You are on page 1of 138

Bijlage 1

behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998

TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN* BESTUURLIJKE BOETE

ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET 1998

• deel 1 tarieven Arbowet 1998

• deel 2 tarieven Arbobesluit

• deel 3 tarieven Arboregeling

* Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de boetenormbedragen is geplaatst, kan ook
een werknemer worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen
a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet
overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie artikel 9.3,
eerste lid, Arbobesluit, juncto artikel 11, aanhef en onder a en b, Arbowet 1998 of
b. de betreffende voorschriften en verboden niet naleeft (zie artikel 9.3, tweede lid, Arbobesluit).

65
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN
DEEL 1 ARBOWET 1998

artikel lid beboetbare feiten boete


normbedrag

3 arbobeleid
1 De werkgever voert een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid en neemt € 900
daarbij, gelet op de stand van wetenschap en professionele dienstverlening, het
volgende in acht:
a) tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd moet de werkgever de arbeid
zodanig organiseren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid
en gezondheid van de werknemer
b) tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten gevaren en risico’s
voor de veiligheid en de gezondheid zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de
bron daarvan worden voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke
gevaren en risico’s niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt,
moeten daartoe andere doeltreffende maatregelen worden getroffen waarbij
maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang dienen te hebben
boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien
redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die
zijn gericht op individuele bescherming, dienen doeltreffende en passende
persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking te
worden gesteld
c) de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid
gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud moeten zoveel als
redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van
werknemers zijn aangepast
d) ongevarieerde zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid waarbij het tempo
op een zodanige wijze wordt beheerst dat de werknemer zelf verhinderd wordt
het tempo van de arbeid te beïnvloeden moet zoveel als redelijkerwijs kan
worden gevergd worden vermeden; indien dergelijke arbeid niet of onvoldoende
kan worden vermeden, moet de werkgever deze door andersoortige arbeid of
pauzes regelmatig afwisselen
e) doeltreffende maatregelen moeten zijn genomen teneinde het mogelijk te
maken dat de werknemer, indien een toestand ontstaat, waarin direct gevaar
voor de veiligheid of gezondheid aanwezig is, zich snel in veiligheid kan stellen
dan wel andere passende maatregelen kan nemen om te verzekeren dat de
schade aan de gezondheid zoveel mogelijk beperkt wordt.

2 De werkgever draagt zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en € 270
verantwoordelijkheden tussen bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij
rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.

3 De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan opgedane € 270


ervaringen en past maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring
daartoe aanleiding geeft.

4 aspecten van arbobeleid


1 De werkgever voert binnen het algemene arbobeleid een beleid met betrekking tot
het ziekteverzuim van de werknemers. Onderdeel van dit beleid is in ieder geval:
a) het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van ziekte van werknemers € 135
b) het begeleiden van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun werk te € 135
verrichten.

2 De werkgever voert binnen het algemene arbobeleid, een beleid met betrekking tot € 270
het beschermen van werknemers tegen seksuele intimidatie.

De werkgever voert binnen het algemene arbobeleid, een beleid met betrekking tot € 270
het beschermen van werknemers tegen agressie en geweld.

66
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

5 inventarisatie en evaluatie van risico's


1)
1 De werkgever legt in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s € 900
de arbeid voor werknemers met zich mee brengt. Deze risico-inventarisatie en
-evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende
maatregelen en risico's voor bijzondere categorieën van werknemers.

2 De risico-inventarisatie en -evaluatie bevat een lijst van arbeidsongevallen waarop € 225


de aard van het ongeval en de datum waarop het ongeval zich heeft voorgedaan
wordt geregistreerd.

3 Een plan van aanpak maakt deel uit van de risico-inventarisatie en evaluatie; een € 225
en ander overeenkomstig artikel 3.

In het plan van aanpak zijn ook de termijnen aangegeven waarbinnen maatregelen € 225
zullen worden genomen.

Over de uitvoering van het plan van aanpak wordt jaarlijks schriftelijk € 225
gerapporteerd.

4 De risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee € 225


opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of -omstandigheden of de stand van
de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven.

5 De werkgever zorgt dat iedere werknemer kennis kan nemen van de risico- € 45
inventarisatie en -evaluatie, met inbegrip van de lijst van arbeidsongevallen,
bedoeld in het tweede lid.
2)
6 Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter € 450
beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaam-
heden aan degene die de werknemers ter beschikking stelt, de beschrijving uit de
risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maat-
regelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats,
opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer.

8 voorlichting en onderricht
1 De werkgever dient de werknemer doeltreffend te informeren over de te verrichten € 270
werkzaamheden en daaraan verbonden risico's alsmede over de maatregelen die
erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken.

Tevens zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers doeltreffend worden € 270


ingelicht over de wijze waarop de deskundige bijstand in zijn bedrijf of inrichting is
georganiseerd.

2 De werkgever zorgt ervoor dat aan de werknemers doeltreffend en aan hun € 270
onderscheiden taken aangepast onderricht wordt verstrekt met betrekking tot de
arbeidsomstandigheden.

3 Indien persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking van de werknemers € 270


worden gesteld en indien op arbeidsmiddelen of anderszins beveiligingen zijn
aangebracht, zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers op de hoogte zijn van
hun doel en werking en de wijze waarop zij deze dienen te gebruiken.

4 De werkgever ziet toe op naleving van instructies en voorschriften gericht op het € 900
voorkomen of beperken van in het eerste lid genoemde risico's alsmede op het
juiste gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.

67
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

5 Indien binnen de onderneming werknemers jonger dan 18 jaar werkzaam zijn, € 270
houdt de werkgever bij de uitvoering van de in de voorgaande leden genoemde
verplichtingen in het bijzonder rekening met de aan de jeugdige leeftijd inherente
werkervaring en onvoltooide lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van deze
werknemers.

De werkgever bevordert zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd het leer- en € 45
vormingsproces van deze jeugdige werknemers

9 melding arbeidsongevallen
2)
1 Indien een werknemer een arbeidsongeval overkomt dat ernstig lichamelijk of € 4.500
geestelijk letsel of de dood tot gevolg heeft, doet de werkgever daarvan onverwijld
mededeling aan de daartoe aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 24
Arbowet 1998 en rapporteert hierover zo spoedig mogelijk schriftelijk.
Onder ernstig lichamelijk of geestelijk letsel wordt hier verstaan:
schade aan de gezondheid, die binnen 24 uur na het tijdstip van de gebeurtenis
leidt tot opname in een ziekenhuis ter observatie of behandeling, dan wel naar
redelijk oordeel blijvend zal zijn.

11 algemene verplichtingen van de werknemers


De werknemer is verplicht om in verband met de arbeid de nodige voorzichtigheid € 225*
en zorgvuldigheid in acht te nemen en naar vermogen zorg te dragen voor de
eigen veiligheid en gezondheid en die van andere personen.
Met name is hij verplicht om:
a) arbeidsmiddelen en gevaarlijke stoffen op de juiste wijze te gebruiken
b) de hem ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen op de
juiste wijze te gebruiken en na gebruik op de daartoe bestemde plaats op te
bergen, een en ander voor zover niet krachtens deze wet is bepaald dat de
werknemers niet verplicht zijn beschermingsmiddelen als vorenbedoeld te
gebruiken
c) de op arbeidsplaatsen of anderszins aangebrachte beveiligingen niet te
veranderen of buiten noodzaak weg te halen en deze op de juiste wijze te
gebruiken;
d) mee te werken aan het voor hem georganiseerde onderricht bedoeld in artikel 8
e) de door hem opgemerkte gevaren voor de veiligheid en gezondheid terstond ter
kennis te brengen aan de werkgever of degene die namens deze ter plaatse
met de leiding is belast
f) de werkgever en de werknemers, andere personen en diensten bedoeld in
artikel 14, indien nodig bij te staan bij de uitvoering van hun verplichtingen en
taken op grond van deze wet.

14 deskundige bijstand op het gebied van preventie en


bescherming
1 De werkgever laat zich ten aanzien van zijn verplichtingen bijstaan door een of € 450
meer deskundige werknemers al dan niet georganiseerd in een dienst dan wel
door een of meer diensten bestaande uit andere deskundigen, dan wel door een
combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen of
diensten.

68
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3 De werkgever moet zich voor de volgende taken laten bijstaan door de € 450
deskundige, waarbij in elk geval voor de taken a) t/m d) een gecertificeerde
arbodienst bijstand moet verlenen:
a) medewerking aan het opstellen, toetsen en adviseren van een ri&e (artikel 5),
waaronder mede begrepen het toetsen ervan het adviseren daaromtrent
b) bijstand bij begeleiding zieke werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun
arbeid te verrichten
c) het uitvoeren van arbeidsgezondheidskundig onderzoek en eventuele
aanstellingskeuringen
d) het houden van een arbeidsomstandighedenspreekuur
e) het adviseren en/of nauw samenwerken met de ondernemingsraad of de
personeelsvertegenwoordiging of belanghebbende werknemers inzake de
genomen en de te nemen maatregelen, gericht op het arbeidsomstandigheden-
beleid
f) de uitvoering van de in onderdeel e) bedoelde maatregelen, dan wel de
medewerking daaraan.

6 De werknemers, andere personen en diensten, bedoeld in artikel 14, eerste lid, € 135
werken bij het verlenen van bijstand aan een werkgever samen.

15 deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening


1)
1 De werkgever laat zich ten aanzien van verplichtingen op grond van artikel 3, € 900
eerste lid, onder e., bijstaan door één of meer werknemers die door hem zijn
aangewezen als bedrijfshulpverleners.

3 Bedrijfhulpverleners beschikken over en zodanige deskundigheid, ervaring en € 900


uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede
lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.

18 arbeidsgezondheidskundig onderzoek
De werkgever stelt de werknemers periodiek in de gelegenheid een onderzoek te € 45
ondergaan, dat erop gericht is de risico's die de arbeid voor de gezondheid van de
werknemers met zich mee brengt zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

19 verschillende werkgevers
1 Indien in een bedrijf of inrichting verschillende werkgevers arbeid doen verrichten, € 135
moeten zij onderling op doelmatige wijze samenwerken, teneinde naleving van het
bij of krachtens deze wet bepaalde te verzekeren.

2 Alvorens werkzaamheden behorende tot een bij AMvB aangewezen categorie € 45


aanvangen, moeten de werkgevers ervoor zorgen dat schriftelijk is vastgelegd op
welke wijze zal worden samengewerkt, welke voorzieningen daarbij zullen worden
getroffen en op welke wijze op die voorzieningen toezicht zal worden uitgeoefend.

________________________
1)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 23 juli
2000. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten:
• € 45 voor het onderdeel “Deze risico-inventarisatie en evaluatie bevat tevens een beschrijving
van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en risico’s voor bijzondere categorieën
werknemers.” van artikel 5, eerste lid.
• € 450 voor artikel 15, eerste lid.
2)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 1 januari
2002. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten:
• € 45 voor artikel 5, zesde lid;
• € 900 voor artikel 9, eerste lid.

69
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN
DEEL 2 ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBESLUIT

artikel lid beboetbare feiten boete


normbedrag

hoofdstuk 1 definities en toepassingsgebied


afdeling 8 jeugdige werknemers

1.36 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie


1 Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn, € 225
dan moet in de ri&e aandacht worden besteed aan:
a) leeftijd jeugdige werknemer
b) specifieke gevaren op het gebied van arbeidsomstandigheden als gevolg van
een gebrek aan werkervaring, het niet goed kunnen inschatten van gevaren en
het niet voltooid zijn van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de
jeugdige werknemer
c) de uitrusting en inrichting van de arbeidsplaats
d) de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan stoffen, agentia en
fysische factoren
e) de keuze en het gebruik van arbeidsmiddelen en persoonlijke
beschermingsmiddelen
f) het geheel van werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting en de organisatie
daarvan
g) het opleidingsniveau van jeugdige werknemers en de aan hen te geven
voorlichting.

2 Indien in een bedrijf of inrichting een of meer jeugdige werknemers werkzaam zijn, € 225
dan moet in de ri&e bijzondere aandacht worden besteed aan de niet-volledige lijst
van agentia, procédés en werkzaamheden opgenomen in de bijlage van Richtlijn
nummer 94/33/EEG.

1.37 deskundig toezicht


1 Indien in een bedrijf of inrichting jeugdige werknemers arbeid verrichten, moet op € 900
die arbeid adequaat deskundig toezicht worden uitgeoefend. De inhoud en mate
van dit toezicht is afhankelijk van uit de ri&e gebleken gevaren.

