You are on page 1of 8

ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent

Educatieve bachelor lager onderwijs

Naam student: Femke Hollevoet Leergroep OLO2C1


Naam mentor: Annelies van Laere Klas 6C Aantal lln.: 23
School: BS De Meidoorn

…DAG / / Handtekening mentor + datum:

Van 9u20 tot 10u10


Leergebied(onderdeel): Taal – differentiëren
Lesonderwerp: Herhalingsbundel ter voorbereiding op de toetsen

Leerplandoelen: Leerplan: ZILL – OVSG – GO! – andere


IVzv3 Doelgericht en efficiënt handelen door taken te plannen, uit te voeren, erop te reflecteren
en waar nodig bij te sturen in functie van zelfredzaam en zelfstandig functioneren
 10-12 Prioriteiten kunnen stellen wanneer meerdere taken zich aandienen
 8-12 Zelfstandig meerdere taken, gespreid over één of meerdere dagen plannen en
organiseren - de tijd nodig om een taak of meerdere taken uit te voeren realistisch inschatten -
het overzicht over het geheel van de taken bewaren

1
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

TOtn2 Nadenken over de belangrijkste aspecten van het taalsysteem. Daarbij taalbeschouwelijke
termen gebruiken
 10-12 Het gebruik van hoofdletters en kleine letters systematisch onderzoeken, hoofdletters
gebruiken in betekenisvolle schrijfopdrachten:
 Namen van feestdagen
 Aardrijkskundige namen en afleidingen ervan

 10-12 Hulptekens en uitspraaktekens onderzoeken bij frequent gebruikte woorden en deze


tekens gebruiken in betekenisvolle schrijfopdrachten:
 het gebruik van hulptekens, en daarbij de termen ‘koppelteken’, ‘apostrof’ en ‘trema’
kennen en gebruiken
 het gebruik van het uitspraakteken accent, en daarbij de term ‘accent’ kennen en gebruiken

 9-12 De (op)bouw van woorden onderzoeken, en daarbij de termen ‘samenstelling’,


‘afleiding’, ‘voorvoegsel’ en ‘achtervoegsel’ kennen en gebruiken

 9-12 Woordleerstrategieën inzetten met hulp van de leraar


 De betekenis afleiden uit de context
 Woorden en woordstructuren analyseren
 Betekenis onderhandelen met een medeleerling of leraar
 Thuistaal inzetten
 De betekenis opzoeken

 9-12 Zinsdelen onderzoeken die zeggen


 Over wie of waarover de zin gaat, wie iets doet, wie iets is of wordt
 Wie iets doet, wie iets is of wordt
 Wat iemand doet of wat ermee gebeurt (werkwoord(en))
 Wat of hoe iemand is of wordt (werkwoord + ander woord)
 Wat, aan wie of voor wie, wanneer, waar, hoe, waarmee, waardoor … iemand iets doet
 Wanneer, waar, waarmee, waardoor … iemand iets is of wordt
TOsn1 Een schriftelijke boodschap verwerken
 Informatie herkennen en selecteren (in instructies, schema’s, tabellen en informatieve teksten
uit tijdschriften en andere media)
MEmw2 Mediacontent en mediagebruik van zichzelf en anderen kritisch beoordelen naar vorm
en inhoud
 5-12 Zich respectvol uitdrukken bij de beoordeling van mediagebruik en van mediacontent
MEge2 Passende mediamiddelen kiezen, gebruiken en combineren in functie van een beoogd
doel
 10-12 Binnen voor hen relevante contexten, ICT gebruiken bij het uitvoeren van complexe
opdrachten
 2.5-12 Mediamiddelen inzetten bij logisch en algoritmisch denken - oefenen en leren met
ondersteuning van ICT
MEva1 Technische en instrumentele computervaardigheden ontwikkelen
 8-12 Wisselen tussen geopende applicaties

MEva3 Digitale informatievaardigheden ontwikkelen


 4-12 Navigeren en zoeken binnen een digitale toepassing waaronder voor leerlingen
bestemde webpagina's, educatieve software …
 6-12 Geschikte mediamiddelen selecteren en gebruiken om met anderen te communiceren -

