Professional Documents
Culture Documents
ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET 1998
* Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de boetenormbedragen is geplaatst, kan ook
een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen
a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet
overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie artikel 9.3,
eerste lid, Arbobesluit, juncto artikel 11, aanhef en onder a en b, Arbowet 1998 of
b. de betreffende voorschriften en verboden niet naleeft (zie artikel 9.3, tweede lid, Arbobesluit).
65
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN
DEEL 1 ARBOWET 1998
3 arbobeleid
1 De werkgever voert een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid en neemt € 900
daarbij, gelet op de stand van wetenschap en professionele dienstverlening, het
volgende in acht:
a) tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd moet de werkgever de arbeid
zodanig organiseren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid
en gezondheid van de werknemer
b) tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten gevaren en risico’s
voor de veiligheid en de gezondheid zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de
bron daarvan worden voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke
gevaren en risico’s niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt,
moeten daartoe andere doeltreffende maatregelen worden getroffen waarbij
maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang dienen te hebben
boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien
redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die
zijn gericht op individuele bescherming, dienen doeltreffende en passende
persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking te
worden gesteld
c) de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid
gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud moeten zoveel als
redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van
werknemers zijn aangepast
d) ongevarieerde zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid waarbij het tempo
op een zodanige wijze wordt beheerst dat de werknemer zelf verhinderd wordt
het tempo van de arbeid te beïnvloeden moet zoveel als redelijkerwijs kan
worden gevergd worden vermeden; indien dergelijke arbeid niet of onvoldoende
kan worden vermeden, moet de werkgever deze door andersoortige arbeid of
pauzes regelmatig afwisselen
e) doeltreffende maatregelen moeten zijn genomen teneinde het mogelijk te
maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat, waarin direct gevaar
voor de veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel in veiligheid kan stellen
dan wel andere passende maatregelen kan nemen om te verzekeren dat de
schade aan de gezondheid zoveel mogelijk beperkt wordt.
2 De werkgever draagt zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en € 270
verantwoordelijkheden tussen bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij
rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.
2 De werkgever voert binnen het algemene arbobeleid, een beleid met betrekking tot € 270
het beschermen van werknemers tegen seksuele intimidatie.
De werkgever voert binnen het algemene arbobeleid, een beleid met betrekking tot € 270
het beschermen van werknemers tegen agressie en geweld.
66
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 Een plan van aanpak maakt deel uit van de risico-inventarisatie en evaluatie; een € 225
en ander overeenkomstig artikel 3.
In het plan van aanpak zijn ook de termijnen aangegeven waarbinnen maatregelen € 225
zullen worden genomen.
Over de uitvoering van het plan van aanpak wordt jaarlijks schriftelijk € 225
gerapporteerd.
5 De werkgever zorgt dat iedere werknemer kennis kan nemen van de risico- € 45
inventarisatie en -evaluatie, met inbegrip van de lijst van arbeidsongevallen,
bedoeld in het tweede lid.
2)
6 Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter € 450
beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaam-
heden aan degene die de werknemers ter beschikking stelt, de beschrijving uit de
risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maat-
regelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats,
opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer.
8 voorlichting en onderricht
1 De werkgever dient de werknemer doeltreffend te informeren over de te verrichten € 270
werkzaamheden en daaraan verbonden risico's alsmede over de maatregelen die
erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken.
2 De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun € 270
onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de
arbeidsomstandigheden.
4 De werkgever ziet toe op naleving van instructies en voorschriften gericht op het € 900
voorkomen of beperken van in het eerste lid genoemde risico's alsmede op het
juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
67
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
5 Indien binnen de onderneming werknemers jonger dan 18 jaar werkzaam zijn, € 270
houdt de werkgever bij de uitvoering van de in de voorgaande leden genoemde
verplichtingen in het bijzonder rekening met de aan de jeugdige leeftijd inherente
werkervaring en onvoltooide lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van deze
werknemers.
De werkgever bevordert zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd het leer- en € 45
vormingsproces van deze jeugdige werknemers
9 melding arbeidsongevallen
2)
1 Indien een werknemer een arbeidsongeval overkomt dat ernstig lichamelijk of € 4.500
geestelijk letsel of de dood tot gevolg heeft, doet de werkgever daarvan onverwijld
mededeling aan de daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24
Arbowet 1998 en rapporteert hierover zo spoedig mogelijk schriftelijk.
Onder ernstig lichamelijk of geestelijk letsel wordt hier verstaan:
schade aan de gezondheid, die binnen 24 uur na het tijdstip van de gebeurtenis
leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar
redelijk oordeel blijvend zal zijn.
68
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 De werkgever moet zich voor de volgende taken laten bijstaan door de € 450
deskundige, waarbij in elk geval voor de taken a) t/m d) een gecertificeerde
arbodienst bijstand moet verlenen:
a) medewerking aan het opstellen, toetsen en adviseren van een ri&e (artikel 5),
waaronder mede begrepen het toetsen ervan het adviseren daaromtrent
b) bijstand bij begeleiding zieke werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun
arbeid te verrichten
c) het uitvoeren van arbeidsgezondheidskundig onderzoek en eventuele
aanstellingskeuringen
d) het houden van een arbeidsomstandighedenspreekuur
e) het adviseren en/of nauw samenwerken met de ondernemingsraad of de
personeelsvertegenwoordiging of belanghebbende werknemers inzake de
genomen en de te nemen maatregelen, gericht op het arbeidsomstandigheden-
beleid
f) de uitvoering van de in onderdeel e) bedoelde maatregelen, dan wel de
medewerking daaraan.
6 De werknemers, andere personen en diensten, bedoeld in artikel 14, eerste lid, € 135
werken bij het verlenen van bijstand aan een werkgever samen.
18 arbeidsgezondheidskundig onderzoek
De werkgever stelt de werknemers periodiek in de gelegenheid een onderzoek te € 45
ondergaan, dat erop gericht is de risico's die de arbeid voor de gezondheid van de
werknemers met zich mee brengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
19 verschillende werkgevers
1 Indien in een bedrijf of inrichting verschillende werkgevers arbeid doen verrichten, € 135
moeten zij onderling op doelmatige wijze samenwerken, teneinde naleving van het
bij of krachtens deze wet bepaalde te verzekeren.
________________________
1)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 23 juli
2000. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten:
• € 45 voor het onderdeel “Deze risico-inventarisatie en evaluatie bevat tevens een beschrijving
van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en risico’s voor bijzondere categorieën
werknemers.” van artikel 5, eerste lid.
• € 450 voor artikel 15, eerste lid.
2)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 1 januari
2002. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten:
• € 45 voor artikel 5, zesde lid;
• € 900 voor artikel 9, eerste lid.
69
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN
DEEL 2 ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBESLUIT
2 Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn, € 225
dan moet in de ri&e bijzondere aandacht worden besteed aan de niet-volledige lijst
van agentia, procédés en werkzaamheden opgenomen in de bijlage van Richtlijn
nummer 94/33/EEG.
2 Indien uit de ri&e blijkt dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan € 1.350
specifieke gevaren zijn verbonden, mag die arbeid slechts worden verricht, indien
deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat die gevaren worden voorkomen.
Indien dat niet mogelijk is, mag die arbeid niet door jeugdige werknemers worden
verricht.
70
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door € 450
tijdelijke aanpassing van de arbeid of arbeids- en rusttijden voorkomen dat gevaar
voor de veiligheid en de gezondheid van de zwangere werknemer, en de
werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt en wordt voorkomen dat een
terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie.
3 Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt aan de € 450
zwangere werknemer en de werknemer tijdens lactatie tijdelijk andere arbeid
gegeven.
4 Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de € 450
zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk vrijgesteld van
het verrichten van arbeid.
afdeling 10 thuiswerkers
1.45 voorraad
Het is niet toestaan aan de thuiswerker een grotere hoeveelheid aan grondstoffen, € 450
halffabrikaten en gerede producten in voorraad te geven of te laten houden dan
strikt noodzakelijk is.
71
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 Onder alle omstandigheden en met inachtneming van artikel 2.19 zijn € 270
bedrijfshulpverleners bereikbaar en beschikbaar om bij een ongeval of brand de
bedrijfshulpleningstaken te vervullen.
2 Onverminderd het gestelde in artikel 2.19, eerste lid, is in een bedrijf of inrichting € 450
waar ten hoogste 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, ten minste één
bedrijfshulpverlener per 50 of minder aanwezige werknemers aanwezig.
Indien in een bedrijf of inrichting slechts één werknemer aanwezig is beschikt deze
over doeltreffende middelen om zich bij ongeval of brand snel in veiligheid te
kunnen stellen.
3 Indien meer dan 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, zijn ten minste 5 € 450
bedrijfshulpverleners aanwezig.
Indien in een bedrijf of inrichting slechts één werknemer aanwezig is beschikt deze
over doeltreffende middelen om zich bij ongeval of brand snel in veiligheid te
kunnen stellen.
2.20 veiligheidsinstructies
Ten behoeve van de werknemers zijn voldoende biljetten opgehangen waarop op € 135
eenvoudige wijze is aangegeven wat te doen bij brand of ongeval.
2.21 deskundigheidsvereisten
1 De bedrijfshulpverleners zijn zodanig opgeleid dat de bedrijfshulpverlening is € 900
gewaarborgd.
2.22 oefening
Voor bedrijfshulpverlening worden herhalingscursussen en oefeningen of andere € 135*
activiteiten georganiseerd waaraan bedrijfshulpverleners deelnemen.
72
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
afdeling 5 bouwplaatsen
2.26 kennisgeving
1 De toezichthouder moet voor de aanvang van de werkzaamheden op de hoogte € 900
worden gesteld van een voorgenomen totstandbrenging van een bouwwerk, indien:
a) de geraamde duur van de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 30
werkdagen beslaat en op die bouwplaats meer dan 20 werknemers arbeid gaan
verrichten
b) met de totstandbrenging van een bouwwerk meer dan 500 mensdagen zullen
zijn gemoeid.
73
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
74
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
1)
2 Indien twee of meer partijen zich ieder afzonderlijk jegens de opdrachtgever € 900
schriftelijk hebben verbonden om een deel van het bouwwerk tot stand te brengen
zorgt de opdrachtgever ervoor dat de verplichtingen met betrekking tot de
aanstelling van de coördinator voor de uitvoeringsfase en de coördinatietaken
gedurende de uitvoeringsfase zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met
een van die uitvoerende partijen.
2 Indien twee of meer ontwerpende partijen zich ieder afzonderlijk jegens beboeting via
1)
opdrachtgever consument hebben verbonden om deel van het ontwerp van een artikel 2.35
bouwwerk tot stand te brengen: in schriftelijke overeenkomst tussen deze partijen
vastleggen wie aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.35 voldoet.
75
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 De werkgever is verplicht tot naleving van en medewerking aan het veiligheids- en € 1.350
gezondheidsplan als bedoeld in artikel 2.27 voorzover en op de wijze als daarin ten
aanzien van de door hem te verrichten of te doen verrichten werkzaamheden is
bepaald en daarbij rekening te houden met de aanwijzingen van de coördinator
voor de uitvoeringsfase.
4 Situaties die een ernstig gevaar vormen, worden onverwijld gemeld aan de € 900
toezichthouder.
afdeling 7 nachtarbeid
76
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 Geconstateerde gebreken met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde € 900
voorzieningen en maatregelen die de veiligheid of gezondheid kunnen beïnvloeden,
worden zo spoedig mogelijk hersteld.
2 In een elektrische installatie zijn doeltreffende maatregelen genomen tegen het € 1.350
gevaar van brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering.
2 Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt € 900*
waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte
aanraking dan wel te dichte benadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid
van een tweede daartoe bevoegd persoon.
3 Werkzaamheden aan of in nabijheid van een elektrische installatie worden slechts € 1.350*
uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in nabijheid waarvan
wordt gewerkt, spanningsloos is.
77
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
4 In aanvulling op het derde lid zijn door de daartoe bevoegde werknemers tevens € 1.350*
doeltreffende maatregelen zijn genomen om een gevaarloos verloop van die
werkzaamheden te waarborgen.
7 Werkzaamheden bestaande uit het reinigen van elektrisch materieel in een € 1.350*
elektrische installatie voor hoogspanning als bedoeld in artikel 3.5, zesde lid, onder
c, worden slechts uitgevoerd, indien:
a. tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer
uitdrukkelijk opdracht is gegeven;
b. gebruik wordt gemaakt van de voor deze werkzaamheden geschikte reinigings-
en arbeidsmiddelen, en
c. de werknemers zich met de arbeidsmiddelen waarmee zij fysiek in contact
staan, niet behoeven te begeven in de gevarenzone van de installatie of delen
daarvan die onder spanning staan.
3 Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op € 270
eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen.
5 Vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht € 270
zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting.
78
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3.9 noodverlichting
Arbeidsplaatsen waar werknemers bij uitvallen van kunstlicht aan bijzondere € 675
gevaren zijn blootgesteld zijn voorzien van adequate noodverlichting.
Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken werknemers over individuele
verlichting.
2 Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen. is zodanig dat € 135
deze te behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden
schoongemaakt en onderhouden.
3 Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met aard van € 135
werkzaamheden en te leveren fysieke belasting voldoende thermisch geïsoleerd.
3 Afhankelijk van de aard van de arbeidsplaats en de arbeid die daar wordt verricht, € 270
zijn klapdeuren transparant of van transparante panelen voorzien.
5 Deuren en beweegbare hekken die uit of van hun geleidingen kunnen raken zijn € 450
tegen uitlichten of aflopen dan wel tegen vallen geborgd.
79
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
6 Automatische deuren en hekken functioneren zodanig dat zij geen gevaar € 450
opleveren. Ze zijn uitgerust met makkelijk herkenbare beveiligingen, die voorkomen
dat werknemers gewond raken.
7 Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij € 450
een stroomstoring automatisch opengaan.
9 De in het achtste lid bedoelde doorgangen voor voetgangers zijn duidelijk zichtbaar € 270
en vrij van obstakels.
3.14 verbindingswegen
1 De verbindingswegen op de arbeidsplaats zijn zodanig gelegen en ingericht dat zij € 450
op eenvoudige wijze, veilig en overeenkomstig hun bestemming, door voetgangers
en voertuigen of transportmiddelen kunnen worden gebruikt.
5 In gevallen als bedoeld in het vierde lid, is tevens een veilige ruimte voor de € 450
voetgangers gewaarborgd of zijn andere doeltreffende maatregelen ter
bescherming van de voetgangers genomen.
7 Voor zover het gebruik of de inrichting van de arbeidsplaats zulks vereist, zijn de € 450
verbindingswegen duidelijk afgebakend.
2 Alleen werknemers, die beroepshalve of uit hoofde van hun functie de in het eerste € 450
lid bedoelde plaatsen moeten betreden, worden daar toegelaten.
80
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
1)
3 Indien de voorzieningen ter voorkoming van valgevaar niet of slechts ten dele € 2.250
kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan
grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden
moeten dienen,
• zijn voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en
wijze aangebracht, of
• worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte
gebruikt, of
• worden andere technische middelen toegepast, die eenzelfde mate van
beveiliging geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve
bescherming de voorkeur boven maatregelen gericht op individuele
bescherming.
3 Laadplatforms met lengte van meer dan 50 meter hebben aan beide zijden een € 270
uitgang, tenzij dat technisch niet mogelijk is.
2 Afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten € 270
van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt.
3 Indien in verband met de aard van de arbeid niet over voldoende bewegingsruimte € 270
kan worden beschikt, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met
voldoende bewegingsvrijheid voor betrokken werknemers beschikbaar.
3.20 ontspanningsruimten
1 In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid is een gemakkelijk toeganke- € 270
lijke ruimte beschikbaar waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen.
De ruimte waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen,
is daartoe geschikt en afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim
bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen.
81
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3.21 nachtverblijven
Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte tussen het einde en begin van € 270
dagelijkse arbeidstijd in bedrijf plegen te verblijven in het bedrijf of de inrichting is
een nachtverblijf beschikbaar.
Een nachtverblijf is adequaat ingericht.
Een nachtverblijf is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht.
3.22 kleedruimten
1 Iedere werknemer beschikt over een plaats om zijn kleding op te hangen. € 135
2 Voor werknemers die speciale werkkleding moeten dragen zijn doelmatige € 270
voldoende ruime, van stoelen of banken voorziene en naar seksen gescheiden
kleedruimten beschikbaar.
Deze ruimten zijn zoveel mogelijk in de nabijheid van de open of besloten ruimten
waar de arbeid pleegt te worden verricht.
3 In de kleedruimten kan kleding die werknemers tijdens arbeid niet dragen op € 135
doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.
2 Indien werknemers zodanig bloot staan aan vuil, stof of hoge temperaturen dat een € 270
reiniging van het lichaam nodig is die meer omvat dan die van handen en gezicht of
zulks uit de aard van hun arbeid of de zorg voor de gezondheid voortvloeit, is
tevens een doucheruimte met een voldoende aantal douches aanwezig.
De doucheruimte is voldoende ruim, doelmatig ingericht en naar seksen
gescheiden.
De douches beschikken over warm en koud stromend water.
82
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3.25 eerstehulpposten
1 Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk € 270
maken, zijn in aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening, in het
bedrijf of de inrichting voldoende eerstehulpposten aanwezig.
2 In de eerstehulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij € 135
ongevallen aanwezig.
3 Op een bouwplaats zijn zo nodig faciliteiten voor het bereiden van maaltijden € 135
beschikbaar.
83
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 De in het eerste lid bedoelde maatregelen moeten zijn opgenomen in het € 225
veiligheids- en gezondheidsplan bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.
3.35 reanimatie-apparatuur
1 In aanvulling op de regelgeving terzake van de bedrijfshulpverlening (afdeling 4, € 1.350
hoofdstuk 2), zijn in zones waar gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging
bestaat doelmatige reanimatieapparaten aanwezig.
84
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Voor het ontstaan van instabiliteit bij het ontginnen van fronten of steenhopen wordt € 450
gewaakt.
2 Bij benzinestations waar een of meer benzinepompen worden bediend door aldaar € 450
werkzame persoon, is de toegangsdeur tot de winkel in het benzinestation ten
minste aan de binnenzijde afsluitbaar.
3 Bij benzinestations waar geen enkele benzinepomp wordt bediend door een aldaar € 450
werkzame persoon, is toegangsdeur tot de winkel in het benzinestation voorzien
van een op afstand bedienbaar elektrisch sluitingsmechanisme dat uitsluitend
vanuit winkel kan worden bediend.
a) in de winkel is ten minste een camera aanwezig die is aangesloten op een € 450
recorder, welke al dan niet met tijdsintervallen camerabeelden opneemt
b) het benzinestation is voorzien van een alarminstallatie, welke langs € 450
telecommunicatieverbindingen zo nodig een alarmsignaal afgeeft bij een door
minister van Justitie toegelaten alarminstallatie
c) de plaats in de winkel waar de kassa zich bevindt, is omgeven door € 450
kogelwerend glas
d) op het sluitingstijdstip van het benzinestation zijn ten minste twee personen ter € 450
plaatse aanwezig.
85
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Met betrekking tot de aard van de blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld aan € 450
welke stoffen werknemers kunnen worden blootgesteld, wat de gevaren zijn die aan
de stoffen zijn verbonden, in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en op
welke wijze blootstelling kan plaatsvinden.
3 Met betrekking tot de mate van blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld wat het € 450
blootstellingsniveau op de arbeidsplaats is.
Voor het doeltreffend vaststellen van blootstellingsniveau wordt gebruik gemaakt
van bestaande geschikte meetmethodes, tenzij dit niveau door middel van andere
methodes doeltreffend kan worden bepaald.
4 Voor zover het blootstellingsniveau alleen doeltreffend kan worden vastgesteld door € 450
middel van metingen, wordt gebruik gemaakt van een voor het doel van de meting
geschikte en genormaliseerde meetmethode.
Bij ontbreken van een genormaliseerde meetmethode wordt meting uitgevoerd
volgens een andere voor het doel geschikte meetmethode.
5 Indien op de arbeidsplaats in verband met de aard van de werkzaamheden die daar € 225
worden uitgevoerd, stoffen plegen voor te komen die bij of krachtens de Wet
milieugevaarlijke stoffen worden ingedeeld in de categorie “voor de voortplanting
vergiftig”, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder n, van die wet, alsmede stoffen
als bedoeld in Richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese
Economische Gemeenschap van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en
het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196) die met de waarschuwingszin
R64 (“kan schadelijk zijn via de borstvoeding”) worden gekenmerkt overeenkomstig
de criteria
86
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
in paragraaf 3.2.8 van bijlage VI bij deze richtlijn, worden met betrekking tot die
stoffen in de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbowet 1998,
tevens de volgende gegevens vermeld:
a) de hoeveelheid van de stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd, of
gebruikt, dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met opslag
b) het aantal werknemers dat arbeid pleegt te verrichten op de arbeidsplaats waar
de stof pleegt voor te komen
c) de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht
d) de wijze waarop de onder "b)" bedoelde werknemers bij hun arbeid aan de stof
worden of kunnen worden blootgesteld
e) de maatregelen die zijn genomen ter naleving van artikel 4.9.
3 Op de verpakking van een stof die gevaar voor de veiligheid en de gezondheid kan € 270
opleveren, waarop artikel 34 van de Wet milieugevaarlijke stoffen niet op van
toepassing is, worden opvallend en goed leesbaar vermeld de naam van de stof en
een aanduiding van de aard van het gevaar of gevaren, verbonden aan die stof.
2 Bij het verrichten van arbeid met in het eerste lid genoemde stoffen, zijn zodanige € 2.250
voorzieningen getroffen, dat het gevaar dat zich bij die arbeid een ongewilde
gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.
3 Bij het verrichten van arbeid aan, dan wel verwijderen van reservoirs, installaties, € 2.250
verpakkingen of andere zaken waarin stoffen of restanten van die stoffen als in het
eerste lid genoemd bevinden, zijn zodanige voorzieningen getroffen, dat het gevaar
dat zich bij die arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is
vermeden.
4 Voorts zijn zodanige voorzieningen getroffen dat in geval zich een ongewilde € 1.350
gebeurtenis, als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk tweede lid voordoet, de
gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt.
5 Indien arbeid wordt verricht in ruimten waarin stoffen aanwezig zijn, die vanwege de € 675
eigenschappen of de omstandigheden waaronder die stoffen voorkomen gevaar
voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers kunnen opleveren, mogen die
stoffen in geen grotere hoeveelheden aanwezig zijn, dan voor de bedrijfsvoering
strikt noodzakelijk is.
87
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
4 Een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.7, derde lid, moet in het bezit zijn van € 900*
een certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige, afgegeven door de minister
van SZW of een certificerende instelling.
4.8 springstoffen
1 Arbeid waarbij stoffen worden gebruikt voor het springen van objecten of € 900
materialen, wordt verricht volgens een vooraf opgesteld springplan dat deugdelijke
beschrijving bevat van uit te voeren werkzaamheden, de daaraan verbonden
gevaren en de wijze waarop deze gevaren zoveel mogelijk worden voorkomen of
beperkt zullen worden.
88
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 De in het eerste lid bedoelde arbeid wordt verricht door of onder voortdurend € 900*
toezicht van een persoon, die in bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid
springmeester met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht, dat is
afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
3 Het in het eerste respectievelijk tweede lid bedoelde springplan en certificaat van € 45*
vakbekwaamheid springmeester of een afschrift daarvan moeten op de arbeids-
plaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd kunnen worden getoond aan de
toezichthouder.
1 Doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat werknemers bij hun € 2.250
arbeid worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate, dat schade kan worden
toegebracht aan hun gezondheid, of aan de werknemers hinder kan worden
veroorzaakt.
2 Ter naleving van het eerste lid zijn zodanige technische of organisatorische € 2.250
maatregelen genomen, dat het gevaar voor blootstelling zoveel mogelijk bij de bron
daarvan wordt voorkomen.
Hieronder is mede begrepen het toepassen van stoffen waarbij de werknemers
gelet op de eigenschappen van die stoffen, de aard van de arbeid, de werk-
methoden en de werkomstandigheden, aan zo weinig mogelijk gevaar voor hun
gezondheid worden blootgesteld of waarbij zo weinig mogelijk hinder wordt
veroorzaakt.
3 Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door nemen van € 2.250
maatregelen bedoeld in het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is en de bloot-
stelling wordt veroorzaakt doordat lucht op plaatsen, waar werknemers in verband
met de arbeid verblijven, wordt verontreinigd door die stoffen, wordt de veront-
reinigde lucht op doeltreffende wijze afgevoerd.
