensen in westerse culturen doorgaans een betrekkelijk
negatieve houding ten opzichte van conformisme.

C In vergelijking tot vele culturen hebben mensen in westerse culturen doorgaans een betrekkelijk
positieve houding ten opzichte van conformisme.

D De meningen van mensen in westerse culturen over conformisme zijn in de loop der jaren steeds
negatiever geworden.

ANTWOORDSLEUTEL: B

30
Conformisme omvat altijd ...

A positief en moreel gedrag.

B negatief en immoreel gedrag.

C de werkelijke of ingebeelde invloed van anderen.

D iemand met gezag.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Wat was een van de doelen van Milgrams onderzoek naar gehoorzaamheid?

A het achterhalen van afwijkende persoonlijkheidskenmerken die samenhangen met sadistisch


gedrag

B het rechtvaardigen en verontschuldigen van gedrag dat samenhangt met genocide en ander
onmenselijk gedrag

C meer inzicht in de sociale krachten die bijdragen aan destructief en immoreel gedrag

D cultuurverschillen wat betreft agressie in kaart brengen

ANTWOORDSLEUTEL: C

Tom is een nieuwe student. De eerste week ziet hij als hij naar college gaat een van zijn
medestudenten op een bus stappen. Tom besluit ook de bus te nemen en ontdekt dat deze stopt
bij het gebouw waar hij moet zijn. Welke vorm van conformisme wordt hier geïllustreerd?

A gehoorzaamheid aan autoriteiten

B informationele sociale invloed

C openlijke volgzaamheid

D normatieve sociale beïnvloeding

E gedachteloos conformisme

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke bewering beschrijft het best welke relatie er bestaat tussen informationele sociale invloed
en de prestaties van ooggetuigen bij rechtszaken?

A Omdat er bij strafzaken zoveel op het spel staat, conformeren ooggetuigen zich niet aan
informationele sociale invloed.

B Ooggetuigen worden aangemoedigd informationele sociale invloed te gebruiken bij het getuigen
voor de rechtbank.

C Het justitieel apparaat neemt vaak maatregelen om te voorkomen dat ooggetuigen zich
conformeren aan informationele sociale invloed.

D Informationele sociale invloed maakt ooggetuigen altijd accurater.

ANTWOORDSLEUTEL: C

De voet-tussen-de-deur-techniek ...

31
A werkt alleen wanneer het tweede verzoek van dezelfde persoon komt als het eerste.

B slaat munt uit het verlangen van mensen naar zelfconsistentie.

C is een voorbeeld van propaganda.

D werkt alleen wanneer de verzoeken komen van iemand met autoriteit.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Maatschappelijke regels wat betreft acceptabel gedrag staan bekend als ...

A besmetting.

B sociale normen.

C minderheidsinvloed.

D convergentie.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Wanneer is de kans op informationele sociale invloed het grootst?

A in een ondubbelzinnige situatie en niet in een crisissituatie

B wanneer omstanders geen experts zijn en er geen crisissituatie is

C wanneer omstanders experts zijn en de situatie onduidelijk is

D in een onduidelijke crisissituatie

ANTWOORDSLEUTEL: C

HOOFDSTUK 9
Onderzoek naar persoonlijkheidstype en leiderschap laat zien dat ...

A de grootse persoonlijkheid de beste verklaring is voor succesvol leiderschap.

B mensen met allerlei verschillende persoonlijkheden succesvolle leiders kunnen zijn.

C de succesvolste Amerikaanse presidenten veelal karaktertrekken gemeen hadden, zoals


extraversie, ontvankelijkheid voor nieuwe ervaringen en empathie.

D de succesvolste leiders handelingsgericht zijn en communale trekken vermijden.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Het concept sociale facilitatie heeft zijn naam te danken aan het idee dat wanneer de
aanwezigheid van anderen opwinding veroorzaakt ...

A deze opwinding een betere prestatie faciliteert.

B deze opwinding een goed aangeleerde, dominante respons faciliteert.

C moeilijke taken gefaciliteerd worden, maar makkelijke taken belemmerd worden.

D de-individuatie gefaciliteerd wordt.

32
ANTWOORDSLEUTEL: B

Uit een evolutionair oogpunt zijn groepen ...

A productiever wanneer ze twee of drie leden tellen dan wanneer ze omvangrijker zijn.

B nuttig bij het voldoen aan de fundamentele menselijke behoefte zich bij elkaar aan te sluiten en bij
elkaar te horen.

C vaker de oorzaak van immoreel gedrag, zoals dat werd geobserveerd bij gevangenisbewaarders die
gevangenen vernederden.

D beter dan individuen in staat om de invloed van sociale normen te vermijden.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Een ... leider is een leider die duidelijke kortetermijndoelen heeft en mensen beloont voor het
bereiken daarvan.