2 Indien uit de ri&e blijkt dat jeugdige werknemers arbeid moeten verrichten waaraan € 1.350
specifieke gevaren zijn verbonden, mag die arbeid slechts worden verricht, indien
deskundig toezicht zodanig is georganiseerd dat die gevaren worden voorkomen.
Indien dat niet mogelijk is, mag die arbeid niet door jeugdige werknemers worden
verricht.

1.38 arbeidsgezondheidskundig onderzoek


Indien jeugdige werknemers blijkens de ri&e blootstaan aan specifieke gevaren € 45
worden zij in de gelegenheid gesteld tot het ondergaan van
arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

afdeling 9 zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie

1.41 inventarisatie en evaluatie


Indien in een bedrijf of inrichting een zwangere werknemer, of een werknemer € 225
tijdens de lactatie werkzaam is of pleegt te zijn, wordt in de ri&e in het bijzonder
aandacht besteed aan de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en
arbeidsomstandigheden, opgenomen in bijlage 1 van de Richtlijn nr. 92/85/EEG.

70
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

1.42 organisatie van de arbeid


1 De werkgever organiseert de arbeid van een zwangere werknemer en een werk- € 450
nemer tijdens de lactatie zodanig, richt de arbeidsplaats zodanig in, past een
zodanige productie- en werkmethode toe en laat zodanige arbeidsmiddelen
gebruiken dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen
voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de
zwangerschap of lactatie.

2 Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door € 450
tijdelijke aanpassing van de arbeid of arbeids- en rusttijden voorkomen dat gevaar
voor de veiligheid en de gezondheid van de zwangere werknemer, en de
werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt en wordt voorkomen dat een
terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie.

3 Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt aan de € 450
zwangere werknemer en de werknemer tijdens lactatie tijdelijk andere arbeid
gegeven.

4 Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de € 450
zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk vrijgesteld van
het verrichten van arbeid.

afdeling 10 thuiswerkers

1.44 beschikbaarheid van gegevens


Van de thuiswerkers zijn gegevens beschikbaar omtrent naam, adres, woonplaats, € 45
verrichte werkzaamheden en van de stoffen, hulpmiddelen en werktuigen die
daarbij worden gebruikt.

1.45 voorraad
Het is niet toestaan aan de thuiswerker een grotere hoeveelheid aan grondstoffen, € 450
halffabrikaten en gerede producten in voorraad te geven of te laten houden dan
strikt noodzakelijk is.

1.46 melding ongevallen


Indien aan een thuiswerker in het verband met het verrichten van arbeid een € 225*
ongeval (artikel 9 Arbowet 1998) overkomt, wordt door de thuiswerker hiervan
onverwijld mededeling gedaan aan de thuiswerkgever.

hoofdstuk 2 arbozorg en organisatie van de arbeid


afdeling 4 bedrijfshulpverlening

2.17 maatgevende factoren voor de bedrijfshulpverlening


Bij de organisatie van de bedrijfshulpverlening wordt ten minste rekening gehouden
met volgende factoren:
a) de aard, de grootte en de ligging van het bedrijf of de inrichting € 45
b) de in het bedrijf of de inrichting aanwezige gevaren en de hiervoor maatgevend € 45
geachte brandscenario’s, bij de bepaling waarvan rekening is gehouden met
eventueel door de overheid van toepassing verklaarde uitgangspunten voor
beveiliging tegen brand
c) het redelijkerwijs te verwachten aantal werknemers en andere personen, € 45
alsmede tijdstippen waarop zij aanwezig (plegen te) zijn
d) het redelijkerwijs te verwachten aantal personen dat zich bij ongeval of brand € 45
niet zelfstandig in veiligheid kan brengen
e) de opkomsttijd en mogelijkheden van brandweer en andere hulpverlenings- € 45
organisaties

71
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

f) de aanwezigheid van een infrastructuur op het gebied van arbeidsom- € 45


standigheden
g) de mogelijkheid om met andere arbeidsorganisaties samen te werken € 45
h) de inschakeling van externe deskundigen. € 45

2.18 operationaliteit, bereikbaarheid, beschikbaarheid en aanwezigheid


1 De bedrijfshulpverlening wordt zodanig georganiseerd dat binnen enkele minuten € 135
na ongeval of brand de bedrijfshulpverleningstaken op adequate wijze kunnen
worden vervuld.

2 De bedrijfshulpverlening wordt zodanig georganiseerd dat na aankomst van € 135


hulpverleningsorganisaties deze op adequate wijze kunnen worden bijgestaan.

3 Onder alle omstandigheden en met inachtneming van artikel 2.19 zijn € 270
bedrijfshulpverleners bereikbaar en beschikbaar om bij een ongeval of brand de
bedrijfshulpleningstaken te vervullen.

4 Indien de veiligheid of de gezondheid van andere werknemers in de nabije € 135


omgeving kunnen worden bedreigd, worden door betrokken werkgevers op gebied
van bedrijfshulpverlening zodanige organisatorische maatregelen genomen dat de
betrokken bedrijfshulpverleners bij ongeval of brand over en weer bijstand kunnen
verlenen.

2.19 aantal bedrijfshulpverleners


1 Het aantal bedrijfshulpverleners is zodanig dat onder alle omstandigheden de € 450
vervulling van de taken op gebied van bedrijfshulpverlening gewaarborgd is.

2 Onverminderd het gestelde in artikel 2.19, eerste lid, is in een bedrijf of inrichting € 450
waar ten hoogste 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, ten minste één
bedrijfshulpverlener per 50 of minder aanwezige werknemers aanwezig.
Indien in een bedrijf of inrichting slechts één werknemer aanwezig is beschikt deze
over doeltreffende middelen om zich bij ongeval of brand snel in veiligheid te
kunnen stellen.

3 Indien meer dan 250 werknemers werkzaam plegen te zijn, zijn ten minste 5 € 450
bedrijfshulpverleners aanwezig.
Indien in een bedrijf of inrichting slechts één werknemer aanwezig is beschikt deze
over doeltreffende middelen om zich bij ongeval of brand snel in veiligheid te
kunnen stellen.

4 Bij gezamenlijke bedrijfshulpverlening door werkgevers, worden afspraken € 135


schriftelijk vastgelegd.

2.20 veiligheidsinstructies
Ten behoeve van de werknemers zijn voldoende biljetten opgehangen waarop op € 135
eenvoudige wijze is aangegeven wat te doen bij brand of ongeval.

2.21 deskundigheidsvereisten
1 De bedrijfshulpverleners zijn zodanig opgeleid dat de bedrijfshulpverlening is € 900
gewaarborgd.

2.22 oefening
Voor bedrijfshulpverlening worden herhalingscursussen en oefeningen of andere € 135*
activiteiten georganiseerd waaraan bedrijfshulpverleners deelnemen.

72
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

afdeling 5 bouwplaatsen
2.26 kennisgeving
1 De toezichthouder moet voor de aanvang van de werkzaamheden op de hoogte € 900
worden gesteld van een voorgenomen totstandbrenging van een bouwwerk, indien:
a) de geraamde duur van de totstandbrenging van het bouwwerk meer dan 30
werkdagen beslaat en op die bouwplaats meer dan 20 werknemers arbeid gaan
verrichten
b) met de totstandbrenging van een bouwwerk meer dan 500 mensdagen zullen
zijn gemoeid.

2 De kennisgeving wordt zichtbaar op de bouwplaats aangebracht. € 45

Indien in de vermelde gegevens veranderingen optreden, wordt de kennisgeving € 45


gewijzigd.

2.27 veiligheids- en gezondheidsplan


1 Ten aanzien van een bouwwerk wordt een veiligheids- en gezondheidsplan € 900
opgesteld.
1)
3 Indien veranderingen gedurende ontwerp- of uitvoeringsfase optreden, wordt het € 450
plan dienovereenkomstig gewijzigd.

2.28 aanstelling coördinator voor de ontwerpfase


1)
Ten behoeve van een bouwplaats waar twee of meer werkgevers of een werkgever € 900
en een of meer zelfstandig werkenden, dan wel twee of meer zelfstandig
werkenden arbeid doen of gaan verrichten in verband met de totstandbrenging van
een bouwwerk, worden een of meer coördinatoren aangesteld.

2.29 algemene uitgangspunten inzake veiligheid en gezondheid bij het


ontwerpen van een bouwwerk
1)
In de studie-, de ontwerp- en de uitwerkingsfase van het ontwerp van een € 900
bouwwerk worden bij de bouwkundige, technische of organisatorische keuzen in
verband met de planning van de verschillende onderdelen van het bouwwerk of de
fasen waarin het bouwwerk of de onderdelen daarvan tot stand worden gebracht,
alsmede bij de raming van de duur van deze onderdelen of fasen, de artikelen 3, 5,
eerste, met uitzondering van de derde volzin en tweede lid, en 8 Arbowet 1998 in
acht genomen.
Voor zover van toepassing wordt daarbij tevens rekening gehouden met
veiligheids- en gezondheidsplannen als bedoeld in artikel 2.27, die gedurende de
ontwerpfase met betrekking tot verschillende onderdelen van het bouwwerk of de
fasen waarin het bouwwerk of de onderdelen daarvan tot stand worden gebracht,
zijn of worden opgesteld en met dossiers als bedoeld in artikel 2.30,onder c
alsmede met de wijzigingen daarvan op grond van artikel 2.34 onder g.

2.30 coördinatietaken gedurende de ontwerpfase


1)
De coördinator in de ontwerpfase heeft tot taak om: € 900
a) de uitvoering van artikel 2.29 te coördineren
b) te zorgen voor opstelling veiligheids- en gezondheidsplan als bedoeld in artikel
2.27
c) het samenstellen van een dossier waarin de voor de veiligheid en gezondheid
van werknemers van belang zijnde bouwkundige en technische kenmerken
betreffende de inrichting of outillage van het bouwwerk zijn beschreven
waarmee bij het verrichten van mogelijke latere werkzaamheden aan het
bouwwerk rekening moet worden gehouden, dat is bestemd voor de eigenaar of
beheerder van het bouwwerk dan wel degene die kan beslissen over de
uitvoering van bedoelde werkzaamheden.

73
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2.31 Verplichtingen opdrachtgever


Overeenkomstig het bij of krachtens paragraaf 2 Arbobesluit “Algemene
verplichtingen inzake bouwplaatsen en verplichtingen in verband met het ontwerp
van een bouwwerk” bepaalde:
a. zorgt de opdrachtgever ervoor dat de bij of krachtens de artikelen 2.26 tot en beboeting via
met 2.29 gestelde voorschriften worden nageleefd; betr. artikelen
1)
b. neemt de opdrachtgever zodanige maatregelen en richt hij de werkzaamheden € 900
zodanig in dat:
1°. door de coördinator voor de ontwerpfase de taken worden uitgeoefend,
bedoeld in artikel 2.30;
2°. de coördinator voor de ontwerpfase zijn taken naar behoren kan vervullen;
2)
c. zorgt de opdrachtgever ervoor dat het veiligheids- en gezondheidsplan, bedoeld € 900
in artikel 2.27, deel uitmaakt van het bestek betreffende het bouwwerk.

2.32 Verplichtingen ontwerpende partij


1 Ten aanzien van een opdrachtgever-consument zorgt de ontwerpende partij ervoor beboeting via
dat wordt voldaan aan artikel 2.31 Arbobesluit. artikel 2.31
2)
2 Indien twee of meer ontwerpende partijen zich ieder afzonderlijk jegens de € 900
opdrachtgever-consument hebben verbonden om een deel van het ontwerp van
een bouwwerk tot stand te brengen, wordt in een schriftelijke overeenkomst tussen
deze partijen vastgelegd door wie aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 2.31
Arbobesluit, wordt voldaan.

2.33 aanstelling coördinator voor de uitvoeringsfase


1)
Ten behoeve van een bouwplaats waar twee of meer werkgevers, dan wel een € 900
werkgever en een of meer zelfstandig werkenden, dan wel twee of meer zelfstandig
werkenden arbeid gaan of doen verrichten, worden een of meer coördinatoren voor
de uitvoeringsfase aangesteld.