4 Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door het nemen € 2.250
van maatregelen als bedoeld in het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is en de
blootstelling op andere wijze dan in het derde lid bedoeld wordt veroorzaakt,
worden de volgende maatregelen genomen:
a) de duur van de blootstelling wordt zoveel mogelijk beperkt
b) een stof is in geen grotere hoeveelheid aanwezig en
• het aantal blootgestelde werknemers is niet groter dan voor het verrichten van
de arbeid strikt noodzakelijk is.
5 Voor zover het op doeltreffende wijze afvoeren van verontreinigde lucht, bedoeld in € 2.250
het derde lid, in verband met de aard van de arbeid of met werkomstandigheden
redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de in het vierde lid vermelde maatregelen
genomen.
7 Indien de werkzaamheden worden verricht met gebruik van persoonlijke bescher- € 900
mingsmiddelen overeenkomstig het zesde lid, mag dit niet blijvend op deze wijze
geschieden en wordt duur van dragen daarvan voor ieder van deze werknemers tot
het strikt noodzakelijke beperkt.
89
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
9 Bij overschrijding van een wettelijke grenswaarde bedoeld in artikel 4.9, achtste lid, € 2.250
worden onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te
brengen tot beneden die waarde.
10 Zolang de maatregelen bedoeld in het negende lid, nog niet volledig ten uitvoer zijn € 2.250
gelegd of niet tot doeltreffende bescherming leiden, mag arbeid alleen worden
voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de
gezondheid van de werknemers te voorkomen.
4.10 ventilatie
1 Indien op grond van artikel 4.9, derde lid, verontreinigde lucht wordt afgevoerd, is € 1.350
gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht gewaarborgd.
90
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Met betrekking tot de aard van de mogelijke blootstelling wordt in ieder geval € 450
bepaald:
• aan welke kankerverwekkende stoffen en processen werknemers worden of
kunnen worden blootgesteld
• in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en
• op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden.
3 Met betrekking tot de mate van blootstelling wordt in ieder geval bepaald wat het € 450
blootstellingsniveau is op de arbeidsplaats.
Voor doeltreffende vaststelling van blootstellingsniveaus wordt gebruik gemaakt
van bestaande, geschikte meetmethodes voor kankerverwekkende stoffen, tenzij
dit niveau door middel van andere methodes doeltreffend kan worden bepaald.
4 Bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk rekening € 450
gehouden met de mogelijke versterkende effecten die al dan niet kankerver-
wekkende stoffen of processen op elkaar kunnen hebben.
2 Iedere werknemer heeft recht op inzage in de gegevens die in voornoemde lijst met € 45
betrekking tot hem zijn opgenomen.
4.16 grenswaarden
2 Bij overschrijding van een grenswaarde worden onverwijld doeltreffende € 2.250
maatregelen genomen om die concentratie terug te brengen tot beneden die
waarde.
3 Zolang de maatregelen, bedoeld in het tweede lid nog niet volledig ten uitvoer zijn € 2.250
gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, mag de arbeid alleen
worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan
gezondheid van werknemers te voorkomen.
91
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Indien het voorkomen van blootstelling of het terugbrengen van blootstelling tot een € 2.250
niveau waarop geen schade aan de gezondheid kan optreden als bedoeld in het
eerste lid technisch niet uitvoerbaar is, worden kankerverwekkende stoffen op
doeltreffende wijze aan de bron verwijderd, onder meer door plaatselijke afvoer van
de lucht, zo nodig aangevuld door algemene ventilatie waarbij gelijktijdig voldoende
toevoer van niet-verontreinigde lucht is gewaarborgd, zonder dat hierbij gevaar
ontstaat voor het milieu en de volksgezondheid.
3 Indien de in het tweede lid bedoelde maatregelen technisch niet uitvoerbaar zijn, € 2.250
worden maatregelen genomen om blootstelling van werknemers te beperken tot
een zo laag mogelijk niveau als technisch uitvoerbaar is door zoveel mogelijk mens
en bron te scheiden.
92
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Indien de kans op blootstelling bestaat wordt aan werknemers werkkleding ter € 675*
beschikking gesteld die voldoet aan de artikelen 8.1, 8.2 en 8.3 en die door de
werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen.
3 In aanvulling op artikel 3.22 wordt de werkkleding op een andere plaats opge- € 675*
borgen dan de overige kleding.
3 Indien zich een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau voordoet, € 2.250*
betreden uitsluitend werknemers of andere personen, belast met uitvoeren van
noodzakelijke herstelwerkzaamheden, met gebruik van persoonlijke beschermings-
middelen, de gevarenzone.
Deze werknemers en andere personen zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor
het herstel van de normale toestand in de betreffende zone aanwezig.
4 Voorkomen wordt dat anderen dan de werknemers of andere personen, belast met € 675
uitvoeren van noodzakelijke herstelwerkzaamheden, de gevarenzones betreden.
4.22 onderzoek
1 Iedere werknemer die voor de eerste keer wordt belast met werkzaamheden die € 45
blijkens beoordeling op grond van artikel 4.14 gevaar kunnen opleveren voor de
veiligheid en de gezondheid, wordt, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998, in de
gelegenheid gesteld om voor aanvang van die werkzaamheden een arbeidsge-
zondheidskundig onderzoek te ondergaan.
2 Indien bij een werknemer een afwijking wordt geconstateerd die gevolg zou kunnen € 45
zijn van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen of processen, worden
werknemers, die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld, tussentijds in gelegenheid
gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
4 Een werknemer als bedoeld in eerste lid wordt geïnformeerd over de wijze waarop € 45
hij na beëindiging blootstelling in gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezond-
heidskundig onderzoek te ondergaan.
93
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
Het in artikel 4.53, eerste lid, bedoelde register voor blootstelling aan asbeststof,
2)
wordt voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging van diens € 45
blootstelling aan asbest bewaard.
2)
5 In geval de werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting van de werkgever € 45
gedurende de termijn van 40 jaar, bedoeld in artikel 4.24,vierde lid, worden
gestaakt, worden de bedoelde documenten overgedragen aan de Arbeidsinspectie.
4.27 meetpunt
Het meetpunt of de meetpunten is respectievelijk zijn zodanig gekozen dat € 450
gemeten concentratie van vinylchloridemonomeer zo representatief mogelijk en in
geen geval te laag zijn voor de mate waarin een werknemer mag worden geacht in
zijn arbeidszone aan vinylchloridemonomeer te worden blootgesteld.
4.28 meetinstrumenten
1 De metingen worden verricht met behulp van instrumenten die ten minste 1/3 van € 450
de in artikel 4.30, eerste lid, eerste volzin genoemde grenswaarde betrouwbaar
kunnen registreren.
De instrumenten worden regelmatig geijkt overeenkomstig methoden, voorge-
schreven door de algemeen erkende regelen der techniek.
De gegevens die verkregen zijn uit de metingen als bedoeld in artikel 4.26 worden € 45
ten minste drie jaar bewaard.
4.30 grenswaarde
1 De gemiddelde uitkomst van continue of permanent sequentieel verrichte metingen € 2.250
mag, telkens berekend over een periode van een jaar, de grenswaarde van 3 ppm
(delen per miljoen) niet overschrijden. De berekeningswijze geschiedt volgens de
methode van het rekenkundig gemiddelde.
94
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Van discontinu verrichte metingen is het aantal zodanig dat met een statistische € 900
waarschijnlijkheid van ten minste 95% kan worden aangenomen dat de in het
eerste lid genoemde grenswaarde niet zal worden overschreden. De berekenings-
wijze geschiedt volgens de methode van het rekenkundig gemiddelde.
De uitkomst wordt beoordeeld met inachtneming van hypothesen en berekeningen
bedoeld in bijlage 1, onder 2, 3 en 4 bij de Richtlijn nr. 78/197/EEG.
De gemiddelde uitkomst van de metingen mag, telkens berekend over een periode
van een jaar, de in het eerste lid genoemde grenswaarde niet overschrijden.
3 Indien op grond van metingen over een kortere periode dan een jaar met € 2.250
toepassing van de punten 2, 3 en 4 van de in het tweede lid genoemde bijlage, kan
worden aangenomen dat de in het eerste lid genoemde grenswaarde zal worden
overschreden, worden onmiddellijk voorzieningen getroffen om concentratie van
vinylchloridemonomeer te beperken.
Daarna wordt opnieuw gemeten. Het treffen van voorzieningen als bedoeld in de
eerste volzin mag eerst worden beëindigd, indien de in het eerste lid genoemde
grenswaarde blijkens nieuwe metingen niet zal worden overschreden.
2)
5 Zolang de voorzieningen bedoeld in artikel 4.30, derde lid, nog niet volledig ten € 2.250
uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, mag de arbeid
alleen worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om
schade aan de gezondheid van werknemers te voorkomen.
4.31 bewakingssysteem
1 In de arbeidszone is voorzien in een deugdelijk bewakingssysteem dat in werking € 900
moet zijn gedurende de arbeidstijd, en dat waarschuwt, zodra in de lucht van de
arbeidszone een concentratie van vinylchloridemonomeer optreedt die, gelet op de
aard van de arbeid, als abnormaal te beschouwen is. Een concentratie is als
abnormaal te beschouwen als deze gelijk is aan of hoger is dan 30 ppm gemiddeld
over twee minuten, 20 ppm gemiddeld over 20 minuten of 15 ppm gemiddeld over
één uur).
2 Ingeval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in het € 2.250
eerste lid, worden onmiddellijk voorzieningen getroffen om de oorzaak van die
concentratie te achterhalen en deze tot een normale concentratie terug te brengen.
2)
3 In geval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in artikel € 675
4.31, eerste lid, worden de werknemers onverwijld hierover ingelicht en wordt er
zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de arbeidszone.
4 In geval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in artikel € 2.250*
2)
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
2)
5 Voorkomen wordt dat anderen dan de in artikel 4.31, vierde lid, bedoelde personen € 675
de arbeidszones betreden
.
7 Van een abnormale concentratie als bedoeld in het eerste lid worden de datum € 45
alsmede de tijdstippen van begin en einde schriftelijk vastgelegd.
95
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
afdeling 4 benzeen
4.36 benzeenverbod
2 Indien van benzeen of van een product als bedoeld in het eerste lid van dit artikel € 2.250
gebruik wordt gemaakt anders dan als oplos-, reinigings-, of verdunningsmiddel,
wordt dit zoveel mogelijk uitgevoerd in een gesloten systeem.
3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van € 2.250
tetrachloorkoolstof, pentachloorethaan en 1.1.2.2. tetrachloorethaan, alsmede ten
aanzien van een product waarvan het gehalte aan één van de vorengenoemde
stoffen meer dan één volumeprocent bedraagt.
2 Ter naleving van het eerste lid worden de volgende maatregelen genomen:
a) gebouwen, installaties en uitrustingen die dienen voor het bewerken of het *
verwerken van asbest of van asbesthoudende producten worden zoveel
mogelijk vrij van stof gehouden;
b) asbest als grondstof wordt opgeborgen en vervoerd in een daartoe geschikte en *
gesloten verpakking;
c) afvalstoffen, ontstaan als gevolg van het bewerken of verwerken van asbest of *
van asbesthoudende producten, worden zo spoedig mogelijk verzameld en
afgevoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking, voorzien van een
etiket met de duidelijke en goed leesbare vermelding dat de inhoud daarvan
asbest bevat;
d) bij het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden worden geen *
elektrisch of pneumatisch aangedreven verspanende werktuigen met een
toerental hoger dan 100 omwentelingen per minuut of met een lineaire
zaagsnelheid groter dan 25 meter per minuut gebruikt.
Voor het ten laste leggen van één of meer van deze onderdelen wordt het
boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 2.250).
4.46 grenswaarde
1 De concentratie van asbeststof in de lucht mag de grenswaarde van 0,30 vezel per € 2.250
kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een referentieperiode
van 8 uur, niet overschrijden.
2 Bij overschrijding van deze grenswaarde worden zo spoedig mogelijk doeltreffende € 2.250
maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die
waarde.
96
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
Indien uitsluitend onderdeel 3b) ten laste wordt gelegd, geldt een boetenormbedrag
van € 270,-. In andere gevallen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid
gehanteerd (€ 2.250,-).
4.49 melding
1 Aan de toezichthouder wordt schriftelijk gemeld: € 900
a) de soorten asbest of asbesthoudende producten alsmede de hoeveelheid van
ieder van deze soorten of producten die worden gebruikt, bewerkt of verwerkt
b) de werkzaamheden die met asbest of asbesthoudende producten worden
verricht, alsmede de werkmethoden
c) de vervaardigde producten.
2 Indien het voornemen bestaat om in de gegevens, bedoeld in het eerste lid, € 900
belangrijke wijzigingen aan te brengen, wordt dit voornemen schriftelijk aan de
toezichthouder gemeld.
Deze frequentie mag worden teruggebracht tot eenmaal per jaar, indien er geen
verandering in werkmethoden en de omstandigheden van de blootstelling heeft
plaatsgevonden en uit de twee opeenvolgende voorafgaande metingen is gebleken
dat de concentratie van asbeststof in de lucht niet meer bedroeg dan helft van de in
artikel 4.46 genoemde grenswaarde.
4 De metingen, bedoeld in het eerste lid, worden regelmatig volgens tevoren € 450
opgesteld plan uitgevoerd, waarbij monsterneming representatief is voor de
blootstelling van de werknemers aan asbeststof.
97
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
7 De monsterneming wordt zodanig uitgevoerd dat hetzij door meting hetzij door € 450
berekening, gewogen in de tijd, de blootstelling van werknemers aan asbeststof
kan worden vastgesteld die representatief is voor een referentieperiode van 8 uur.
8 Het nemen van monsters wordt uitgevoerd door personeel dat daartoe de vereiste € 900
geschiktheid bezit.
2 Indien werkkleding als bedoeld in het eerste lid buiten het bedrijf of de inrichting € 675*
wordt gereinigd, dan moet de werkkleding in daartoe geschikte en gesloten
verpakking worden vervoerd.
3 Wanneer beschermende uitrusting wordt verstrekt, wordt deze op een daartoe € 675*
aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gecontroleerd en gereinigd.
Defecte uitrusting mag niet worden gebruikt.
4.53 registratie
1 Van iedere werknemer die in verband met de arbeid wordt blootgesteld aan € 45
asbeststof wordt aantekening gehouden in register, waarbij de aard en de duur van
de arbeid en de mate van blootstelling worden vermeld.
2 Iedere werknemer wordt in kennis gesteld van zijn persoonlijke gegevens in het € 45
register.
98
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
4 De werkzaamheden worden verricht door of onder toezicht van een persoon die in € 900*
het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid slopen asbest en crocidoliet,
dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
5 Het certificaat van vakbekwaamheid slopen asbest en crocidoliet en het werkplan € 45*
als bedoeld in respectievelijk het vierde en derde lid,moeten op de arbeidsplaats
aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
4.55 werkplan
2 Het slopen of het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten, dan wel € 2.250
van crocidoliet of van crocidoliethoudende producten wordt uitgevoerd volgens het
in artikel 4.55, eerste lid, bedoelde werkplan.
4.56 crocidoliet
2 De concentratie van crocidolietstof in de lucht waaraan de werknemers in verband € 2.250
met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, worden blootgesteld, mag de
grenswaarde van 0,1 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of
gemeten over een referentieperiode van 8 uur, niet overschrijden.
4.60 zandsteenverbod
3 Het bewerken of verwerken ten behoeve van het behoud van een monument en het € 900
demonteren van zandsteen of zandsteendelen uit gebouwen, constructies of
installaties gebeurt door een bedrijf in het bezit van een certificaat zandsteenbedrijf,
dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
99
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
4.61 zandstraalverbod
3 Het ontzanden mag slechts plaatsvinden in voor dat doel bestemde gesloten € 1.350*
toestellen of ruimten.
4 Het bij het ontzanden ontstane stof moet op doelmatige wijze worden afgezogen, uit € 1.350*
de luchtstroom afgescheiden en verzameld.
5 De bij het ontzanden afgezogen lucht mag niet worden afgevoerd naar een ruimte € 1.350*
waar personen moeten verblijven.
2 De metingen, bedoeld in het eerste lid, zijn representatief voor de blootstelling van € 450
de werknemers aan lood.
Zij worden uitgevoerd door het nemen van één of meer luchtmonsters en wel op
zodanige wijze, dat de vermoedelijke maximale blootstelling van de werknemers
aan lood kan worden beoordeeld.
100
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
4.68 luchtgrenswaarde
1 De concentratie van lood in de lucht waaraan de werknemers in verband met de € 2.250
arbeid worden blootgesteld, mag de bij ministeriële regeling daarvoor vastgestelde
grenswaarde niet overschrijden.
2 Bij overschrijding van de in het eerste lid bedoelde grenswaarde worden zo spoedig € 2.250
mogelijk doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen
tot beneden die waarde.
4 Nadat de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, zijn genomen wordt de concen- € 450
tratie gemeten overeenkomstig artikel 4.67 Arbobesluit.
7 Wanneer de blootstelling van de werknemers aan lood redelijkerwijs niet met € 900*
andere middelen kan worden beperkt dan met behulp van persoonlijke bescher-
mingsmiddelen, mag dit niet blijvend op deze wijze geschieden en wordt duur van
het dragen daarvan voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke beperkt.
8 Indien bij bepaalde werkzaamheden overschrijding van de in het eerste lid € 2.250
bedoelde waarde kan worden verwacht en technische maatregelen ter beperking
van blootstelling van de werknemers redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn, mag tot het
verrichten van deze werkzaamheden slechts worden overgegaan, indien doeltref-
fende maatregelen zijn genomen ter bescherming van de betrokken werknemers.
10 Bij incidenten die kunnen leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling € 2.250*
van werknemers aan lood, worden de werknemers onverwijld van de desbetref-
fende arbeidsplaats verwijderd.
Slechts de werknemers belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstel-
werkzaamheden, mogen met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen de
desbetreffende zone betreden.
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
4.69 registratie
1 De resultaten van de op grond van de artikelen 4.67 en 4.68 uitgevoerde metingen € 45
van de concentratie van lood in de lucht worden in passende vorm geregistreerd.
101
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Indien het resultaat van het in het eerste lid genoemde arbeidsgezondheidskundig € 2.250
onderzoek daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen
om schade aan de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan
lood te voorkomen.
3 De betrokken werknemer wordt voorts met kortere tussenpozen dan in artikel 4.70, € 45
derde lid, is voorgeschreven opnieuw in de gelegenheid gesteld om een
arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.70, eerste lid te
ondergaan, totdat het loodgehalte in zijn bloed lager is dan het in het eerste lid
bedoelde actieniveau.
4.72 bloedgrenswaarde
1 Indien uit een overeenkomstig artikel 4.70 of artikel 4.71 uitgevoerde meting van € 2.250
het loodgehalte in het bloed van een werknemer blijkt, dat dit gehalte de bij
ministeriële regeling daarvoor vastgestelde grenswaarde overschrijdt, worden
onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om het loodgehalte terug te
brengen tot beneden die waarde.
4 Indien uit de in het tweede lid bedoelde meting blijkt, dat de in het eerste lid € 1.350
bedoelde waarde nog steeds wordt overschreden, mag de werknemer bij zijn
arbeid slechts aan lood worden blootgesteld, indien deze blootstelling plaatsvindt op
een andere arbeidsplaats, waar het blootstellingsgevaar minder groot is dan op zijn
eerdere arbeidsplaats.
5 De betrokken werknemer wordt voorts met kortere tussenpozen dan in artikel 4.70, € 45
derde lid, is voorgeschreven opnieuw in de gelegenheid gesteld om een
arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.70, eerste lid te
ondergaan.
102
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
4.73 ALAU-grenswaarde
Indien op grond van artikel 4.70, tweede lid, de meting van het loodgehalte in het € 2.250
bloed is vervangen door de meting van het ALAU en dit gehalte de bij ministeriële
regeling daarvoor vastgestelde grenswaarde overschrijdt, worden onverwijld
doeltreffende maatregelen genomen om ALAU terug te brengen tot beneden die
waarde.
2 Op zeer warme arbeidsplaatsen wordt drinkwater of een andere alcoholvrije drank € 675
aan werknemers ter beschikking gesteld, en wel op zodanige wijze dat daarbij geen
besmetting door lood kan plaatsvinden.
2 In aanvulling op artikel 3.22 wordt de werkkleding op een andere plaats opge- € 675*
borgen dan de overige kleding.
3 De werkkleding mag uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting worden gebracht, € 675*
indien dit geschiedt met het doel deze te laten reinigen in daartoe adequaat
uitgeruste wasserijen.
4 In gevallen als bedoeld in het derde lid, moet de werkkleding in een gesloten € 675
verpakking worden vervoerd.
4.77 voorlichting
Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.64, eerste en tweede lid, blijkt dat: € 270
a) de concentratie van lood in de lucht, waaraan werknemers in verband met de
arbeid worden blootgesteld, hoger is dan het bij ministeriële regeling
vastgestelde eerste actieniveau met betrekking tot de concentratie lood in de
lucht, of
b) het loodgehalte in het bloed van enige blootgestelde werknemer hoger is dan
het bij ministeriële regeling vastgestelde eerste actieniveau met betrekking tot
het loodgehalte in het bloed,
wordt doeltreffende voorlichting gegeven over:
o
1 mogelijke gevaren van blootstelling aan lood voor gezondheid, met inbegrip
van de mogelijke gevaren voor de foetus en voor zuigelingen die
borstvoeding krijgen
103
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
o
2 noodzaak van het toezicht op het loodgehalte in de lucht en de daarvoor
geldende grenswaarden
o
3 noodzaak van de meting van het loodgehalte in het bloed en van het ALAU
en de daarvoor geldende grenswaarde
o
4 maatregelen inzake de persoonlijke en werkhygiëne
o
5 de maatregelen om de blootstelling zo laag mogelijk te houden.
2 Ter naleving van het eerste lid worden zodanige technische of organisatorische € 2.250
maatregelen genomen, dat het gevaar voor blootstelling aan biologische agentia
zoveel mogelijk bij de bron daarvan wordt voorkomen, waaronder mede is
begrepen het toepassen van agentia waarbij werknemers, gelet op de
eigenschappen van die agentia, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de
werkomstandigheden, aan zo min mogelijk gevaar voor hun veiligheid en
gezondheid worden blootgesteld.
104
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door het nemen € 2.250
van maatregelen als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is, worden de gevaren
verbonden aan deze blootstelling zoveel als redelijkerwijs mogelijk is beperkt.
4 Ter uitvoering van het derde lid worden ten minste de volgende maatregelen
genomen:
a) de duur van de kans op blootstelling wordt zoveel mogelijk beperkt
b) het aantal werknemers dat gevaar loopt aan een of meer biologische agentia te
worden blootgesteld is niet groter dan voor het verrichten van de arbeid strikt
noodzakelijk is
c) er worden collectieve beschermingsmaatregelen genomen, en wanneer dit geen *
of geen afdoende bescherming biedt, worden persoonlijke beschermings-
middelen ter beschikking gesteld
d) bij de arbeid wordt de grootst mogelijke ordelijkheid en zindelijkheid betracht om *
te voorkomen, dan wel de kans te beperken dat een of meer biologische agentia
buiten de arbeidsplaats terecht komen
e) biologische agentia worden zodanig bewaard en vervoerd en afvalstoffen
worden op zodanige wijze verzameld, opgeslagen en verwijderd, zo nodig na
passende behandeling en voorzien van een deugdelijk opschrift, dat de kans op
blootstelling zoveel mogelijk wordt voorkomen, alsmede wordt voorkomen dat zij
in handen van onbevoegden kunnen geraken
f) indien noodzakelijk en technisch mogelijk wordt onderzoek gedaan naar de
aanwezigheid op de werkplek van biologische agentia buiten de eerste fysieke
omhulling
g) op de arbeidsplaats is een doeltreffende schriftelijke werkinstructie voor de
werknemers voorhanden, waarvan ten minste deel uitmaken de bij arbeid in
acht te nemen procedures, waaronder een regeling voor het veilig omgaan met
en het vervoeren van biologische agentia binnen het bedrijf of de inrichting,
alsmede een doeltreffend noodplan voor het geval zich ongevallen of incidenten
met biologische agentia voordoen.
4.88 veiligheidssignalering
De plaatsen waar arbeid met biologische agentia wordt verricht, worden duidelijk € 270
afgebakend en gemarkeerd met een signaal dat voldoet aan artikel 8.4.
2 Werkkleding die voldoet aan artikelen 8.1, 8.2 en 8.3, moet aan de werknemers ter € 675*
beschikking wordt gesteld en bij de arbeid wordt gedragen.