A contingent

B transformationele

C communaal

D transactionele

ANTWOORDSLEUTEL: D

Twee visserijen, X en Y, vangen hun vis in hetzelfde water. Beide bedrijven overwegen om een dam
aan te leggen die het andere bedrijf het vissen onmogelijk maakt doordat de doorgang naar zee
voor het andere bedrijf dan afgesloten is. Onderzoek naar de invloed van bedreigingen laat zien
dat als beide bedrijven een dam bouwen die hen in staat stelt om de ander het vissen te beletten,
het conflict zal ...

A afnemen, omdat beide zijden even bedreigend zijn.

B toenemen, omdat beide zijden even bedreigend zijn.

C toenemen, maar niet zoveel als wanneer er slechts aan één kant een dam werd gebouwd.

D toenemen, maar alleen als de communicatie tussen de twee bedrijven voorkomen wordt.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Social loafing leidt tot slechtere prestaties bij (I) en tot betere prestaties bij (II).

A (I) complexe taken; (II) eenvoudige taken

B (I) eenvoudige taken; (II) complexe taken

C (I) groepstaken; (II) individuele taken

D (I) individuele taken; (II) groepstaken

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke situatie in een commissie leidt waarschijnlijk tot procesverlies?

A Alle commissieleden luisteren goed naar elkaar.

33
B De voorzitter kan de tijd niet bewaken.

C Een commissielid domineert de discussie.

D Het op een bepaald terrein competentste commissielid voelt zich vrij om het woord te nemen

ANTWOORDSLEUTEL: C

Een ... oplossing is het resultaat van een onderhandeling waarbij beide partijen water bij de wijn
doen inzake kwesties die door de ene partij onbelangrijk gevonden worden en door de andere
partij belangrijk.

A voor-wat-hoort-wat-

B transactieve

C integratieve

D communale

ANTWOORDSLEUTEL: C

Welk gezelschap is geen voorbeeld van een groep?

A zes studenten die samen een examen voorbereiden

B de cast van een theaterproductie

C een team van vier personen die samenwerken aan een project via videoconferencing

D zeven forenzen die zwijgend op een bushalte staan te wachten

ANTWOORDSLEUTEL: D

Een van de redenen waarom mensen zich bij een groep aansluiten, is ...

A om maar niet met normatieve sociale invloed te hoeven omgaan.

B om doelen te kunnen bereiken die ze in hun eentje niet kunnen bereiken.

C om hun cohesie te verminderen.

D om scherp afgebakende sociale rollen te vermijden.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke stelling is juist? Bij een sociaal dilemma ...

A zal iemand die een coöperatieve strategie gebruikt als individu de hoogst mogelijke opbrengst
behalen.

B zal de voor een individu gunstigste handelwijze - als die door de meerderheid wordt overgenomen
- op de lange duur schadelijk zijn voor allen.

C moet er altijd één partij winnen en één verliezen.

D is laboratoriumonderzoek niet zinvol voor inzicht in escalatie en persistentie van groepsconflicten.

ANTWOORDSLEUTEL: B

34
Groepscohesie kan het best worden gedefinieerd als ...

A de gedeelde verwachtingen binnen een groep over hoe mensen zich moeten gedragen.

B de kwaliteiten die de leden verbinden met elkaar en onderlinge gevoelens van sympathie
bevorderen.

C de verwachtingen over de rollen en het gedrag van mannen en vrouwen.

D de tendens dat in aanwezigheid van anderen de prestaties op eenvoudige taken verbeteren en op


complexe taken minder worden.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Je staat voor de keuze of je een tentamen samen met een groot aantal anderen in een grote
collegezaal zult doen of in een klein lokaal waar je alleen kunt zitten. Je hebt er goed voor geleerd
en je kent de stof. Je kunt het tentamen het best doen in ..., omdat dit ... tot gevolg zal hebben.

A een klein lokaal waar je alleen kunt zitten; social loafing

B een klein lokaal waar je alleen kunt zitten; sociale facilitatie

C een grote collegezaal; social loafing

D een grote collegezaal; sociale facilitatie

ANTWOORDSLEUTEL: D

Welke uitspraak over onderzoek naar leiderschap is waar?

A Vrouwelijke leiders belanden vaker in precaire functies die veel risico met zich meebrengen
waardoor het voor hen moeilijk is om succesvol te zijn.

B De beste leiders zijn zo geboren.

C Mensen waarderen in alle culturen dezelfde karaktertrekken in leiders.

D Een vrouw die het lukt om een leidinggevende positie in een organisatie te bemachtigen en die dan
handelend optreedt, wordt op dezelfde manier beoordeeld als mannelijke leidinggevenden.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Wat is met het oog op het oplossen van een conflict de effectiefste manier van communiceren?

A elektronisch communiceren (via e-mail bijvoorbeeld)

B zo vaak en zo lang mogelijk communiceren

C wederzijdse dreigementen

D communicatie middels een mediator

ANTWOORDSLEUTEL: D

HOOFDSTUK 10
Tussen Katja en Madeleine ontstaat een relatie. Welke van de volgende factoren heeft volgens het
investeringsmodel van intieme relaties invloed op hun toewijding?