2
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

daarbij selecteren uit voor hen bestemde en beschikbare mediamiddelen

Leerinhoud:
Inhoudelijke componenten van de les
De onderdelen van een krantenartikel
 Een krantenkop en een titel die het artikel samenvat
 De datum, de plaats en de bron
 Een inleiding = een kort, samenvattend blokje met de belangrijkste hoofdvragen (wie, wat,
waar, wanneer, waarom en hoe)
 De tekst is opgedeeld in alinea’s
 De tekst beschrijft de feiten die gebeurd zijn in de 3e persoon enkelvoud of meervoud
 Hetgeen wat iemand zegt wordt letterlijk aangehaald
 Er is altijd één zin als besluit of een zin die belangrijke achtergrondinformatie geeft

Een woord opzoeken in een woordenboek


 De woorden staan in alfabetische volgorde
 De trefwoorden staan bovenaan – dit zijn het eerste en het tweede woord van op de pagina
 Werkwoordsvormen staan altijd in de infinitief
 Zelfstandige naamwoorden vind je in het enkelvoud
 De betekenis van zegswijzen, uitdrukkingen en spreekwoorden vind je door het belangrijkste
woord op te zoeken.

Woordenschat van het thema


 Aanstellerig = overdreven gedragen, doen alsof
 Bedachtzaam = als je iets bedachtzaam doet, denk je er goed bij na en doe je het voorzichtig
 Geslepen = slim en gemeen, sluw
 In het harnas jagen = iets doen waardoor iemand boos op je wordt
 Zijn hart luchten = zijn hart uitstorten, iets uitspreken
 Achterdochtig = iets of iemand niet helemaal vertrouwen
 De beul = iemand die mensen doodmaakt nadat ze de doodstraf hebben gekregen
 De razzia = onverwachte inval van de politie waarbij veel mensen worden gearresteerd
 De tiran = iemand die op een wrede manier heerst
 Berekend = op eigen voordeel uit zijn
 Verraderlijk = gevaarlijk, onbetrouwbaar
 Barbaars = onmenselijk

Wanneer schrijven we een hoofdletter


 Altijd in het begin van een zin
 In een persoonsnaam is de eerste letter ook altijd een hoofdletter
 Alle eigennamen schrijf je met een hoofdletter (behalve: weekdagen, maanden, seizoenen en
windrichtingen)
 Bij aardrijkskundige namen en afleidingen (straten, steden, talen, nationaliteiten, ..)
 Bij feestdagen
 Bij personen en zaken die als heilig beschouwd worden

Gebruik van een apostrof


Je gebruikt een apostrof op de plaats waar je een letter weglaat. Bij een apostrof in het begin van

3
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

een zin komt de hoofdletter bij het eerste volledige woord van de zin.

Grondwoorden
= de kortste vorm van een woord, een grondwoord kan je niet meer in afzonderlijke woorden
opsplitsen.

Samenstellingen
= verkrijg je wanneer je grondwoorden gaat samenvoegen.
Soorten? Met zelfstandige naamwoorden, met bijvoeglijke naamwoorden, met anderstalige delen,
met afkortingen of met als eerste deel de stam van een werkwoord.

Afleidingen
= ontstaan wanneer je aan een woord een voorvoegsel en/of achtervoegsel toevoegt.

Het onderzoeken van zinsdelen


 Over wie of waarover de zin gaat, wie iets doet, wie iets is of wordt
 Wat iemand doet of wat ermee gebeurt (werkwoorden)
 Wat of hoe iemand is of wordt (werkwoord + ander woord)
 Wat, aan wie of voor wie, wanneer, waar, hoe, waarmee, waardoor … iemand iets doet
 Wanneer, waar, waarmee, waardoor … iemand iets is of wordt

Zelfstandig werken
 De kinderen moeten in staat zijn zelf te bepalen welke oefeningen ze eerst maken op basis van
wat zij zelf het moeilijkste onderdeel vinden
 De kinderen moeten efficiënt aan hun taken kunnen werken door:
 Zich volledig te concentreren en te focussen op de taak, ogen op de taak te houden en niet
dromerig rond zich te kijken
 Alleen het nodige materiaal bij zich hebben zodat ze niet zitten te prutsen met onnodige dingen
 Niet afgeleid worden door achtergrondgeluiden, eventueel door gebruik te maken van een
koptelefoon die het geluid dempt
 In het oog houden hoeveel taken ze nog moeten realiseren voor het einde van de les en op
basis hiervan hun tempo aanpassen.