105
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
7 In het geval, bedoeld in het zesde lid, worden de werkkleding en andere € 675
persoonlijke beschermingsmiddelen in een daartoe geschikte en gesloten
verpakking vervoerd.
4.90 registratie
1 In een register wordt bijgehouden welke werknemers arbeid met biologische € 225
agentia van categorie 3 en 4, als bedoeld in artikel 4.84, verrichten.
2 In dit register wordt tevens per werknemer geregistreerd welke werkzaamheden hij € 45
heeft verricht en, voor zover dit te bepalen is, aan welk biologisch agens of welke
biologische agentia hij als gevolg van deze werkzaamheden of als gevolg van een
incident of ongeval, is of mogelijkerwijs is blootgesteld.
3 Het in het eerste lid bedoelde register wordt ten minste tien jaar na de laatste € 45
blootstelling of mogelijke blootstelling bewaard.
4 Het register wordt een navenant langere tijd, doch niet meer dan veertig jaar na de € 45
laatste blootstelling bewaard, in geval een werknemer is blootgesteld of mogelijk is
blootgesteld aan een biologisch agens dat infecties tot gevolg kan hebben die:
a) naar bekend is latent of hardnekkig kunnen zijn
b) op basis van de huidige stand van de techniek naar verwachting eerst jaren later
kunnen worden onderkend
c) een lange incubatietijd hebben
d) ondanks behandeling steeds weer terugkeren, of
e) ernstige complicaties op langere termijn hebben.
5 Iedere werknemer heeft recht op inzage in de hem betreffende gegevens uit het € 45
register.
2 iedere werknemer die een infectie of ziekte heeft opgelopen als gevolg van € 45
blootstelling aan een biologisch agens, wordt - in aanvulling op het eerste lid -
tussentijds in gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te
ondergaan.
3 Iedere werknemer die aan eenzelfde biologisch agens is blootgesteld als gevolg € 45
waarvan een andere werknemer een infectie of ziekte heeft opgelopen, wordt - in
aanvulling op het eerste lid - in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheids-
kundig onderzoek te ondergaan.
106
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
10 Iedere werknemer wordt geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van € 45
de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig
onderzoek te ondergaan.
4.94 kennisgeving
1 Ten minste 30 dagen voordat voor de eerste maal arbeid met één of meer € 900
biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 wordt verricht,
wordt hiervan een schriftelijke kennisgeving aan de toezichthouder verzonden.
3 Met inachtneming van het eerste lid wordt tevens kennis gegeven van arbeid met € 900
ieder volgend nieuw biologisch agens van categorie 3 en ieder volgend biologisch
agens van categorie 4 als bedoeld in artikel 4.84.
2 Bij de in het eerste lid bedoelde arbeid worden ter bescherming van de veiligheid en € 270
de gezondheid van de betrokken werknemers doeltreffende maatregelen genomen.
Deze bestaan in ieder geval uit:
a) het opstellen en bekend maken van ontsmettings- en desinfectieprocedures aan
de betrokken werknemers
b) het opstellen en bekend maken van procedures voor een veilige omgang met en
verwijdering van met biologische agentia besmet afvalmateriaal.
107
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
4.98 beschermingsmaatregelen
In ruimten waar patiënten of dieren aanwezig zijn die besmet zijn of mogelijkerwijs € 2.250
besmet zijn met biologische agentia van categorie 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84
worden de beschermingsmaatregelen bedoeld in bijlage V, kolom A bij de Richtlijn
nummer 90/679/EEG, getroffen.
2 Indien in de in het eerste lid bedoelde laboratoria arbeid wordt verricht met € 2.250
materiaal waarvan het onzeker is of zich hierin biologische agentia van categorie 2,
3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 bevinden en de arbeid niet is gericht op het werken
met biologische agentia, wordt ten minste beheersingsniveau 2 van bijlage V bij de
Richtlijn nummer 90/679/EEG, in acht genomen.
108
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
109
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Bij het verrichten van arbeid met stoffen als bedoeld in het eerste lid zijn zodanige € 2.250
voorzieningen getroffen, dat het gevaar, dat zich bij die arbeid een ongewilde
gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.
2 Bij de uitvoering hiervan worden in het kader van de ri&e bedoeld in artikel 5 van de € 225
Arbowet 1998, met inachtneming van bijlage I bij de Richtlijn nummer 90/269/EEG,
de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld,
waarbij met name gelet wordt op de kenmerken van de last, de vereiste
lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de
taak.
5.4 zitgelegenheid
1 Aan een werknemer die arbeid verricht, welke geheel of gedeeltelijk zittend kan € 270
worden uitgevoerd, is daartoe een doelmatige zitgelegenheid ter beschikking
gesteld.
2 Aan werknemers die arbeid verrichten, welke staande moeten worden uitgevoerd, € 270
doch waarbij het arbeidsproces hun toelaat van tijd tot tijd te gaan zitten, is een
voldoende aantal doelmatige zitgelegenheden ter beschikking gesteld.
5.5 voorlichting
1 Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij sprake is van het handmatig € 270
hanteren van lasten wordt doeltreffende voorlichting en onderricht gegeven over:
a) de wijze waarop lasten moeten worden gehanteerd
b) de aan het handmatig hanteren van lasten verbonden gevaren voor hun
veiligheid en gezondheid en de te nemen maatregelen om deze gevaren zoveel
mogelijk te beperken.
110
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Aan de werknemers als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, wordt adequate informatie € 270
verstrekt over het gewicht van de te hanteren last en, wanneer het gewicht van de
last niet gelijk verdeeld is, over het zwaartepunt of de zwaarste kant van die last.
afdeling 2 beeldschermwerk
2 Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie als bedoeld in artikel 5.9, eerste € 900
lid, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om de desbetreffende
gevaren te ondervangen, rekening houdend met de gevolgen van die gevaren en
de onderlinge samenhang daartussen.
4 Indien resultaten van de onderzoeken als bedoeld in artikel 5.11, eerste tot en met € 135
het derde lid, dit vereisen en normale oogcorrectiemiddelen niet kunnen worden
gebruikt, worden aan de betrokken werknemer speciale, met de desbetreffende
arbeid verband houdende oogcorrectiemiddelen verstrekt.
111
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 Hinderlijke tocht op de arbeidsplaats moet worden vermeden tenzij dat redelijker- € 135
wijs niet kan worden gevergd.
4 Als door het klimaat op de arbeidsplaats toch schade aan de gezondheid kan € 270*
ontstaan, worden persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld.
Indien persoonlijke beschermingsmiddelen schade aan de gezondheid niet kunnen
voorkomen, wordt de duur van de arbeid in zodanige mate beperkt of wordt de
arbeid met een zodanige frequentie afgewisseld door een tijdelijk verblijf op een
plaats waar een klimaat heerst dat geen schade aan de gezondheid kan ontstaan.
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
6.2 luchtverversing
1 Op de arbeidsplaats moet voldoende niet- verontreinigde lucht aanwezig zijn. € 270
afdeling 2 verlichting
2 Het kunstlicht moet zodanig zijn aangebracht dat gevaar voor ongevallen is € 270
voorkomen.
3 De kleur van het kunstlicht mag de waarneming van veiligheids- en gezondheids- € 135
signalering als bedoeld in artikel 8.4 niet wijzigen of beïnvloeden.
6.4 daglicht
1 In een uitwendige scheidingsconstructie van een besloten ruimte waar overdag € 270
door iemand gemiddeld meer dan twee uur arbeid wordt verricht , zijn doorzichtige
lichtopeningen aangebracht waardoor daglicht kan toetreden.
Het gezamenlijk oppervlak van de lichtopeningen bedraagt ten minste 1/20 van het
vloeroppervlak van die ruimte.
112
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
afdeling 3 geluid
3 De bij de meting als bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, gebruikte methoden en € 450
apparaten moeten aan de desbetreffende omstandigheden zijn aangepast.
Met name wordt daarbij gelet op de kenmerken van het te meten geluid en de
omgevingsfactoren.
De gebruikte methoden en apparaten zijn geschikt om te bepalen of niveaus van
schadelijk geluid al dan niet worden overschreden.
2 Het verrichten van werkzaamheden moet zodanig zijn, dat daarbij op de arbeids- € 1.800*
plaats het equivalente geluidsniveau niet hoger is dan 85 dB(A) (of het momentaan
geluiddrukniveau niet groter is dan 200 Pa), tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden
gevergd.
3 Indien het bepaalde als bedoeld in het eerste en tweede lid redelijkerwijs niet kan € 1.800
worden gevergd, dan moeten doeltreffende voorzieningen worden getroffen,
waardoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het equivalente geluidsniveau
hoger is dan 85dB(A) (of geluiddrukniveau hoger 200 Pa) op de arbeidsplaats,
tenzij ook dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
4 De in het derde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van € 225
aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.
113
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
5 In gevallen waarin de voorzieningen, getroffen op grond van het derde lid, de € 1.800
werknemers onvoldoende bescherming bieden tegen de in het eerste en tweede lid
genoemde geluidsniveaus, en in gevallen waarin het treffen van bedoelde
voorzieningen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten doeltreffende
maatregelen worden genomen om de blootstellingsduur, alsmede het aantal
blootgestelde werknemers zoveel mogelijk te beperken.
6 De in het vijfde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van € 225
aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.
7 In gevallen waarin werknemers kunnen worden blootgesteld aan een equivalent € 1.800
geluidsniveau op de arbeidsplaats van 80 dB(A) of hoger, moeten persoonlijke
beschermingsmiddelen in voldoende aantal ter beschikking worden gesteld.
De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten een demping bieden van het geluid
tot een equivalent geluidsniveau van 80 dB(A) of lager. Indien deze demping
technisch niet mogelijk, dan ten minste een demping van geluid tot beneden een
equivalent geluidsniveau van 85 dB(A).
9 Bij overschrijding van het equivalent geluidsniveau van 85 dB(A) (of momentaan € 900*
geluiddrukniveau van 200 Pa), moeten persoonlijke beschermingsmiddelen worden
gebruikt.
10 Het ongevalsgevaar als gevolg van het gebruik van de persoonlijke beschermings- € 900
middelen moet zoveel mogelijk door doeltreffende maatregelen worden beperkt.
11 Plaatsen waar het equivalente geluidsniveau meer dan 85dB(A) (of het momentaan € 270
geluiddrukniveau meer dan 200 Pa) bedraagt moeten duidelijk zijn afgebakend en
gemarkeerd volgens de algemene vereisten van veiligheids- en gezondheids-
signalering als bedoeld in artikel 8.4.
12 Alleen werknemers die beroepshalve of vanwege hun functie de in het elfde lid € 675
bedoelde plaatsen moeten betreden, mogen daar worden toegelaten.
6.9 weekgemiddelde
1 In gevallen waarin werknemers die bijzondere taken uitvoeren, in verband met het € 1.800
uitvoeren van deze taken moeten verblijven op een arbeidsplaats waar het niveau
van het geluid van dag tot dag sterk wisselt en het redelijkerwijs niet gevergd kan
worden dat de in artikel 6.8, derde en vijfde lid, bedoelde voorzieningen en
maatregelen getroffen respectievelijk genomen worden, mag het gemiddelde
niveau van het geluid, berekend of gemeten over een periode van een week mag
niet hoger zijn dan 85 dB(A) (of niet hoger dan het momentane geluiddrukniveau
van 200 Pa) als bedoeld in artikel 6.8, eerste en tweede lid, tenzij dat redelijkerwijs
niet kan worden gevergd
2 Voorts moet in de in het eerste lid bedoelde gevallen periodiek, doch in ieder geval € 450
telkens, indien er voor het geluid op de arbeidsplaats relevante veranderingen
plaatsvinden in de arbeid of de omstandigheden waaronder deze arbeid moet
worden verricht, worden gecontroleerd of nog voldaan wordt aan het eerste lid.
114
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Zolang de blootstelling aan het in het eerste lid genoemde geluidniveau duurt, € 45
moeten de werknemers met tussenpozen van vier jaar of met kortere tussenpozen
indien naar het oordeel van de arbodienst noodzakelijk is, opnieuw in de gelegen-
heid worden gesteld om een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
afdeling 4 straling
6.12 toestellen
1 Toestellen die schadelijke niet-ioniserende elektromagnetische straling kunnen € 1.800
uitzenden moeten van deugdelijk materiaal en constructie zijn en in goede staat
verkeren.
2 De in het eerste lid bedoelde toestellen moeten zich in een zodanige ruimte € 1.800
bevinden en moeten voorts zodanig zijn opgesteld of afgeschermd, dat bij het in
werking zijn daarvan gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen.
3 Indien bij het in werking zijn van een toestel als bedoeld in het eerste lid, het gevaar € 1.800
voor gezondheidsschade ondanks de naleving van de voorschriften, bedoeld in het
eerste en tweede lid, niet of niet geheel kan worden voorkomen, moeten zodanige
organisatorische maatregelen worden genomen dat gezondheidsschade zoveel
mogelijk wordt voorkomen.
4 Indien de in het derde lid bedoelde maatregelen gezondheidsschade niet of niet € 1.800
voldoende kunnen voorkomen, dan moeten persoonlijke beschermingsmiddelen ter
beschikking worden gesteld.
6.14 Geschiktheid
Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk moeten worden € 270*
verricht door een persoon die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand
verkeert, dat hij in staat is de gevaren, die zijn verbonden aan de door hem te
verrichten arbeid, te onderkennen en zo mogelijk te voorkomen of te beperken.
115
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
6.15 veiligheidsmaatregelen
1 Indien duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden verricht,
is met inachtneming van de stand van de techniek en rekening houdende met de
specifiek te verrichten arbeid:
a) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een deugdelijke schriftelijke € 270
werkinstructie aanwezig die ten minste de door de werknemers te treffen
veiligheidsvoorzieningen alsmede de noodprocedures bevat
b) aan de werknemers deugdelijk materiaal dat in goede staat verkeert en € 2.250*
voldoende ademgas van goede kwaliteit ter beschikking gesteld
c) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een daartoe opgeleid persoon € 900*
aanwezig is die de werknemers adequaat medisch begeleiden kan
d) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een adequate eerste-hulp uitrusting € 2.250
aanwezig.
2 De opgeleide persoon als bedoeld in artikel 6.15, eerste lid onder c. kan terstond in € 900
contact treden met een arts, bekwaam in het behandelen van acute gevolgen voor
de gezondheid als gevolg van het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en
overige arbeid onder overdruk.
6.16 duikarbeid
1 Duikarbeid wordt verricht door één of meer duikers, bijgestaan door een reserve- € 2.250*
duiker en een ploegleider.
2 De reserveduiker mag alleen duikarbeid verrichten in het kader van verlenen van € 900*
hulp en het redden van in moeilijkheden geraakte duikers.
5 Een ieder die duikarbeid heeft verricht, houdt hiervan aantekening in een persoon- € 45*
lijk duiklogboek.
In dit logboek moet in elk geval worden aangetekend:
• aard van de duikarbeid
• het gevolgde duikschema
• het gevolgde decompressieverloop
• de verblijftijd in de vloeistof.
6 De duikers en de reserveduiker moeten in het bezit zijn van een certificaat € 900*
duikarbeid met betrekking tot de soort arbeid die zij verrichten, dat is afgegeven
door de minister van SZW of een certificerende instelling.
7 Indien duikarbeid wordt verricht is de persoon, bedoeld in artikel 6.15, eerste lid, € 900*
onder c, in het bezit van een certificaat duikmedische begeleiding, dat is
afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.
116
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Een compressiekamer als bedoeld in het eerste lid, moet op de juiste wijze worden € 2.250*
gebruikt.
6.19 caissonarbeid
1 Caissonarbeid moet door ten minste 2 personen worden verricht. € 2.250*
2 De toezichthouder moet ten minste 30 dagen voor aanvang van caissonarbeid € 900
schriftelijk in kennis worden gesteld, onder overlegging van een deugdelijk
werkplan.
4 Caissons moeten regelmatig worden geïnspecteerd door een speciaal daarvoor € 900
aangewezen persoon.
2 Een compressiekamer als bedoeld in het eerste lid, moet op de juiste wijze worden € 2.250*
gebruikt.
2 Het verrichten van werkzaamheden aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen € 1.800
moet zodanig zijn dat daarbij op de arbeidsplaats het equivalente geluidsniveau niet
hoger is dan 85 dB(A), tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
3 Indien het bepaalde als bedoeld in het eerste en tweede lid redelijkerwijs niet kan € 1.800
worden gevergd, dan moeten doeltreffende voorzieningen worden getroffen,
waardoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het equivalente geluidsniveau
hoger is dan 85dB(A) op de arbeidsplaats, tenzij ook dat redelijkerwijs niet kan
worden gevergd.
4 De in het derde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van € 225
aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.
5 In gevallen waarin de voorzieningen, getroffen op grond van het derde lid, de € 1.800
werknemers onvoldoende bescherming bieden tegen de in het eerste en tweede lid
genoemde geluidsniveaus, en in gevallen waarin het treffen van bedoelde voorzie-
ningen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten doeltreffende maatregelen
worden genomen om de blootstellingsduur, alsmede het aantal blootgestelde
werknemers zoveel mogelijk te beperken.
117
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
6 De in het vijfde lid bedoelde voorzieningen, moeten worden vermeld in het plan van € 225
aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.
8 Bij overschrijding van het equivalent geluidsniveau van 85 dB(A), aan boord van € 900*
zeeschepen en luchtvaartuigen, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen
worden gebruikt.
2 Om te voorkomen dat het gebruik van arbeidsmiddelen gevaren voor de veiligheid € 900
en gezondheid van de werknemers oplevert, worden de arbeidsmiddelen die op de
arbeidsplaats ter beschikking van de werknemers worden gesteld, uitsluitend
gebruikt voor het doel, op de wijze en op de plaats waarvoor zij zijn ingericht en
bestemd.
3 De arbeidsmiddelen, bedoeld in het tweede lid, moeten voorst geschikt zijn voor het € 900
uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast.
4 Voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is de gevaren bij het gebruik van de € 900
arbeidsmiddelen te voorkomen, moeten zodanige maatregelen worden getroffen
dat gevaren zoveel mogelijk worden beperkt.
118
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 Een arbeidsmiddel is zodanig geplaatst of ingericht, dat het gevaar van € 2.250
verschuiven, omvallen, kantelen, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en
directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen.
7.4a keuringen
1 Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie moet € 900
na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen,
worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren:
2 Een arbeidsmiddel als bedoeld in het eerste lid, moet voorts na elke montage op € 900
een nieuwe locatie of een nieuwe plek worden gekeurd op de juiste wijze van
installatie en goed en veilig functioneren.
3 Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechtering € 900
welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo
dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het
zo nodig wordt beproefd.
4 Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden als bedoeld in het derde lid, € 900
moet worden gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich
uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen
hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel.
Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt:
natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het
arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel.
119
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
5 Montage en demontage van een arbeidsmiddel vindt op veilige wijze plaats, met € 2.250
inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant.
2 Werknemers die belast zijn met ombouwen, onderhouden, repareren of reinigen € 900
van arbeidsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, moeten daartoe een specifieke
deskundigheid en ervaring bezitten.
7.8 verlichting
Werk- en onderhoudspunten van een arbeidsmiddel moeten - in aanvulling op € 900
artikel 6.3 - voldoende en doelmatig zijn verlicht.
120
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
7.10 alarmsignalen
Alarmsignalen van een arbeidsmiddel moeten gemakkelijk en duidelijk € 270
waarneembaar en als zodanig goed herkenbaar zijn.
Deze alarmsignalen moeten voldoen aan de algemene vereisten van veiligheids-
en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4.
2 Het na loskoppeling opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel op een krachtbron € 2.250
mag geen gevaar opleveren voor de werknemers.
7.11a voorlichting
1 Een bij een arbeidsmiddel behorende gebruiksaanwijzing moet in begrijpelijke vorm € 45
ter kennis worden gebracht van de betrokken werknemers.
7.13 bedieningssystemen
1 Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel moet veilig zijn. € 900
2 Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag ook bij onopzettelijke € 900
handelingen geen gevaar opleveren voor werknemers.
3 Bij de keuze van een bedieningssysteem moet rekening worden gehouden met € 900
defecten, storingen en belastingen die bij het gebruik kunnen worden verwacht.
5 Een bedieningssysteem moet zich zoveel mogelijk buiten de gevaarlijke zone van € 900
een arbeidsmiddel bevinden.
6 De plaats van het bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag geen extra € 900
gevaren opleveren voor werknemers.
7 Indien een arbeidsmiddel in werking kan worden gesteld of kan worden gestopt op € 900*
een plaats waar dat arbeidsmiddel niet geheel kan worden gezien, dan moet om de
betrokken werknemers te beschermen, telkens tijdig voor het inwerkingstellen of
stoppen van dat arbeidsmiddel een signaal worden gegeven dat voldoet aan de
algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in
artikel 8.4.
121
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 De opdracht tot het stopzetten van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan € 2.250
kan niet worden opgeheven door een opdracht tot starten ervan.
7.16 noodstopvoorziening
Een arbeidsmiddel moet beschikken over een noodstopvoorziening, indien dit met € 2.250
het oog op de gevaren van dat arbeidsmiddel en de normale tijd die nodig is om dat
arbeidsmiddel stop te zetten noodzakelijk is.
1 Mobiele arbeidsmiddelen waarop een of meer personen kunnen worden vervoerd, € 2.250
moeten zodanig zijn uitgerust dat het gevaar voor deze personen tijdens het
vervoer zoveel mogelijk wordt beperkt.
2 Mobiele arbeidsmiddelen, met uitzondering van heftrucks, waarmee een of meer € 2.250
personen kunnen worden vervoerd, moeten zodanig zijn uitgerust dat onder de
feitelijke gebruiksomstandigheden de gevaren als gevolg van het kantelen of
omvallen van het mobiele arbeidsmiddel zoveel mogelijk worden beperkt door:
a) een beschermingsconstructie die verhindert dat het mobiele arbeidsmiddel zich
meer dan een kwartslag kan bewegen, of
b) een constructie die ervoor zorgt dat er rond de te vervoeren personen voldoende
vrije ruimte voorhanden is, wanneer het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan
een kwartslag kan bewegen, of
c) andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau
4 Indien het gevaar bestaat dat de te vervoeren personen bij kanteling of omslaan € 2.250
bekneld kunnen raken tussen de delen van het mobiele arbeidsmiddel en de grond,
dan moet een systeem zijn geïnstalleerd waarmee zij kunnen worden tegenge-
houden.
5 Heftrucks waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, zijn zodanig € 2.250
uitgerust, dat het gevaar van kantelen of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk
worden beperkt door:
a) een bestuurderscabine, of
b) een inrichting die verhindert dat de heftruck kantelt, of
c) een inrichting die ervoor zorgt dat, indien de heftruck kantelt, er voor de te
vervoeren personen voldoende vrije ruimte is tussen de grond en bepaalde
delen van de heftruck, of
d) een inrichting op elke zitplaats van de heftruck, waarmee de op de truck
aanwezige personen zich op de zitplaats kunnen vastzetten, of
122
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
7 Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van middelen voor de bevestiging € 900
van onderdelen voor de energieoverbrenging, wanneer deze onderdelen vervuild of
beschadigd kunnen raken doordat zij over de grond slepen.
5 Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend, komen zij automatisch € 2.250
tot stilstand wanneer zij het controlegebied verlaten.
123
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Het meerijden van werknemers op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving € 2.250*
is slechts toegestaan op speciaal daartoe ingerichte veilige plaatsen.
3 Indien tijdens de verplaatsing van een arbeidsmiddel als bedoeld in het tweede lid, € 2.250*
werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt de snelheid van het arbeidsmiddel zo
nodig aangepast.
4 Met een mobiel arbeidsmiddel worden niet meer personen en wordt niet meer € 2.250*
gewicht aan goederen tegelijk vervoerd dan een veilig gebruik toelaat.
5 Indien een mobiel arbeidsmiddel zich binnen een werkzone waar werknemers zich € 450
kunnen bevinden, beweegt, worden doeltreffende verkeersregels vastgesteld.
9 Een mobiel arbeidsmiddel wordtniet eerder door de bestuurder worden verlaten dan € 900*
nadat is voorkomen dat het onverhoeds in beweging komt.
1 Een hijs- of hefwerktuig is op of nabij de bedieningsplaats voorzien van een goed € 270
leesbare aanduiding die voor elke gebruikelijke configuratie van dat werktuig de
toegelaten bedrijfslast vermeldt.