35
A hun tevredenheid over de relatie

B de grootte van hun investering in de relatie

C de beschikbaarheid en kwaliteit van alternatieve partners

D alle bovenstaande mogelijkheden

ANTWOORDSLEUTEL: D

Welke uitspraak is niet waar?

A In communale relaties houden mensen bij wie wat aan de relatie bijdraagt.

B Mensen vinden 'gemiddelde' gezichten aantrekkelijker dan ongewone gezichten.

C Mensen voelen sympathie voor mensen die hen sympathiek vinden.

D Hoe vaker we contact hebben met mensen en met hen omgaan, hoe meer sympathie we voor hen
voelen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Simon heeft een oogje op Julia en hij wil dat zij hem sympathiek vindt. Wat is volgens
sociaalpsychologisch onderzoek de minst effectieve benadering? Hij moet ...

A de overeenkomsten in hun attitudes benadrukken.

B ervoor zorgen dat hij samen met haar in een werkgroep komt, zodat hij tijd met haar kan
doorbrengen.

C benadrukken dat zij elkaar mooi aanvullen, per slot van rekening trekken tegenstellingen elkaar
aan.

D zichzelf fysiek zo aantrekkelijk mogelijk maken.

ANTWOORDSLEUTEL: C

De gelijkheidstheorie zegt dat als een relatie ongelijkwaardig is ...

A de persoon die daarvan het meest profiteert daar nog altijd tevreden mee is.

B zowel degene die het meest profiteert als degene die het minst profiteert daar nog altijd tevreden
mee is.

C zowel degene die het meest profiteert als degene die het minst profiteert daar ontevreden mee is.

D deze zal overgaan van een communale relatie naar een uitwisselingsrelatie.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Onderzoek naar fatale aantrekkingskracht suggereert dat ...

A de eigenschappen die ons in iemand aantrekken na verloop van tijd juist de eigenschappen zijn die
aan het verbreken van de relatie bijdragen.

B heteroseksuele paren vaker bevriend blijven na het verbreken van een relatie dan homoseksuele
paren.

C constructief gedrag een relatie meer helpt dan destructief gedrag.

36
D zogenaamde wederzijdse verbreking van een relatie vaak de in emotioneel opzicht meest
ontwrichtende manier is om een relatie te verbreken.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke uitspraak klopt als we het hebben over de manier waarop mensen zich doorgaans profileren
op datingsites?

A Een niet kloppende profilering vindt zowel opzettelijk als onopzettelijk plaats.

B Bedrieglijke profielen zijn doorgaans langer en gedetailleerder dan accurate profielen.

C Er zijn geen genderverschillen in de manier waarop mannen en vrouwen zich online presenteren.

D De meeste mensen posten inaccurate of misleidende foto's van zichzelf in hun profielen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Onderzoek naar de invloed van mobiele telefoons op sociale interactie geeft aan dat ...

A de beschikbaarheid van mobiele telefoons en smartphones geen negatief effect heeft op sociale
betrokkenheid, in tegenstelling tot wat sommige critici beweren.

B mannen tijdens een gesprek makkelijker dan vrouwen worden afgeleid door de aanwezigheid van
een mobiele telefoon.

C een mobiele telefoon altijd een afleiding vormt ten koste van sociale betrokkenheid, zelfs als deze
tijdens een gesprek niet wordt gebruikt.

D laptops en tablets afleidend kunnen werken tijdens gesprekken tussen twee mensen, maar
smartphones niet.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Een van de maten voor de sociale afstand tussen twee mensen staat bekend als ...

A de scheidingsgraad.

B de sociale betrokkenheid.

C de partnervoorkeur.

D het halo-effect.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welk uitspraak over percepties van fysieke aantrekkelijkheid is waar?

A Asymmetrische gezichten worden typisch gezien als aantrekkelijker, omdat ze zich onderscheiden.

B Wat betreft de aspecten aan het menselijk gezicht die gezien worden als fysiek aantrekkelijk zijn er
grote crossculturele verschillen.

C Hoe meer iemand op ons lijkt, hoe minder aantrekkelijk we hem of haar doorgaans vinden.

D Van aantrekkelijke mensen denkt men meestal dat ze ook een reeks andere (ongerelateerde)
positieve eigenschappen hebben.

ANTWOORDSLEUTEL: D

37
Welke van de volgende mogelijkheden is een voorbeeld van het intrapersoonlijke stadium van het
verbreken van een relatie?

A Het uit elkaar gaan wordt aan anderen verteld.

B Een van beide partners denkt veel na over zijn ontevredenheid met de relatie.

C Een van beide partners bespreekt de mogelijkheid van het uit elkaar gaan met de andere partner

D Het paar besluit weer samen verder te gaan.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welk voorbeeld illustreert het best welke rol functionele afstand speelt bij het nabijheidseffect?