Werken met ICT


Deze lessituatie situeert zich in functie van afstandsonderwijs. De leerlingen gaan zelfstandig aan
de slag met een online leerpad om de inhouden van de les verder in te oefenen. Leerlingen werken
hierdoor aan hier aan verschillende aspecten van mediakundige ontwikkeling:
Informatievaardigheden
 ICT gebruiken (als ondersteuning) om complexe opdrachten uit te voeren
 Zowel inhoudelijk oefenen als de inhouden rond zelfstandig werken oefenen, met ICT als
ondersteuning.
 Leerlingen gebruiken zowel Genially, Mentimeter als online woordenboek

 Leerlingen kunnen makkelijk wisselen tussen verschillende geopende applicaties, in dit geval
Genially en Teams
 Kinderen kunnen zelfstandig vlot navigeren binnen Ginially, met voldoende visuele
ondersteuning en aanwijzingen in het leerpad, opgesteld door de leerkracht

4
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

 De leerlingen moeten in staat zijn om via Teams, het aangewezen mediamiddel, met de
leerkracht te communiceren wanneer ze een vraag hebben

Mediawijsheid
Op het einde van het leerpad krijgen kinderen de link naar een Mentimeter. Het is de bedoeling dat
ze hier reflecteren over het gebruik van het online leerpad. Ze beoordelen het leerpad aan de hand
van een aantal vragen (vonden ze het makkelijk om te gebruiken, wat kan er in de toekomst beter,
…). Het is natuurlijk wel de bedoeling dat leerlingen dit op een repectvolle manier doen. Ze geven
verbeterpunten en feedback maar geen kritiek, ook dit is een vaardigheid die ze moeten leren.

Lesdoelen:
 Prioriteiten stellen door eerst aan taken te werken met een voor hen hogere
moeilijkheidsgraad (IVzv3)
 Meerdere taken kunnen plannen en spreiden over één les en tegelijkertijd het overzicht
bewaren over het geheel van taken (IVzv3)
 De inzichten in verband met het gebruik van hoofdletters correct kunnen toepassen (zie
leerinhoud) (TOtn2)
 Het correct kunnen benoemen en gebruiken van een apostrof (zie leerinhoud) (TOtn2)
 De opbouw van woorden correct kunnen ontleden en daarbij de bijhorende termen zoals
grondwoord, afleiding, voor-en achtervoegsel kunnen gebruiken (TOtn2)
 De betekenis van een woord correct kunnen opzoeken door gebruik te maken van een (online)
woordenboek (TOtn2)
 Het onderzoeken van zinsdelen en hun functie binnen die zin correct kunnen benoemen (zie
leerinhoud) (TOtn2)
 Gevraagde informatie uit een krantenartikel kunnen halen (TOsn1)
 Zich op een respectvolle manier uitdrukken bij de beoordeling van mediacontent (MEmw2)
 ICT toepassen als ondersteuning bij het uitvoeren van een complexe opdracht en inoefenen van
leerinhouden (zie leerinhoud) (MEge2)
 Vlot navigeren en wisselen tussen verschillende geopende applicaties (MEva1)
 Op zelfstandige basis vlot navigeren in een onbekende educatieve software (zie leerinhoud)
(MEva3)
 Mediamiddelen gebruiken om op een gepaste manier te communiceren (zie leerinhoud)
(MEva4)

Beginsituatie specifiek voor deze les:


Situering in het leerproces: aanbrengen inoefenen
Voorkennis van de klasgroep:
Het doel van deze les is om de inhouden uit het thema te herhalen en aan de hand van een
herhalingsbundel verder in te oefenen. Deze les zorgt ervoor dat de kinderen de inhouden nog eens
extra kunnen inoefenen vooraleer ze een toets maken over dit thema. Geen enkele inhoud in deze
les is nieuw, de kinderen hebben over elk onderdeel al verschillende lessen gekregen.
Gebruik van ICT

5
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Deze les situeert zich in de context van afstandsonderwijs. De kinderen gaan zelfstandig met het
online leerpad aan de slag. Ze hebben nog niet gewerkt met Ginially of Mentimeter. Hiervoor kan er
een kort instructiemoment voorzien worden aan het begin van de les via Teams, zodat je leerlingen
toch niet volledig aan hun lot overlaat. In dit instructiemoment kan je leerlingen even wegwijs
maken in de digitale tools zodat ze daarna zelf aan de slag kunnen.

Leerling specifieke gegevens + acties:


De doelen van deze les zijn hoofdzakelijk herhalen en differentiëren. Het bundeltje bevat
oefeningen met de verschillende onderdelen van thema 3. Het is natuurlijk de bedoeling dat de
kinderen zoveel mogelijk oefeningen maken om zich goed op de toets voor te bereiden. In deze les
ligt er ook een centrale focus op zelfstandig werken. De leerlingen stellen zelf prioriteiten door te
beslissen welke onderdelen voor hen nog moeilijk zijn. De leerlingen werken efficiënt door eerst aan
die onderdelen te werken. Ze maken eerst de opdrachten van de onderdelen waar ze zeker nog
extra herhaling kunnen gebruiken ter voorbereiding van de toets.