2.34 coördinatietaken gedurende de uitvoeringsfase


1)
De coördinator voor de uitvoeringsfase heeft tot taak om: € 900
a) de door werkgevers, of zelfstandig werkenden op grond van de artikelen 2.38 en
2.39 te nemen maatregelen te coördineren opdat dezen de betreffende
maatregelen op samenhangende wijze toepassen
b) de samenwerking tussen werkgevers te organiseren of te coördineren als
bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, onder f, en daarbij zelfstandig werkenden te
betrekken
c) het in artikel 2.27, eerste lid, onder f, bedoelde toezicht te coördineren
d) de voorlichting van werknemers op de bouwplaats te coördineren
e) de nodige maatregelen te nemen opdat alleen bevoegde personen de
bouwplaats kunnen betreden
f) ervoor te zorgen dat de gegevens, bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, onder b, d,
f en g, voor zover nodig, in het veiligheids- en gezondheidsplan worden vermeld.
g) ervoor te zorgen dat het veiligheids- en gezondheidsplan worden aangepast
indien de voortgang van het bouwwerk of de onderdelen daarvan daartoe
aanleiding geven
h) zo nodig aanwijzingen te geven indien werkgevers of zelfstandig werkenden
naar zijn oordeel niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze uitvoering
geven aan hun verplichtingen.

2.35 verplichtingen opdrachtgever


1)
1 De opdrachtgever zorgt ervoor dat de verplichtingen tot aanstelling van een € 900
coördinator voor de uitvoeringsfase en met betrekking tot de coördinatietaken
gedurende de uitvoeringsfase in een schriftelijke overeenkomst met de uitvoerende
partij zijn vastgelegd.

74
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

1)
2 Indien twee of meer partijen zich ieder afzonderlijk jegens de opdrachtgever € 900
schriftelijk hebben verbonden om een deel van het bouwwerk tot stand te brengen
zorgt de opdrachtgever ervoor dat de verplichtingen met betrekking tot de
aanstelling van de coördinator voor de uitvoeringsfase en de coördinatietaken
gedurende de uitvoeringsfase zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met
een van die uitvoerende partijen.

2.36 verplichtingen ontwerpende partij


1 De ontwerpende partij zorgt ervoor dat ten aanzien van een opdrachtgever- beboeting via
1)
consument wordt voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.35. artikel 2.35

2 Indien twee of meer ontwerpende partijen zich ieder afzonderlijk jegens beboeting via
1)
opdrachtgever consument hebben verbonden om deel van het ontwerp van een artikel 2.35
bouwwerk tot stand te brengen: in schriftelijke overeenkomst tussen deze partijen
vastleggen wie aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.35 voldoet.

2.37 verplichtingen uitvoerende partij


1 Overeenkomstig de artikelen 2.33 en 2.34:
a. zorgt de uitvoerende partij ervoor dat een coördinator voor de uitvoeringsfase beboeting via
wordt aangesteld; betr. artikelen
2)
b. neemt de uitvoerende partij zodanige maatregelen en richt hij de werkzaam- € 900
heden zodanig in dat:
1°. door de coördinator voor de uitvoeringsfase de taken worden uitgeoefend,
bedoeld in artikel 2.34;
2°. de coördinator voor de uitvoeringsfase zijn taken naar behoren kan vervullen.
1)
2 De uitvoerende partij zorgt ervoor dat de wijze waarop uitvoering wordt gegeven € 900
aan de samenwerking en het overleg tussen werkgevers en werknemers op de
bouwplaats op passende wijze wordt gecoördineerd.

2.38 verplichtingen werkgever


1 Bij de uitvoering van zijn verplichtingen op grond van de artikelen. 3, 5, 8 en 19,
eerste lid, van de Arbowet 1998 neemt werkgever die met betrekking tot de
totstandbrenging van een bouwwerk arbeid doet verrichten doeltreffende
maatregelen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid van zijn werknemers
op de bouwplaats. Deze maatregelen hebben met name betrekking op:
a) het in goede orde en met voldoende bescherming van de veiligheid en € 900
gezondheid in stand houden van de bouwplaats
b) de veilige plaatsing van de verschillende werkplekken op de bouwplaats, € 450
rekening houdend met toegangsmogelijkheden tot die bouwplaats en
verbindingswegen daarop
c) het interne transport van de verschillende materialen op de bouwplaats € 450
d) het onderhoud, de controle voor inbedrijfstelling en de periodieke controle van € 900
installaties en toestellen, teneinde gebreken te voorkomen die de veiligheid en
gezondheid van werknemers in gevaar kunnen brengen
e) de afbakening en inrichting van zones voor definitieve en tussenopslag van ver- € 270
schillende materialen, met name in geval van gevaarlijke materialen of stoffen
f) de voorzieningen voor de verwijdering van gebruikte gevaarlijke materialen € 450
g) de opslag en de verwijdering of de afvoer van afval en puin € 270
h) de aanpassing van de daadwerkelijke duur van de uit te voeren werkzaamheden € 270
met betrekking tot de totstandbrenging van het bouwwerk of de fasen waarin
werkzaamheden worden uitgevoerd, afhankelijk van de ontwikkeling met
betrekking tot de voortgang van het bouwwerk op de bouwplaats
i) de samenwerking met andere werkgevers of zelfstandig werkenden op de € 675
bouwplaats
de wisselwerking met exploitatiewerkzaamheden op of in de nabijheid van de € 675
bouwplaats.

75
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3 De werkgever is verplicht tot naleving van en medewerking aan het veiligheids- en € 1.350
gezondheidsplan als bedoeld in artikel 2.27 voorzover en op de wijze als daarin ten
aanzien van de door hem te verrichten of te doen verrichten werkzaamheden is
bepaald en daarbij rekening te houden met de aanwijzingen van de coördinator
voor de uitvoeringsfase.

afdeling 6 winningsindustrieën in dagbouw

2.41 verplichtingen van de werkgever


1 Indien bemande arbeidsplaatsen in de winningsindustrie in gebruik zijn, wordt € 900
toezicht uitgeoefend door een verantwoordelijke persoon.

2 Werkzaamheden waaraan een bijzonder gevaar is verbonden, worden uitsluitend € 900


opgedragen aan vakbekwaam personeel met voldoende ervaring en uitgevoerd
overeenkomstig de verstrekte instructies.

3 Op arbeidsplaatsen in de winningsindustrie worden met regelmatige tussenpozen € 135


veiligheidsoefeningen gehouden.

4 Situaties die een ernstig gevaar vormen, worden onverwijld gemeld aan de € 900
toezichthouder.

5 Opdat in geval van nood onmiddellijk hulp-, vlucht-, evacuatie- en € 270


reddingsmaatregelen genomen kunnen worden, worden in aanvulling op de
bedrijfshulpverlening de nodige alarm- of andere communicatiesystemen ter
beschikking gesteld.

6 Indien op een arbeidsplaats in de winningsindustrie slechts een werknemer € 135


aanwezig is, beschikt deze over telecommunicatiemiddelen om zich met anderen in
verbinding te kunnen stellen.

2.42 samenwerking, veiligheids- en gezondheidsplan


2 Voor de aanvang van het werk moet een veiligheids- en gezondheidsplan worden € 900
opgesteld.
1)
3 In aanvulling op het tweede lid, onder c, coördineert de op de arbeidsplaats € 900
verantwoordelijke werkgever de uitvoering van alle veiligheids- en
gezondheidsmaatregelen en geeft daarbij in het veiligheids- en gezondheidsplan
het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van de coördinatie aan.
1)
4 Het veiligheids- en gezondheidsplan wordt bij iedere belangrijke wijziging, € 450
uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats in de winningsindustrie herzien.

5 De werkzaamheden worden overeenkomstig het veiligheids- en gezondheidsplan € 900


uitgevoerd.

afdeling 7 nachtarbeid

2.43 arbeidsgezondheidskundig onderzoek


2 Iedere werknemer die voor de eerste keer arbeid in nachtdienst gaat verrichten € 45
wordt, in aanvulling op artikel 18 van de Arbowet 1998, in de gelegenheid gesteld
om voor de aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te
ondergaan.

76
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

hoofdstuk 3 inrichting arbeidplaatsen


afdeling 1 algemene voorschriften

3.2 algemene vereisten


1 Arbeidsplaatsen zijn veilig toegankelijk en kunnen veilig worden verlaten. € 900
Ze worden zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust, in bedrijf gesteld, gebruikt en
onderhouden, dat gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers
zoveel mogelijk is voorkomen.
Voorts worden zij zindelijk, zoveel mogelijk vrij van stof en voor zover de veiligheid
van de arbeidsplaats dat vereist, ordelijk gehouden.

2 Regelmatig wordt gecontroleerd of de op de arbeidsplaats ter bescherming van de € 900


werknemers aanwezige voorzieningen en genomen maatregelen nog adequaat
functioneren.

3 Geconstateerde gebreken met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde € 900
voorzieningen en maatregelen die de veiligheid of gezondheid kunnen beïnvloeden,
worden zo spoedig mogelijk hersteld.

3.3 stabiliteit en stevigheid


1 Gebouwen en andere opstallen bestaan uit deugdelijk materiaal, zijn van een € 1.350
deugdelijke constructie en verkeren in een zodanige staat, dat er geen gevaar
bestaat voor het geheel of gedeeltelijk instorten of omvallen.

2 De arbeidsplaats is zodanig ingericht, dat de daar aanwezige voorwerpen of stoffen € 1.350


geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid opleveren, door instorten,
verschuiven, omvallen of kantelen.

3.4 elektrische installaties


1 Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, ingericht, aangelegd, onderhouden € 1.350
en gekenmerkt, dat een veilig gebruik van elektriciteit zo goed mogelijk is
gewaarborgd.

2 In een elektrische installatie zijn doeltreffende maatregelen genomen tegen het € 1.350
gevaar van brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering.

3 Van iedere elektrische installatie zijn duidelijke, steeds bijgewerkte schema's € 45


beschikbaar alsmede alle overige gegevens die nodig zijn voor een veilig gebruik
van de elektrische installatie.

3.5 elektrotechnische, bedienings- en andere werkzaamheden aan of nabij een


elektrische installatie
1 Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden die gevaren € 900*
kunnen opleveren, worden door deskundige, voldoend onderrichte en daartoe
bevoegde werknemers uitgevoerd.

2 Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt € 900*
waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte
aanraking dan wel te dichte benadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid
van een tweede daartoe bevoegd persoon.

3 Werkzaamheden aan of in nabijheid van een elektrische installatie worden slechts € 1.350*
uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in nabijheid waarvan
wordt gewerkt, spanningsloos is.

77
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4 In aanvulling op het derde lid zijn door de daartoe bevoegde werknemers tevens € 1.350*
doeltreffende maatregelen zijn genomen om een gevaarloos verloop van die
werkzaamheden te waarborgen.

7 Werkzaamheden bestaande uit het reinigen van elektrisch materieel in een € 1.350*
elektrische installatie voor hoogspanning als bedoeld in artikel 3.5, zesde lid, onder
c, worden slechts uitgevoerd, indien:
a. tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer
uitdrukkelijk opdracht is gegeven;
b. gebruik wordt gemaakt van de voor deze werkzaamheden geschikte reinigings-
en arbeidsmiddelen, en
c. de werknemers zich met de arbeidsmiddelen waarmee zij fysiek in contact
staan, niet behoeven te begeven in de gevarenzone van de installatie of delen
daarvan die onder spanning staan.

3.6 vluchtwegen en nooduitgangen


1 Doeltreffende maatregelen zijn genomen teneinde het voor werknemer mogelijk te € 1.350
maken, indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor veiligheid en
gezondheid aanwezig is, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan
stellen.

2 Het aantal, de plaats en de afmetingen van de daartoe beschikbare vluchtwegen en € 1.350


nooduitgangen zijn afhankelijk van het gebruik, de uitrusting en de afmetingen van
de arbeidsplaatsen alsmede van het maximum aantal werknemers en andere
personen dat zich op deze plaatsen kan ophouden.

3.7 veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen


1 Vluchtwegen en nooduitgangen zijn vrij van obstakels. € 1.350

2 Nooduitgangen kunnen te allen tijde worden geopend. € 1.350

3 Deuren van nooduitgangen en deuren op het traject van de vluchtwegen zijn op € 270
eenvoudige wijze van binnenuit naar buiten toe te openen.

4 Schuif- en draaideuren worden niet als nooduitgang gebruikt. € 270

5 Vluchtwegen en nooduitgangen die bij het uitvallen van de verlichting slecht € 270
zichtbaar zijn, zijn voorzien van een adequate noodverlichting.

6 Vluchtwegen, deuren en poorten op het traject van de vluchtwegen, alsmede € 270


nooduitgangen zijn gemarkeerd door signalen die voldoen aan het bij of krachtens
afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde.