A Bart mag zijn naaste buurman niet, voornamelijk omdat hij de gewoonte heeft om harde muziek te
draaien waardoor het 's nachts moeilijk is om in slaap te komen.

B Margot, die een bureau heeft dat vlak naast de keuken en de lift staat, is een van de populairste
mensen op kantoor.

C Frank neemt liever de trap dan de lift, omdat hij dan minder kans heeft mensen tegen het lijf te
lopen die hij irritant vindt.

D Lisa kreeg meer vrienden in haar tweede studiejaar dan in haar eerste studiejaar.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Mark en Eric zijn sinds het begin van het studiejaar met elkaar bevriend. Volgens de
gelijkheidstheorie komt hun vriendschap onder druk te staan als ...

A Eric veel eerder bereid is om Mark te helpen dan omgekeerd.

B Eric een neuscorrectie heeft gehad en nu aantrekkelijker is dan Mark.

C Eric en Mark verschillende interesses krijgen.

D Eric en Mark verliefd worden op dezelfde studente.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke van de volgende uitspraken over hechtingsstijlen is waar?

A Weinig tot geen mensen veranderen hun hechtingsstijl zodra ze de volwassenheid hebben bereikt.

B De meerderheid van de volwassenen vertoont een vermijdende hechtingsstijl.

C De hechtingsstijl die volwassenen vertonen, wordt gevormd door het gedrag van hun partner en
het type relatie dat zij als stel hebben gecreëerd.

D Je hechtingsstijl als kind heeft weinig te maken met de hechtingsstijl die je ontwikkelt in de relaties
die je als volwassene onderhoudt.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Het ... suggereert dat hoe vaker we iemand of iets tegenkomen, hoe leuker we die persoon of zaak
vinden.

A evolutionaire perspectief

38
B halo-effect

C blootstellingseffect

D effect van de wederzijdse sympathie

ANTWOORDSLEUTEL: C

Katinka's vriend behandelt haar goed, denkt altijd als eerste aan haar behoeften en vraagt niet
veel van haar in de zin van een bijdrage aan de relatie. Zij is echter ontevreden met de relatie,
omdat een klein stemmetje in haar hoofd haar steeds influistert dat ergens daarbuiten een betere
partner voor haar moet rondlopen. Ze lijkt een ... te hebben.

A hoog vergelijkingsniveau

B laag vergelijkingsniveau

C laag vergelijkingsniveau voor alternatieven

D sterk besef van investeren

ANTWOORDSLEUTEL: A

HOOFDSTUK 11
Frank is onlangs afgestudeerd en verhuisd van Amsterdam naar Bedum, waar hij is geboren en
opgegroeid. Hij merkt dat zijn neiging tot prosociaal gedrag sterk is toegenomen. Wat is
waarschijnlijk de oorzaak?

A Het opgroeien in een dorp heeft tot internalisatie van altruïstische waarden geleid.

B De verandering in zijn directe omgeving heeft zijn hulpvaardigheid veranderd.

C Studenten zijn minder behulpzaam, omdat zij gevoelig zijn voor het omstandereffect.

D Franks stemming is verslechterd sinds hij naar het dorp is verhuisd en hij gedraagt zich
hulpvaardiger, omdat hij zich beter wil voelen.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Wie is waarschijnlijk het minst bereid een blinde te helpen oversteken?

A Marco, die een gewone dag heeft en neutraal gestemd is

B Silvie, die net een tien heeft gekregen voor een essay en dus goedgehumeurd is

C Olivia, die net een vier gekregen heeft voor haar essay en dus verdrietig is

D Bram, die net vreemd is gegaan en zich schuldig voelt

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke bewering is waar?

A Mensen zijn altijd blij wanneer er hulp aangeboden wordt.

B Als gevolg van je verworven inzicht in de sociale psychologie van prosociaal gedrag ben je in de
toekomst waarschijnlijk meer bereid om mensen te helpen.

39
C Als iemand anders niet wil helpen, kunnen we daar weinig aan veranderen.

D Het beluisteren van een lezing over prosociaal gedrag en interventie door omstanders zal
waarschijnlijk geen verandering brengen in de reactie van mensen in een werkelijke noodsituatie.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke stap maakt geen deel uit van de beslisboom voor ingrijpen door omstanders?

A een altruïstische persoonlijkheid hebben

B een gebeurtenis als noodgeval interpreteren

C verantwoordelijkheid nemen

D weten hoe je moet helpen

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welk voorbeeld kan de evolutionaire psychologie het minst goed verklaren?

A Toen Elly zich in een gebouw bevond dat in brand was gevlogen, liet ze iedereen voor zich naar
buiten gaan, al kende ze niemand.

B Bob riskeert zijn leven om zijn verdrinkende neef te redden.

C Ankie stort zich voor een rijdende auto om te voorkomen dat haar dochter geraakt wordt.

D Toen Kareem zich voor de onfortuinlijke keus gesteld zag zijn neef óf zijn zoon te redden tijdens
een skiongeluk, koos hij voor zijn zoon.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Onderzoek naar prosociaal gedrag laat zien dat religieuze mensen ...