2 Een hijs- of hefwerktuig wordt, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder € 2.250*
belast dan de toegelaten bedrijfslast of bedrijfslasten noch zwaarder dan een veilig
gebruik toelaat.
3 Hijs- en hefwerktuigen worden bediend door personen die daartoe een specifieke € 900
deskundigheid bezitten.
4 Een hijs- of hefwerktuig dat niet is bestemd of ingericht voor het hijsen of heffen € 270
van personen en waarbij de kans aanwezig is op foutief gebruik, wordt voorzien van
een goed leesbare waarschuwing tegen personenvervoer.
124
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
5 Hijs- of hefwerktuigen worden zodanig opgesteld dat het gevaar wordt beperkt dat € 2.250*
de lasten de werknemers raken, dan wel ongewild op gevaarlijke wijze uit hun baan
of in een vrije val raken of losraken.
7 Hangende lasten wordenniet verplaatst boven niet beschermde werkplekken waar € 2.250*
zich in de regel werknemers bevinden.
8 Indien bij toepassing van de maatregelen als bedoeld in artikel 7.18, zesde en € 900*
zevende lid, het goede verloop van de werkzaamheden niet kan worden
gegarandeerd, worden passende procedures vastgesteld en toegepast om de
veiligheid van de betrokken werknemers te waarborgen
3 Bij het gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig worden doeltreffende € 2.250*
maatregelengenomen om te vermijden dat het werktuig kantelt, ongewild in
beweging komt of wegglijdt.
4 Er wordt op toegezien dat maatregelen, bedoeld in het derde lid, naar behoren € 900
worden uitgevoerd.
5 Wanneer de bediener van een hijs- of hefwerktuig noch rechtstreeks noch door € 900
middel van informatieverstrekkende hulpmiddelen de volledige baan van de last
kan volgen, wordt een werknemer aangewezen die met de bediener in verbinding
staat om hem te leiden.
7 Wanneer lasten met de hand worden vast- of losgemaakt, zijn de werkzaamheden € 900
zodanig georganiseerd dat de werknemer deze handelingen veilig kan verrichten en
hierover direct of indirect controle behoudt.
8 Alle handelingen voor het hijsen of heffen worden correct gepland teneinde de € 135
veiligheid van de werknemers te garanderen.
9 De handelingen, bedoeld in het achtste lid, worden onder doeltreffend toezicht € 900
uitgevoerd.
10 Met name indien een last gelijktijdig wordt gehesen of geheven door twee of meer € 270*
hijs- of hefwerktuigen, wordteen procedure vastgesteld en toegepast om een goede
coördinatie van de handelingen van de bedieners te waarborgen.
11 Indien hijs- of hefwerktuigen bij het geheel of gedeeltelijk uitvallen van de € 2.250
energietoevoer de lasten niet meer kunnen houden, zijn doeltreffende maatregelen
genomen om te vermijden dat werknemers aan de daarmee gepaard gaande
gevaren worden blootgesteld.
125
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
12 Op lasten, bedoeld in het elfde lid, wordt voortdurend toezicht gehouden, tenzij: € 900
• de toegang tot de gevarenzone wordt verhinderd en
• de lasten volkomen veilig zijn vastgemaakt en worden vastgehouden.
2 Een hijs- of hefwerktuig als bedoeld in het eerste lid, heeft voorts een zodanige € 2.250
voorziening, dat bij een mankement aan het werktuig de veiligheid van personen
die zich op het hijs- of hefplatform voor personen bevinden, zoveel mogelijk is
gewaarborgd en dat hun bevrijding mogelijk is.
3 Indien het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, om redenen in verband met de € 2.250
terreinomstandigheden en het hoogteverschil niet met behulp van een
veiligheidsvoorziening kan worden vermeden, dan moet in de ophanging van het
platform een geschikte kabel, ketting of een andere voorziening met een verhoogde
veiligheidscoëfficiënt worden toegepast.
4 In het geval, bedoeld in het derde lid, moet de goede staat van de in de ophanging € 900
toegepaste kabel, ketting of andere voorziening elke werkdag worden
gecontroleerd.
7.19 hijskranen
1 Een hijskraan met een bedrijfslast die gelijk is aan of hoger is dan 2 ton, en die, na € 900
te zijn vervaardigd, ingrijpend te zijn hersteld of gewijzigd, voor de eerste maal in
gebruik wordt genomen, moet worden onderzocht op de deugdelijkheid van
materiaal, constructie, inrichting en stabiliteit.
Bij dit onderzoek wordt de kraan doelmatig beproefd.
2 De ondersteuning van een hijskraan als bedoeld in het eerste lid, moet in de € 900
gevallen, bedoeld in dat lid, worden onderzocht op de ligging en draagkracht, de
deugdelijkheid van materiaal en constructie, alsmede de aanwezigheid en
deugdelijkheid van beveiligingsmiddelen.
4 Een hijskraan met een bedrijfslast als bedoeld in het eerste lid, en de € 900
ondersteuning van die kraan moeten, voordat de kraan in gebruik wordt genomen,
worden onderzocht op hun goede staat in geval de kraan langdurig heeft
stilgestaan of buiten gebruik is geweest.
Bij dit onderzoek moet de kraan doelmatig worden beproefd.
126
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
5 Voorts worden een hijskraan en de ondersteuning van die kraan, voordat de kraan € 900
in gebruik wordt genomen, op hun goede staat onderzocht en doelmatig beproefd,
zo dikwijls dit ter waarborging van een veilig gebruik van kraan redelijkerwijs
noodzakelijk is en in ieder geval ten minste eenmaal per jaar.
6 Indien een hijskraan na demontage voor opstelling elders, aanstonds opnieuw € 900
wordt opgesteld, dan moet de kraan, voordat deze in gebruik wordt genomen, op
veilige werking worden onderzocht en beproefd.
7 Onderzoeken en beproevingen met betrekking tot hijskranen als bedoeld in artikel € 900
7.19, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, moeten worden uitgevoerd door
een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.
8 In de nabijheid van een hijskraan met een bedrijfslast als genoemd in artikel 7.19, € 45
eerste lid, moet zich een kraanboek bevinden.
In het kraanboek zijn in ieder geval de resultaten van de op grond van het
eerste,tweede, vierde, vijfde en zesde lid uitgevoerde onderzoeken en
beproevingen op adequate wijze vermeld.
11 Het kraanboek en het certificaat van goedkeuring van een hijskraan, bedoeld in € 45
respectievelijk het achtste en het tiende lid van artikel 7.19, of een afschrift daarvan
moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de
toezichthouder.
2 Hijs- en hefgereedschap, anders dan touwwerk of staalkabels, moet zijn voorzien € 270
van een goed leesbare aanduiding die de werklast vermeldt.
4 Hijs- en hefgereedschap mag, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder € 2.250*
worden belast dan de werklast of dan een veilig gebruik toelaat.
5 Hijs- en hefgereedschap moet zodanig zijn opgeslagen dat het niet kan worden € 900
beschadigd of aangetast.
6 Hijs- en hefgereedschap moet, ten minste eenmaal per jaar, door een deskundige € 900
natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling op zijn goede staat worden
onderzocht waarbij het zo nodig beproefd. Deze persoon of instelling moet over de
daarvoor benodigde uitrusting beschikken.
7 In aanvulling op het zesde lid moet kettingwerk, afhankelijk van de materiaalsoort, € 900
zo dikwijls als voor een veilig gebruik nodig is, aan een voor het betrokken
materiaal geschikte warmtebehandeling worden onderworpen.
8 De warmtebehandeling, bedoeld in het zevende lid, moet worden uitgevoerd door € 900
een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling die beschikt over
de daarvoor benodigde uitrusting.
127
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Indien geen afdoende technische maatregelen kunnen worden genomen, teneinde € 2.250*
te voorkomen dat personen bij werkzaamheden in de schacht aan één van de
liften, getroffen kunnen worden door onderdelen van een naastliggende lift, dan
moet de naastliggende lift worden stilgezet.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer van personen met behulp van *
een werkbak ten behoeve van het vanuit die werkbak verrichten van incidentele
werkzaamheden van korte duur op moeilijk bereikbare plaatsen, indien toepassing
van andere meer geëigende middelen om die plaatsen te bereiken grotere gevaren
zou meebrengen dan het vervoer van personen met behulp van een werkbak als
vorenbedoeld, of de toepassing van zodanige middelen redelijkerwijs niet kan
worden gevergd.
3 In geval van toepassing van het tweede lid, gelden de volgende voorschriften:
a) de werkbak, bedoeld in het tweede lid, moet zodanig zijn vervaardigd, ingericht,
toegerust, bevestigd en in een zodanige staat van onderhoud verkeren, alsmede
zodanig worden gebruikt dat gevaar voor veiligheid en gezondheid van de
werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt;
b) het hijs- of hefwerktuig moet voldoende zijn toegerust om in combinatie met een
werkbak te kunnen worden gebruikt;
c) de bedieningsplaats van een hijs- of hefwerktuig moet permanent zijn bemand; *
d) de werknemers die met een hijs- of hefwerktuig worden gehesen of geheven,
moeten over een doeltreffend communicatiemiddel beschikken;
e) er moeten doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om de werknemers bij
gevaar te kunnen evacueren
Voor het ten laste leggen van één of meer van deze onderdelen, wordt het
boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 2.250,-).
2 Indien het redelijkerwijs mogelijk is, moeten de toegangsmiddelen als bedoeld in € 900
artikel 7.24, eerste lid, tot een ruim van een schip of dek gescheiden zijn van
luikopeningen.
128
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
7.25 luiken
1 Luiken die met behulp van hijs- of hefwerktuigen worden geplaatst of verwijderd, € 900
moeten zijn uitgerust met goed toegankelijke en geschikte bevestigingen voor het
vastmaken van hijsgereedschap.
2 Indien luiken niet onderling verwisselbaar zijn, dan moeten zij duidelijk zijn gemerkt € 270
om aan te geven tot welke ruimopening alsmede op welke plaats zij behoren.
4 De in het derde lid bedoelde luiken en scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden € 900
geplaatst of verwijderd indien dit op veilige wijze kan gebeuren.
5 Luikopeningen die niet zijn uitgerust met een doelmatig luikhoofd, moeten worden € 900
gesloten dan wel anderszins worden beveiligd zodra de laad- en
loswerkzaamheden zijn beëindigd.
6 Luiken mogen niet worden geplaatst of verwijderd als er in het ruim onder de € 2.250*
luikopening wordt gewerkt.
7 Luiken die niet afdoende tegen verplaatsing zijn geborgd, moeten worden € 900
verwijderd voordat met laad- en loswerkzaamheden wordt begonnen.
2 Tijdens het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken € 2.250
van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip,mogen lasten
niet worden opgelicht of neergelaten tenzij zij op veilige wijze aan het hijs- of
hefwerktuig zijn aangeslagen of anderszins zijn bevestigd.
2 Voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen mogen niet opnieuw worden € 2.250
gebruikt.
7.28 containers
Tijdens het laden en lossen van containers moeten deugdelijke middelen aanwezig € 900
zijn die de veiligheid van de werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van de
sjorringen van de containers waarborgen.
129
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten na elke € 900
belangrijke wijziging of herstelling die van invloed kan zijn op de veiligheid,
doelmatig worden beproefd en op hun goede staat onderzocht.
4 Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten, afhankelijk € 900
van de feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste eenmaal per 5
jaar doelmatig worden beproefd en op hun goede staat worden onderzocht.
7 Beproevingen en onderzoeken als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, € 450
moeten worden uitgevoerd door de minister van SZW of een certificerende
instelling.
8 Onderzoeken en controles als bedoeld in het vijfde en zesde lid, moeten worden € 450
uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, een rechtspersoon of
instelling.
10 Aan boord van ieder schip moet een register van hijs- en hefwerktuigen en hijs- en € 45
hefgereedschappen worden bijgehouden volgens een bij ministeriële regeling
vastgesteld model, waarin de op grond van het artikel 7.29, negende lid, afgegeven
certificaten van beproeving en onderzoek moeten worden opgenomen. Het register
moet desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
In het register moet worden opgenomen:
a) de bedrijfslast of bedrijfslasten van de hijs- en hefwerktuigen
b) de werklast van de hijs- en hefgereedschappen
c) de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, tweede tot en met vijfde lid,
bedoelde beproevingen en onderzoeken
d) de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, zesde lid, bedoelde
controles, indien bij de desbetreffende controles een defect is geconstateerd.
ministeriële regeling omschreven categorie, mag slechts worden bediend door een
persoon die:
a) in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door
de minister van SZW of een certificerende instelling;
b) in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is
de aan de bediening van het betreffende arbeidsmiddel verbonden gevaren te
onderkennen en te voorkomen.
2 Het certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid, of een afschrift € 45*
daarvan moet op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond
aan de toezichthouder.
130
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Ladders en trappen moeten stabiel zijn opgesteld en zo nodig zijn vastgezet en van € 2.250
een voldoende lengte zijn om in alle standen waarin zij worden gebruikt, een
stevige steun voor handen en voeten te bieden.
7.34 steigers
1 Het opbouwen, wijzigen en afbreken van steigers moet onder toezicht van een € 900
terzake deskundig persoon plaatsvinden.
2 De veiligheid van de constructie van een steiger moet regelmatig door een ter zake € 900
deskundig persoon worden gecontroleerd,doch in ieder geval:
a) voor de in gebruikneming
b) na iedere wijziging in de constructie van de steiger
c) na iedere periode waarin de steiger niet is gebruikt
d) na abnormale weersomstandigheden alsmede na iedere andere gebeurtenis
waardoor de veiligheid van de constructie van de steiger mogelijk is aangetast.
131
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
3 Indien verschillende gevaren het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk € 450
beschermingsmiddel noodzakelijk maken, zijn deze persoonlijke
beschermingsmiddelen op elkaar afgestemd en blijven zij doelmatig tegen het
betreffende gevaar of de betreffende gevaren.
4 De keuze van het persoonlijk beschermingsmiddel en de wijze waarop dit gebruikt € 450*
moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald
afhankelijk van:
• de ernst van het gevaar
• de frequentie van de blootstelling aan het gevaar
• de kenmerken van de arbeidsplaats van iedere werknemer afzonderlijk
• de doelmatigheid van het persoonlijk beschermingsmiddel.
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
132
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
5 Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor gebruik door één € 450*
persoon.
Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door
meer dan één persoon gebruikt wordt, worden doeltreffende maatregelen
genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëneproblemen
oplevert voor de onderscheiden gebruikers.
Voor dit feit kan een werknemer worden beboet voor het niet gebruiken of niet
zindelijk houden van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermings-
middelen.
6 Om het bepaalde in artikel 8.1, tweede, derde en vierde lid, te kunnen toepassen, € 45
zijn adequate gegevens over ieder persoonlijk beschermingsmiddel in het bedrijf of
de inrichting beschikbaar en worden zonodig doorgegeven.
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
2 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt ervoor gezorgd dat de werknemers € 450
ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.
Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet zindelijk
houden van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
133
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
4 Ten behoeve van het goed functioneren van persoonlijke beschermingsmiddelen € 450
vinden de noodzakelijke vervangingen daarvan plaats.
1 Ter voorkoming of beperking van gevaren voor de veiligheid en gezondheid van € 270
werknemers, moet de werkgever ervoor zorgen dat, indien de gevaren op de
arbeidsplaats of de gevaren van een arbeidsmiddel daartoe aanleiding geven,
doeltreffende veiligheids- of gezondheidssignalering aanwezig is.
___________________________
1)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 23 juli
2000. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten
• € 225 voor artikel 2.27, derde lid
• € 270 voor artikel 2.28
• € 135 voor artikel 2.29
• € 270 voor artikel 2.30
• € 270 voor artikel 2.33
• € 270 voor artikel 2.34
• € 45 voor artikel 2.35, eerste en tweede lid
• € 45 voor artikel 2.36, eerste en tweede lid
• € 135 voor artikel 2.37, tweede lid
• € 45 voor artikel 2.42, derde lid
• € 225 voor artikel 2.42, vierde lid
• € 1.350 voor artikel 3.16 eerste en derde lid
• € 1.350 voor artikel 3.17
• € 1.350 voor artikel 3.28, eerste lid
• € 2.250 voor artikel 4.26, tweede lid
• € 225 voor artikel 4.54, derde lid
• € 270 voor onderdeel b van artikel 7.32, eerste lid.
2)
Dit feit kan alleen worden beboet als het heeft plaatsgevonden na 23 juli 2000
134
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN
DEEL 3 ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING
4.4 schoonmaken
1 Alvorens werknemers de schoon te maken ruimten betreden, is vastgesteld dat € 2.250
zulks zonder gevaar voor de veiligheid en gezondheid kan geschieden.
2 Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang als gevolg van € 2.250
werkzaamheden in een aangrenzende ruimte de temperatuur van de schotten
aanmerkelijk hoger kan worden dan de omgevingstemperatuur.
3 Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang in een aangren- € 2.250
zende ruimte een explosief mengsel aanwezig is en deze ruimte niet is gesloten.
4 Tijdens het schoonmaken worden aan dek en in de ladingzone geen andere € 900
werkzaamheden verricht dan die welke verband houden met het schoonmaken.
4.5 onderzoek
Tijdens het schoonmaken wordt zo dikwijls als dit nodig is, onderzocht of als € 900
gevolg van vrijkomende vloeistoffen, gassen of dampen gevaar voor brand,
ontploffing, bedwelming, verstikking of vergiftiging ontstaat.
2 Het schoonmaken van K1-, K3-, KT- en T-ruimten moet zo worden uitgevoerd, dat € 2.250
binnen en buiten die ruimten naar redelijke verwachting geen gevaar voor
bedwelming, verstikking of vergiftiging kan ontstaan.
Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op
zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan optreden.
4.7 veiligheidsvoorwaarden
1 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT- € 2.250
schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de
ladingzone geen vuur aanwezig is noch naar redelijke verwachting vuur kan
ontstaan.
135
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT- € 2.250
schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de
ladingzone er geen gevaar is van vonkvorming of ontstekingsgevaar door
elektrostatische ladingen.
3 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT- € 2.250
schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de
ladingzone niet gerookt wordt.
4 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT- € 2.250
schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de
ladingzone er geen onbevoegden kunnen komen.
5 De ladingtanks in de gehele ladingzone van K1-, K3- en KT-schepen worden niet € 2.250
geopend dan nadat aan lid 1 t/m 4 van artikel 4.7 wordt voldaan.
6 De ladingtanks in de gehele ladingzone van T-schepen worden niet geopend dan € 2.250
nadat aan het vierde lid van artikel 4.7 wordt voldaan.
3 Een veiligheids- en gezondheidsverklaring als bedoeld in het eerste lid van artikel € 900
4.9 wordt bij een gasdeskundige aangevraagd.
4 Bij de aanvraag worden alle inlichtingen verstrekt, welke met het oog op de afgifte € 45
van de veiligheids- en gezondheidsverklaring van belang zijn, terwijl desverlangd
nadere inlichtingen ter zake worden verstrekt.
136
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur € 2.250
is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van
artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is
uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien:
a) door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een
verklaring is afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone de brandbare gassen in
de atmosfeer van de ladingzone nergens een concentratie van meer dan 20%
van de onderste explosiegrens vormen, of
b) de toestand van de in de ladingzone aanwezige atmosfeer zodanig is dat bij
verdunning daarvan met lucht geen brandbaar of explosief mengsel ontstaat.
4.22 monsterneming
Monsters worden genomen uit de individuele ademzone van de werknemers, dat € 450
wil zeggen binnen een halve bol met een straal van 300 millimeter frontaal voor het
137
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
gezicht en gemeten vanaf het midden van een lijn, die de oren verbindt.
4.24 vezeltelling
1 De voor de vezeltelling te gebruiken binoculaire microscoop heeft de volgende € 450
kenmerken:
a) Koehler-verlichting
b) onder de voorwerptafel is een centreerring, een Abbe- of achromatische
fasecontrastcondensor ingebouwd, waarbij het fasecontrast onafhankelijk van
het mechanisme van de condensorcentrering wordt ingesteld
c) een positief par-focaal achromatisch fasecontrastobjectief, met een vergroting
van 40 maal en met een numerieke opening van 0,65 tot 0,70 en een fasering-
absorptie van 65 tot 85%
d) een algeheel gecompenseerd oculair met een vergroting van 12,5
e) ten minste één oculair is geschikt voor een graticule en moet te focussen zijn
f) een Walton-Beckett ringvormige oculairgraticule met een zichtbare diameter in
het objectvlak van 100 micrometer, ± 2 micrometer, bij gebruik van het gespeci-
ficeerde objectief en oculair, en geverifieerd met een micrometer op een
voorwerptafel.
2 De microscoop wordt aan het begin van de dag van gebruik opgesteld volgens de € 450
voorschriften van de fabrikant, waarbij de waarnemingsgrens wordt gecontroleerd
aan de hand van een fase-contrast-proefplaatje. De codes op de AIA-proef-
glaasjes of op de blokken op het HSE/NLP/Mark 2 proefglaasje zijn bij gebruik
volgens de door de fabrikant aangegeven wijze zichtbaar tot aan code 5
respectievelijk blok 5.
138
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
d) een vezelcluster dat over zijn lengte op één of meer plaatsen stevig en niet
gespleten schijnt te zijn maar dat op andere plaatsen in afzonderlijke vezels
uiteen schijnt te vallen, is één telbare vezel indien het voldoet aan de definitie
van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder e, Arbobesluit; de
diameter wordt gemeten dwars door het niet-gespleten deel en niet door het
gespleten deel
e) bij vezelclusters in de vorm van een bundel, waarin de afzonderlijke vezels
elkaar raken of kruisen, worden deze vezels apart geteld indien zij voldoende
van elkaar kunnen worden onderscheiden om vast te stellen dat zij voldoen aan
de definitie van een vezel; wanneer dit niet het geval is, dan is de bundel een
telbare vezel, indien hij als geheel aan de definitie voldoet
f) het filter dan wel een deel daarvan wordt op een voorwerpglaasje geplaatst,
doorzichtig gemaakt volgens de acetontriacetinemethode en met een
dekglaasje bedekt
g) graticulezones waar zal worden geteld, worden a-select in het hele
blootgestelde oppervlak van het filter gekozen
h) indien meer dan een achtste van een graticulezone is bedekt met een
vezelcluster dan wel deeltjes wordt de graticulezone overgeslagen en wordt een
andere zone geteld
i) er worden 100 vezels geteld, waarbij minimaal 20 graticulezones worden
onderzocht of er worden 100 graticulezones onderzocht.
4.26 berekening
1 Het gemiddelde aantal vezels per graticulezone wordt berekend door het aantal € 450
getelde vezels te delen door het aantal onderzochte graticulezones.
De bijdrage tot het tellen als gevolg van vlekken op het filter en verontreiniging
wordt beneden 3 vezels per 100 graticulezones gehouden en wordt gemeten met
behulp van blancofilters.
2 De concentratie van vezels in de lucht is (het gemiddeld aantal vezels per € 450
graticulezone x de gehele blootgestelde zone van het filter)/ (graticulezone x
doorgeleid luchtvolume).
139
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
4.38 grenswaarden
3 Indien in het geval, bedoeld in het tweede lid van artikel 4.38, het numerieke € 450
niveau van de in het eerste lid van artikel 4.38 genoemde waarde (grenswaarde)
wel wordt overschreden, worden er in een week ten minste drie nieuwe lucht-
monsters genomen, die representatief zijn voor de gemiddelde blootstelling van de
betrokken werknemer aan lood. De totale duur van elk van de monsternemingen
bedraagt ten minste 4 uur. Artikel 4.67, vierde lid, Arbobesluit en artikel 4.37 zijn
van overeenkomstige toepassing. Indien de concentratie van lood in drie van de
vier luchtmonsters, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan het numeriek niveau
van de in het eerste lid van artikel 4.38 genoemde waarde, wordt deze geacht niet
te zijn overschreden.
Als grenswaarde voor de concentratie van lood in de lucht, bedoeld in artikel 4.68,
eerste lid, Arbobesluit wordt vastgesteld 150 microgram per kubiek meter lucht.
hoofdstuk 5 beeldschermarbeid
140
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
5.3 programmatuur
De programmatuur die wordt gebruikt bij het verrichten van beeldschermwerk
voldoet aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen dat:
141
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
voorgeschreven wijze.
4 De signalering van gevaren van stoten tegen obstakels en van vallen van € 270
personen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur of borden.
5 De markering van verkeerswegen geschiedt permanent door middel van een € 270
veiligheidskleur.
2 Het leiden van personen die handelingen verrichten waarbij een gevaar bestaat, € 270
geschiedt occasioneel door middel van hand- of armseinen of mondelinge
mededelingen.
