Professional Documents
Culture Documents
Spreekt Je Zelfvertrouwen Tegen Je
Spreekt Je Zelfvertrouwen Tegen Je
Stijn De Schepper
Voorwoord
Het zal niemand verbazen dat ik voor mijn bachelorproef een onderwerp in de
badmintonwereld heb gekozen. Aangezien ik al lang van mijn hobby een
passie heb gemaakt wou ik met dit werk een steentje proberen bijdragen in
het verder uitbouwen van de sportpsychologie binnen mijn sport. Ik hoop dat
dit een aanzet kan zijn tot een belangrijker aandeel van sportpsychologie en
mentale begeleiding bij competitieve badmintonspelers.
Ik wil mijn promotor Karen Verniers bedanken voor het opstarten van deze
bachelorproef maar ook vooral voor de inspirerende manier waarop zij het
keuzevak sportpsychologie doceerde en hierdoor mij heeft gepassioneerd. Ik
ga vast en zeker proberen zoveel mogelijk verder bij te leren en toe te passen
in dit domein van de psychologie. Verder wil ik Didier Vercruysse bedanken
als copromotor, ook verliep het proces niet altijd even vlot, toch kon ik altijd
bij hem terecht voor feedback. Tot slot bedank ik Evelien Tijtgat om mij op
het juiste spoor te zetten om al het schrijfwerk op te starten.
IV
Samenvatting
Resultaten: Uit de resultaten bleek dat er enkel van het gebruik van positieve
zelfspraak een positieve impact waar te nemen was op het zelfvertrouwen. Er
werd geen verband gevonden tussen zelfvertrouwen en het gebruik van
zelfspraak, noch tussen motiverende zelfspraak en zelfvertrouwen. Er werd
door de deelnemers meer gebruikt gemaakt van motiverende dan
instructieve, en positieve dan negatieve zelfspraak. Er werden geen
verschillen gevonden tussen beide geslachten.
Inhoudsopgave
Voorwoord III
Samenvatting IV
Inhoudstafel V
1. Inleiding 1
2. Methode 5
3. Resultaten 7
3.1 Betrouwbaarheid 7
3.4 Zelfspraak 11
4. Discussie 14
Literatuurlijst 17
Bijlagen 20
VI
1. Inleiding
Wat mensen tegen zichzelf zeggen heeft een invloed op hun gedrag (Ellis,
1976). Deze zelfspraak wordt door Hackfort en Schwenkmezger (1993)
gedefinieerd als een dialoog waarin de persoon gevoelens en waarnemingen
interpreteert, evaluaties en geloof reguleert en verandert, en zichzelf
instructies en bevestiging geeft. Onderzoek naar de effecten van het gebruik
van zelfspraak in sport heeft verschillende resultaten opgeleverd. Dagrou,
Gauvin, en Halliwel (1991) vonden bewijs voor een betere prestatie door het
gebruik van positieve zelfspraak. Dit in tegenstelling tot onderzoek waaruit
bleek dat negatieve zelfspraak een prestatieverbetering teweeg bracht
(Highlen & Bennett, 1983). Later vonden Dagrou, Gauvin, en Halliwel (1992)
echter dat er geen verbetering in de prestatie te merken was, noch bij het
gebruik van positieve, noch bij negatieve zelfspraak.
gebruik maken van positieve zelfspraak dan negatieve. Ten tweede werd de
structuur van de zelfspraak opgedeeld in alleenstaande woorden (bv. adem),
zinnen (bv. kom op) en volzinnen (bv. Maak je geen zorgen over je fouten,
blijf je concentreren). In dit onderzoek werd het meeste gebruik gemaakt van
zinnen. Verder werd er een onderscheid gemaakt tussen de persoonsvorm
waarin de zelfspraak werd opgesteld. Er was een ongeveer gelijke verdeling
tussen het gebruik van de eerste persoon (bv. Ik kan het) en de tweede
persoon (bv. Je kan het). Tot slot werd een indeling gemaakt op basis van de
taak instructie die de atleten in de zelfspraak gebruikten. Zo kan er enerzijds
skill specifiek gebruik gemaakt worden van zelfspraak, dit gaat dan
voornamelijk over technische zaken (bv. Hou je hoofd recht). Anderzijds werd
zelfspraak ook in de algemene zin van de taak gebruikt (bv. Hou je sterk
gedurende heel de race).