A anderen in alle mogelijke opzichten vaker helpen dan niet-religieuze mensen.

B meer medelijden aan de dag leggen ten opzichte van behoeftige vreemdelingen dan niet-religieuze
mensen.

C eerder dan andere mensen helpen als degene die hulp nodig heeft hun overtuigingen deelt, maar
onbekenden niet eerder helpen.

D anderen in werkelijkheid minder helpen dan niet-religieuze mensen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Marije heeft een donorcodicil waarin is vastgelegd dat na haar dood haar organen gebruikt mogen
worden voor orgaantransplantatie. Ze heeft niemand verteld over haar registratie in het
donorregister. Ze verwacht niets terug te krijgen voor haar registratie. Het gedrag van Marije is een
voorbeeld van ...

A altruïstisch gedrag.

B evolutionair aangepast gedrag.

C zelfopoffering.

D normatief gedrag.

40
ANTWOORDSLEUTEL: A

Een bedrijf overweegt zijn werknemers de gelegenheid te geven om vrijwilligerswerk voor de


gemeenschap te doen. Welke maatregel zou je op basis van sociaalpsychologisch onderzoek aan
het bedrijf aanbevelen?

A Maak vrijwilligerswerk verplicht.

B Stimuleer vrijwilligerswerk door het aanbieden van extra vakantiedagen.

C Zorg ervoor dat mensen het gevoel hebben dat het werk écht vrijwillig is.

D Wijs mensen aan verschillende gemeentelijke instanties toe.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Wie zal een onbekende waarschijnlijk niet helpen met het oprapen van een stapel papieren?

A Julia, die net geluisterd heeft naar Michael Jacksons song Heal the World

B Daan, die net het videospel Lemmings heeft gespeeld

C Tineke, die net geluisterd heeft naar Help van The Beatles

D Ben, die zojuist het videospel Tetris heeft gespeeld

ANTWOORDSLEUTEL: D

... zal het meest waarschijnlijk een vijver induiken om een verdrinkend kind te redden, terwijl ...
waarschijnlijk het meest bereid is elke week boodschappen te doen voor een bejaarde vrouw.

A Een vrouw; een man

B Een man; een vrouw

C Een Oost-Aziatische burger; een westerse burger

D Een westerse burger; een Oost-Aziatische burger

ANTWOORDSLEUTEL: B

Meta bewoont een kamer in een studentenflat. Op een nacht wordt ze wakker en hoort ze iemand
schreeuwen. Ze is er zeker van dat het om een noodsituatie gaat, want ze hoort iemand roepen:
'Meneer, help me, ik heb mijn been gebroken!' Ze gaat weer slapen en hoort de volgende dag dat
het drie kwartier heeft geduurd voordat er iemand kwam helpen. Wat is de beste verklaring voor
Meta's gedrag?

A informationele beïnvloeding

B spreiding van verantwoordelijkheid

C ze interpreteerde het niet als een noodsituatie

D pluralistische onwetendheid

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke uitspraak is waar?

41
A Luisteren naar een songtekst met een prosociale inhoud maakt mensen behulpzamer.

B Luisteren naar een songtekst met een neutrale inhoud maakt mensen behulpzamer.

C Prosociale videogames hebben geen invloed op de hulpvaardigheid van mensen.

D Gewelddadige videogames maken mensen behulpzamer.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke verklaring behoort niet tot de verklaringen die de evolutietheorie voor prosociaal gedrag
geeft?

A sociale uitwisseling

B verwantschapsselectie

C wederkerigheidsnorm

D groepsselectie

ANTWOORDSLEUTEL: A

Het is een drukke dag bij de gemeente en veel mensen wachten op hun beurt. Een man die opstaat
om weg te gaan, laat per ongeluk een map vallen en de vloer ligt bezaaid met papieren. Wie zal de
man het minst waarschijnlijk helpen met het oprapen van de papieren?

A Megan, die juist terugdacht aan tijden waarin ze zich ongeremd gedroeg.

B Jos, die het vak sociale psychologie volgt en net een college heeft gehad over de beslisboom van
Latané en Darley.

C Michael, die zich schuldig voelt, omdat hij eigenlijk thuis zou moeten zijn om met de schoonmaak
te helpen.

D Marijke, die zeer religieus is, maar de man die de papieren liet vallen niet kent.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Wie zal volgens de sociale uitwisselingstheorie waarschijnlijk geld geven aan een dakloze?

A Erna, die empathie voelt voor de dakloze

B Wim, die zijn vriendinnetje wil imponeren door de dakloze te helpen

C Jaap, die familie van de dakloze is

D Katja, die een genetische predispositie heeft om mensen te helpen

ANTWOORDSLEUTEL: B

HOOFDSTUK 12
Wanneer spreekt men van relatieve deprivatie?

A Wanneer mensen geen naaste verwanten hebben waar ze een beroep op kunnen doen.