8.6 noodinstallatie
Signaleringen die een energiebron behoeven, zijn voorzien van een noodinstallatie € 270
voor het geval dat deze energiebron uitvalt, behalve indien het te signaleren
gevaar ophoudt te bestaan bij het uitvallen van de energie.
2 Een licht- of geluidssignaal geeft bij inwerkingstelling het begin van een actie aan; € 270
de duur ervan is zo lang als de actie vereist.
142
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 De borden zijn gemaakt van materiaal met een zo groot mogelijke schokvastheid € 270
en weerbestendigheid.
2 Waarschuwingsborden kenmerken zich door een driehoekige vorm, een zwart € 270
pictogram op gele achtergrond en een zwarte rand, waarbij de gele kleur ten
minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.
3 Gebodsborden kenmerken zich door een ronde vorm wit pictogram op blauwe € 270
achtergrond, de blauwe kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het
bord.
4 Reddingsborden kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm, wit € 270
pictogram op groene achtergrond , waarbij de groene kleur ten minste 50% van
het oppervlak van het bord beslaat.
5 Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal kenmerken zich door een € 270
rechthoekige of vierkante vorm en een wit pictogram op rode achtergrond, waarbij
de rode kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.
3 Een bord wordt verwijderd zodra de situatie die de aanwezigheid ervan € 270
rechtvaardigt, niet meer bestaat.
143
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
1 Reservoirs die gebruikt worden bij werkzaamheden met dan wel de opslag van: € 270
a) gevaarlijke enkelvoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nummer.
67/548/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het
kenmerken van gevaarlijke stoffen, of
b) gevaarlijke meervoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nummer
88/379/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de
verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, en
c) zichtbare leidingen die de onder a dan wel b bedoelde stoffen bevatten of
waardoor deze stoffen worden getransporteerd, zijn voorzien van de in de
onder a dan wel b bedoelde richtlijnen voorgeschreven gevaarssymbolen.
2 Het tweede lid van artikel 8.12 is niet van toepassing op reservoirs die worden € 270
gebruikt bij werkzaamheden van korte duur of die vaak wisselen van inhoud, mits
er toereikende alternatieve maatregelen worden genomen, met name op het
gebied van voorlichting of opleiding, die hetzelfde beschermingsniveau
garanderen.
8.13 aanbrengen van signalering op reservoirs
De signalering bedoeld in artikel 8.12 wordt aangebracht op de zichtbare zijden in € 270
de vorm van hard materiaal, zelfklevend materiaal of verf.
8.17 uniformiteit
1 Het lichtoppervlak dat een signaal uitzendt, is uniform van kleur of bevat een € 270
pictogram op een bepaalde achtergrond.
3 Wanneer het signaal een pictogram bevat, voldoet dit aan artikel 8.10. € 270
144
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 Wanneer een onderbroken lichtsignaal wordt gebruikt in plaats of ter completering € 270
van een geluidssignaal, is de code van het signaal identiek.
3 Een voorziening om een lichtsignaal uit te zenden in geval van groot gevaar, wordt € 270
speciaal in het oog gehouden of uitgerust met een reservelamp.
2 Wanneer een voorziening een geluidssignaal met een variabele en een vaste € 270
frequentie kan uitzenden, wordt de variabele frequentie gebruikt om ten opzichte
van de vaste frequentie aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter
gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere
spoed moet worden uitgevoerd.
3 De mondelinge mededeling is direct door middel van gebruik van de menselijke € 270
stem of indirect door middel van de menselijke stem of spraaksynthese, verspreid
door een middel ad hoc.
2 Het gelijktijdig gebruik van beide armen verloopt symmetrisch en geeft slechts één € 270
enkel signaal weer.
8.23 seingever
1 De seingever geeft met behulp van hand- en armseinen besturingsinstructies door € 270
aan de ontvanger van de seinen.
145
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag
2 De seingever wijdt zijn aandacht uitsluitend aan het geven van de besturings- € 270
instructies en de veiligheid van de werknemers die zich in de nabijheid bevinden.
4 Wanneer niet aan de in het derde lid, genoemde voorwaarden kan worden € 270
voldaan, worden een of meer bijkomende seingevers ingeschakeld.
2 De gele en zwarte of rode en witte banden worden onder een hoek van circa 45° € 270
aangebracht en hebben ongeveer dezelfde afmetingen.
2 Bij het aanbrengen van de strepen wordt rekening gehouden met de nodige € 270
veiligheidsafstanden tussen de voertuigen die er kunnen rijden en elk voorwerp dat
zich in de nabijheid en tussen de voetgangers en de voertuigen kan bevinden.
146
Bijlage 2
behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998
In de lijst van ernstige beboetbare feiten zijn werkzaamheden en situaties benoemd die ernstig gevaar
(kunnen) opleveren voor personen.
Indien een dergelijke werkzaamheid of situatie wordt geconstateerd, dan zal in de meeste gevallen
worden overgegaan tot stillegging van werk zoals bedoeld in artikel 28 van de Arbowet 1998.
Volgens artikel 28 is de Arbeidsinspectie bevoegd te bevelen dat:
− personen niet mogen blijven in door de inspecteur aangewezen plaatsen, of dat
− door de inspecteur aangewezen werkzaamheden worden gestaakt,
indien naar zijn of haar redelijk oordeel dat verblijf of die werkzaamheden ernstig gevaar opleveren
voor personen. Een inspecteur zal dit bevel pas intrekken als dit gevaar is weggenomen.
De formuleringen in de lijst zijn over het algemeen in een directe actieve vorm gesteld, zoals: “het
werken op ..., het gebruiken van ... en het blootstellen aan ....”.
Indien de feiten zoals geformuleerd ook daadwerkelijk door een inspecteur worden geconstateerd, dan
is er sprake van “heterdaad”. Behalve het geven van een bevel tot stillegging, zegt de inspecteur direct
een boete aan.
Treft de inspecteur situaties aan die naar zijn redelijk oordeel zouden kunnen leiden tot ernstige feiten
zoals geformuleerd in de lijst, terwijl er op het moment van constateren niet wordt gewerkt, dan is deze
bevoegd om op basis van artikel 28 Arbowet 1998 te bevelen dat werkzaamheden niet mogen worden
aangevangen zolang het potentiële gevaar aanwezig is.
In dergelijke situaties wordt echter geen boete aangezegd.
Vooral de werkgever zal op het niet naleven van de ernstige beboetbare feiten worden aangesproken.
Indien ook werknemers een ernstig beboetbaar feit ten laste kan worden gelegd, dan is dit in de lijst
aangegeven. De Arbeidsinspectie zal hier overigens zeer terughoudend mee omgaan en indien aan de
orde veelal in combinatie met ook een ten laste legging aan de werkgever.
In de lijst worden eenduidige en van de situatie afhankelijke ernstige beboetbare feiten onderscheiden.
Bij eenduidige feiten is altijd sprake van ernstig gevaar voor personen, indien een dergelijk feit in een
werksituatie aan de orde is. Deze feiten kennen veelal een concrete normering.
In het geval van situatie afhankelijke feiten hoeft niet altijd ernstig gevaar te bestaan voor personen
bij overtreding van het feit op zich. De ernst van het gevaar hangt af van de aard van het werk, het
proces of het type arbeidsmiddel dat wordt gebruikt. Een inspecteur zal dit ter plekke moeten
vaststellen.
Bijvoorbeeld het volgende beboetbare feit uit de lijst: “Het onderhouden, repareren en reinigen van
arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan”. Als onderhoud
aan een draaiende machine gebeurt op een plek waar pertinent geen knel-, plet-, snij- of ander ernstig
gevaar aan de orde is, dan is er geen sprake van een ernstig beboetbaar feit. Indien het onderhoud op
een plek gebeurt waar de kans levensgroot aanwezig is dat handen subiet worden afgehakt, is er
sprake van ernstig gevaar en zal het werk direct worden stilgelegd en een boete worden aangezegd.
Ter bevordering van het uniform handelen van inspecteurs, geeft de Arbeidsinspectie in inspectie-
projecten zo mogelijk de omstandigheden aan wanneer in een betreffende (sub)bedrijfstak sprake kan
zijn van dergelijke situatie afhankelijke feiten.
In de lijst worden de situatie afhankelijke feiten onderscheiden van de andere door een “!” vooraan
in de kantlijn. Dit uitroepteken staat voor de zinsnede: “waarbij sprake is van ernstig gevaar voor
147
personen”.
Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de tekst is geplaatst, kan ook een werknemer
worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen
a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet
overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie artikel 9.3,
eerste lid, Arbobesluit, juncto artikel 11, aanhef en onder a en b, Arbowet 1998 of
b. de betreffende voorschriften en verboden niet naleeft (zie artikel 9.3, tweede lid, Arbobesluit).
148
Lijst van ernstige beboetbare feiten
Het niet of onjuist gebruiken van ter beschikking gestelde noodzakelijke beveiligingen of persoonlijke
beschermingsmiddelen door een werknemer, waardoor ernstig gevaar bestaat voor de werknemer zelf
of voor andere personen dan de werknemer.*
(artikel 11, Arbowet 1998)
! Het werken op, aan of in de nabijheid van wegen waarbij ernstig gevaar bestaat voor
1)
aanrijden.
(artikel 3.2, lid 1, Arbobesluit)
Het werken in gebouwen, waarvan wanden, vloeren, plafonds of installaties in zodanige staat
verkeren, dat ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen.
(artikel 3.3, lid 1, Arbobesluit)
Het werken op plaatsen, waar ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen
van opgeslagen voorwerpen en stoffen.
(artikel 3.3, lid 2, Arbobesluit)
Het aanwezig zijn van niet afgeschermde, direct aanraakbare spanningvoerende delen met een
spanning hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning.
(artikel 3.4, lid 2, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden aan of in de nabijheid van onder spanning staande elektrische
installaties, toestellen of leidingen met een spanning van hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120
volt bij zuivere gelijkspanning zonder het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen.*
(artikel 3.5, lid 3, Arbobesluit)
Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn
getroffen tegen vallen.
(artikel 3.16, lid 1, Arbobesluit)
N.B.! Indien het valgevaar gepaard gaat met risicoverhogende omstandigheden, zoals het gevaar te
vallen op of langs uitstekende delen, de aanwezigheid van verkeer, het vallen in water e.d., dan kan
er, afhankelijk van de toename van het risico, ook bij geringere werkhoogte sprake zijn van een ernstig
feit.
Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn
getroffen tegen de gevolgen van vallen.
(artikel 3.16, lid 3, Arbobesluit)
Het zodanig ingericht zijn van een arbeidsplaats dat daardoor ernstig gevaar bestaat getroffen te
worden door ongewild in beweging komende of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of
1)
gassen.
(artikel 3.17, Arbobesluit)
! Het toepassen van een laadplatform dat niet is afgestemd op de te vervoeren lading.
(artikel 3.18, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter op instabiele en onvoldoende stevige werkplekken
op bouwplaatsen.
(artikel 3.28, lid 1, Arbobesluit)
149
Het werken op een bouwplaats indien bovengrondse elektriciteitsleidingen niet omgeleid zijn of
spanningsloos zijn gemaakt of, indien dit niet mogelijk is, hekken of waarschuwingsborden ontbreken.
(artikel 3.29, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op bouwplaatsen waarbij ernstig gevaar bestaat voor personen als gevolg van
beschadiging van ondergrondse elektriciteitsleidingen en -kabels.
(artikel 3.29, lid 5, Arbobesluit)
Het werken in bouwputten, tunnels, bij uitgravingen of andere ondergrondse werkzaamheden waarbij
onvoldoende stut- of taludvoorzieningen zijn getroffen tegen instortings- of overstromingsgevaar.
(artikel 3.30, lid 1, Arbobesluit)
Het bij grondverzetwerkzaamheden niet op veilige afstand houden van de uitgegraven aarde,
gebruikte materialen en voertuigen, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bedolven te worden.
(artikel 3.30, lid 2, Arbobesluit)
! Het ontbreken van maatregelen of voorzieningen bij aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waardoor
ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke
stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.4, lid 1, Arbobesluit)
! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij het werken met gevaarlijke stoffen waardoor
ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke
stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.4, lid 2, Arbobesluit)
! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij het werken aan reservoirs, installaties,
verpakkingen e.d. met gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of
gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen bestaat.
(artikel 4.4, lid 3, Arbobesluit)
Het schoonmaken, onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen,
zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring van een gasdeskundige.
(artikel 4.7, lid 3, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van stoffen in de inademingslucht van meer dan
twee maal de bestuurlijke MAC-waarde of wettelijke grenswaarde (vast te stellen over de bloot-
stellingsperiode(n) waarop deze waarden betrekking hebben) of van meer dan de ceilingwaarde.
(artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit)
Het werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.9-1 onder 2, 3 en 4, waarbij direct contact met
huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.
(artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van maatregelen of voorzieningen bij aanwezigheid van kankerverwekkende stoffen
150
waarbij ernstig gevaar bestaat voor plotselinge blootstelling aan schadelijke hoeveelheden.
(artikel 4.19, Arbobesluit)
! Het, bij slopen en verwijderen van asbest of crocidoliet of van producten die deze stoffen bevatten, niet
treffen van maatregelen zoals die, ingevolge artikel 4.55, lid 1, onder a tot en met d, moeten zijn
opgenomen in het in artikel 4.54, lid 3, bedoelde werkplan.
(artikel 4.55, lid 2, Arbobesluit, juncto artikel 4.54, lid 3)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van asbest in de inademingslucht boven de
grenswaarde van 0,3 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een
referentieperiode van acht uur.
(artikel 4.46, lid 1, Arbobesluit)
N.B. Bij werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 4.54 Arbobesluit (slopen asbest en crocidoliet), wordt
uitgegaan van overschrijding van de wettelijke grenswaarde.
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van crocidolietstof in de inademingslucht boven de
grenswaarde van 0,1 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een
1)
referentieperiode van acht uur.
(artikel 4.56, lid 2, Arbobesluit)
N.B. Bij werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 4.54 Arbobesluit (slopen asbest en crocidoliet), wordt
uitgegaan van overschrijding van de wettelijke grenswaarde.
Het ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, buiten de voor dat doel bestemde gesloten
toestellen of ruimten.*
(artikel 4.61, lid 3, Arbobesluit)
Het bij ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, afvoeren van afgezogen lucht naar ruimtes
waar personen moeten verblijven.*
(artikel 4.61, lid 5, Arbobesluit)
Het werken met producten die meer dan de in artikel 4.32a, lid 3 tot en met 6, Arboregeling
aangegeven toegestane hoeveelheid vluchtige organische stof bevatten, in situaties waarvoor dit op
2)
grond van artikel 4.32a, lid 1, Arboregeling (lijmen en verven in binnensituaties), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan concentraties van lood (metallisch lood en zijn ionverbindingen)
151
in de inademingslucht boven 300 microgram per kubieke meter, gemeten of berekend als tijdgewogen
gemiddelde over een periode van veertig uur per week.
(artikel 4.68, lid 1, Arbobesluit)
Het blootstellen van werknemers aan biologische agentia waarbij ernstig gevaar bestaat voor schade
aan de gezondheid.
(artikel 4.87, lid 1, Arbobesluit)
Het blootstellen van thuiswerkers aan concentraties van stoffen in de inademingslucht aan meer dan
twee maal de bestuurlijke MAC-waarde of wettelijke grenswaarde (vast te stellen over de bloot-
stellingsperiode(n) waarop deze waarden betrekking hebben) of aan meer dan de ceilingwaarde.
(artikel 4.113, Arbobesluit)
Het door thuiswerkers werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.9-1 onder 2, 3 en 4, waarbij
direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.
(artikel 4.113, Arbobesluit)
! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij thuiswerk met gevaarlijke stoffen waardoor
ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke
stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.115, lid 2, Arbobesluit)
Het verrichten van werkzaamheden zonder gehoorbescherming in situaties waarbij een geluidsniveau
optreedt van meer dan:*
3)
− 85 dB(A) over een achturige werkdag;
− 130 dB(A) (piekwaarde).
(artikel 6.8, lid 9, Arbobesluit)
(artikel 6.23, lid 8, Arbobesluit: voorschrift voor zeeschepen en luchtvaartuigen)
Het niet aan werknemers ter beschikking stellen van materiaal dat in deugdelijke staat verkeert en van
voldoende ademgas van goede kwaliteit.
(artikel 6.15, lid 1, Arbobesluit)
Het verrichten van duikarbeid zonder te worden bijgestaan door een reserveduiker.
(artikel 6.16, lid 1, Arbobesluit)
5
Het verrichten van duikwerkzaamheden op een diepte van 15 meter (of bij een druk van 1,5 maal 10
Pascal) of meer waarbij geen geschikte compressiekamer aanwezig is.
(artikel 6.18, lid 1, Arbobesluit)
! Het gebruiken van arbeidsmiddelen op een andere wijze of plaats dan waarvoor zij zijn ingericht en
bestemd.
(artikel 7.3, lid 2, Arbobesluit)
! Het niet of onvoldoende treffen van beschermende maatregelen bij het gebruik van een arbeidsmiddel,
waardoor ernstig gevaar bestaat voor persoonlijk letsel.
(artikel 7.3, lid 4, Arbobesluit)
Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor
verschuiven, omvallen, kantelen, oververhitting, brand, ontploffen of directe of indirecte aanraking met
elektriciteit.
152
(artikel 7.4, lid 3, Arbobesluit)
Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat
getroffen te worden door ongewild in beweging komende of vrijkomende voorwerpen, producten,
vloeistoffen of gassen.
(artikel 7.4, lid 4, Arbobesluit)
! Het onderhouden, repareren en reinigen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of
elektrische spanning staan.*
(artikel 7.5, lid 2, Arbobesluit)
! Het afstellen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan.*
(artikel 7.5, lid 3, Arbobesluit)
! Het ontbreken of onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen en afschermingen, alsmede het
overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen van arbeidsmiddelen.
(artikel 7.7, lid 1, Arbobesluit)
! Het kunnen aanraken van (onderdelen van) arbeidsmiddelen met een zeer hoge of lage temperatuur.
(artikel 7.9, Arbobesluit)
! Het loskoppelen en opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel van en op een krachtbron.
(artikel 7.11, lid 2, Arbobesluit)
! Het ontbreken van een noodstopvoorziening op arbeidsmiddelen waarbij dit noodzakelijk is.
(artikel 7.16, Arbobesluit)
! Het vervoeren van personen met een mobiel arbeidsmiddel dat daartoe niet is uitgerust.
(artikel 7.17a, lid 1 Arbobesluit)
! Het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen (m.u.v. heftrucks) waarmee personen kunnen worden
vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.
(artikel 7.17a, lid 2, Arbobesluit)
! Het gebruik van heftrucks waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder
beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.
(artikel 7.17a, lid 5, Arbobesluit)
! Het ontbreken van een rem- en stopvoorziening, alsmede een noodstopvoorziening voorzover deze
noodzakelijk is, op een mobiel arbeidsmiddel met eigen aandrijving.
(artikel 7.17b, lid 2, Arbobesluit)
! Het meerijden op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving zonder speciaal daartoe ingerichte
veilige plaatsen.*
(artikel 7.17c, lid 2, Arbobesluit)
! Het zwaarder belasten van een hijs- of hefwerktuig, dan de toegelaten bedrijfslast of dan een veilig
gebruik toelaat.*
(artikel 7.18, lid 2, Arbobesluit)
Het zodanig opgesteld zijn van hijs- en hefwerktuigen, dat daardoor ernstig gevaar bestaat dat lasten
werknemers kunnen raken.*
(artikel 7.18, lid 5, Arbobesluit)
153
(artikel 7.18, lid 6, Arbobesluit)
Het zodanig gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor
kantelen, ongewild in beweging komen of wegglijden.*
(artikel 7.18a, lid 3, Arbobesluit)
Het ontbreken van technische of organisatorische maatregelen, indien zich in een schacht twee of
meer liften bevinden, om te voorkomen dat personen bij werkzaamheden aan een van de liften,
getroffen worden door een naastliggende lift.
(artikel 7.21, lid 1, Arbobesluit)
Het niet stilzetten van de naastgelegen lift tijdens werkzaamheden in een liftschacht waarbij gevaren
veroorzaakt door deze lift niet zijn tegengegaan.*
(artikel 7.21, lid 2, Arbobesluit)
! Het vervoeren van personen met een hijs- of hefwerktuig, dat daarvoor niet is bestemd of ingericht.*
(artikel 7.22, lid 1, Arbobesluit)
! Het hijsen of heffen van luiken van schepen zonder dat deze daartoe geschikte bevestigingen hebben
voor het vastmaken van hijsgereedschap.
(artikel 7.25, lid 1, Arbobesluit)
Het plaatsen of verwijderen van luiken op schepen terwijl in het ruim onder de luikopening wordt
gewerkt.*
(artikel 7.25, lid 6, Arbobesluit)
! Het laden en lossen van schepen zonder dat luiken die niet afdoende tegen verplaatsing kunnen
worden geborgd, verwijderd zijn.
(artikel 7.25, lid 7, Arbobesluit)
! Het opnieuw gebruiken van voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen.
(artikel 7.27, lid 2, Arbobesluit)
Het niet aanwezig zijn van middelen zodat werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van
sjorringen van containers aan ernstig gevaar worden blootgesteld.
(artikel 7.28, Arbobesluit)
! Het gebruik van ladders of trappen die onvoldoende sterk en stijf zijn.
(artikel 7.33, lid 1, Arbobesluit)
154
! Het werken op ladders of trappen van onvoldoende lengte, waardoor stevige steun voor handen en
voeten ontbreekt.
(artikel 7.33, lid 2, Arbobesluit)
Het werken op verrijdbare steigers die niet zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsing.
(artikel 7.34, lid 4, Arbobesluit)
Het verrichten van trekkerarbeid, het werken met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren,
het industrieel slachten of werken onder tempodwang door jeugdige werknemers zonder toezicht.
(artikel 7.39, Arbobesluit)
! Het ontbreken of het onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen, alsmede het overbruggen
dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen aan arbeidsmiddelen in thuiswerk-
situaties.
(artikel 7.41, lid 1, Arbobesluit)
! Het niet ter beschikking stellen van doeltreffende persoonlijke beschermingsmiddelen aan
werknemers bij werkzaamheden, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid of gezondheid van
betrokken werknemers.
(artikel 8.3, lid 1, Arbobesluit)
___________________________
1)
Dit feit kan alleen als ernstig beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden na 23 juli
2000.
2)
Dit feit kan vanaf 1 januari 2001 als ernstig beboetbaar feit ten laste worden gelegd.
3)
De norm van 85 dB(A) geldt voor feiten die na 26 mei 2000 hebben plaatsgevonden. Tot die datum wordt de
oude norm van 90 dB(A) gehanteerd.
155
Bijlage 3
behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998
Dergelijke feiten die enerzijds de onveiligheid van werknemers vergroten en anderzijds het werk van
de Arbeidsinspectie ernstig belemmeren, leiden tot het direct corrigeren van werkgevers. In
voorkomende gevallen wordt direct overgegaan tot het aanzeggen van een boete.
De lijst van direct beboetbare feiten (direct boete) is op voorhand niet limitatief. De lijst kan worden
uitgebreid met feiten waarvan het politiek, maatschappelijk, beleidsmatig of inhoudelijk nodig wordt
geacht deze direct door middel van een boete aan te pakken.
Ten aanzien van de met een asterisk (*) gemarkeerde feiten kan ook een werknemer worden beboet,
indien deze de betreffende verplichting(en) niet naleeft.
156
Lijst van direct beboetbare feiten
! Het onvoldoende toezien op de naleving van instructies en voorschriften bij werkzaamheden waaraan
risico’s voor werknemers zijn verbonden.
(artikel 8, lid 4, Arbowet 1998)
Het niet hebben laten toetsen van een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie door een
gecertificeerde Arbodienst.
(artikel 14, lid 1, juncto lid 3, Arbowet 1998)
2)
Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers.
(artikel 1.37, lid 1 Arbobesluit)
Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers om specifieke gevaren voor
2)
jeugdige werknemers te voorkomen.
(artikel 1.37, lid 2 Arbobesluit)
Het aanvangen met werkzaamheden op een bouwplaats zonder schriftelijke kennisgeving aan de
2)
Arbeidsinspectie over de voorgenomen totstandbrenging van het bouwwerk.
(artikel 2.26, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van bouwwerken zoals
gedefinieerd in het Arbobesluit.
(artikel 2.27, lid 1, Arbobesluit)
Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van werkzaamheden verricht in
de winningsindustrie in dagbouw.