Bronnen: volgens de APA-normen


Blomme, E., Vandevelde, L., Boon, A., & Van Biervliet, P. (2019). Talen 6 - Taalschrift A (Eerste
bijdruk editie, Vol. 2020). Van In.

Bijlagen: bordschema, ingevulde werkbladen, teksten …


De herhalingsbundel
Ik zorg ervoor dat ik de bundel op voorhand thuis ook zelf heb gemaakt. Zo kan ik beter inschatten
waar de leerlingen eventueel moeite mee kunnen hebben. Door dit inzicht kan ik de leerlingen dan
gerichter gaan begeleiden.

6
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

Materiaal / locatiewijziging:
 23 kopieën van de herhalingsbundel
 Online leerpad: Leerpad: voorbereiding toets thema 3 by femkehollevoet on Genially
 Evaluatie online leerpad: Voting - Mentimeter

Lesopbouw

Zelfstandig een online leerpad doorlopen


oriënteren verwerven verwerken afronden
 Prioriteiten stellen door eerst aan taken te werken met een voor hen hogere
moeilijkheidsgraad (IVzv3)
 Meerdere taken kunnen plannen en spreiden over één les en tegelijkertijd het overzicht
bewaren over het geheel van taken (IVzv3)
 De inzichten in verband met het gebruik van hoofdletters correct kunnen toepassen (zie
leerinhoud) (TOtn2)
 Het correct kunnen benoemen en gebruiken van een apostrof (zie leerinhoud) (TOtn2)
 De opbouw van woorden correct kunnen ontleden en daarbij de bijhorende termen
zoals grondwoord, afleiding, voor-en achtervoegsel kunnen gebruiken (TOtn2)
 De betekenis van een woord correct kunnen opzoeken door gebruik te maken van een
(online) woordenboek (TOtn2)
 Het onderzoeken van zinsdelen en hun functie binnen die zin correct kunnen benoemen
(zie leerinhoud) (TOtn2)

7
ARTEVELDEHOGESCHOOL Campus Brusselsepoortstraat, Brusselsepoortstraat 93 – 9000 Gent
Educatieve bachelor lager onderwijs

 Gevraagde informatie uit een krantenartikel kunnen halen (TOsn1)


 Zich op een respectvolle manier uitdrukken bij de beoordeling van mediacontent
(MEmw2)
 ICT toepassen als ondersteuning bij het uitvoeren van een complexe opdracht en
inoefenen van leerinhouden (zie leerinhoud) (MEge2)
 Vlot navigeren en wisselen tussen verschillende geopende applicaties (MEva1)
 Op zelfstandige basis vlot navigeren in een onbekende educatieve software (zie
leerinhoud) (MEva3)
 Mediamiddelen gebruiken om op een gepaste manier te communiceren (zie leerinhoud)
(MEva4)

Aan het begin van de les kan er een korte samenkomst zijn op teams. De leerkracht kan zo de doelen
van de les verwoorden en kinderen op weg helpen door ze even wegwijs te maken in de
verschillende digitale tools die ze moeten kunnen hanteren.
De kinderen gaan daarna zelfstandig aan de slag. De leerkracht blijft aanwezig op teams voor
wanneer de leerlingen vast zitten of vragen hebben. Zo kan hij hen toch nog gericht gaan begeleiden
doorheen de les. De link naar Teams zit ook verworven onder een knop in het leerpad, zodat
leerlingen hier terug makkelijk naartoe kunnen navigeren.
Op het einde van de les wordt er ook naar Teams teruggekoppeld. Leerlingen vullen onder
begeleiding van de leerkracht de vragen op Mentimeter in. Er wordt geëvalueerd zowel op inhoud als
op proces. Hier leren leerlingen ook om mediacontent van andere op een kritische, maar
respectvolle, manier te beoordelen en evalueren. De evaluatie kan dan klassikaal besproken worden
aan de hand van de antwoorden op Mentimeter.
Evaluatie: Evalueer hier je eigen pedagogisch, didactisch en/of organisatorisch handelen. Wat deed je goed en
waarom? Wat ging niet goed en waarom? (Denk aan voorbereiding en realisatie.) Doe een verbetervoorstel.

You might also like