42
B Wanneer mensen in armoede leven en geen hoop hebben op verlichting daarvan.

C Wanneer mensen het gevoel hebben dat er een oneerlijke kloof zit tussen wat ze hebben en wat ze
verwachten te krijgen.

D Wanneer sommige mensen minder verdienen dan andere met hetzelfde werk.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Volgens de frustratie-agressietheorie ...

A worden mensen bijna altijd agressief wanneer ze gefrustreerd raken.

B raken mensen gefrustreerd wanneer ze zich agressief gedragen.

C verhoogt frustratie de kans op agressie.

D veroorzaakt frustratie als gevolg van deprivatie agressie.

ANTWOORDSLEUTEL: C

(I) agressie komt voort uit gevoelens van kwaadheid en is op het toebrengen van pijn gericht,
terwijl het bij (II) agressie om het bereiken van een ander doel dan pijn gaat.

A (I) Vijandige; (II) instrumentele

B (I) Directe; (II) passieve

C (I) Instrumentele; (II) vijandige

D (I) Passieve; (II) directe

ANTWOORDSLEUTEL: A

Naar geweld in de media kijken en agressief gedrag zijn positief gecorreleerd. Wat betekent dit?

A Het kijken naar gewelddadige programma's maakt kinderen agressief.

B Agressieve kinderen kijken vaker naar gewelddadige programma's.

C Opgroeien in een gewelddadige omgeving maakt kinderen agressief en verhoogt de kans dat ze
naar gewelddadige programma's kijken.

D Antwoorden a en c zijn juist.

E Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

ANTWOORDSLEUTEL: E

Wat is volgens onderzoek de redelijkste conclusie met betrekking tot het effect van geweld in de
media?

A Het heeft effect, maar primair op kinderen die al gepredisponeerd zijn tot geweld.

B Het heeft een sterk effect waardoor de meeste jonge kinderen agressiever zijn.

C Het effect is nagenoeg nihil.

D Het effect is afhankelijk van het al dan niet lezen van stripverhalen en het kijken naar tv en films

43
ANTWOORDSLEUTEL: A

Welke van de volgende uitspraken over genderverschillen wat betreft agressie is waar?

A In gezinnen komen bijna alle agressieve daden op rekening van de mannen.

B Meisjes zullen agressieve gevoelens eerder indirect uiten dan jongens, bijvoorbeeld door het
mijden of beledigen van doelwitten.

C Genderverschillen in fysieke agressie nemen toe wanneer mannen en vrouwen beledigd worden

D Omdat geweld bij vrouwen zo zeldzaam is, zijn vrouwelijke zelfmoordterroristen veel gestoorder
dan mannelijke.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welke uitspraak is waar?

A Kijken naar gewelddadige programma's maakt het waarschijnlijk dat de meeste jonge kinderen dit
geweld gaan imiteren.

B Kijken naar gewelddadige programma's maakt het waarschijnlijk dat enkele kinderen dit geweld
gaan imiteren.

C Het spelen van gewelddadige videospelletjes heeft minder effect op kinderen dan het kijken naar
geweld op de tv of in de film.

D Kijken naar geweld op de tv heeft geen effect op de reactie van mensen op anderen die in nood
verkeren.

ANTWOORDSLEUTEL: B

De sociaal-cognitieve leertheorie verklaart waarom we als we geprovoceerd worden ...

A agressief reageren als we denken dat dit gerechtvaardigd is.

B agressief reageren wanneer we moe zijn of honger hebben.

C automatisch agressief reageren.

D vrienden vragen wat we zullen doen.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Kees is veroordeeld voor een geweldsdelict en komt met allerlei redenen voor zijn gedrag. Welke
van zijn argumenten zijn wetenschappelijk bestudeerd door sociaal psychologen?

A 'Er lag een pistool in de kamer toen het gebeurde.'

B 'Ik heb vroeger gezien hoe mijn oudere broer kinderen uit de buurt in elkaar sloeg.'

C 'Ik was net ontslagen, terwijl die baan me uitstekend beviel.'

D 'Ik ben opgegroeid op een veeboerderij in Zuid-Europa.'

E 'Ik had er het recht toe - die vent is zelf begonnen.'

F Argumenten a, b, en e zijn juist.

G Argumenten a, c, en d zijn juist.

44
H Alle bovenstaande argumenten zijn juist.

ANTWOORDSLEUTEL: H

Nadat een kleine jongen er getuige van was geweest dat zijn broer, een tiener, een klasgenoot in
elkaar had geslagen en daarna zeer bewonderd werd door zijn klasgenoten, besloot hij een andere
jongen een dreun te verkopen op de speelplaats. Hij had dit gedrag overgenomen door ...

A cognitief leren.

B ouderlijke steun.

C het spelen van gewelddadige videospelletjes samen met zijn broer.

D observationeel leren.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Het 'weapons-effect' heeft betrekking op het feit dat ...