in badminton. Dit onderzoek wil daarom een eerste stap zetten in het
onderzoeken van een mogelijk verband tussen het gebruik van zelfspraak en
het zelfvertrouwen bij competitieve badmintonspelers.
2. Methode
Hierna kwam het onderdeel zelfspraak aan bod. Eerst werd een korte
beschrijving gegeven van het begrip zelfspraak zodat elke deelnemer dit
begrip hetzelfde zou interpreteren. Er werd ook gevraagd of de deelnemer al
ooit een zelfspraaktraining had gevolgd. Tot slot werd gevraagd op een 5-
punts Likert schaal, gaande van nooit tot altijd, aan te duiden hoe vaak de
deelnemer zelfspraak enerzijds hardop en anderzijds in zichzelf gebruikte.
Vervolgens werden de deelnemers bevraagd over het gebruik van zelfspraak
door middel van de Nederlandstalige vertaling van de Self-Talk Questionnaire
(STQ) en de Automatic Self-Talk Questionnaire for Sports (ASTQS). Deze
twee vragenlijsten werden gekozen omdat zij een onderverdeling maken
tussen de eerder vermelde instructieve en motiverende zelfspraak (STQ) en
positieve en negatieve zelfspraak (ASTQS). Beide vragenlijsten zijn van
oorsprong Engelstalig en de vertaling naar het Nederlands is overgenomen uit
een Nederlandse bachelorsthesis (Veltman, 2011).
6
3. Resultaten
3.1 Betrouwbaarheid
Tabel 1
Beschrijvende analyse algemene gegevens
8
Eerst werd een multipele regressie analyse uitgevoerd met als afhankelijke
variabele het gemiddelde zelfvertrouwen. De resultaten van deze analyse
worden weergegeven in Tabel 2. Uit deze resultaten kunnen we afleiden dat
er enkel van het gebruik van positieve zelfspraak een impact waar te nemen
is op het zelfvertrouwen (p = .046, t = 2.07).
Tabel 2
Multipele regressie analyse zelfvertrouwen
Tabel 3
Pearson correlatie zelfvertrouwen en zelfspraak hardop
Tabel 4
Pearson correlatie zelfvertrouwen en zelfspraak innerlijk
Tabel 5
Pearson correlatie motiverende zelfspraak en zelfvertrouwen
3.4 Zelfspraak
Tabel 6
Paired samples t-test zelfspraak
12
Uit deze resultaten blijkt dat er gemiddeld meer gebruik gemaakt werd van
motiverende zelfspraak (M = 3.26, SD = .67) dan van instructieve zelfspraak
(M = 2.67, SD = .69). Dit verschil bleek significant op niveau α = .05, t(45) =
7.06, p < .001, r = .72. Ook blijkt dat er gemiddeld meer gebruik gemaakt
werd van positieve zelfspraak (M = 2.68, SD = .57) dan van negatieve
zelfspraak (M = 2.10, SD = .59). Dit verschil bleek significant op niveau α
= .05, t(45) = 7.03, p < .001, r = .72.