(artikel 2.42, lid 2, Arbobesluit)
Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar
2)
voor instorting bestaat.
(artikel 3.46, sub a, Arbobesluit)
Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten aan, met of in de
2)
directe nabijheid van een hoogspanningsinstallatie.
(artikel 3.46, sub b, Arbobesluit)
Het verrichten van onderzoek naar de veiligheid aan, op of in tankschepen door een persoon die niet
beschikt over het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige.*
(artikel 4.7, lid 4, Arbobesluit)
Gebruik van springstoffen zonder dat hierop voortdurend toezicht plaatsvindt door een persoon die in
het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester.*
(artikel 4.8, lid 2, Arbobesluit)
Na een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau aan kankerverwekkende stoffen, er niet
voor hebben gezorgd dat werknemers uit de gevarenzone zijn verwijderd.*
157
(artikel 4.21, lid 1, Arbobesluit)
Het niet hebben voorkomen dat andere werknemers dan die welke herstelwerkzaamheden in een
gevarenzone met verhoogd blootstellingsniveau aan kankerverwekkende stoffen moeten verrichten
deze zone hebben betreden.
(artikel 4.21, lid 4, Arbobesluit)
Het gebruik van asbest of asbesthoudende producten zonder dit (volledig) schriftelijk te hebben
gemeld aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.49, lid 1, Arbobesluit)
Wijzigingen in het gebruik van asbest niet schriftelijk hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.49, lid 2, Arbobesluit)
Het niet beschikken over een, overenkomstig artikel 4.55 Arbobesluit opgesteld, schriftelijk werkplan
ten aanzien van het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten dan wel crocidoliet of
crocidoliethoudende producten uit gebouwen, constructies, apparaten, installaties en transport-
1)
middelen.
(artikel 4.54, lid 3, Arbobesluit)
Het be- of verwerken van zandsteen door een bedrijf dat niet in het bezit is van een certificaat
zandsteenbedrijf.
(artikel 4.60, lid 3, Arbobesluit)
e e e
Het voor de eerste maal werken met biologische agentia van de 2 , 3 of 4 categorie, zonder (tijdige
en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 1, Arbobesluit)
e e
Het werken met een nieuw biologisch agens van de 3 of 4 categorie, zonder (tijdige en volledige)
schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 3, Arbobesluit)
e e e
Het werken met biologische agentia van de 2 , 3 of 4 categorie na veranderingen in procédés of
procedures met mogelijke gevolgen voor veiligheid en gezondheid, zonder dit opnieuw te hebben
gemeld aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 5, Arbobesluit)
Het niet (tijdig en schriftelijk) hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie van een ongeval of incident dat
e e
(mogelijkerwijs) heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van de 3 of 4
categorie.
(artikel 4.95, Arbobesluit)
Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers ter voorkoming van specifieke gevaren
2)
bij het werken met gevaarlijke stoffen of gassen of artikelen die ontplofbare stoffen bevatten.
(artikel 4.106 Arbobesluit)
Het duiken zonder in het bezit te zijn van het certificaat duikarbeid.*
(artikel 6.16, lid 6, Arbobesluit)
158
Het verrichten van duikarbeid zonder de aanwezigheid van een persoon die in het bezit is van een
1)
certificaat duikmedische begeleiding.*
(artikel 6.16, lid 7, Arbobesluit)
Het verrichten van caissonarbeid zonder de Arbeidsinspectie daarvan (tijdig en schriftelijk) in kennis te
stellen, onder overlegging van een deugdelijk werkplan.
(artikel 6.19, lid 2, Arbobesluit)
Het werken met mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, zonder dat de bedieners daartoe
specifieke deskundigheid bezitten.
(artikel 7.17c, lid 1, Arbobesluit)
N.B. uitsluitend aan de orde indien criteria bestaan (en in projecten zijn aangegeven) wanneer en in
welke situatie er sprake is van dit feit.
Het niet door een certificerende instelling laten onderzoeken en beproeven van hijs- of hefwerktuigen
en hijs- of hefgereedschappen aan boord van schepen, die gebruikt worden bij het laden en lossen.
(artikel 7.29, lid 7, Arbobesluit)
Het aan boord van een schip niet aanwezig zijn of niet bijhouden van een register van hijs- of
1)
hefwerktuigen en hijs- of hefgereedschappen.
(artikel 7.29, lid 10, Arbobesluit)
Het bedienen van een torenkraan, mobiele kraan of funderingsmachine als bedoeld in artikel 7.1
Arboregeling, door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van bekwaamheid.
(artikel 7.32, lid 1, Arbobesluit)
! Het onvoldoende er voor zorgen dat werknemers aan hen beschikbaar gestelde persoonlijke
beschermingsmiddelen (juist) gebruiken, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid of
gezondheid van betreffende werknemers.
(artikel 8.3, lid 2, Arbobesluit)
Het op de openbare weg besturen van een trekker en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of
afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen door een jeugdige werknemer die niet in het bezit is
1)
van een certificaat van vakbekwaamheid.
(artikel 9.36, lid 1, Arbobesluit)
___________________________
1)
Dit feit kan alleen als direct beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden
na 23 juli 2000.
2) Dit feit kan alleen als direct beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden
na 1 januari 2002.
159
Bijlage 4
behorend bij beleidsregel 2 Arbobesluit
160
BUTYLAMINE/1- 109-73-9 78 LCLOIHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
BUTYLHYDROPEROXIDE/T. 75-91-2 >50 LC50 IHL-RAT 500 ppm 4h GEEN
CHLOOR 7782-50-5 -34 LC50 IHL-RAT 293 ppm 1h 300
CHLOORACETYLCHLORIDE 79-04-9 105 LCLOIHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
3
CHLOORFENVINFOS 470-90-6 >100 LC50 IHL-RAT 1,15 g/m 1h 10000
CHLOROFORM 67-66-3 61 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
CHLOROPREEN/2- 126-99-8 59 LCLO IHL-RAT 2280 ppm 4h GEEN
3
CHROOMZUUR 7738-94-5 >100 LC50 IHL-RAT 0,35 g/m 1h 1000
CUMEEN 98-82-8 152 LC50 IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
CYANOGEN 460-19-5 -21 LC50 IHL-RAT 350 ppm 1h 300
DICHLOORETHAAN/1.2 107-06-2 84 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
DICHLOORETHAAN/1.1- 75-34-3 57 0 RAT bij 8h conc. 4000 ppm GEEN
DICHLOORETHEEN/1.1- 75-35-4 32 LCLO IHL-RAT 10000 ppm 24h GEEN
DICHLOORPROPAAN/1.2. 78-87-5 96 LCLO IHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
3
DICHLOORVOS 62-73-7 n.v.t. LC50 IHL-RAT 15 mg/m 4H 1
3
DIELDRIN 60-57-1 n.v.t. LC50 IHL-RAT 3,8 mg/m 1h 1
DIETHYL-S-ETHYLTHIO-
METHYLTHIOFOSFAAT/O.O 2600-69-3 n.v.t. LD50 ORL-RAT 250 µg/kg 1
DIETHYL-S-ETHIONYLMETHYL-
FOSFORTHIAAT/O.O- 2588-05-8 n.v.t. LD50 ORL-RAT 1 mg/kg 1
DIETHYLAMINE 109-89-7 56 LC50 IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
DIFLUORETHEEN/1.1. 75-38-7 -74 LCLO IHL-RAT 128000 ppm 4h GEEN
DIMEFOX 115-26-4 n.v.t. LD50 ORL-RAT 1 mg/kg 1
3
DIMETHYLSULFAAT 77-78-1 > 100 LC50 IHL-RAT 27 mg/m 1h 100
3
DIOXAAN/1.4- 123-91-1 101 LC50 IHL-RAT 46 g/m 2h GEEN
DIPHENYLMETHAAN-DIISOCYANAAT
3 3
(PREPOLYMEER) 101-68-8 > 100 LC50 IHL-RAT 1h 980 mg/m LC50<1960 mg/m 10000
EPICHLOORHYDRINE 106-89-8 118 LC50 IHL-RAT 500 ppm 4h GEEN
3
EPOXYPROPAAN/1.2- 75-56-9 34 0 RAT bij 1h conc. 19,4 g/m GEEN
ETHER 60-29-7 35 LC50 IHL-RAT 73000 ppm 2,5h GEEN
ETHYLACETAAT 141-78-6 77 LC50 IHL-RAT 1600 ppm 8h GEEN
ETHYLACRYLAAT 140-88-5 99 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
ETHYLBENZEEN 100-41-4 136 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
ETHYLCHLOORFORMIAAT 541-41-3 93 LC50 IHL-RAT 145 ppm 1h 3000
ETHYLEENDIAMINE 107-15-3 118 LC50 IHL-RAT 4000 ppm 8h GEEN
3
ETHYLEENIMINE (gepolymeriseerd !!) 151-56-4 55 0 RAT bij 1h max. C. 91 mg/m GEEN
161
3
ETHYLEENOXYDE 75-21-8 11 LC50 IHL-RAT 10,95 g/m 1h 3000
ETHYLFORMIAAT 109-94-4 54 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
FLUOR 7782-41-4 -188 LC50 IHL-RAT 185 ppm 1h 30
FORMALDEHYDE 50-00-0 -21 LC50 IHL-RAT 1h 600<LC50<1000 300
3
FOSFINE 7803-51-2 -88 LC50 IHL-RAT 361 mg/m 1h 30
3
FOSFORZUUR 7664-38-2 >100 0 RAT bij 1h max. C.: 0,84 g/m GEEN
3
FOSGEEN 75-44-5 8 LC50 IHL-RAT 38 mg/m 1h 3
3
FURAN 110-00-9 31 LC50 IHL-RAT 120 mg/m 1h 100
ISOFORON 78-59-1 215 LCLO IHL-RAT 1840 ppm 4h GEEN
KOOLMONOXIDE 630-08-0 -191 LC50 IHL-RAT 0,60 vol% 1h 3000
3 3
MDI (PREPOLYMEER) 101-68-8 > 100 LC50 IHL-RAT 1h 980 mg/m LC50<1960 mg/m 10000
MESITYLOXIDE 141-79-7 130 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
METHANOL 67-56-1 65 LC50 IHL-RAT 64000 ppm 4h GEEN
METHYLACRYLAAT 96-33-3 80 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
3
METHYLAMINE 74-89-5 -6,3 20% RAT bij 1h conc. 19,9 g/m GEEN
3
METHYLBROMIDE 74-83-9 4 LC50 IHL-RAT 7,3 g/m 1h 3000
METHYLCHLOORFORMIAAT 79-22-1 71 LC50 IHL-RAT 88 ppm 1h 300
METHYLETHYLKETON 78-93-3 80 LCLO IHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
METHYLISOCYANAAT 624-83-9 n.v.t. LC50 IHL-RAT 5 ppm/4h 1
3
METHYLMERCAPTAAN 74-93-1 6 LC50 IHL-RAT 4,72 g/m 1h 3000
MEVINFOS 7786-34-7 >100 LC50 IHL-RAT 14 ppm 1h 1000
3
MONOCROTOFOS 6923-22-4 125 LC50 IHL-RAT 162 mg/m 1h 3000
MORFOLINE 110-91-8 128 LC50 IHL-RAT 8000 ppm 8h GEEN
1) 3
NATRIUMSELENIET 10102-18-8 vast LC50 IHL-RAT 0,26 g/m 1h 3000
NONAAN 111-84-2 151 LC50 IHL-RAT 3200 ppm 4h GEEN
3
OXAMYL 23135-22-0 >100 LC50 IHL-RAT 170 mg/m 1h 3000
OZON 10028-15-6 n.v.t. LC50 IHL-RAT 4,8 ppm 4h 1
PARALDEHYDE 123-63-7 124 LCLO IHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
3
PARATHION 56-38-2 375 LC50 IHL-RAT 210 mg/m 1h 1000
1) 3
PARATHION-METHYL 298-00-0 vast LC50 IHL-RAT 0,2 - 0,26 g/m 1h 3000
PENTABORAAN 19624-22-7 n.v.t. LC50 IHL-RAT 7 ppm 4h 1
PHORAAT 298-02-0 n.v.t. LD50 ORL-RAT 1 mg/kg 1
PICOLINE/2- 109-06-8 129 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
POLY CHLOORDIBENZOFURANEN
2,3,4,7,8 PENTA 57117-31-4 LD50 ORL RAT 916 µg/kg 1
POLY CHLOORDIBENZODIOXINEN
162
(EQ.TCDD) 2,3,7,8 TETRA 1746-01-6 LD50 ORL RAT 20 µg/kg 1
PROMURIT 5836-73-7 n.v.t. LD50 ORL-RAT 0,28 mg/kg 1
PROPAANTHIOL/N 107-03-9 67 LC50 IHL-RAT 7300 ppm 4h GEEN
PROPANAL 123-38-6 49 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
PROPANOL 71-23-8 97 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
PROPYLACETAAT/ISO 108-21-4 89 LCLO IHL-RAT 32000 ppm 4h GEEN
PROPYLACETAAT/N 109-60-4 102 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
PROPYLALCOHOL/ISO 67-63-0 82 LC50 IHL-RAT 16000 ppm 4h GEEN
3
PROPYLEENIMINE 75-55-8 10% rat bij 1h conc. 2,4 g/m GEEN
3
PROPYLEENOXIDE 75-56-9 34 0 rat bij 1h conc. 19,4 g/m GEEN
PYRIDINE 110-86-1 115 LC50 IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
3
SELEENWATERSTOF 7783-07-5 -41 LC50 IHL-RAT 0,18 g/m 1h 30
SILICIUMTETRACHLORIDE 10026-04-7 58 LC50 IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
3
STIKSTOFDIOXYDE 10102-44-0 -21 LC50 IHL-RAT 220 mg/m 1h 30
3
STIKSTOFMONOXIDE 10102-43-9 -152 LC50 IHL-RAT 924 mg/m 1h 300
STIKSTOFTRIFLUORIDE 7783-54-2 -129 LC50 IHL-RAT 6700 ppm 1h GEEN
STYREEN 100-42-5 146 LCLO IHL-RAT 5000 ppm 8h GEEN
SULFURYLFLUORIDE 2699-79-8 -55 LC50 IHL-RAT 3020 ppm 1h 3000
TCDD 1746-01-6 n.v.t. LD50 ORL-RAT 22,5 µg/kg 1
TEPP 107-49-3 n.v.t. LD50 ORL-RAT 0,5 mg/kg 1
TETRACHLOORKOOLSTOF 56-23-5 77 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
3
TETRAETHYLLOOD 78-00-2 >100 LC50 IHL-RAT 850 mg/m 1h 10000
TETRAHYDROFURAAN 109-99-9 66 LCLO IHL-RAT 24000 ppm 2h GEEN
TOLUEEN 108-88-3 111 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
3
TOLUEENDIISOCYANAAT (TDI) 584-84-9 > 100 LC50 IHL-RAT 480 mg/m 1h 1000
TRICHLOORETHEEN 79-01-6 87 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORMETHAAN 67-66-3 61 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORPROPAAN/1.1.1- 7789-89-1 107 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORPROPAAN/1.1.2- 598-77-6 140 LC50 IHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORPROPAAN/1.2.3- 96-18-4 157 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORPROPEEN/1.2.3- 96-19-5 142 LCLO IHL-RAT 500 ppm 4h GEEN
TRIETHYLAMINE 121-44-8 90 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
TRIETHYLEENMELAMINE 51-18-3 n.v.t. LD50 ORL-RAT 1 mg/kg 1
3
TRIMETHYLBENZEEN/1.3.5- 108-67-8 165 LC50 IHL-RAT 24 g/m 4h GEEN
TRIMETHYLORTHOFORMIAAT 149-73-5 >100 LCLO IHL-RAT 5000 ppm 4h GEEN
VINYLACETAAT 108-05-4 72 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
163
3
WATERSTOFCYANIDE 74-90-8 26 LC50 IHL-RAT 163 mg/m 100
WATERSTOFFLUORIDE 7664-39-3 20 LC50 IHL-RAT 1276 ppm 1h 300
3
WATERSTOFPEROXYDE 7724-84-1 >100 LC50 IHL-RAT 2000 mg/m 4h GEEN
XYLEEN 1330-20-7 138 LC50 IHL-RAT 5000 ppm 6h GEEN
ZOUTZUUR(GAS) 7647-01-0 -85 LC50 IHL-RAT 3124 ppm 1h 3000
ZUURSTOFDICHLORIDE 7783-41-7 -145 LC50 IHL-RAT 136 ppm 1h 30
3
ZWAVELDIOXYDE 7446-09-5 -10 LC50 IHL-RAT 5,14 g/m 1h 3000
3
ZWAVELKOOLSTOF 75-15-0 46 0 rat bij 1h max. C: 20,5 g/m GEEN
3
ZWAVELWATERSTOF 7783-06-4 -60 LC50 IHL-RAT 898 mg/m 1h 300
3
ZWAVELZUUR 7664-93-9 280 LC5O IHL-RAT 3,6 g/m 1h GEEN
1)
Fysische omstandigheid bij 25 °C
164
Bijlage 5
behorend bij beleidsregel 2 Arbobesluit
Celluloid 1000
Cellulosenitraat 1000
Chloorperoxybenzoëzuur /3- (3-chloorbenzoëzuur < 82% ) 4000
Cyclohexanonperoxiden (watergehalte <10%) 3000
Cycloniet (watergehalte >15%, of flegmatiseermiddel >10%) 800
Cyclotetramethyleen tetranitramine (watergeh. >15% of fleg. >10%) 800
Cyclotrimethyleentrinitramine (watergeh. >15% of fleg. > 10%) 800
Glyceroldinitraat 900
Glyceroltrinitraat (1 tot 10% in alcohol) 900
Guanidininitraat 2000
165
Hexamethyleentetraaminedinitraat 1000
Hexamethyleentriperoxidediamine 900
Hexanitrodifenylamine 900
Hexanitrodipentaerytriet 800
Hexanitroethaan 1000
Hexanitrostilbeen 900
Hexatonal 600
Hydrazinenitraat 1000
Hydrazineperchloraat 1000
Nitroethaan 1000
Nitroethaanpropaandioldinitraat 1000
Nitroguanidine (watergehalte >=20%) 2000
Nitroguanidine (watergehalte <20%) 1000
Nitroisobutylglyceroltrinitraat 600
Nitromethaan 1000
Nitropropaan/2- 1000
Nitroureum 2000
Tetramethylcyclopentanontetranitraat 1000
Tetranitroaniline 800
Tetranitrocarbazool 1000
Tetranitromethaan 1000
Tetrazeen 2000
Triaminotrinitrobenzeen 2000
Triethyleenglycoldinitraat 3000
Triethylaminenitraat 1000
Trinitroaniline 900
Trinitroanisool 1000
Trinitrobenzeen (watergehalte < 35%) 900
Trinitrobenzoëzuur 1000
Trinitroerytriet 800
Trinitrofenetol 1000
Trinitrofenol (watergehalte < 30%) 900
Trinitrofenol (watergehalte >= 30%) 1000
Trinitrofenylethylnitramine 2.4.6- 900
Trinitrofenylmethylnitramine 900
Trinitroftaleen 1000
166
Trinitro-m-cresol 1000
Trinitrophenoxyethylnitraat 900
Trinitroesorcine 1000
Trinitrotolueen 1000
Trinitroxyleen 1000
Tritonal 600
Ureumnitraat 2000
Zilverazide 2000
Zwart kruit 2000
------
167
Bijlage 6
behorend bij beleidsregel 4.2 -1 Arbobesluit
BESTUURLIJKE MAC-WAARDEN
Verklaring van de gebruikte letters en aanduidingen
CAS nummer
Om eenduidige identificatie te vergemakkelijken is bij elke stof het zogenoemde CAS nummer opgenomen, dat
wil zeggen het nummer waaronder de stof door de “Chemical Abstract” Service is geregistreerd.
MAC-TGG
Maximale aanvaarde concentratie - Tijdgewogen gemiddelde. Voor een aantal stoffen is naast de maximale
aanvaarde concentratie bij een blootstellingsduur tot 8 uur per dag tevens een grenswaarde vastgesteld voor
een kortdurende blootstelling van ten hoogste 15 minuten.
C (MAC-C)
Deze aanduiding is toegepast bij stoffen waarvan de bestuurlijke grenswaarde (MAC-waarde) een ceilingwaarde
(of plafondwaarde) is. Een ceilingwaarde geeft aan dat overschrijding van deze concentratie in alle gevallen
moet worden voorkómen.
H (Huidopname)
Stoffen die relatief gemakkelijk door de huid kunnen worden opgenomen, hetgeen een substantiële bijdrage kan
betekenen aan de totale inwendige blootstelling, hebben in de lijst een H-aanduiding. Bij deze stoffen moeten
naast maatregelen tegen inademing ook adequate maatregelen ter voorkoming van huidcontact worden
genomen.