A veel mensen een emotionele respons hebben bij het zien van een wapen.

B alleen al de aanwezigheid van een wapen een agressieve respons kan uitlokken.

C alleen al de aanwezigheid van een wapen mensen een veiliger gevoel kan geven.

D sommige wapens meer agressie opwekken dan andere.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Wat betekent het 'think-drink'-effect?

A Als je denkt dat je wel een drankje lust, neem je er een.

B Als je denkt dat alcohol je woede zal koelen, zal dat ook gebeuren.

C Als je denkt dat alcohol schadelijk is, zul je niet drinken.

D Als je denkt dat alcohol gezond is, zul je te veel drinken.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Wat is de grootste risicofactor voor zelfmoord en geweld onder tieners?

A slechte schoolprestaties

B strenge ouders

C genetische predispositie

D in sociale zin afgewezen worden

ANTWOORDSLEUTEL: D

Welke vorm van verontschuldiging wordt als de acceptabelste en geloofwaardigste ervaren?

A 'Als ik je gekwetst heb, spijt me dat zeer.'

B 'Het spijt me dat ik je gekwetst heb, maar luister, we hebben hier beiden schuld.'

C 'Het spijt me echt, en ik begrijp wat ik fout gedaan heb; het zal niet meer gebeuren.'

45
D 'Het spijt me.'

ANTWOORDSLEUTEL: C

Stel dat je de kans wilt verkleinen dat je kinderen zich agressief gedragen tegen anderen. Welke
van de volgende strategieën heeft dan de grootste kans van slagen?

A Het juiste voorbeeld geven en je niet verbaal of fysiek agressief gedragen.

B Je kinderen naar hartenlust gewelddadige videospelletjes laten spelen.

C Je kinderen opdragen zich vriendelijk op te stellen tegenover andere kinderen en ze straffen als ze
dat niet doen.

D Je kinderen aanmoedigen om wanneer ze maar kunnen te sporten, zodat ze hun frustraties kunnen
afreageren op het speelveld.

ANTWOORDSLEUTEL: A

HOOFDSTUK 13
Rebecca doet voor de faculteitsnieuwsbrief verslag van de voetbalwedstrijd van haar faculteit
tegen het team van de aartsrivaal. Tijdens de wedstrijd interviewt ze zes studenten van haar eigen
faculteit. Ze besluit dat ze slechts één student van het rivaliserende team hoeft te interviewen om
hun blik op de wedstrijd te schetsen. Rebecca toont hier ...

A in-group bias.

B out-group homogeniteitsbias.

C gerechtvaardigdheid.

D blaming the victim.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Wat is volgens onderzoekers de reden dat orkanen met vrouwennamen meer slachtoffers blijken
te maken dan orkanen met mannennamen?

A Dit is het gevolg van het onvoorspelbare karakter van de orkanen met een vrouwelijke naam, wat
meteen ook de reden is dat deze een vrouwelijke naam krijgen. Vrouwen zijn immers minder
voorspelbaar dan mannen.

B Men blijkt orkanen met een vrouwelijke naam als minder risicovol in te schatten dan orkanen met
een mannelijke naam, dus treft men minder voorzorgsmaatregelen ten aanzien van orkanen met een
vrouwelijke naam.

C De kans is groot dat deze cijfers berusten op toeval. Het zijn de mensen die vooroordelen hebben
ten aanzien van vrouwen die dit soort cijfers de wereld in helpen.

D Orkanen met vrouwennamen zijn altijd heftiger.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Wat is stereotypedreiging?

46
A Je bedreigd voelen door vooroordelen waarvan je zou willen dat je die niet had.

B Je bedreigd voelen door stereotypen die je over anderen hebt.

C Je bedreigd voelen door mensen die je stereotypen bevestigen.

D Je bedreigd voelen door stereotypen die anderen hebben ten aanzien van een bepaalde groep
waar je lid van bent.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Wat is een van de belangrijkste redenen voor het succes van de jigsawmethode?

A Deze methode vraagt kinderen zich beleefd en empathisch te gedragen.

B Deze methode stelt duidelijke regels voor goed gedrag.

C Deze methode staat kinderen toe hun werkelijke gevoelens ten opzichte van elkaar te uiten.

D Deze methode vermindert in-group- versus out-group-percepties en stereotypen.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Over vooroordelen kan gezegd worden dat ze ...

A vaak gebaseerd zijn op realistische ervaringen die iemand heeft gehad.

B in verschillende attitudecomponenten zijn verankerd.

C functioneel zijn en men ze daarom wellicht beter niet los kan laten.

D een manier zijn om een zwakke eigenwaarde te beschermen.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Hoe beïnvloedt het aangesloten zijn op een bogus pipeline of op een andere 'leugendetector' de
bereidheid van mensen om hun vooroordelen toe te geven?

A Ze geven eerder vooroordelen toe die ze anders zouden onderdrukken.

B Ze geven eerder onbewuste vooroordelen toe.