3.8 brandmelding en brandbestrijding


1 In aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening (afdeling 4, € 450
hoofdstuk 2, Arbobesluit) zijn op arbeidsplaatsen, afhankelijk van de aard van de te
verrichten arbeid en de gevaren en het maximaal aantal werknemers en andere
personen dat zich daar bevindt, voldoende passende brandbestrijdingsmiddelen
aanwezig.

2 Indien nodig moeten, in aanvulling op het eerste lid, branddetectoren en € 450


alarmsystemen aanwezig zijn.

3 Niet-automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn gemakkelijk bereikbaar en € 270


gemakkelijk te bedienen.

78
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4 Niet automatische brandbestrijdingsmiddelen zijn voorzien van signalering die € 270


voldoet aan artikel 8.4. Signalering is duurzaam en op de juiste plaats aangebracht.

3.9 noodverlichting
Arbeidsplaatsen waar werknemers bij uitvallen van kunstlicht aan bijzondere € 675
gevaren zijn blootgesteld zijn voorzien van adequate noodverlichting.
Indien noodverlichting niet mogelijk is, beschikken werknemers over individuele
verlichting.

3.10 redden van drenkelingen


Op arbeidsplaatsen waar gevaar bestaat voor verdrinking wordt dit gevaar zoveel € 1.350
mogelijk voorkomen en zijn doelmatige middelen voor het redden van drenkelingen
op goed zichtbare plaats beschikbaar.

3.11 vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen


1 Vloeren van arbeidsplaatsen zijn zo veel mogelijk vrij van oneffenheden en € 270
gevaarlijke hellingen en zijn voorts zo veel mogelijk vast, stabiel en stroef.

2 Het oppervlak van vloeren, muren en plafonds van arbeidsplaatsen. is zodanig dat € 135
deze te behoeve van de hygiëne op de arbeidsplaats kunnen worden
schoongemaakt en onderhouden.

3 Besloten ruimten waar arbeid wordt verricht zijn, rekening houdend met aard van € 135
werkzaamheden en te leveren fysieke belasting voldoende thermisch geïsoleerd.

4 Transparante of lichtdoorlatende wanden van arbeidsplaatsen zijn voor zover € 270


mogelijk in verband met de aard van de arbeidsplaats:
duidelijk gemarkeerd en van veiligheidsmateriaal vervaardigd, of
op een zodanige wijze aangebracht of afgeschermd dat de werknemers niet
gewond kunnen raken.

3.12 ramen en bovenlichtvoorzieningen van de ruimten


1 Indien ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatievoorzieningen geopend en € 270
gesloten kunnen worden,
a) kan dit op veilige wijze geschieden,
b) kunnen zij tevens op veilige wijze geregeld en vastgezet worden, en
c) leveren zij in geopende stand geen gevaar op.

2 Ramen en bovenlichtvoorzieningen kunnen zonder gevaar worden schoongemaakt. € 270

3.13 deuren, beweegbare hekken en andere doorgangen


1 De plaats, het aantal en de afmeting van deuren, beweegbare hekken en andere € 270
doorgangen alsmede de materialen waarvan zij zijn vervaardigd, zijn afgestemd op
de aard en het gebruik van de arbeidsplaats.

2 Op transparante deuren is op ooghoogte een markering aangebracht. € 270

3 Afhankelijk van de aard van de arbeidsplaats en de arbeid die daar wordt verricht, € 270
zijn klapdeuren transparant of van transparante panelen voorzien.

4 Indien deuren of andere doorgangen beschikken over transparante of licht € 270


doorlatende oppervlakten, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te
voorkomen dat werknemers door ongewild contact met die oppervlakten gewond
raken.

5 Deuren en beweegbare hekken die uit of van hun geleidingen kunnen raken zijn € 450
tegen uitlichten of aflopen dan wel tegen vallen geborgd.

79
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

6 Automatische deuren en hekken functioneren zodanig dat zij geen gevaar € 450
opleveren. Ze zijn uitgerust met makkelijk herkenbare beveiligingen, die voorkomen
dat werknemers gewond raken.

7 Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij € 450
een stroomstoring automatisch opengaan.

8 In de onmiddellijke nabijheid van deuren, beweegbare hekken of andere € 270


doorgangen die hoofdzakelijk voor verkeer van voertuigen of transportmiddelen zijn
bestemd, bevinden zich - tenzij veilig voor voetgangers - afzonderlijke doorgangen
voor voetgangers.

9 De in het achtste lid bedoelde doorgangen voor voetgangers zijn duidelijk zichtbaar € 270
en vrij van obstakels.

3.14 verbindingswegen
1 De verbindingswegen op de arbeidsplaats zijn zodanig gelegen en ingericht dat zij € 450
op eenvoudige wijze, veilig en overeenkomstig hun bestemming, door voetgangers
en voertuigen of transportmiddelen kunnen worden gebruikt.

2 Voorkomen wordt dat werknemers die in de nabijheid van de verbindingswegen € 450


arbeid verrichten, gevaar lopen.

3 De afmeting van de verbindingswegen is afgestemd op het aantal gebruikers en de € 450


aard van de arbeid die in het bedrijf of de inrichting wordt verricht.

4 Indien op verbindingswegen - voorzover het niet op de openbare weg betreft - € 450


voertuigen of transportmiddelen worden gebruikt, zijn de nodige verkeersregels
vastgesteld.

5 In gevallen als bedoeld in het vierde lid, is tevens een veilige ruimte voor de € 450
voetgangers gewaarborgd of zijn andere doeltreffende maatregelen ter
bescherming van de voetgangers genomen.

6 De voor voertuigen of transportmiddelen bestemde verbindingswegen zijn gelegen € 450


op voldoende afstand van de overige verbindingswegen op de arbeidsplaats.

7 Voor zover het gebruik of de inrichting van de arbeidsplaats zulks vereist, zijn de € 450
verbindingswegen duidelijk afgebakend.

3.15 markering gevaarlijke plaatsen


1 De plaatsen waar valgevaar of gevaar voor vallende voorwerpen voorkomt of waar € 270
obstakels niet verwijderd kunnen worden, een gevaar voor de veiligheid vormen bij
verplaatsing van voertuigen of personen worden duidelijk gemarkeerd door
signalen die voldoen aan artikel 8.4.

2 Alleen werknemers, die beroepshalve of uit hoofde van hun functie de in het eerste € 450
lid bedoelde plaatsen moeten betreden, worden daar toegelaten.

3.16 voorkomen valgevaar


1)
1 Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat: € 2.250
• is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht, of
• is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken,
leuningen of andere dergelijke voorzieningen.

80
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

1)
3 Indien de voorzieningen ter voorkoming van valgevaar niet of slechts ten dele € 2.250
kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan
grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden
moeten dienen,
• zijn voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en
wijze aangebracht, of
• worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte
gebruikt, of
• worden andere technische middelen toegepast, die eenzelfde mate van
beveiliging geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve
bescherming de voorkeur boven maatregelen gericht op individuele
bescherming.

3.17 voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen


1)
Het gevaar te worden getroffen door ongewild in beweging komen of vrijkomende € 2.250
voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen wordt voorkomen, of indien dat niet
mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt.
Maatregelen op collectief niveau hebben de voorkeur boven maatregelen op
individueel niveau.

3.18 specifieke maatregelen voor roltrappen, rolpaden en laadplatforms


1 Roltrappen en -paden functioneren veilig en zijn uitgerust met noodzakelijke € 1.350
veiligheidsvoorzieningen, waaronder gemakkelijk herkenbare en toegankelijke
noodstopvoorzieningen.

2 Laadplatforms en -hellingen zijn afgestemd op de afmetingen van te vervoeren € 270


ladingen. Zij beschikken over ten minste één uitgang.

3 Laadplatforms met lengte van meer dan 50 meter hebben aan beide zijden een € 270
uitgang, tenzij dat technisch niet mogelijk is.

3.19 afmetingen en luchtvolume van ruimten; bewegingsruimte op de


arbeidsplaats
1 Afmetingen en luchtvolume van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer € 270
zonder gevaar voor de veiligheid of de gezondheid zijn arbeid kan verrichten.

2 Afmetingen van de arbeidsplaats zijn zodanig dat de werknemer bij het verrichten € 270
van zijn arbeid over voldoende bewegingsruimte beschikt.

3 Indien in verband met de aard van de arbeid niet over voldoende bewegingsruimte € 270
kan worden beschikt, is in de nabijheid een andere open of besloten ruimte met
voldoende bewegingsvrijheid voor betrokken werknemers beschikbaar.

3.20 ontspanningsruimten
1 In het bedrijf of de inrichting of in de directe nabijheid is een gemakkelijk toeganke- € 270
lijke ruimte beschikbaar waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen.
De ruimte waar werknemers de pauzes kunnen doorbrengen,
is daartoe geschikt en afhankelijk van het aantal werknemers, voldoende ruim
bemeten en uitgerust met voldoende tafels en stoelen.

2 In ontspanningsruimte zijn voldoende maatregelen genomen ter bescherming van € 270


niet-rokers tegen hinder van tabaksrook.

81
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3.21 nachtverblijven
Voor werknemers die gedurende de tijdsruimte tussen het einde en begin van € 270
dagelijkse arbeidstijd in bedrijf plegen te verblijven in het bedrijf of de inrichting is
een nachtverblijf beschikbaar.
Een nachtverblijf is adequaat ingericht.
Een nachtverblijf is uitsluitend bestemd voor personen van gelijk geslacht.

3.22 kleedruimten
1 Iedere werknemer beschikt over een plaats om zijn kleding op te hangen. € 135

2 Voor werknemers die speciale werkkleding moeten dragen zijn doelmatige € 270
voldoende ruime, van stoelen of banken voorziene en naar seksen gescheiden
kleedruimten beschikbaar.
Deze ruimten zijn zoveel mogelijk in de nabijheid van de open of besloten ruimten
waar de arbeid pleegt te worden verricht.

Natte werkkleding kan zo nodig worden gedroogd. € 135

3 In de kleedruimten kan kleding die werknemers tijdens arbeid niet dragen op € 135
doelmatige wijze en afgesloten worden bewaard.

4 Indien omstandigheden zulks vereisen kunnen de speciale werkkleding en de € 135


persoonlijke kleding van de werknemers gescheiden van elkaar op doelmatige
wijze en afgesloten worden bewaard.

3.23 wasgelegenheden en douche ruimten


1 Indien werknemers blootstaan aan vuil of stof is een wasruimte met een voldoende € 135
aantal wasbakken aanwezig.
De wasbakken zijn functioneel geplaatst en naar seksen gescheiden.
De wasbakken beschikken over koud, en zo nodig over warm stromend water.

2 Indien werknemers zodanig bloot staan aan vuil, stof of hoge temperaturen dat een € 270
reiniging van het lichaam nodig is die meer omvat dan die van handen en gezicht of
zulks uit de aard van hun arbeid of de zorg voor de gezondheid voortvloeit, is
tevens een doucheruimte met een voldoende aantal douches aanwezig.
De doucheruimte is voldoende ruim, doelmatig ingericht en naar seksen
gescheiden.
De douches beschikken over warm en koud stromend water.

3 Indien douche- of wasruimten en de kleedruimten zich niet in dezelfde ruimte € 135


bevinden, zijn deze onderling gemakkelijk en binnendoor bereikbaar.

3.24 toiletten, urinoirs en wasbakken


1 In een bedrijf of inrichting waar werknemers werkzaam plegen te zijn, is voor de € 270
werknemers ten minste één toilet beschikbaar.

2 In een bedrijf of inrichting waar 10 of meer werknemers gelijktijdig werkzaam € 270


plegen te zijn is voor iedere 15 of minder werknemers van hetzelfde geslacht ten
minste één toilet aanwezig.
Voor mannen mag voor een deel met urinoirs worden volstaan mits er ten minste
één toilet voor iedere 25 of minder mannen aanwezig is.

3 De toiletten en urinoirs zijn doelmatig ingericht en goed geventileerd. € 135

De toiletten en urinoirs bevinden zich in de nabijheid van de ruimten waar de € 135


werknemers hun werkzaamheden verrichten.

82
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4 In een bedrijf of inrichting waar 10 of meer werknemers gelijktijdig werkzaam € 270


plegen te zijn, zijn de toiletten naar seksen gescheiden.

5 In of in de onmiddellijke nabijheid van de ruimten waarin de toiletten en urinoirs zich € 270


bevinden zijn voldoende wasbakken aanwezig.
De wasbakken zijn doelmatig geplaatst.
De wasbakken beschikken over stromend water.