168
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
169
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
n-Butylamine 109-73-9 15 C H
n-Butylchloorformiaat 592-34-7 5,6
tert-Butylchromaat (als CrO3) 1189-85-1 0,1 C H
2-sec-Butylfenol 89-72-5 30 H
p-tert-Butylfenol 98-54-4 0,5
n-Butylglycidylether (BGE) 2426-08-6 135
Butyllactaat 138-22-7 25
p-tert-Butyltolueen 98-51-1 6,1
1)
Calciumcarbonaat 471-34-1 10
Calciumcyanamide 156-62-7 0,5
Calciumhydroxide 1305-62-0 5
Calciumoxide 1305-78-8 5
1)
Calciumsulfaat 10101-41-4 10
Captan 133-06-2 5
Carbaryl 63-25-2 5
Carbofuraan 1563-66-2 0,1
Cellulose 9004-34-6 2
Cesiumhydroxide 21351-79-1 2
Chlooraceetaldehyde 107-20-0 3 C
2-Chlooracetofenon 532-27-4 0,3
Chlooraceton 78-95-5 3,8 H
Chlooracetylchloride 79-04-9 0,2
Chloorbenzeen 108-90-7 46
o-Chloorbenzilydeenmalonitril (OCBM) 2698-41-1 0,4 C H
Chloordaan 57-74-9 0,5 H
Chloorbifenyl (42% Cl) 53469-21-9 1 H
Chloorbifenyl (54% Cl) 11097-69-1 0,5 H
Chloordifenyloxide 55720-99-5 0,5
2-Chloorethanol 107-07-3 3 C H
p-Chloor-m-cresol 59-50-7 3
1-Chloor-1-nitropropaan 600-25-9 10
3-Chloorpropeen 107-05-1 3
2-Chloorpropionzuur 598-78-7 0,44 H
Chloorpyrifos 2921-88-2 0,2 H
2-Chloor-6-(trichloormethyl)-pyridine 1929-82-4 10
o-Chloorstyreen 2039-87-4 285
2-Chloortolueen 95-49-8 250 H
Chloortrifluoride 7790-91-2 0,4 C
Chromylchloride 14977-61-8 0,15
Clopidol 2971-90-6 10
R
Crufomaat 299-86-5 5
Cumeen 98-82-8 100 250 H
Cyaanwaterstof 74-90-8 11 C H
Cyanamide 420-04-2 2
Cyaniden (als CN) 5 H
Cyanogeenchloride 506-77-4 0,6 C
Cyclohexeen 110-83-8 1015
Cyclohexylamine 108-91-8 20 H
Cyclopentaan 287-92-3 1720
1,3-Cyclopentadieen 542-92-7 200
Cyhexatin 13121-70-5 5
170
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
171
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
3,5-Dinitro-o-toluamide 148-01-6 5
Dioxathion 78-34-2 0,2
Dipropyleenglycolmethylether 34590-94-8 300
Dipropylketon 123-19-3 235
Diquat dibromide 85-00-7 0,5
Disulfiram 97-77-8 1
Disyston 298-04-4 0,1 H
2,6-Di-tert-butyl-p-cresol 128-37-0 10
Diuron 330-54-1 10
1,3-Divinylbenzeen 108-57-6 50
Dizwaveldecafluoride 5714-22-7 0,1
Dizwaveldichloride 10025-67-9 6 C
Dyfonate 944-22-9 0,1
172
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
Jodium 7553-56-2 1 C
Jodoform 75-47-8 3
Joodmethaan 74-88-4 10 H
Kaliumhydroxide 1310-58-3 2 C
1)
Kalksteen 1317-65-3 10
1)
Kaoline 1332-58-7 10
Katoenstof (ruwe) 0,2
R
Kathon mengsel 55965-84-9 0,2
Ketenen 463-51-4 0,9
173
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
Lasrook 5
1)
Leisteen 1344-36-1 10
Lithiumhydride 7580-67-8 0,025
LPG (Liquified Petroleum Gas) 1800
1)
Magnesiumcarbonaat 546-93-0 10
Magnesiumoxide (rook) (als Mg) 1309-48-4 10
Malathion 121-75-5 10 H
Maleïnezuuranhydride 108-31-6 0,4
Mercaptobenzothiazol 149-30-4 4
Methaanthiol 74-93-1 1
Methacrylzuur 79-41-4 70
Methanol 67-56-1 260 H
Methomyl 16752-77-5 2,5 H
2-Methoxyazijnzuur 625-45-6 19
Methoxychloor 72-43-5 10
4-Methoxyfenol 150-76-5 5
Methylacetaat 79-20-9 610
Methylacetyleen 74-99-7 1650
Methylacetyleen/propadieenmengsel (MAPP-gas) 1800
Methylacrylnitril 126-98-7 3 H
Methylamine 74-89-5 6,4 19
N-Methylaniline 100-61-8 2
3-Methylbutanol-1 123-51-3 360
Methylchlooracetaat 96-34-4 5
Methyl-2-cyaanacrylaat 137-05-3 8
Methylcyclohexaan 108-87-2 1600
2)
Methylcyclohexanol 25639-42-3 235
2-Methylcyclohexanon (alle isomeren) 583-60-8 230 H
Methyldemeton 8022-00-2 0,5 H
2-Methyl-4,6-dinitrofenol 534-52-1 0,2 H
Methyleen-bis(4-cyclohexyl-isocyanaat) 5124-30-1 0,11 C H
Methylethylketonperoxide 1338-23-4 1,5 C
Methylformiaat 107-31-3 250 500
Methylisocyanaat 624-83-9 0,05 H
Methylisopropylketon 563-80-4 705
2-Methylpentaan-2,4-diol 107-41-5 125 C
4-Methylpentanol-2 108-11-2 100 H
4-Methyl-3-penteen-2-on 141-79-7 60
2-Methylpropanol-1 78-83-1 150
2-Methylpropanol-2 75-65-0 300
N-Methyl-2-pyrrolidon (damp) 872-50-4 80
Methylstyreen 25013-15-4 50 H
N-Methyl-N,2,4,6-tetranitroaniline 479-45-8 1,5 H
Metribuzine 21087-64-9 5
Mevinfos 7786-34-7 0,1 H
174
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
Mica 12001-26-2 5
4)
2,5
Mierezuur 64-18-6 9
Molybdeen (in water oplosbare 7439-98-7 5
-verbindingen) (als Mo)
Molybdeen (in water onoplosbare 7439-98-7 10
-verbindingen) (als Mo)
Monochloorazijnzuur 79-11-8 4 H
Monocrotophos 6923-22-4 0,25
Monomethylhydrazine 60-34-4 0,35 C H
Morfoline 110-91-8 70 H
Naftaleen 91-20-3 50
α-Naftylthioureum 86-88-4 0,3
Natriumazide 26628-22-8 0,1 0,3 H
Natriumbisulfiet 7631-90-5 5
Natriumdiethyldithiocarbamaat 148-18-5 2
Natrium-2-(2,4-dichloorfenoxy)-ethylsulfaat 136-78-7 10
Natriumfluoracetaat 62-74-8 0,05 H
Natriumhydroxide 1310-73-2 2 C
Natriumpyrithion 3811-73-2; 15922-78-8 1
Nicotine 54-11-5 0,5 H
6)
Nikkel (in water oplosbare -verbindingen (als Ni) 0,1
4-Nitroaniline 100-01-6 6 H
Nitrobenzeen 98-95-3 5 H
4-(2-Nitrobutyl)-morfoline (70% gew.-%) 2224-44-4 0,6
en 4,4’-(2-ethyl-2-nitro-1,3-propandiyl)- 1854-23-5
3)
bismorfoline (20 gew.-%) mengsel
p-Nitrochloorbenzeen 100-00-5 1 H
Nitroethaan 79-24-3 60
Nitromethaan 75-52-5 50
1-Nitropropaan 108-03-2 90
m-Nitrotolueen 99-08-1 6 H
n-Nonaan 111-84-2 1050
175
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
Resorcinol 108-46-3 45
Rhodium (damp en stof, als Rh) 7440-16-6 0,1
Rhodium (in water oplosbare zouten als Rh) 0,001
Roet (Carbon black) 1333-86-4 3,5
Rotenon 83-79-4 5
1)
Rouge (Fe2O3) 1309-37-1 10
Rubber solvent 1600
1)
Saccharose 57-50-1 10
Salpeterzuur 7697-37-2 1,3
Silaan 7803-62-5 0,7
1)
Silicium 7440-21-3 10
1)
Siliciumcarbide 409-21-2 10
Speksteen 14378-12-2 5
4)
2,5
Stearaten (uitgezonderd die van toxische metalen) 5
Stibine 7803-52-3 0,5
Stikstofmonoxide 10102-43-9 30
Stikstoftrifluoride 7783-54-2 29
Stikstofwaterstofzuur 7782-79-8 0,18
Stoddard solvent 8052-41-3 575
176
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
Stof (inhaleerbaar) 10
Stof (respirabel) 5
Strychnine 57-24-9 0,15
Subtilisinen (proteolytische enzymen) 0,00006 C
Sulfometuron methyl 74222-97-2 5
Sulfurylfluoride 2699-79-8 20
Sulprofos 35400-43-2 1
Tantalium 7440-25-7 5
Tellurium en -verbindingen (als Te) 13494-80-9 0,1
Telluriumhexafluoride (als Te) 7783-80-4 0,2
Temefos 3383-96-8 10
Tereftalaatzuur 100-21-0 10
Terfenylen 26140-60-3 4,5 C
Terpentijnolie 8006-64-2 560
1,1,2,2-Tetrabroomethaan 79-27-6 7 H
Tetrabroomkoolstof 558-13-4 1,4
Tetracarbonylnikkel (als Ni) 13463-39-3 0,35
1,1,1,2-Tetrachloor-2,2-difluorethaan 76-11-9 4170
1,1,2,2-Tetrachloorethaan 79-34-5 7 H
Tetrachloorethyleen 127-18-4 240 H
Tetrachloorkoolstof 56-23-5 12,6 H
Tetrachloornaftaleen 1335-88-2 2 H
Tetraethyldithiopyrofosfaat (TEDP) 3689-24-5 0,1 H
Tetraethyllood (als Pb) 78-00-2 0,05 H
Tetraethylorthosilicaat 78-10-4 85
Tetraethylpyrofosfaat (TEPP) 107-49-3 0,05 H
1,1,1,2-Tetrafluorethaan 811-97-2 4200
Tetramethyllood (als Pb) 75-74-1 0,05 H
Tetramethylorthosilicaat 681-84-5 6
Tetramethylsuccinonitril 3333-52-6 3 H
Tetramethylthiuramdisulfide (TMTD) 137-26-8 5
Tetranitromethaan 509-14-8 0,04
Textielstof 1
Thallium (in water oplosbare 7440-28-0 0,1 H
verbindingen) (als Tl)
4,4’-Thiobis (6-tert-butyl-m-cresol 96-69-5 10
Thioglycolzuur 68-11-1 4 8 H
Thionylchloride 7719-09-7 5 C
Tin (metaal) 7440-31-5 2
Tinoxide 18282-10-5 2
Tinverbindingen (anorganisch uitgezonderd SnH4) (als Sn) 2
Tinverbindingen (organisch) (als Sn) 0,1 0,2 H
1)
Titaandioxide 13463-67-7 10
m-Toluïdine 108-44-1 9 H
p-Toluïdine 106-49-0 9 H
Toxafeen (gechloreerde camfeen 60%) 8001-35-2 0,5 H
Tributylfosfaat 126-73-8 5
8)
Tri-n-butyltinverbindingen (als TBTO) 0,05
Tricarbonyl(methylcyclopentadiënyl)- 12108-13-3 0,2 H
mangaan (als Mn)
Trichloorazijnzuur 76-03-9 1
1,2,4-Trichloorbenzeen 120-82-1 15,1 37,8 H
1,1,1-Trichloorbis(chloorfenyl)ethaan 50-29-3 1
177
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
1,1,2-Trichloorethaan 79-00-5 45 H
2,4,5-Trichloorfenoxyazijnzuur 93-76-5 10
Trichloornaftaleen 1321-65-9 5
Trichloornitromethaan 76-06-2 0,7
Triethanolamine 102-71-6 5
Trifenylfosfaat 115-86-6 3
Triglycidylisocyanuraat 2451-62-9 0,1
Trimangaantetraoxide 1317-35-7 1
Trimethylbenzeen (alle isomeren) 25551-13-7 100
1,2,3-Trimethylbenzeen 526-73-8 100
1,2,4-Trimethylbenzeen 95-63-6 100
1,3,5-Trimethylbenzeen 108-67-8 100
3,5,5-Trimethylcyclohexenon-2 78-59-1 25 C
Trimethylfosfiet 121-45-9 10
Trimethylolpropaan 77-99-6 5
2,4,6-Trinitrotolueen (TNT) 118-96-7 0,1 H
Triorthocresylfosfaat 78-30-8 0,1
178
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m
1) Voor deze stof gelden de grenswaarden voor hinderlijk stof. De MAC-waarde voor hinderlijk inhaleerbaar
3 3
stof bedraagt 10 mg/m ; de MAC-waarde voor hinderlijk respirabel stof bedraagt 5 mg/m .
2) Deze bestuurlijke MAC-waarde geldt tot 1 april 2002; vanaf die datum geldt voor deze stof een wettelijke
grenswaarde.
3) Gemeten als formaldehyde.
4) MAC-waarde geldt voor respirabel stof.
5) Bij gelijktijdige blootstelling aan verschillende narcosegassen moet de som van de afzonderlijke
blootstellingsconcentraties als fractie van de afzonderlijke grenswaarden, kleiner zijn dan één.
6) Deze MAC-waarde geldt slechts voor de niet-kankerverwekkende verbindingen.
7) Deze MAC-waarde geldt als 1-uurs tijdgewogen gemiddelde.
8) Omvat de volgende verbindingen: tributyl(tbt)-oxide, tbt-benzoaat, tbt-chloride, tbt-fluoride, tbt-linolaat,tbt-
methacrylaat, tbt-naftenaat.
179
Bijlage 7
behorend bij beleidsregel 4.2-1 Arbobesluit
Indien afzonderlijke componenten in een mengsel dezelfde toxische werking op eenzelfde orgaan-
systeem uitoefenen, wordt toetsing van de blootstelling aan de voor elk van die stoffen geldende
grenswaarden als volgt uitgevoerd: de som van alle afzonderlijke blootstellingsconcentraties, als
fractie van de afzonderlijke wettelijke grens- of MAC-waarden, is kleiner zijn dan één. Met andere
woorden:
C1 C2 C3 Cn
------- + ------- + ------- + -------- < 1
MAC1 MAC2 MAC3 MACn
--------
180
Bijlage 8
behorend bij beleidsregel 4.2 -2 Arbobesluit
1. LEIDRAAD
De procedure om de risicoklasse van de werkzaamheden vast te stellen is hieronder puntsgewijs
beschreven. Tenzij anders is vermeld, loopt u achtereenvolgens alle punten van de leidraad door.
De verklaring van de gebruikte afkortingen en symbolen vindt u aan het einde van deze leidraad.
181
1.1.4 Kookpunt
o
Is het kookpunt > 350 C?
Zo ja, dan wordt vanwege de zeer geringe vluchtigheid van die stof de voorlopig vastgestelde klasse met
één verlaagd hetgeen in een definitieve klasse (n-1)T resulteert, tenzij blijkt (volgens punt 1.1.6) dat dit
vanwege de mogelijkheid van verspreiding in de vorm van stofdeeltjes niet verantwoord is. Ga verder met
vraag 1.1.6.
Zo nee, ga verder met de volgende vraag.
1.1.5 Dampspanning
3 o
Is 10 . Pd (mbar, 20 C) <MAC (ppm)?
Zo ja, dan wordt vanwege het feit dat het onwaarschijnlijk is dat de MAC-waarde bereikt wordt de
definitieve klasse één lager ofwel (n-1)T, tenzij blijkt (volgens punt 1.1.6) dat dit om de hiervoor ge-
noemde reden niet verantwoord is.
Zo nee, ga verder met vraag 1.1.7.
1.1.6.1
Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht
4
niet uitgesloten mogen worden geacht (dit is het geval als cg/MAC > 10 )? In dat geval dient verlaging van
klasse waartoe onder punt 1.1.4 of 1.1.5 in principe besloten werd achterwege te blijven.
1.1.6.2
Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht
3 4
een gering risico vormen (dit is het geval als cg/MAC > 10 , maar < 10 ) ? In dat geval kan de definitieve
klasse (n-1) worden.
1.1.6.3
Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht
3
een zeer gering risico vormen (dit is het geval als cg/MAC < 10 )? In dat geval kan de definitieve klasse
(n-2) worden.
182
1.1.8 Schatting van de mogelijkheid op overschrijding van de MAC-waarden
Bevindt de stof zich wel alleen in het grondwater, dan kan met behulp van de volgende formule geschat
worden hoe groot de kans op overschrijding van de MAC-waarde is op het moment dat er afgraving van
grond beneden de grondwaterspiegel plaatsvindt:
Cl
-1 3
Cg = (1 + 800.u) .10 . ────. Pd
Cl,max
De afleiding en onderbouwing van deze formule is te vinden in het rapport "Veiligheid en gezondheid bij
bodemsanering" door H.W.T.J. van Ingen. Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden. Amster-
dam, mei 1986. Hier zal de formule slechts daar waar strikt noodzakelijk worden toegelicht.
De fysische grootheden Cl,max en Pd zijn in handboeken te vinden. Verder stelt Cl de concentratie voor
waarin de betreffende stof in het grondwater is aangetroffen. Men neme de hoogste concentratie die in de
onderzoeken is vastgesteld.
Met de grootheid u (luchtsnelheid) wordt de mate van luchtverversing aangegeven. De waarde daarvan is
afhankelijk van de omstandigheden waaronder gewerkt wordt. Die omstandigheden zijn vertaald naar een
luchtsnelheid. Alhoewel de gekozen groottes van de luchtsnelheid mede gebaseerd zijn op wind-
statistieken e.d. is deze luchtsnelheid niet vergelijkbaar met windsnelheden. Het betreft hier in feite een
fictieve luchtsnelheid (zie voor de bepaling van de grootte van "u" de paragrafen 1.1.8.1 en 1.1.8.2).
Zo ja, dan betekent dit een aanzienlijke kans op overschrijding van de MAC-waarde tijdens het werk. De
voorlopige klasse wordt dan ook met één verhoogd: definitieve klasse 2T.
Opmerking
Uit deze en volgende kwantificeringen blijkt ook of het zinvol is om specifiek op bepaalde stoffen te gaan
meten.
dan wil dat zeggen dat - de specifieke omstandigheden op de betreffende werkplek in ogenschouw
nemend - overschrijdingen van de MAC-waarde mogelijk zijn. De voorlopige klasse dient in dat geval te
worden gehandhaafd: nT. Wanneer echter Cg < MAC, dan bestaat slechts een geringe kans op over-
schrijding en kan tot een lagere definitieve klasse worden overgegaan: (n-1)T.
De vragen ter bepaling van de waarde van de luchtsnelheid "u" volgen hieronder:
- Is de locatie zodanig door hoge obstakels omgeven dat de wind er daardoor beduidend minder "vat" op
heeft?
Hierbij kan gedacht worden aan hoge gebouwen, muren, zandlichamen of bossen aan verschillende
zijden van de locatie waardoor deze in de luwte ligt. Ook intensieve bebouwing in de buurt zoals een
locatie in een stad kan dit effect geven, zonder dat die locatie echt begrensd wordt door hoge
obstakels.
183
- Is de diepte van de ontgraving - in verhouding tot de horizontale omvang ervan - zodanig dat de
luchtverversing "in de put" duidelijk belemmerd wordt?
Als vuistregel kan aangehouden worden dat dit het geval is indien:
h/d > 0,2
waarin: h = hoogte van de put
d = (equivalente) diameter van de put
Opmerking: Voorwaarde is dat de ademzone beneden het maaiveld ligt.
- Wordt er voortdurend of zeer regelmatig vlak bij de verontreinigde grond intensief gewerkt? Hierbij
moet gedacht worden aan intensief handmatig grondwerk, bijvoorbeeld wanneer kabels, leidingen of
buizen die intact dienen te blijven ontgraven moeten worden.
Het aantal keer dat "ja" is gescoord op bovenstaande vragen wordt naar een waarde van "u" vertaald
volgens tabel 2.
ja u(m/s)
0x 1
1x 0,1
2x 0,01
3x 0
De genoemde belastende omstandigheden zijn voor saneringslocaties veelal allemaal - doch niet ten
volle - van toepassing. Om die reden en om niet telkens gecompliceerde afwegingen te hoeven maken
kan het beste voor elk werk als uitgangspunt een u = 0,1 m/s gehanteerd worden.
De verschillende klassen zijn geënt op situaties zoals die op afgravingslocaties en andere plaatsen waar
grondverzet uitgevoerd wordt, voorkomen. Zij zijn niet bedoeld voor werkzaamheden in verontreinigde
grond of verontreinigd grondwater waarbij hoge temperaturen worden toegepast, zoals laswerkzaamhe-
den in een sleuf.
1.2.2 Klasse 1F
o o
Heeft de stof een vlampunt tussen 21 C en 55 C? Zo ja, dan valt het werk in klasse 1F.
1.2.3 Klasse 2F
o
Heeft de stof een vlampunt kleiner dan 21 C en komt hij behalve in het grondwater ook in niet te
verwaarlozen hoeveelheden in de grond voor? Zo ja, dan is klasse 2F van toepassing voorzover het
werkzaamheden aan die grond betreft.
184
1.2.4 Eventuele verlaging van F-klasse
Ga met onderstaande formule na of voor deze - alleen in het grondwater voorkomende - stof de LEL
(lower exposure limit) bereikt kan worden in een situatie waarin in het geheel geen luchtverversing
optreedt (u = 0 m/s). Het spreekt voor zich dat deze berekening slechts dan zin heeft indien daarbij alle
kwantificeerbare bijdragen aan de vorming van een mogelijk explosief damp/luchtmengsel worden
meegenomen:
Cl
3
Cg = 10 . ──── . Pd
Cl,max
185
Bijlage 9
behorend bij beleidsregel 4.3 Arbobesluit
B. Andere, al dan niet als gevaarlijk in de zin van artikel 3 ingedeelde preparaten
1. Loodhoudende preparaten
1.1 Verven en vernissen
Op het etiket van de verpakking van verven en vernissen met een volgens ISO-norm 6503-1984 vastgesteld totaal loodgehalte
van meer dan 0,15% (uitgedrukt in gewicht van het metaal) van het totale gewicht van het preparaat, moet de volgende
vermelding zijn aangebracht:
"Bevat lood. Mag niet worden gebruikt voor voorwerpen waarin kinderen kunnen bijten of waaraan kinderen kunnen
zuigen."
Bij verpakkingen met een inhoud van minder dan 125 mililiter luidt de vermelding als volgt:
"Opgelet! Bevat lood."
2. Preparaten die cyanoacrylaat bevatten
2.1 Lijmen
Op de verpakking die lijm op basis van cyanoacrylaat direct omsluit moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
"Cyanoacrylaat
Gevaarlijk !
Kleeft binnen enkele seconden aan huid en ogen vast.
Buiten het bereik van kinderen houden.".
Bij de verpakking dienen de toepasselijke veiligheidsaanbevelingen te worden gevoegd.
3. Preparaten die isocyanaten bevatten
Op het etiket van de verpakking van preparaten die isocyanaten (monomeer, oligomeer, prepolymeer, enz., als zodanig of in
een mengsel) bevatten, moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
"Bevat isocyanaten.
Zie de aanwijzingen van de fabrikant.".
4 Preparaten die epoxyverbindingen met een gemiddeld molecuulgewicht van 700 of lager bevatten
Op het etiket van de verpakking van preparaten die epoxyverbindingen met een gemiddeld molecuulgewicht van 700 of lager
bevatten, moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
"Bevat epoxyverbindingen.
Zie de aanwijzingen van de fabrikant.".
5. Aan het grote publiek verkochte preparaten die actief chloor bevatten
De verpakking van preparaten die meer dan 1 % actief chloor bevatten, moet van de volgende bijzondere vermelding zijn
voorzien:
"Opgelet! Niet in combinatie met andere produkten gebruiken; er kunnen gevaarlijke gassen (chloor) vrijkomen.".
6. Preparaten die cadmium (legeringen) bevatten en die zijn bestemd om te worden gebruikt voor het lassen en solderen
Op de verpakking van dergelijke preparaten moeten leesbaar en onuitwisbaar de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
"Opgelet! Bevat cadmium.
Bij het gebruik ontwikkelen zich gevaarlijke dampen.
Zie de aanwijzingen van de fabrikant.
Neem de veiligheidsvoorschriften in acht.".
_____________
186
Bijlage 10
behorend bij beleidsregel 4.9 -2 Arbobesluit
Tabel lasprocessen
VI MIG/MAG, mass dr. Al-, Cu-, Be-, V- legeringen 50 Afgescheiden gevent. ruimte, LK(C) +
persoonlijke ademhalingsbescherming +
bronafzuiging
Hulptabel ruimteventilatie
Capaciteit van de ruimteventilatie per lasser bij een inschakelduur van 35 %, uitgaande van lasstroom of brandernummer.
2
Stroom Brander Mechanische ventilatie in m3/uur Nat. vent. opp m
Ampere nummer
RV(C) RV(B) LK(A) LK(B) LK(C) RV(C) RV(B)
RV = ruimteventilatie
LK = lokale ventilatie
1) Indien naast de voorgeschreven voorzieningen bronafzuiging met afvoer naar buiten wordt gebruikt als aanvullende voor-
ziening, dan mag de capaciteit van de ruimteventilatie 1/5e deel zijn van de oorspronkelijk voorgeschreven capaciteit.
187
Bijlage 11
behorend bij beleidsregel 4.9-5 Arbobesluit
Hierna volgt zowel in het algemeen als voor de onderscheiden werkzaamheden bij de toediening van
of mogelijke blootstelling aan inhalatie anesthetica, welke apparatuur en/of werkwijze, gelet op de
mogelijkheden en uitgaande van de stand van de techniek, toegepast moeten worden teneinde bij die
werkzaamheden het risico op blootstelling aan inhalatie anesthetica doeltreffend te beheersen.
188
Bijlage 12
behorend bij beleidsregel 4.18 -2 Arbobesluit
PRAKTIJKRICHTLIJN ROETMETING
Inleiding
Bij werkzaamheden zoals de roetmeting komen uitlaatgassen vrij. Tevens ontstaat lawaai. De
uitlaatgassen van diesels bevatten kankerverwekkende stoffen. Daarom moet de werkgever
bronmaatregelen treffen om blootstelling te voorkomen of, indien dit niet mogelijk is, te beperken tot
een zo laag mogelijk niveau. De blootstelling aan lawaai moet zoveel mogelijk worden voorkomen of
beperkt. De garagehouder is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 verplicht hiervoor
beschermende technische en organisatorische maatregelen te treffen.
Er dient een afzuiginstallatie te zijn gemonteerd die zodanig is uitgevoerd dat blootstelling aan
kankerverwekkende stoffen wordt voorkomen, mits dat technisch uitvoerbaar is, zonder dat de uitslag
van de meting hierdoor wordt beïnvloed. Hieraan wordt voldaan indien de afzuiginstallatie minimaal
bestaat uit de volgende onderdelen en deze op de juiste wijze zijn gemonteerd of geplaatst zoals
aangegeven door de fabrikant van de afzuiginstallatie:
a. een afzuigventilator met voldoende capaciteit voor de te keuren voertuigen;
b. bij voorkeur een afvoerslang die de uitlaat volledig omsluit (bijvoorbeeld een manchet). Een trechter
is ook toegestaan mits deze direct achter de uitlaatopening kan worden geplaatst op zodanige wijze
dat er geen of nagenoeg geen ruimte is tussen de trechter en de uitlaatopening;
c. een inrichting die ervoor zorgt dat de uitlaatgassen die door de roetmeter gaan eveneens worden
afgevoerd en
d. afvoerkanalen die bovenstaande onderdelen met elkaar verbinden waardoor de uitlaatgassen op
doelmatige wijze direct naar buiten worden afgevoerd.
De afzuiginstallatie mag de roetmeting niet nadelig beïnvloeden. Dit is herkenbaar aan een
goedkeuring afgegeven door het Nmi.