Tabel 7
Independent samples t-test zelfspraak mannen en vrouwen
13
14
4. Discussie
Uit de resultaten blijkt dat er enkel een positieve correlatie is tussen het
gebruik van positieve zelfspraak en het zelfvertrouwen. Dit resultaat ligt in de
lijn van onderzoek van Dagrou et al. (1991) waarbij positieve zelfspraak een
positief effect had op de prestatie en onderzoek waarbij positieve zelfspraak
de concentratie en motivatie verhoogde (Van Raalte et al., 1994). Wat betreft
het gebruik van zelfspraak, innerlijk of hardop, werd geen significant verband
gevonden met het zelfvertrouwen. Dit in tegenstelling tot eerder onderzoek
(Landin & Hebert, 1999; Perkos et al., 2002; Thelwell & Greenlees, 2003;
Johnson et al., 2004). Een belangrijke kanttekening hierbij is wel dat deze
onderzoeken echter geen specifiek onderscheid maakten tussen de manier
waarop de zelfspraak werd gebruikt, hardop of innerlijk. Voor zover geweten
is er naar dit onderscheid nog geen specifiek onderzoek verricht en zou verder
onderzoek hierover nuttige informatie kunnen opleveren over het gebruik van
zelfspraak. Er werd eveneens geen significant verband gevonden tussen het
gebruik van motiverende zelfspraak en zelfvertrouwen. Ook dit is in
tegenstelling tot resultaten uit eerder onderzoek van Hatzigeorgiadis et al.
(2009).
punt even wordt stilgestaan bij een technische fout in de afgelopen rally viel
het gemiddelde gebruik van deze instructieve zelfspraak in dit onderzoek dus
minder voor dan dat de atleten zichzelf motiveerden door zelfspraak.
Zoals bij elk wetenschappelijk onderzoek zijn ook bij dit onderzoek enkele
bedenkingen te plaatsen. Zo kan immers de vraag om bij de SSCI zichzelf te
vergelijken met de atleet met het meeste zelfvertrouwen die men kent leiden
tot grote interindividuele verschillen naar gelang het niveau van
zelfvertrouwen waarmee men zich vergelijkt (Feltz & Chase, 1998; Schultz &
Short, 2006). Verder viel er mogelijk geen verband op te tekenen tussen het
gebruik en de inhoud van bepaalde zelfspraak en het zelfvertrouwen omdat
ook de manier waarop men zelf op de zelfspraak reageert een rol kan spelen.
Uit een analyse van de resultaten uit een onderzoek bij tennisspelers bleek
dat het verschil in gebruik van zelfspraak tussen winnaars en verliezers niet
zozeer afhing van de gehanteerde manier van zelfspraak maar eerder van de
reactie op deze zelfspraak (Van Raalte et al., 1994). Verder onderzoek naar
de reacties van atleten op wat ze tegen zichzelf zeggen is nodig om hier
verder duidelijkheid te brengen. Ook de beperkte steekproef kan mee hebben
bijgedragen tot het uitblijven van sommige significante verschillen. Tot slot
zou verder onderzoek naar de positieve relatie tussen zelfvertrouwen en
positieve zelfspraak meer duidelijkheid kunnen brengen over de richting van
deze relatie. Hanteren atleten met een hoger zelfvertrouwen meer positieve
zelfspraak of resulteert het gebruik van positieve zelfspraak in een groter
zelfvertrouwen?
Dit onderzoek heeft geprobeerd een eerste aanzet te geven om het gebruik
van zelfspraak en het zelfvertrouwen van badmintonners in kaart te brengen,
maar er is zeker in deze sport nog veel ruimte voor bijkomend onderzoek
naar deze onderwerpen. Naar de praktijk toe kunnen trainers en coaches het
gebruik van positieve zelfspraak bij competitieve badmintonners sterker
proberen benadrukken. Als dit hand in hand gaat met het verhogen van het
16
zelfvertrouwen van de sporters zal dit een invloed hebben. Dit zowel op
trainingen om een eerste aanzet te geven in het aanleren en inoefenen ervan,
als in wedstrijden bij het coachen van atleten. Het positieve verband tussen
beide is immers vastgesteld, de richting van deze beïnvloeding zal nog verder
wetenschappelijk onderzocht moeten worden.
17
Literatuurlijst
Dagrou, E., Gauvin, L., & Halliwell, W. (1991). Mental preparation of Ivory
Coast athletes: Current practices and research perspectives.