3.25 eerstehulpposten
1 Indien de aard van de arbeid of de daaraan verbonden gevaren dit noodzakelijk € 270
maken, zijn in aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening, in het
bedrijf of de inrichting voldoende eerstehulpposten aanwezig.

2 In de eerstehulpposten zijn duidelijk zichtbare instructies voor eerste hulp bij € 135
ongevallen aanwezig.

3 In de eerstehulpposten is een alarmnummer duidelijk zichtbaar aangebracht. € 135

4 De eerstehulpposten zijn voorzien van de noodzakelijke eerstehulpuitrusting. € 135

5 De eerstehulpposten zijn gemakkelijk met brancards bereikbaar. € 135

6 De eerstehulpposten en de eerstehulpuitrusting zijn voorzien van een signalering € 270


die aan artikel 8.4 voldoet.

afdeling 2 aanvullende voorschriften bouwplaatsen

3.27 algemene vereisten


1 Een bouwplaats is gemarkeerd en afgebakend. € 270
2 Op een bouwplaats is voldoende drinkwater of andere alcoholvrije drank € 135
beschikbaar.

3 Op een bouwplaats zijn zo nodig faciliteiten voor het bereiden van maaltijden € 135
beschikbaar.

3.28 stabiliteit en stevigheid


1)
1 Werkplekken op een bouwplaats die niet op de begane grond zijn gesitueerd, zijn € 2.250
stabiel en stevig, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal werknemers dat
zich daar bevindt, de maximale belasting en de verdeling daarvan en met externe
invloeden.
Zo nodig zijn ten behoeve van de stabiliteit doeltreffende bevestigingsmiddelen
aangebracht.

2 De stabiliteit en stevigheid worden regelmatig en in ieder geval na iedere relevante € 900


verandering van de hoogte of de diepte van de hiervoor bedoelde werkplekken,
doeltreffend gecontroleerd.

3.29 elektrische installaties en leidingen


1 Elektrische installaties die voor aanvang van de werkzaamheden reeds op de € 900
bouwplaats aanwezig zijn, worden geïdentificeerd, gecontroleerd en duidelijk
gekenmerkt.

2 Bovengrondse elektriciteitsleidingen worden zoveel mogelijk buiten de bouwplaats € 1.350


om geleid of spanningsloos gemaakt.
Indien dat niet mogelijk is worden hekken of waarschuwingsborden geplaatst.

83
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3 Indien voertuigen onder elektriciteitsleidingen door moeten rijden worden € 1.350


beschermingen onder de leidingen aangebracht.

4 Ondergrondse elektriciteitsleidingen, leidingen voor andere distributiesystemen en € 900


kabels worden voor de aanvang van grondverzetwerkzaamheden geïdentificeerd.

5 Doeltreffende maatregelen worden genomen om de gevaren voor de werknemers, € 1.350


verbonden aan beschadiging van ondergrondse leidingen en kabels, zoveel
mogelijk te voorkomen.

3.30 bouwputten, tunnels, uitgravingen,en andere ondergrondse


werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden
1 In een bouwput, een tunnel, bij een uitgraving of andere ondergrondse € 1.350
werkzaamheden worden doeltreffende stut- of taludvoorzieningen aangebracht ter
voorkoming van instorting of overstroming.

2 Bij grondverzetwerkzaamheden worden de uitgegraven aarde, het gebruikte € 1.350


materiaal en de daarbij gebruikte voertuigen op veilige afstand van de uitgraving
gehouden.
Zo nodig wordt rond een uitgraving doeltreffend hekwerk geplaatst.

3.31 metaal- en betonconstructies, bekistingen en zware prefab -elementen


1 Metaal- en betonconstructies alsmede onderdelen daarvan, bekistingen, prefab- € 900
elementen of tijdelijke stutten en schoren worden slechts gemonteerd of
gedemonteerd onder toezicht van een speciaal daartoe aangewezen persoon.

2 Bekistingen, tijdelijke stutten en schoren kunnen zonder gevaar voor de € 1.350


werknemers de krachten dragen waaraan zij blootstaan.

afdeling 3 aanvullende voorschriften winningsindustrieën in dagbouw

3.33 schriftelijke voorlichting


1 Voor iedere arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn schriftelijke instructies € 270
opgesteld, waarin de regels zijn opgenomen die moeten worden nageleefd om de
veiligheid en gezondheid van de werknemers, alsmede het veilig gebruik van de
arbeidsmiddelen te garanderen. Deze instructies bevatten tevens aanwijzingen voor
het gebruik van de noodapparatuur en de te volgen handelwijze in noodsituaties.

2 De instructies zijn op een goed toegankelijke plaats voor de werknemers € 135


beschikbaar.

3.34 gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand en explosie


1 In zones waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming of vergiftiging, dan wel € 2.250
brand of explosie bestaat zijn overeenkomstig artikel 4.6 maatregelen genomen om
dat gevaar te voorkomen.

2 De in het eerste lid bedoelde maatregelen moeten zijn opgenomen in het € 225
veiligheids- en gezondheidsplan bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.

3.35 reanimatie-apparatuur
1 In aanvulling op de regelgeving terzake van de bedrijfshulpverlening (afdeling 4, € 1.350
hoofdstuk 2), zijn in zones waar gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging
bestaat doelmatige reanimatieapparaten aanwezig.

2 Op de arbeidsplaats in de winningsindustrie zijn voldoende werknemers aanwezig € 1.350


die de reanimatieapparaten kunnen bedienen.
3 De reanimatie apparaten worden doelmatig onderhouden en opgeslagen. € 270

84
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3.36 beperken en bestrijden van brand


In aanvulling op de regelgeving terzake van bedrijfshulpverlening worden € 225
maatregelen inzake beperking en bestrijden brand in het veiligheids- en
gezondsheidsplan opgenomen.

3.37 voorkomen instabiliteit


1 Telkens voor aanvang van werkzaamheden aan afgravings- of ontginningsfronten € 450
boven werkterreinen of verkeerswegen wordt nagegaan of er geen instabiele
massa's of rotsblokken zijn. Losse steenblokken worden zo nodig verwijderd.

2 Voor het ontstaan van instabiliteit bij het ontginnen van fronten of steenhopen wordt € 450
gewaakt.

afdeling 4 aanvullende voorschriften benzinestations

3.39 veiligheidseisen benzinestations


1 Benzinestations, waarvan de winkel op werkdagen tussen 18.30 u en 06.00 u 's
avonds, op zondag, op Nieuwjaarsdag, op tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag,
op tweede Pinksterdag, op eerste Kerstdag, op tweede Kerstdag of op de dag,
waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, geopend is, zijn voorzien van:

a) een inwerpgeldkluis € 450


b) een optische of akoestische alarminstallatie, tenzij het benzinestation is voorzien € 450
van een alarminstallatie, welke langs telecommunicatieverbindingen zo nodig
een alarmsignaal afgeeft bij een door de minister van justitie toegelaten
alarmcentrale
c) een verlichtingsinstallatie welke gedurende ten minste 15 min. na sluiting van € 450
het benzinestation dat benzinestation blijft verlichten.

2 Bij benzinestations waar een of meer benzinepompen worden bediend door aldaar € 450
werkzame persoon, is de toegangsdeur tot de winkel in het benzinestation ten
minste aan de binnenzijde afsluitbaar.

3 Bij benzinestations waar geen enkele benzinepomp wordt bediend door een aldaar € 450
werkzame persoon, is toegangsdeur tot de winkel in het benzinestation voorzien
van een op afstand bedienbaar elektrisch sluitingsmechanisme dat uitsluitend
vanuit winkel kan worden bediend.

3.40 aanvullende veiligheidseisen voor benzinestations


In aanvulling op artikel 3.39 gelden voor benzinestations, waarvan de winkel tussen
20.00 u en 06.00 u geopend is de volgende voorschriften:

a) in de winkel is ten minste een camera aanwezig die is aangesloten op een € 450
recorder, welke al dan niet met tijdsintervallen camerabeelden opneemt
b) het benzinestation is voorzien van een alarminstallatie, welke langs € 450
telecommunicatieverbindingen zo nodig een alarmsignaal afgeeft bij een door
minister van Justitie toegelaten alarminstallatie
c) de plaats in de winkel waar de kassa zich bevindt, is omgeven door € 450
kogelwerend glas
d) op het sluitingstijdstip van het benzinestation zijn ten minste twee personen ter € 450
plaatse aanwezig.

afdeling 5 bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

85
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3.46 deskundig toezicht (jeugdigen)


Deskundig toezicht als bedoeld in artikel 1.37 is van toepassing op jeugdige € 1.350
werknemers die:
a) arbeid verrichten waarbij gevaar voor instorting bestaat, of
b) arbeid verrichten aan, met of in directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties.

3.48 rustruimten (zwangere werknemers)


Voor zwangere werknemers en werknemers tijdens de lactatie is een geschikte, af € 270
te sluiten besloten ruimte beschikbaar, waarin gelegenheid is of onmiddellijk kan
worden gemaakt voor het nemen van rust.
In een rustruimte is een deugdelijk, al of niet opvouwbaar bed of een deugdelijke
rustbank beschikbaar.

hoofdstuk 4 gevaarlijke stoffen en biologische agentia


afdeling 1 algemene voorschriften

4.1 zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid


Indien op de arbeidsplaats stoffen aanwezig zijn die gevaar voor de veiligheid of € 450*
gezondheid van werknemers dan wel hinder voor deze kunnen opleveren, wordt
grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijk en zindelijkheid in acht genomen.

4.2 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie


1 Indien arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden € 450
blootgesteld aan stoffen die gevaar voor de veiligheid of de gezondheid dan wel
hinder voor deze kunnen opleveren, worden in het kader van de ri&e: de aard, mate
en duur van die blootstelling beoordeeld om de gevaren voor die werknemers te
bepalen.

2 Met betrekking tot de aard van de blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld aan € 450
welke stoffen werknemers kunnen worden blootgesteld, wat de gevaren zijn die aan
de stoffen zijn verbonden, in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en op
welke wijze blootstelling kan plaatsvinden.

3 Met betrekking tot de mate van blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld wat het € 450
blootstellingsniveau op de arbeidsplaats is.
Voor het doeltreffend vaststellen van blootstellingsniveau wordt gebruik gemaakt
van bestaande geschikte meetmethodes, tenzij dit niveau door middel van andere
methodes doeltreffend kan worden bepaald.

4 Voor zover het blootstellingsniveau alleen doeltreffend kan worden vastgesteld door € 450
middel van metingen, wordt gebruik gemaakt van een voor het doel van de meting
geschikte en genormaliseerde meetmethode.
Bij ontbreken van een genormaliseerde meetmethode wordt meting uitgevoerd
volgens een andere voor het doel geschikte meetmethode.

5 Indien op de arbeidsplaats in verband met de aard van de werkzaamheden die daar € 225
worden uitgevoerd, stoffen plegen voor te komen die bij of krachtens de Wet
milieugevaarlijke stoffen worden ingedeeld in de categorie “voor de voortplanting
vergiftig”, bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder n, van die wet, alsmede stoffen
als bedoeld in Richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese
Economische Gemeenschap van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en
het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196) die met de waarschuwingszin
R64 (“kan schadelijk zijn via de borstvoeding”) worden gekenmerkt overeenkomstig
de criteria

86
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

in paragraaf 3.2.8 van bijlage VI bij deze richtlijn, worden met betrekking tot die
stoffen in de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbowet 1998,
tevens de volgende gegevens vermeld:
a) de hoeveelheid van de stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd, of
gebruikt, dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met opslag
b) het aantal werknemers dat arbeid pleegt te verrichten op de arbeidsplaats waar
de stof pleegt voor te komen
c) de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht
d) de wijze waarop de onder "b)" bedoelde werknemers bij hun arbeid aan de stof
worden of kunnen worden blootgesteld
e) de maatregelen die zijn genomen ter naleving van artikel 4.9.

4.3 verpakking en etikettering


2 Op de verpakking van een stof die krachtens Wet milieugevaarlijke stoffen bij de € 270
aflevering en bij het ter aflevering voorhanden hebben moeten worden geëtiket-
teerd, worden de aanduidingen van die stof bij of krachtens genoemde wet ten
behoeve van de aflevering van die stof zijn voorgeschreven, opvallend en goed
leesbaar vermeld, met uitzondering van de aanduidingen die betrekking hebben op
de categorie “milieugevaarlijk”.