Doordat het toerental van de dieselmotor bij de roetmeting enkele malen tot het afregeltoerental moet
worden opgevoerd, kunnen er gedurende de test zodanige hoge geluidsniveaus voorkomen dat de
wettelijke grens voor schadelijk geluid wordt overschreden. Geluidsbronnen mogen in beginsel geen
equivalent geluidsniveau op de arbeidsplaats veroorzaken van meer dan 85 dB(A), tenzij dat in
redelijkheid niet kan worden gevergd. Als dat laatste het geval is, moeten organisatorische maat-
regelen worden genomen om ervoor te zorgen dat zo weinig mogelijk werknemers aan de schadelijke
geluidsniveaus blootstaan en moet de blootstellingsduur zo ver worden gereduceerd dat het bloot-
stellingsniveau gemiddeld over een representatieve werkdag tot beneden de grens van 85 dB(A) wordt
gereduceerd. Aan werknemers die tijdens hun werk blootstaan aan equivalente geluidsniveaus boven
80 dB(A) moet de werkgever passende gehoorbeschermingsmiddelen beschikbaar stellen.
Het is van groot belang dat de werkgever de juiste maatregelen treft en zijn werknemers op de juiste
wijze instrueert en controleert. Bij het niet naleven van onderstaande voorschriften kan de werknemer
worden blootgesteld aan hoge geluidsniveaus die gehoorbeschadiging kunnen veroorzaken.
189
Maatregelen
Ter voorkoming van gehoorbeschadiging worden derhalve de volgende maatregelen voorgeschreven:
• de roetmeting dient zo mogelijk in een aparte ruimte te worden uitgevoerd;
• de roetmeting moet zoveel mogelijk worden uitgevoerd gedurende perioden dat er weinig of geen
collega’s in dezelfde ruimte aanwezig zijn;
• de roetmeting moet worden uitgevoerd met gesloten motorkap;
• de werknemer die de roetmeting uitvoert, dient in het voertuig plaats te nemen en gehoorbescher-
ming te dragen;
• de plaats waar de grens van 85 dB(A) wordt overschreden moet worden afgebakend (bijvoorbeeld
met belijning op de vloer) en gemarkeerd met waarschuwingsborden conform artikel 8.4 Arbo-
besluit;
• werknemers die in deze gemarkeerde zone werkzaam zijn dienen gehoorbescherming te dragen.
Het geluidsniveau waar een werknemer gedurende een werkdag aan wordt blootgesteld wordt bepaald
door het totaal aan werkzaamheden dat werknemers uitvoeren en de equivalente geluidsniveaus
tijdens uitvoering van de werkzaamheden. De werkgever is verplicht de gevaren van de blootstelling
aan geluid voor de gezondheid van de werknemers zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd te
voorkomen of te beperken. De ernst van de situatie moet daarbij afgewogen worden tegen met name
de technische, operationele en economische haalbaarheid van de te nemen maatregelen.
190
Bijlage 13
behorend bij beleidsregel 4.18 -4 Arbobesluit
In onderstaande tabel 1 is bij de onderscheiden werkzaamheden aangegeven welke apparatuur en/of werkwijze, gelet op de mogelijkheden en uitgaande van de stand der techniek, toegepast moet
worden teneinde de concentratie kwartsstof waaraan werknemers worden blootgesteld zo veel mogelijk te beheersen.
In verschillende situaties is de ontwikkeling van technieken evenwel nog onvoldoende om de blootstelling aan kwartsstof te beperken tot een niveau dat onder de wettelijke grenswaarde ligt. Het is dan
noodzakelijk om persoonlijke beschermingsmiddelen toe te passen volgens de keuzesystematiek van tabel 2 en de daarbij behorende onderdelen b. tot en met g. In onderstaande tabel 1 is in de laatste
kolom aangegeven in welke situaties in elk geval ademhalingsbeschermingsmiddelen noodzakelijk zijn. De ademhalingsbeschermingsmiddelen dienen te voldoen aan het gestelde in het onderdeel b.
onder tabel 2.
Tabel 1: werkzaamheden die voorkomen tijdens een bouw- of sloopproces en de daarbij te nemen beheersmaatregelen ter voorkoming van kwartsblootstelling.
Soort werk Toe te passen apparatuur en/of werkwijze Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen Aanvullende adem-
halingsbescherming
1)
b. Haakse slijper met watertoevoer en waterafzuiger b. 1. Het water wordt toegevoerd in de vorm van een nevelstraal Neen
2. De slijper is met behulp van een omkapping aangesloten op een waterafzuiging.
3. De nevelstraal wordt direct door de omkapping afgevangen.
3. Slijpen van wanden, plafonds a. (Hand-)slijpmachine met watertoevoer en a. De slijpmachine is zodanig uitgevoerd dat tijdens het slijpen een continue water- Neen
en vloeren in kleine ruimten en waterafzuiger stroom wordt toegevoerd
langs randen van grote
vloeroppervlakken b. Alleen wanneer toepassing van water niet mogelijk b. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem ja
is i.v.m. waterschade aan belendende waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met
bouwelementen is een (hand)slijpmachine met afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
stofafzuiging toegestaan
4. Slijpen van grote vloer- Slijpmachine met omkapping en stofafzuiging De afzuiging is van dusdanige kwaliteit dat deze gruis en stof afzuigt . ja
oppervlakken (droog slijpen)
5. Stralen van vloeren Straalmachine met stofafzuiging De straalmachine is voorzien van een nauwe aansluiting op het te stralen oppervlak. Neen
(droog stralen) De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem
waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met
191
Soort werk Toe te passen apparatuur en/of werkwijze Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen Aanvullende adem-
halingsbescherming
1)
7. Boren:
2)
a. Bij seriewerk Nat boren. Boormachine met integrale water- De boormachine wordt: Neen
voorziening 1. bevestigd op een statief dat verrijdbaar en in hoogte verstelbaar is en
2. op afstand bediend door de werknemer
b. In harde materialen zoals
beton en in kalkzandsteen
- gaten tot 50 mm Droog boren. Boormachine met geïntegreerde De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem Neen
afzuiging en op maat gemaakte stofafzuigkap waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP).
- gaten vanaf 50 mm Nat boren. Kernboormachine met integrale -- Ja
watervoorziening
c. In zachte materialen
zoals baksteen (behou-dens
klinkers), poriso-stenen,
gasbeton en cellenbeton
- gaten tot 100 mm Droog boren; kernboormachine met stofafzuiging 1. Het stof wordt door de boorkern heen afgezogen Neen
2. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem
waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
- gaten vanaf 100 mm Nat boren; kernboormachine met integrale Bij materialen die niet te nat mogen worden, wordt een wateropvangring gebruikt om Ja
watervoorziening weglekkend water zoveel mogelijk op te vangen
8. Frezen van sleuven in Freesmachine met watertoevoer en afzuiging 1. De watertoevoer vernevelt of sproeit het water op het freeswiel Ja
- keramische bouwmaterialen 2. De afzuiging zuigt het stof met het water af
zoals baksteen (behoudens
klinkerkwaliteit ), gas- of
cellenbeton-elementen en
kalkzandsteen
- harde bouwmaterialen zoals Freesmachine met dubbele zaagbladen, 1. De watertoevoer is nauwkeurig af te regelen Neen
beton, klinkers en de hardere watertoevoer en scharnierende beschermkap 2. De afzuigkap sluit nauw aan op de ondergrond, ook bij het aanzetten van de
192
Soort werk Toe te passen apparatuur en/of werkwijze Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen Aanvullende adem-
halingsbescherming
1)
kalkzandsteensoorten zaagsnede
9. zagen van:
- grindvloeren, al dan niet Zaagmachine met zaagkap en afzuiging De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem Ja
kunstharsgebonden. waarbij als eindfilter een hepafilter, of een microfilter wordt gebruikt met
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
- kwartshoudende materialen a. Stationaire-zaagmachine met watertoevoer en a. Het zaagblad is voorzien van een afscherming om het water op te vangen Neen
(behalve gasbeton en afscherming
kalkzandsteen) b 1. De zaagkap bedekt het zaagblad volledig, Ja
b. Hand-zaagmachine met zaagkap, watertoevoer, 2. Het water wordt afgezogen door een afzuiging op de zaagkap
waterafzuiging en waterzuiger
10. Schoonmaken/- opruimen Industriële stofzuiger De stofzuiger is voorzien van een drievoudige filtering namelijk: Neen
van stof na bouw- of sloop · een grofafscheiding na de inlaat te weten een cycloon of een dropoutbox,
werkzaamheden · een fijnfilter en een
· microfilter of een absoluutfilter
of
De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem
waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP
11. puinruimen na a. Shovel of bobcat met overdrukfiltercabine a. De overdrukfiltercabine is voorzien van airconditioning Neen
sloopwerkzaamheden
b. Bij het opruimen van stof wordt een industriële b. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem Ja
stofzuiger gebruikt waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
c. Indien de apparatuur genoemd onder a. en b. om c. Het puin wordt eerst bevochtigd voordat het wordt opgeruimd Ja
technische reden of vanwege geringe omvang van
het sloopwerk niet inzetbaar is, kan het puin
handmatig worden geruimd
12. slopen a. slooprobot a. Tijdens het slopen wordt het puin bevochtigd. Neen
c. wanneer het onder a. en b. gestelde technisch c. Tijdens het slopen wordt het puin bevochtigd. Ja
niet uitvoerbaar is of bij sloopwerk van geringe
omvang, kan een hydraulisch aangedreven
sloophamer worden gebruikt
193
Soort werk Toe te passen apparatuur en/of werkwijze Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen Aanvullende adem-
halingsbescherming
1)
a. Uitstorten op stort bordes van -- a. Het puin wordt bevochtigd met sproei-installaties Neen
de sorteer c.q. afvalinrichting
b. Handmatig uitsorteren van b. Overdruksorteercabine met afzuiging b. De cabine is voorzien van een geforceerde luchtstroom Ja
lichte bestanddelen (hout,
plastics, piepschuim e.d.)
1)
Voor de keuze van het juiste type ademhalingsbeschermingsmiddel, zie tabel 2 en de daarbij behorende onderdelen a. tot en met g.
2)
Onder seriewerk wordt verstaan, het aaneensluitend boren van een groot aantal gaten van gelijke diameter en diepte
194
Tabel 2: De keuze van een ademhalingsbeschermingsmiddel bij een gegeven maximale
concentratie kwarts in de omgevingslucht
2)
Concentratie Beschermings- Type filter/middel Beschrijving van het ademhalings-
1)
kwarts in de factor beschermingsmiddel
ademzône
3
(mg/m )
0,075 - 0,60 8 FFP2 Wegwerpmasker
filtrerend gelaatsstuk,
eventueel met uitblaasventiel
8 P2SL Halfgelaatsmasker
met verwisselbare filterbus
0,60 - 0,75 10 P3SL Halfgelaatsmasker
met verwisselbare filter
10 TH2P Aangedreven veiligheidskap of -helm
in combinatie met een gelaatsscherm
10 FFP3 Wegwerpmasker
filtrerend gelaatsstuk, eventueel met
uitblaasventiel
0,75 - 1,13 15 P2SL Volgelaatsmasker
met verwisselbare filterbus
1,13 - 1,88 25 TH3P Aangedreven veiligheidskap of helm
in combinatie met een gelaatsscherm
1,88 - 3,75 50 TM2P of TM3P Aangedreven halfgelaatsmasker
1)
De beschermingsfactoren zijn overgenomen uit Arbouw advies nr. 12 voor de bouwnijverheid
2)
Filtrerend gelaatsstuk (FFP: filtering face piece). Het “masker” bestaat uit het filter zelf. P2 en P3
betreffen kwaliteitsaanduidingen van het filtermateriaal. P3 vertegenwoordigt de hoogste
beschermingsgraad
a. Bij het ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen als genoemd in tabel 2
wordt het volgende in acht genomen:
De genoemde typen ademhalingsbeschermingsmiddelen voldoen minimaal aan de normen:
· NEN-EN 136:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Volgelaatsmaskers. Eisen,
beproevingsmethoden, merken”, inclusief correctieblad C1:2000;
· NEN-EN 140:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Halfmaskers en kwartmaskers. Eisen,
beproevingsmethoden, merken” inclusief correctieblad C1:2000;
· NEN-EN 143:2000 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Deeltjesfilters - Eisen, beproeving,
merken”;
· Ontwerp NEN-EN 149:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Filtrerende halfmaskers ter
bescherming tegen deeltjes - Eisen beproeving, merken”;
· NEN-EN 270:1995 ”Ademhalingsbeschermingsmiddelen; persluchttoestellen met een kap;
Eisen, beproevingsmethoden, merken”, inclusief aanvulling A1:2000;
195
ù NEN-EN 271:1995 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Via slang gevoede of aangedreven
ademhalingstoestellen met een kap voor gebruik tijdens straalwerkzaamheden - Eisen,
beproevingsmethoden, merken”, inclusief aanvulling A1:2000;
· Ontwerp NEN-EN 405:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Filtrerend halfmasker ter
bescherming tegen gassen of gassen en stoffen. Eisen, beproeving, merken” ;
· NEN-EN 1827:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Halfmaskers zonder inademventiel
en met deelbare filters ter bescherming tegen gas of gas en deeltjes of tegen alleen deeltjes -
Eisen, beproeving, merken”;
· NEN-EN 1835:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Slangentoestellen, geschikt voor
ademlucht, voor lichte werkzaamheden met een helm of kap. Eisen, beproevingsmethoden,
merken”;
· NEN-EN 12021:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Perslucht voor ademhalings-
toestellen”;
· NEN-EN 12419:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Slangentoestellen, geschikt voor
ademlucht, voor lichte werkzaamheden met een volgelaatsmasker, een halfgelaatsmasker of
een mondstukgarnituur. Eisen, beproevingsmethoden, merken”;
· NEN-EN 12941:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Aangedreven filters gecombineerd
met een helm of kap - Eisen beproeving, merken”;
· NEN-EN 12942:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Aangedreven filters gecombineerd
met volgelaatsmaskers , halfgelaatsmaskers of kwartgelaatsmaskers - Eisen, beproeving,
merken”.
b. Bij langdurig gebruik van filtrerende middelen met verwisselbare filters, langer dan twee uur, is het
gelaatsmasker voorzien van een aanblaasunit, of wordt gebruik gemaakt van een masker met
onafhankelijke toevoer van verse lucht.
c. Filtrerende gelaatsstukken kunnen slechts één keer worden gebruikt en worden na gebruik direct
verwijderd.
d. Bij gezichtsbeharing wordt uitsluitend een aangedreven ademhalingsbeschermingsmiddel
gedragen met een zodanige luchttoevoer dat inwaardse lekkage wordt voorkomen.
e. Halfgelaatsmaskers worden ter voorkoming van lekkage langs het montuur, niet in combinatie met
een (veiligheids)bril gedragen.
f. Een volgelaatsmasker met stoffilter wordt alleen in combinatie met een (veiligheids)bril gebruikt,
als de bril zodanig in het masker inzetbaar is, dat geen lekkage optreedt langs het brilmontuur.
g. Bij fysiek inspannend werk (o.a. traplopen) wordt het gebruik van een aangedreven deeltjesfilter
niet gecombineerd met een helm of kap.
196
Bijlage 14
behorend bij beleidsregel 4.18-5 Arbobesluit
Hierna volgt zowel in het algemeen als voor de onderscheiden werkzaamheden welke apparatuur
en/of werkwijze, gelet op de mogelijkheden en uitgaande van de stand van de techniek, toegepast
moet worden teneinde de cytostaticaconcentratie waaraan werknemers in ziekenhuizen kunnen
worden blootgesteld, zo veel mogelijk te beheersen.
197
werkzaamheid toe te passen maatregel/methode
3. toediening a. De toediening vindt plaats in een daartoe speciaal uitgeruste ruimte, die voldoet
aan de voorwaarden zoals geformuleerd in onderdeel D van deze bijlage.
b. Het (semi-)gesloten systeem wordt na de toediening schoongespoeld en in één
keer ontkoppeld.
c. Er wordt gebruik gemaakt van handschoenen en een overschort.
2
4. verpleging a. Er wordt rekening gehouden met de risicoperiode (variërend per cytostaticum,
kuur- van 1 tot 7 dagen) van de patiënt als besmettingsbron door bijvoorbeeld het
patiënten verzamelen van urine of het afnemen van bloed niet in deze periode plaats te laten
vinden.
b. Bij het bepalen van de vochtbalans wordt de methode gekozen waarbij de patiënt
wordt gewogen dan wel wordt een beddenpan of bokaal gebruikt in plaats van een
methode waarbij urine moet worden overgegoten. Indien dit laatste toch nood-
zakelijk is wordt gewerkt in een veiligheidswerkbank en verder volgens een
protocol dat speciaal hiervoor is opgesteld en waarin in ieder geval aandacht wordt
besteed aan materialen, methode en persoonlijke beschermingsmiddelen.
c. Er wordt een pospoeler met omkeermechanisme gebruikt.
d. Er worden handschoenen gebruikt indien er een kans bestaat op dermale bloot-
stelling (bijv. verschonen beddengoed, wassen patiënt).
Bij handelingen waarbij blootstelling op kan treden aan cytostaticabevattend vocht
(bijv. bij het overgieten van urine) worden een overschort, handschoenen en een
bril gebruikt.
e. Het beddengoed wordt in een gesloten systeem afgevoerd.
5. schoonmaak a. Er is een schoonmaakprotocol aanwezig, waarin in ieder geval aandacht is
besteed aan de hierna onder b tot en met d genoemde aspecten.
b. Bij de schoonmaak wordt gezorgd dat de besmetting niet verspreid wordt, door in
ieder geval na elke ruimte nieuw schoonmaakmateriaal te gebruiken.
c. Degene die schoonmaakt draagt handschoenen.
d. Het schoonmaken wordt regelmatig gecontroleerd door middel van veegproeven.
6. transport, a. Het transport van apotheek naar verpleegafdeling van een toedieningsvorm vindt
bedden- plaats in een lekdichte zak in een afgesloten container die wordt voorzien van een
centrale, sticker waarop de inhoud staat vermeld met een duidelijke gevaarsaanduiding.
linnendienst b. Het transport kan ook plaatsvinden in een buispostsysteem, waarbij het transport
van cytostatica of cytostatica bevattend materiaal in een apart systeem geschiedt.
c. Het transport vindt plaats door personeel dat op de hoogte is van de risico’s bij het
werken met cytostatica.
d. Het transport van de SZA-bakken vindt plaats in een voor dit doel toegeruste
transportwagen.
e. Er worden handschoenen gebruikt bij contact met besmet materiaal.
1
GMP-ziekenhuisfarmacie, hoofdstuk Z4 (handelingen met risicovolle stoffen en preparaten), Berg et
al, KNMP/NVZA, 1996
2
Deze risicoperiode is op verschillende manieren te achterhalen, bijvoorbeeld bij de apotheker of in
het Zakboekje cytostatica (IKST, IKW, IKZ 1997).
B. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
Handschoenen voldoen in ieder geval aan Ontw.NEN-EN 374-3:1998, “Beschermende handschoenen
tegen chemicaliën en micro-organismen - Deel 3: Bepaling van de weerstand tegen permeatie van
chemicaliën”.
Latex is doorlaatbaar voor ethanol en methanol; van stoffen die daarin oplossen wordt dan ook de
doorlaatbaarheid vergroot. Voer een handeling met deze stoffen, bijvoorbeeld een desinfectie, dus niet
uit met latexhandschoenen. Indien het een klein te desinfecteren oppervlak betreft, gebruik dan een
wattenstaafje.
198
Was voor het aantrekken van de handschoenen de handen en herhaal dit bij het wisselen van de
handschoenen.
De handschoenen worden onmiddellijk uitgedaan na de handeling om besmetting van de omgeving te
voorkomen.
Handschoenen worden gewisseld na iedere handeling, beschadiging of zichtbare besmetting.
Handschoenen worden voor gebruik geïnspecteerd op verkleuring, gaatjes en scheuren.
Een beschermbril is gemaakt van polycarbonaat of acetaat, is krasbestendig en sluit goed om het
gelaat.
Hergebruik is mogelijk indien een bril niet besmet is en goed gereinigd met veel stromend water.
Een besmette bril wordt afgevoerd als besmet afval.
Een overschort is van nietvezelend, waterafstotend materiaal, bevat een rugsluiting en lange mouwen
met een manchet en is van een kleur die afwijkend is van andere schorten. Het materiaal bestaat uit
Tyvek met een saranexlaagje of een poylethyleencoating. Dit schort wordt niet buiten de werkruimte
gedragen.
Na een besmetting wordt het overschort direct verwisseld.
‘Wegwerp’schorten worden als cytostatica afval behandeld; niet-‘wegwerp’schorten als besmet
wasgoed.
C. SPUITBEHANDELING
Vanwege het mogelijke optreden van aërosolvorming bij ontluchten, wordt bij het ontluchten een steriel
gaasje bij de opening van de naald gehouden en de zuiger zo voorzichtig verplaatst tot de vloeistof
meekomt.
Een prikaccident wordt vaak veroorzaakt bij het terugsteken van de naald in de huls. Steek de naald
daarom niet meer terug op de spuit maar gooi deze weg in een naaldenbeker of plaats de huls terug
met een pincet.
Een andere - iets minder veilige methode- is: steek met één hand de naald in de liggende
beschermhoes en wip de hoes op met de naald, draai vervolgens de spuit verticaal zodat de hoes over
de naald schuift en trek met de duim en wijsvinger van de hand die de naald vasthoudt, de
beschermhoes stevig op de naald.
D. TOEDIENINGSRUIMTE
De toedieningsruimte voldoet aan de volgende voorwaarden:
♦ Gemakkelijk te reinigen ruimte waarbij wanden en vloeren naadloos aansluiten.
♦ Het ventilatievoud is 4 tot 6 en er is geen recirculatie.
♦ Materialen ten behoeve van calamiteiten zijn voorhanden zoals extra persoonlijke beschermings-
middelen waaronder een volgelaatsmasker met P3SL filter, materiaal om verspreiding van
cytostatica tegen te gaan (zoals absorptiemateriaal bij vloeistoffen) en de antidota die worden
gebruikt bij extravasatie.
♦ In de onmiddellijke nabijheid bevindt zich een nooddouche en een oogspoelvoorziening. De
nooddouche is aangesloten op het waterleidingnet en de capaciteit bedraagt minimaal 80 l/min. De
oogspoelvoorziening (oogdouche dan wel oogspoelfles) is zo dat beide ogen voldoende lang
gespoeld kunnen worden en dat de ogen daarbij niet kunnen worden beschadigd.
Een voorbeeld van een gesloten systeem is een systeem met een disposable spuit + een systeem met
veiligheidspal en naald + een speciale spike met ballon + een vial.
199
Een semi-gesloten systeem kan bestaan uit een zijlijn die gevuld is met neutrale vloeistof uit de
infuuszak. Via naaldvrije aansluiting op de kunststofnaald wordt vloeistof uit de zak gehaald om het
cytostaticum op te lossen. Op de vial is een spike bevestigd met een 0.2 micron hydrofoob filter ter
voorkoming van aërosolen. Via de luer-lock aansluiting op de spike kan de spuit met de neutrale
vloeistof worden leeggespoten om het cytostaticum op te lossen in de vial.
200
Bijlage 15
behorend bij beleidsregel 6.14 Arbobesluit
Hierna wordt aangegeven hoe een aantal van de in het tweede lid van de beleidsregel genoemde
onderwerpen in een werkinstructie nader zou kunnen worden uitgewerkt.
verantwoordelijkheden en bevoegdheden
* Het gebruik van een herkenningskaart door degenen die aan een bedrijf of een inrichting verbonden
zijn voor het verrichten van werkzaamheden onder overdruk in een werkkamer (zie voor een
desbetreffend model de laatste pagina van deze bijlage).
* Een verbod op het gebruik van alcoholhoudende drank op het werkterrein.
* Een rookverbod tijdens een verblijf onder overdruk in een werkkamer, personenschutsluis of perso-
nenschacht.
materieel en onderhoud
Onder meer de regelmatige beproeving van de apparatuur voor het regelen van de druk in de verschil-
lende onderdelen van de installatie (in het bijzonder de terugslagkleppen).
201
* Het toezicht op het verblijf van personen onder overdruk in een werkkamer of personenschutsluis,
buiten die ruimten.
* Het gebruik van de uitschuttijdentabel door de toezichthouders.
Model herkenningskaart
Herkenningskaart
Geboortedatum ....................................................................
Woonadres ....................................................................
Verblijfadres ....................................................................
Telefoonnummer ....................................................................
Telefoonnummer ....................................................................
202