International Journal of Sport Psychology, 22, 15-34.
Dagrou, E., Gauvin, L., & Halliwell, W. (1992). Effects of positive, negative,
and neutral self-talk on motor performance. Canadian Journal of Sports
Sciences, 17, 145-147.
Hardy, J., Gammage, K., & Hall, C. (2001). A Descriptive Study of Athlete
Self-Talk. The Sport Psychologist, 15, 306-138.
Hardy, J., Hall, C.R., & Hardy, L. (2004). A note on athletes’ use of self-talk.
Journal of Applied Sport Psychology, 16, 251-257.
Hardy, J., Hall, C.R., & Hardy, L. (2005). Quantifying athlete self-talk. Journal
of Sports Sciences, 23 (9), 905-917.
Highlen, P.S., & Bennett, B.B. (1983). Elite divers and wrestlers: A
comparison between open- and closed-skill athletes. Journal of Sport
Psychology, 5, 390-409.
18
Johnson, J. J., Hrycaiko, D. W., Johnson, G. V., & Hallas, J. M. (2004). Self-
talk and female youth soccer performance. The Sport Psychologist, 18,
44-59.
Perkos, S., Theodorakis, Y., & Chroni, S. (2002). Enhancing performance and
skill acquisition in novice basketball players with instructional self-talk.
The Sport Psychologist, 16, 368-383.
Schultz, R., & Short, S. E. (2006). Who do athletes compare to: how the
standard of comparison affects confidence ratings. In AAASP
conference proceedings (pp. 82-83).
Theodorakis, Y., Weinberg, R., Natsis, P., Douma, I., & Kazakas, P. (2000).
The effects of motivation versus instructional self-talk on improving
motor performance. The Sport Psychologist, 14, 253-272.
Van Raalte, J. L., Brewer, B. W., Rivera, P. M., & Petipas, A. J. (1994). The
relationship between observable self-talk and competitive junior tennis
players’ performances. Journal of Sport and Exercise Psychology, 16,
400-415.
Bijlagen
I
Zelfspraak en
zelfvertrouwen bij
competitieve
badmintonspelers
Stijn De Schepper
i.s.m.
Karen Verniers (Promotor)
II
Beste deelnemer,
In het kader van een eindwerk voeren we momenteel aan Thomas More
Antwerpen binnen de opleiding Toegepaste Psychologie een onderzoek naar
het verband tussen het gebruik van zelfspraak en het zelfvertrouwen bij
badmintonspelers. In het kader van dit onderzoek willen we je vragen deze
vragenlijst in te vullen. Het invullen ervan zal ongeveer 20 minuten duren.
Stijn De Schepper
Promotor
III
1. Algemene gegevens
Vul hierbij het antwoord in achter de vraag of omcirkel wat op jou van
toepassing is.
a) Geslacht:
o Man
o Vrouw
………… uur
………… uur
o Enkelspel
o Dubbelspel
o Gemengd
IV
2. Instructies
Bijvoorbeeld: Als de uitspraak altijd op jou van toepassing is, zet je een
kruisje in de kolom “altijd”.
Er zijn geen goede of foute antwoorden. Gelieve op elke vraag een antwoord
te geven.
V
3. Zelfspraak
Hieronder volgt een uitleg over zelfspraak om er zeker van te zijn dat iedere
deelnemer hieronder hetzelfde verstaat.
o Ja
o Nee
Hardop
In mezelf
VI
Ik ga verliezen
Ik wil stoppen
Ik heb dorst
Ik ga weer de fout in
Ik ben moe
Ik heb honger
Ik ben kapot
Ik geef op
Kom op
Ontspan
Ik geloof in mezelf
Concentreer je op je doel
Zet je in
Blijf rustig
Ik voel me sterk
Doe je best
Niet stressen
Ik kan het
Let op je techniek
Hou vol
Concentreer je
IX
4. Zelfvertrouwen