3 Op de verpakking van een stof die gevaar voor de veiligheid en de gezondheid kan € 270
opleveren, waarop artikel 34 van de Wet milieugevaarlijke stoffen niet op van
toepassing is, worden opvallend en goed leesbaar vermeld de naam van de stof en
een aanduiding van de aard van het gevaar of gevaren, verbonden aan die stof.

4.4 voorkomen van ongewilde gebeurtenissen


1 Indien stoffen aanwezig zijn, die vanwege de eigenschappen of de omstandigheden € 2.250
waaronder die stoffen voorkomen gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van
werknemers kunnen opleveren, zijn zodanige voorzieningen getroffen, dat het
gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet
zoveel mogelijk is vermeden.

2 Bij het verrichten van arbeid met in het eerste lid genoemde stoffen, zijn zodanige € 2.250
voorzieningen getroffen, dat het gevaar dat zich bij die arbeid een ongewilde
gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.

3 Bij het verrichten van arbeid aan, dan wel verwijderen van reservoirs, installaties, € 2.250
verpakkingen of andere zaken waarin stoffen of restanten van die stoffen als in het
eerste lid genoemd bevinden, zijn zodanige voorzieningen getroffen, dat het gevaar
dat zich bij die arbeid een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is
vermeden.

4 Voorts zijn zodanige voorzieningen getroffen dat in geval zich een ongewilde € 1.350
gebeurtenis, als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk tweede lid voordoet, de
gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt.

5 Indien arbeid wordt verricht in ruimten waarin stoffen aanwezig zijn, die vanwege de € 675
eigenschappen of de omstandigheden waaronder die stoffen voorkomen gevaar
voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers kunnen opleveren, mogen die
stoffen in geen grotere hoeveelheden aanwezig zijn, dan voor de bedrijfsvoering
strikt noodzakelijk is.

6 In ruimten waarin stoffen aanwezig zijn, die vanwege de eigenschappen of de € 675


omstandigheden waaronder die stoffen voorkomen gevaar voor de veiligheid en de
gezondheid van werknemers kunnen opleveren, mogen niet meer werknemers
aanwezig zijn dan noodzakelijk.

87
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

7 Arbeid met of in aanwezigheid van stoffen, die vanwege de eigenschappen of de € 270*


omstandigheden waaronder die stoffen voorkomen gevaar voor de veiligheid en de
gezondheid van werknemers kunnen opleveren, mag slechts door personen die in
een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeren en op het gebied van
die arbeid over zodanige basiskennis beschikken, dat zij in staat zijn de gevaren te
onderkennen en te voorkomen.

4.5 bijzondere maatregelen ter voorkoming van ongewilde gebeurtenissen


3 Stoffen die op grond van Wet milieugevaarlijke stoffen voldoen aan de criteria voor € 675*
indeling in een of meer van de categorieën. “zeer vergiftig”, “vergiftig” en “bijtend”
bedoeld in artikel 34 van die wet, worden afgesloten bewaard zodat zij niet in
handen van onbevoegden kunnen geraken.

4.6 gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie


3 Indien in een dergelijke ruimte direct gevaar ontstaat, moeten doeltreffende € 2.250*
maatregelen worden genomen zodat de werknemers, die deze ruimte hebben
betreden, deze terstond kunnen verlaten.
Indien dat niet mogelijk is en het toch noodzakelijk is om die ruimte te betreden,
dan mag dat alleen indien arbeidsmiddelen worden gebruikt die het desbetreffende
gevaar niet zelf kunnen veroorzaken, alsmede persoonlijke beschermingsmiddelen
beschikbaar worden gesteld en worden gebruikt.
Zo nodig worden de werknemers die de ruimte moeten betreden permanent van
buitenaf geobserveerd.

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

4.7 veiligheid aan, op of in tankschepen


2 De werkzaamheden aan tankschepen, bestaande uit het schoonmaken, € 900*
onderhouden, herstellen of verbouwen, het geheel of gedeeltelijk slopen, waarbij
gevaar bestaat voor brand, explosie, vergiftiging, verstikking of bedwelming worden
op veilige wijze verricht door of onder toezicht van een persoon die beschikt over
voldoende deskundigheid.

3 Bij ministeriële regeling worden werkzaamheden aangewezen, die uitsluitend € 2.250


mogen worden verricht, indien een gasdeskundige vooraf de gevaren voor de
veiligheid en gezondheid van werknemers heeft beoordeeld en een verklaring heeft
afgegeven die voldoet aan een bij ministeriële regeling vast te stellen model.

4 Een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.7, derde lid, moet in het bezit zijn van € 900*
een certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige, afgegeven door de minister
van SZW of een certificerende instelling.

5 Op de arbeidsplaats moet het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige als € 45*


bedoeld in het vierde lid, of een afschrift daarvan aanwezig zijn en desgevraagd
worden getoond aan de toezichthouder

4.8 springstoffen
1 Arbeid waarbij stoffen worden gebruikt voor het springen van objecten of € 900
materialen, wordt verricht volgens een vooraf opgesteld springplan dat deugdelijke
beschrijving bevat van uit te voeren werkzaamheden, de daaraan verbonden
gevaren en de wijze waarop deze gevaren zoveel mogelijk worden voorkomen of
beperkt zullen worden.

88
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 De in het eerste lid bedoelde arbeid wordt verricht door of onder voortdurend € 900*
toezicht van een persoon, die in bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid
springmeester met betrekking tot de soort arbeid die wordt verricht, dat is
afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.

3 Het in het eerste respectievelijk tweede lid bedoelde springplan en certificaat van € 45*
vakbekwaamheid springmeester of een afschrift daarvan moeten op de arbeids-
plaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd kunnen worden getoond aan de
toezichthouder.

4.9 arbeidshygiënisch regime

1 Doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat werknemers bij hun € 2.250
arbeid worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate, dat schade kan worden
toegebracht aan hun gezondheid, of aan de werknemers hinder kan worden
veroorzaakt.

2 Ter naleving van het eerste lid zijn zodanige technische of organisatorische € 2.250
maatregelen genomen, dat het gevaar voor blootstelling zoveel mogelijk bij de bron
daarvan wordt voorkomen.
Hieronder is mede begrepen het toepassen van stoffen waarbij de werknemers
gelet op de eigenschappen van die stoffen, de aard van de arbeid, de werk-
methoden en de werkomstandigheden, aan zo weinig mogelijk gevaar voor hun
gezondheid worden blootgesteld of waarbij zo weinig mogelijk hinder wordt
veroorzaakt.

3 Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door nemen van € 2.250
maatregelen bedoeld in het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is en de bloot-
stelling wordt veroorzaakt doordat lucht op plaatsen, waar werknemers in verband
met de arbeid verblijven, wordt verontreinigd door die stoffen, wordt de veront-
reinigde lucht op doeltreffende wijze afgevoerd.

4 Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door het nemen € 2.250
van maatregelen als bedoeld in het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is en de
blootstelling op andere wijze dan in het derde lid bedoeld wordt veroorzaakt,
worden de volgende maatregelen genomen:
a) de duur van de blootstelling wordt zoveel mogelijk beperkt
b) een stof is in geen grotere hoeveelheid aanwezig en
• het aantal blootgestelde werknemers is niet groter dan voor het verrichten van
de arbeid strikt noodzakelijk is.

5 Voor zover het op doeltreffende wijze afvoeren van verontreinigde lucht, bedoeld in € 2.250
het derde lid, in verband met de aard van de arbeid of met werkomstandigheden
redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de in het vierde lid vermelde maatregelen
genomen.

6 Wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om blootstelling van werknemers te € 2.250*


voorkomen of te beperken tot een voldoende laag niveau door middel van de in het
vierde of vijfde lid bedoelde maatregelen, worden aan werknemers die worden of
kunnen worden blootgesteld persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking
gesteld.

7 Indien de werkzaamheden worden verricht met gebruik van persoonlijke bescher- € 900
mingsmiddelen overeenkomstig het zesde lid, mag dit niet blijvend op deze wijze
geschieden en wordt duur van dragen daarvan voor ieder van deze werknemers tot
het strikt noodzakelijke beperkt.

89
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

9 Bij overschrijding van een wettelijke grenswaarde bedoeld in artikel 4.9, achtste lid, € 2.250
worden onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te
brengen tot beneden die waarde.

10 Zolang de maatregelen bedoeld in het negende lid, nog niet volledig ten uitvoer zijn € 2.250
gelegd of niet tot doeltreffende bescherming leiden, mag arbeid alleen worden
voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de
gezondheid van de werknemers te voorkomen.

4.10 ventilatie
1 Indien op grond van artikel 4.9, derde lid, verontreinigde lucht wordt afgevoerd, is € 1.350
gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht gewaarborgd.

afdeling 2 voorschriften voor het werken met kankerverwekkende stoffen en processen

4.13 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie


Indien arbeid wordt verricht waarbij werknemers als gevolg van hun werk worden € 225
of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen en processen,
worden met betrekking tot deze stoffen of processen die, gelet op de aard van de
bedrijvigheid, met enige regelmaat aanwezig zijn of worden toegepast, in ieder
geval de volgende gegevens opgenomen in de ri&e:
a) met betrekking tot de identiteit:
o
1 . In geval van een enkelvoudige stof: de chemische naam of namen, dan wel
CAS-nummer of nummer waaronder die stof is opgenomen in lijst van
stoffen bedoeld in bijlage 1 Richtlijn nr. 67/548/EEG
o
2 . In geval van een meervoudige stof: de handelsnaam of namen alsmede de
chemische naam of namen en de gewichtspercentages van de component
die aanleiding geeft tot indeling van de stof in de categorie carcinogeen
o
3 . In geval van een proces: de beschrijving van het proces en de chemische
naam van de stoffen die daarbij vrijkomen
b) de reden waarom het gebruik van een kankerverwekkende stof of het
toepassen van een kankerverwekkend proces voor het verrichten van arbeid
strikt noodzakelijk is en vervanging technisch niet uitvoerbaar is
c) een aanduiding van de organisatorische eenheid of eenheden binnen het bedrijf
of inrichting waar een kankerverwekkende stof pleegt voor te komen of en
kankerverwekkend proces wordt toegepast
d) de benaming van het gevaar of de gevaren van de kankerverwekkende stof of
het kankerverwekkende proces
e) de hoeveelheid van de kankerverwekkende stof die per jaar pleegt te worden
vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met de
opslag, respectievelijk de frequentie waarmee een proces per jaar pleegt te
worden toegepast
f) de soort arbeid die met de kankerverwekkende stof pleegt te worden verricht of
waarbij het kankerverwekkend proces pleegt te worden toegepast
g) het aantal werknemers dat aan een kankerverwekkende stof of proces pleegt te
worden blootgesteld of kan worden blootgesteld
h) de wijze waarop de onder g bedoelde werknemers aan een kankerverwekkende
stof of proces plegen te worden blootgesteld of kunnen worden blootgesteld
de maatregelen die zijn genomen ter naleving van de artikelen 4.13 t/m 4.24.

4.14 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen


1 Voor alle arbeid waarbij werknemers aan kankerverwekkende stoffen of processen € 450
kunnen worden blootgesteld, worden in het kader van de ri&e, de aard, de mate en
de duur van mogelijke blootstelling beoordeeld teneinde de gevaren voor veiligheid
en gezondheid van de werknemers te kunnen bepalen.
Hierbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met voorzienbare gebeurtenissen
die kunnen leiden tot aanzienlijke toename van de mate van blootstelling.

90
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 Met betrekking tot de aard van de mogelijke blootstelling wordt in ieder geval € 450
bepaald:
• aan welke kankerverwekkende stoffen en processen werknemers worden of
kunnen worden blootgesteld
• in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en
• op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden.

3 Met betrekking tot de mate van blootstelling wordt in ieder geval bepaald wat het € 450
blootstellingsniveau is op de arbeidsplaats.
Voor doeltreffende vaststelling van blootstellingsniveaus wordt gebruik gemaakt
van bestaande, geschikte meetmethodes voor kankerverwekkende stoffen, tenzij
dit niveau door middel van andere methodes doeltreffend kan worden bepaald.

4 Bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid, wordt zoveel mogelijk rekening € 450
gehouden met de mogelijke versterkende effecten die al dan niet kankerver-
wekkende stoffen of processen op elkaar kunnen hebben.

4.15 lijst van werknemers


1 Er wordt een lijst bijgehouden van werknemers belast met werkzaamheden die € 45
blijkens beoordeling bedoeld in artikel 4.14 gevaar opleveren voor de veiligheid en
de gezondheid, onder vermelding van ondergane blootstelling voorzover hierover
gegevens beschikbaar zijn.