C Ze zijn geneigd positieve vooroordelen te overdrijven.

D Ze geven eerder blijk van antisemitisme dan van seksisme.

ANTWOORDSLEUTEL: A

Wat is stereotypedreiging?

A Sommige leden van een meerderheidsgroep voelen zich bedreigd door leden van een
minderheidsgroep.

B Sommige leden van een stereotypegroep zijn bang om het stereotype dat over hen bestaat te
bevestigen met hun gedrag.

C Sommige leden van een meerderheidsgroep bedreigen een minderheid door die te stereotyperen.

D Sommige leden van een minderheidsgroep dreigen wraak te nemen voor de stereotypen die ze
onrechtvaardig vinden.

47
ANTWOORDSLEUTEL: B

Waaruit blijkt dat het hebben van een voorkeur voor een bepaald ras niet aangeboren is?

A Kinderen die opgroeien in een andere cultuur dan hun oorspronkelijke, bijvoorbeeld doordat ze zijn
geadopteerd, hebben geen vooroordelen ten opzichte van de mensen waartussen zij opgroeie

B Kinderen die tijdens de eerste drie maanden van hun leven met verschillende rassen in aanraking
komen, vertonen geen voorkeur voor een bepaald ras.

C Dat blijkt nog niet specifiek ergens uit. Er zijn zelfs aanwijzingen dat het wel aangeboren is.

D Onderzoek heeft uitgewezen dat er weinig verbanden bestaan tussen de vooroordelen van
familieleden.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Welk van de hieronder gegeven voorbeelden duidt op een onderdrukt vooroordeel?

A Iemand heeft de neiging om onder bepaalde omstandigheden bevooroordeeld te reageren.

B Iemand heeft een vooroordeel waarvan hij of zij zich niet bewust is.

C Iemand weet dat hij of zij bevooroordeeld is, maar kiest ervoor dat niet aan anderen te laten
merken.

D Iemand openbaart een vooroordeel op subtiele manier door het te impliceren in plaats van het op
de man af te vertellen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

Welke denkwijze kan het effect van stereotypedreiging verminderen?

A Begrijpen dat menselijke capaciteiten tamelijk vastliggen, en dat het dus geen zin heeft om je op te
winden over slechte prestaties bij een toets.

B Je ervan bewust zijn dat zenuwen voor het maken van een toets normaal zijn, zeker voor leden van
een groep over wie een stereotype bestaat.

C Het culturele stereotype aanvaarden als een stereotype dat gebaseerd is op feitelijke verschillen
tussen groepen.

D Het benadrukken van het vertrouwen in je capaciteiten om de verwachtingen van anderen


tegenwicht te bieden.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Toen Gordon Allport zei dat: 'vooroordeel dat met het verstand verslagen is, emotioneel
voortduurt', bedoelde hij dat ...

A je niet rationeel kunt debatteren met een bevooroordeeld iemand.

B een bevooroordeeld iemand zijn houding niet rationeel kan verdedigen.

C iemands impliciete vooroordelen kunnen afnemen, terwijl zijn expliciete vooroordelen blijven
bestaan.

48
D iemands expliciete vooroordelen kunnen afnemen, terwijl zijn impliciete vooroordelen blijven
bestaan.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Volgens de realistische conflicttheorie is het aannemelijk dat vooroordelen en discriminatie


toenemen wanneer ...

A een land een racistisch verleden heeft.

B mensen die er stereotypen op na houden, gefrustreerd raken.

C mensen weten dat hun naaste vrienden bevooroordeeld zijn.

D mensen met elkaar strijden om banen en veiligheid.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Welk voorbeeld duidt op een onbewust of impliciet vooroordeel?

A Iemand negeert zijn of haar ware gevoelens uit een oprecht streven minder bevooroordeeld te zijn.

B Uit iemands gedrag blijkt dat hij of zij een vooroordeel heeft, maar als je ernaar vraagt, zou hij of zij
in oprechtheid aangeven geen vooroordeel te hebben.

C Iemand weet dat hij of zij bevooroordeeld is, maar kiest ervoor dat niet aan anderen te laten
merken.

D Iemand openbaart een vooroordeel op subtiele manier door het te impliceren in plaats van het op
de man af te vertellen.

ANTWOORDSLEUTEL: B

Een stereotype is ...

A de cognitieve vorm van een vooroordeel.

B een negatieve indruk met betrekking tot een groep mensen.

C altijd inaccuraat.

D een cognitieve samenvatting die hetzij negatief, hetzij positief is.

ANTWOORDSLEUTEL: D

Het onderzoek tijdens het padvinderskamp creëerde vijandigheid tussen twee groepen jongens
door ...

A ze in concurrerende posities te brengen waarbij prijzen te behalen waren.

B hen toe te staan hun gevoelens van woede vrijelijk te uiten.

C willekeurig een van beide groepen privileges te gunnen.

D de jongens hun eigen regels en spellen te laten bepalen.

ANTWOORDSLEUTEL: C

49

You might also like