2 Iedere werknemer heeft recht op inzage in de gegevens die in voornoemde lijst met € 45
betrekking tot hem zijn opgenomen.

4.16 grenswaarden
2 Bij overschrijding van een grenswaarde worden onverwijld doeltreffende € 2.250
maatregelen genomen om die concentratie terug te brengen tot beneden die
waarde.

3 Zolang de maatregelen, bedoeld in het tweede lid nog niet volledig ten uitvoer zijn € 2.250
gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, mag de arbeid alleen
worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan
gezondheid van werknemers te voorkomen.

4.17 voorkomen van blootstelling; vervangen


Zodanige technische en organisatorische maatregelen zijn genomen dat het gevaar € 2.250
van blootstelling van werknemers aan kankerverwekkende stoffen en processen
zoveel mogelijk bij bron daarvan te voorkomen, met name door kankerverwek-
kende stoffen en processen - voorzover dit technisch uitvoerbaar is - te vervangen
stoffen of processen waarbij de werknemers, gelet op de eigenschappen van die
stoffen of processen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkom-
standigheden niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden
blootgesteld.

4.18 voorkomen of beperken van blootstelling


1 Als uit beoordeling (artikel 4.14, eerste lid) blijkt dat gevaar voor gezondheid van € 2.250
werknemers bestaat en dat het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling
volgens artikel 4.17 technisch niet uitvoerbaar is, wordt het gevaar van blootstelling,
voorzover dit technisch uitvoerbaar is, bij de bron daarvan voorkomen of terug-
gebracht tot een niet schadelijk niveau waarop geen schade aan de gezondheid
kan optreden, met name door de productie en het gebruik van kankerverwekkende
stoffen of processen te doen plaatsvinden in een gesloten systeem.

91
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 Indien het voorkomen van blootstelling of het terugbrengen van blootstelling tot een € 2.250
niveau waarop geen schade aan de gezondheid kan optreden als bedoeld in het
eerste lid technisch niet uitvoerbaar is, worden kankerverwekkende stoffen op
doeltreffende wijze aan de bron verwijderd, onder meer door plaatselijke afvoer van
de lucht, zo nodig aangevuld door algemene ventilatie waarbij gelijktijdig voldoende
toevoer van niet-verontreinigde lucht is gewaarborgd, zonder dat hierbij gevaar
ontstaat voor het milieu en de volksgezondheid.

3 Indien de in het tweede lid bedoelde maatregelen technisch niet uitvoerbaar zijn, € 2.250
worden maatregelen genomen om blootstelling van werknemers te beperken tot
een zo laag mogelijk niveau als technisch uitvoerbaar is door zoveel mogelijk mens
en bron te scheiden.

4 Indien het technisch niet uitvoerbaar is om blootstelling van werknemers te € 2.250*


voorkomen of te beperken tot een voldoende laag niveau door middel van de in het
derde lid bedoelde maatregelen, worden aan werknemers die worden of kunnen
worden blootgesteld persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld.

5 Indien de werkzaamheden worden verricht met gebruik van persoonlijke € 900


beschermingsmiddelen overeenkomstig het vierde lid, mag dit niet blijvend op deze
wijze geschieden en wordt de duur van het dragen daarvan voor ieder van deze
werknemers tot het strikt noodzakelijke beperkt.

4.19 beperken van blootstelling


In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers als gevolg van hun
werk kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen of processen,
worden de volgende maatregelen genomen om blootstelling te voorkomen of te
beperken tot zo laag mogelijk niveau:

a) kankerverwekkende stoffen zijn in geen grotere hoeveelheid aanwezig en het € 2.250*


aantal werknemers dat wordt of kan worden blootgesteld is niet groter dan voor
het verrichten van de arbeid strikt noodzakelijk is
b) de duur van blootstelling wordt zo veel mogelijk beperkt € 2.250
c) de werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld zijn voldoende € 900
vertrouwd met de aard van hun werkzaamheden en hebben voldoende kennis
van gevaren die aan de blootstelling zijn verbonden en van de voorzieningen die
zijn getroffen of door hen moeten worden getroffen om die gevaren te
voorkomen of te beperken
d) bij de arbeid zijn de noodzakelijke hygiënische voorzieningen getroffen € 2.250
e) voorkomen wordt dat gevarenzones worden betreden door anderen dan de € 675
werknemers of andere personen die zones in verband met hun arbeid moeten
betreden
f) gevarenzones worden gemarkeerd door middel van waarschuwings- en € 270
veiligheidssignalen als bedoeld in artikel 8.4
g) zodanige voorzieningen zijn getroffen dat het gevaar dat zich bij de arbeid een € 2.250
ongewilde gebeurtenis voordoet zoveel mogelijk is vermeden
h) zodanige voorzieningen zijn getroffen dat ingeval zich bij de arbeid een € 1.800
ongewilde gebeurtenis voordoet de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden
beperkt
i) gebruikt wordt gemaakt van doeltreffende middelen voor veilig opslaan, € 2.250
hanteren en vervoeren van kankerverwekkende stoffen door gebruik van
hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gemaakte houders
j) gebruik wordt gemaakt van doeltreffende middelen voor het veilig verzamelen, € 2.250
opslaan en verwijderen van afvalstoffen, met inbegrip van het gebruik van
hermetisch gesloten en duidelijk zichtbaar gekenmerkte houders.

92
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4.20 hygiënische beschermingsmaatregelen


1 Zones zijn ingericht waar de werknemers zonder gevaar voor blootstelling kunnen € 675
eten en drinken.

2 Indien de kans op blootstelling bestaat wordt aan werknemers werkkleding ter € 675*
beschikking gesteld die voldoet aan de artikelen 8.1, 8.2 en 8.3 en die door de
werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen.

3 In aanvulling op artikel 3.22 wordt de werkkleding op een andere plaats opge- € 675*
borgen dan de overige kleding.

4 In aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige wasgelegenheden € 675


en doucheruimten beschikbaar.

5 Persoonlijke beschermingsmiddelen worden volgens instructie op de daartoe € 675*


aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gecontroleerd.

4.21 onvoorziene toename van het blootstellingsniveau


1 Indien zich een gebeurtenis voordoet die kan leiden tot een onvoorziene toename € 675*
van het blootstellingsniveau, bedoeld in artikel 4.14, derde lid, worden de werk-
nemers onverwijld hierover ingelicht en wordt er zorg voor gedragen dat zij zich
verwijderen uit de gevarenzone.

3 Indien zich een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau voordoet, € 2.250*
betreden uitsluitend werknemers of andere personen, belast met uitvoeren van
noodzakelijke herstelwerkzaamheden, met gebruik van persoonlijke beschermings-
middelen, de gevarenzone.
Deze werknemers en andere personen zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor
het herstel van de normale toestand in de betreffende zone aanwezig.

4 Voorkomen wordt dat anderen dan de werknemers of andere personen, belast met € 675
uitvoeren van noodzakelijke herstelwerkzaamheden, de gevarenzones betreden.

4.22 onderzoek
1 Iedere werknemer die voor de eerste keer wordt belast met werkzaamheden die € 45
blijkens beoordeling op grond van artikel 4.14 gevaar kunnen opleveren voor de
veiligheid en de gezondheid, wordt, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998, in de
gelegenheid gesteld om voor aanvang van die werkzaamheden een arbeidsge-
zondheidskundig onderzoek te ondergaan.

2 Indien bij een werknemer een afwijking wordt geconstateerd die gevolg zou kunnen € 45
zijn van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen of processen, worden
werknemers, die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld, tussentijds in gelegenheid
gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

4 Een werknemer als bedoeld in eerste lid wordt geïnformeerd over de wijze waarop € 45
hij na beëindiging blootstelling in gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezond-
heidskundig onderzoek te ondergaan.

4.23 Uitvoering en inhoud van arbeidsgezondheidskundig onderzoek


2 De arbodienst heeft recht op inzage in de lijst van blootgestelde werknemers die € 45
zijn belast met werkzaamheden met blootstelling aan kankerverwekkende stoffen
en processen (o.b.v. artikel 4.15). Voorts moeten de arbodienst alle gegevens ter
beschikking hebben om de blootstelling te kunnen beoordelen en te kunnen
adviseren over de periodiciteit van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek
bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, de te nemen preventieve maatregelen of
persoonlijk beschermende maatregelen.

93
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4.24 Dossiers en registratie


2)
4 De resultaten van arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.22 € 45
worden in passende vorm geregistreerd
2)
Deze gegevens worden voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na € 45
beëindiging van diens blootstelling aan kankerverwekkende stoffen of processen
bewaard.

De in artikel 4.15 bedoelde lijst van aan kankerverwekkende stoffen blootgestelde


2)
werknemers, wordt voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging € 45
van diens blootstelling aan kankerverwekkende stoffen of processen bewaard.

Het in artikel 4.53, eerste lid, bedoelde register voor blootstelling aan asbeststof,
2)
wordt voor iedere werknemer tot ten minste 40 jaar na beëindiging van diens € 45
blootstelling aan asbest bewaard.
2)
5 In geval de werkzaamheden in het bedrijf of de inrichting van de werkgever € 45
gedurende de termijn van 40 jaar, bedoeld in artikel 4.24,vierde lid, worden
gestaakt, worden de bedoelde documenten overgedragen aan de Arbeidsinspectie.

afdeling 3 aanvullende voorschriften vinylchloridemonomeer

4.26 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, meten


1 Gedurende de arbeid met vinylchloridemonomeer wordt in het kader van de ri&e de € 450
concentratie daarvan in de lucht op de arbeidsplaats op continue, permanent
sequentiële of discontinue wijze gemeten.
1)
2 Metingen worden op continue of permanent sequentiële wijze verricht, indien € 450
vinylchloridemonomeer binnen de arbeidszone in vinylchloridepolymeer wordt
omgezet en de arbeidszone zich in een gebouw bevindt.

4.27 meetpunt
Het meetpunt of de meetpunten is respectievelijk zijn zodanig gekozen dat € 450
gemeten concentratie van vinylchloridemonomeer zo representatief mogelijk en in
geen geval te laag zijn voor de mate waarin een werknemer mag worden geacht in
zijn arbeidszone aan vinylchloridemonomeer te worden blootgesteld.

4.28 meetinstrumenten
1 De metingen worden verricht met behulp van instrumenten die ten minste 1/3 van € 450
de in artikel 4.30, eerste lid, eerste volzin genoemde grenswaarde betrouwbaar
kunnen registreren.
De instrumenten worden regelmatig geijkt overeenkomstig methoden, voorge-
schreven door de algemeen erkende regelen der techniek.

4.29 resultaten van metingen


De uitkomsten van metingen als bedoeld in artikel 4.26 worden schriftelijk vastge- € 45
legd met vermelding van de arbeidsplaatsen en tijdvakken waarop zij betrekking
hebben.

De gegevens die verkregen zijn uit de metingen als bedoeld in artikel 4.26 worden € 45
ten minste drie jaar bewaard.

4.30 grenswaarde
1 De gemiddelde uitkomst van continue of permanent sequentieel verrichte metingen € 2.250
mag, telkens berekend over een periode van een jaar, de grenswaarde van 3 ppm
(delen per miljoen) niet overschrijden. De berekeningswijze geschiedt volgens de
methode van het rekenkundig gemiddelde.

94
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 Van discontinu verrichte metingen is het aantal zodanig dat met een statistische € 900
waarschijnlijkheid van ten minste 95% kan worden aangenomen dat de in het
eerste lid genoemde grenswaarde niet zal worden overschreden. De berekenings-
wijze geschiedt volgens de methode van het rekenkundig gemiddelde.
De uitkomst wordt beoordeeld met inachtneming van hypothesen en berekeningen
bedoeld in bijlage 1, onder 2, 3 en 4 bij de Richtlijn nr. 78/197/EEG.
De gemiddelde uitkomst van de metingen mag, telkens berekend over een periode
van een jaar, de in het eerste lid genoemde grenswaarde niet overschrijden.

3 Indien op grond van metingen over een kortere periode dan een jaar met € 2.250
toepassing van de punten 2, 3 en 4 van de in het tweede lid genoemde bijlage, kan
worden aangenomen dat de in het eerste lid genoemde grenswaarde zal worden
overschreden, worden onmiddellijk voorzieningen getroffen om concentratie van
vinylchloridemonomeer te beperken.
Daarna wordt opnieuw gemeten. Het treffen van voorzieningen als bedoeld in de
eerste volzin mag eerst worden beëindigd, indien de in het eerste lid genoemde
grenswaarde blijkens nieuwe metingen niet zal worden overschreden.
2)
5 Zolang de voorzieningen bedoeld in artikel 4.30, derde lid, nog niet volledig ten € 2.250
uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, mag de arbeid
alleen worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om
schade aan de gezondheid van werknemers te voorkomen.

4.31 bewakingssysteem
1 In de arbeidszone is voorzien in een deugdelijk bewakingssysteem dat in werking € 900
moet zijn gedurende de arbeidstijd, en dat waarschuwt, zodra in de lucht van de
arbeidszone een concentratie van vinylchloridemonomeer optreedt die, gelet op de
aard van de arbeid, als abnormaal te beschouwen is. Een concentratie is als
abnormaal te beschouwen als deze gelijk is aan of hoger is dan 30 ppm gemiddeld
over twee minuten, 20 ppm gemiddeld over 20 minuten of 15 ppm gemiddeld over
één uur).

2 Ingeval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in het € 2.250
eerste lid, worden onmiddellijk voorzieningen getroffen om de oorzaak van die
concentratie te achterhalen en deze tot een normale concentratie terug te brengen.
2)
3 In geval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in artikel € 675
4.31, eerste lid, worden de werknemers onverwijld hierover ingelicht en wordt er
zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de arbeidszone.

4 In geval van een als abnormaal te beschouwen concentratie als bedoeld in artikel € 2.250*
2)

4.31, eerste lid, betreden uitsluitend de werknemers of andere personen, belast


met het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, met gebruik van
persoonlijke beschermingsmiddelen de arbeidszone. Deze werknemers en andere
personen zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor het herstel van de normale
toestand in de desbetreffende zone aanwezig.

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.
2)
5 Voorkomen wordt dat anderen dan de in artikel 4.31, vierde lid, bedoelde personen € 675
de arbeidszones betreden
.
7 Van een abnormale concentratie als bedoeld in het eerste lid worden de datum € 45
alsmede de tijdstippen van begin en einde schriftelijk vastgelegd.

Deze gegevens worden ten minste 3 jaar bewaard. € 45

95
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4.35 arbeidsgezondheidskundig onderzoek


2)
1 Zolang de blootstelling aan vinylchloridemonomeer duurt, worden de betrokken € 45
werknemers ten minste éénmaal in de twee jaar in de gelegenheid gesteld om een
arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.22 te ondergaan.

afdeling 4 benzeen

4.36 benzeenverbod
2 Indien van benzeen of van een product als bedoeld in het eerste lid van dit artikel € 2.250
gebruik wordt gemaakt anders dan als oplos-, reinigings-, of verdunningsmiddel,
wordt dit zoveel mogelijk uitgevoerd in een gesloten systeem.

3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van € 2.250
tetrachloorkoolstof, pentachloorethaan en 1.1.2.2. tetrachloorethaan, alsmede ten
aanzien van een product waarvan het gehalte aan één van de vorengenoemde
stoffen meer dan één volumeprocent bedraagt.

afdeling 5 aanvullende voorschriften asbest

4.45 voorkomen of beperken van blootstelling


1 De concentratie van asbeststof in de lucht wordt zo laag mogelijk gehouden. € 2.250

2 Ter naleving van het eerste lid worden de volgende maatregelen genomen:
a) gebouwen, installaties en uitrustingen die dienen voor het bewerken of het *
verwerken van asbest of van asbesthoudende producten worden zoveel
mogelijk vrij van stof gehouden;
b) asbest als grondstof wordt opgeborgen en vervoerd in een daartoe geschikte en *
gesloten verpakking;
c) afvalstoffen, ontstaan als gevolg van het bewerken of verwerken van asbest of *
van asbesthoudende producten, worden zo spoedig mogelijk verzameld en
afgevoerd in een daartoe geschikte en gesloten verpakking, voorzien van een
etiket met de duidelijke en goed leesbare vermelding dat de inhoud daarvan
asbest bevat;
d) bij het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden worden geen *
elektrisch of pneumatisch aangedreven verspanende werktuigen met een
toerental hoger dan 100 omwentelingen per minuut of met een lineaire
zaagsnelheid groter dan 25 meter per minuut gebruikt.

Voor het ten laste leggen van één of meer van deze onderdelen wordt het
boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 2.250).

4.46 grenswaarde
1 De concentratie van asbeststof in de lucht mag de grenswaarde van 0,30 vezel per € 2.250
kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een referentieperiode
van 8 uur, niet overschrijden.

2 Bij overschrijding van deze grenswaarde worden zo spoedig mogelijk doeltreffende € 2.250
maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die
waarde.

3 Nadat de maatregelen zijn genomen wordt de concentratie gemeten € 450


overeenkomstig artikel 4.50, tweede lid.

96
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

5 Zolang de in het tweede lid genomen maatregelen om de concentratie terug te € 2.250*


brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende
bescherming leiden, mag arbeid op de betreffende arbeidsplaats alleen worden
voortgezet indien betrokken werknemers doeltreffend zijn beschermd tegen
blootstelling aan asbeststof.

4.47 gevallen waarin overschrijding grenswaarde kan worden verwacht


1 Indien, gelet op de aard van de werkzaamheden, overschrijding van de in artikel € 2.250*
4.46, eerste lid, genoemde grenswaarde kan worden verwacht en technische
maatregelen ter beperking van de blootstelling van de werknemers redelijkerwijs
niet uitvoerbaar zijn, mag tot het verrichten van deze werkzaamheden slechts
worden overgegaan, indien doeltreffende maatregelen ter bescherming van de
betrokken werknemers zijn genomen.

3 Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:


a) het ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen, waarbij de *
duur van het dragen daarvan tot het strikt noodzakelijke wordt beperkt;
b) het aanbrengen van waarschuwingsborden die voldoen aan het bij of krachtens
afdeling 2 van hoofdstuk 8 bepaalde, ter aanduiding dat een overschrijding van
de in artikel 4.46, eerste lid, genoemde grenswaarde kan worden verwacht.

Indien uitsluitend onderdeel 3b) ten laste wordt gelegd, geldt een boetenormbedrag
van € 270,-. In andere gevallen wordt het boetenormbedrag bij het eerste lid
gehanteerd (€ 2.250,-).

4.49 melding
1 Aan de toezichthouder wordt schriftelijk gemeld: € 900
a) de soorten asbest of asbesthoudende producten alsmede de hoeveelheid van
ieder van deze soorten of producten die worden gebruikt, bewerkt of verwerkt
b) de werkzaamheden die met asbest of asbesthoudende producten worden
verricht, alsmede de werkmethoden
c) de vervaardigde producten.

2 Indien het voornemen bestaat om in de gegevens, bedoeld in het eerste lid, € 900
belangrijke wijzigingen aan te brengen, wordt dit voornemen schriftelijk aan de
toezichthouder gemeld.

4.50 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, meten


1 De concentratie van asbeststof in de lucht waaraan de werknemers in verband met € 450
de arbeid worden blootgesteld, wordt, in het kader van de ri&e ten minste eenmaal
in de drie maanden door middel van het nemen van monsters gemeten en voorts
telkens wanneer zich verandering in de werkmethoden en de omstandigheden van
de blootstelling voordoet.

Deze frequentie mag worden teruggebracht tot eenmaal per jaar, indien er geen
verandering in werkmethoden en de omstandigheden van de blootstelling heeft
plaatsgevonden en uit de twee opeenvolgende voorafgaande metingen is gebleken
dat de concentratie van asbeststof in de lucht niet meer bedroeg dan helft van de in
artikel 4.46 genoemde grenswaarde.

2 De metingen en monsterneming worden uitgevoerd volgens een bij ministeriële € 450


regeling vast te stellen methode of een andere methode indien deze gelijkwaardige
resultaten oplevert.

4 De metingen, bedoeld in het eerste lid, worden regelmatig volgens tevoren € 450
opgesteld plan uitgevoerd, waarbij monsterneming representatief is voor de
blootstelling van de werknemers aan asbeststof.

97
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

7 De monsterneming wordt zodanig uitgevoerd dat hetzij door meting hetzij door € 450
berekening, gewogen in de tijd, de blootstelling van werknemers aan asbeststof
kan worden vastgesteld die representatief is voor een referentieperiode van 8 uur.

8 Het nemen van monsters wordt uitgevoerd door personeel dat daartoe de vereiste € 900
geschiktheid bezit.

9 De daaropvolgende monsteranalyse wordt uitgevoerd in laboratoria die adequaat € 900


toegerust zijn voor deze analyse, alsmede ervaring hebben met de vereiste
identificatietechnieken.

4.51 hygiënische beschermingsmaatregelen


1 De werkkleding mag uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting worden gebracht € 675*
indien dit geschiedt met het doel deze te laten reinigen in daartoe adequaat
uitgeruste wasserijen.

2 Indien werkkleding als bedoeld in het eerste lid buiten het bedrijf of de inrichting € 675*
wordt gereinigd, dan moet de werkkleding in daartoe geschikte en gesloten
verpakking worden vervoerd.

3 Wanneer beschermende uitrusting wordt verstrekt, wordt deze op een daartoe € 675*
aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik gecontroleerd en gereinigd.
Defecte uitrusting mag niet worden gebruikt.

4.52 arbeidsgezondheidskundig onderzoek


1 Zolang de blootstelling aan asbeststof duurt, worden, in aanvulling op artikel 4.22, € 45
derde lid, de betrokken werknemers ten minste éénmaal in de drie jaar opnieuw in
gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in
artikel 4.22 te ondergaan.

3 Indien het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in € 2.250


artikel 4.22, daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen
om schade voor de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan
asbeststof te voorkomen.
4 Aan de arbodienst wordt inzage gegeven in gegevens die in het in artikel 4.53 € 45
bedoelde register zijn vermeld.

4.53 registratie
1 Van iedere werknemer die in verband met de arbeid wordt blootgesteld aan € 45
asbeststof wordt aantekening gehouden in register, waarbij de aard en de duur van
de arbeid en de mate van blootstelling worden vermeld.

2 Iedere werknemer wordt in kennis gesteld van zijn persoonlijke gegevens in het € 45
register.

4.54 slopen asbest en crocidoliet


2 Voor het slopen van gebouwen, constructies, apparatuur, installaties en € 900
transportmiddelen waarin asbest of asbesthoudende producten dan wel crocidoliet
of crocidoliethoudende producten is respectievelijk zijn verwerkt, geldt dat voordat
met de werkzaamheden wordt begonnen de locatie, de datum en het tijdstip
waarop de werkzaamheden zullen worden verricht, tijdig gemeld moeten zijn aan
de toezichthouder.
1)
3 Voorts wordt, voordat met de hiervoor genoemde werkzaamheden wordt begonnen, € 900
een schriftelijk werkplan opgesteld dat doeltreffende maatregelen bevat ter
bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers.

98
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4 De werkzaamheden worden verricht door of onder toezicht van een persoon die in € 900*
het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid slopen asbest en crocidoliet,
dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.

5 Het certificaat van vakbekwaamheid slopen asbest en crocidoliet en het werkplan € 45*
als bedoeld in respectievelijk het vierde en derde lid,moeten op de arbeidsplaats
aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.

4.55 werkplan
2 Het slopen of het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten, dan wel € 2.250
van crocidoliet of van crocidoliethoudende producten wordt uitgevoerd volgens het
in artikel 4.55, eerste lid, bedoelde werkplan.

4.56 crocidoliet
2 De concentratie van crocidolietstof in de lucht waaraan de werknemers in verband € 2.250
met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, worden blootgesteld, mag de
grenswaarde van 0,1 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of
gemeten over een referentieperiode van 8 uur, niet overschrijden.

3 De bij de werkzaamheden vrijgekomen crocidoliethoudende materialen mogen niet € 2.250*


worden opgeslagen tezamen met crocidolietvrije materialen en moeten zo spoedig
mogelijk worden verzameld en afgevoerd overeenkomstig artikel 4.45, tweede lid,
onder c.

4.57 voorlichting en onderricht


1 Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar voor blootstelling aan € 270
asbeststof of crocidolietstof bestaat , wordt overeenkomstig een schriftelijk plan
doeltreffende voorlichting en onderricht gegeven over:
a) de mogelijke gevaren voor de gezondheid van blootstelling aan asbeststof of
crocidolietstof
b) de noodzaak van het toezicht op het asbestgehalte of crocidolietgehalte in de
lucht en de daarvoor geldende grenswaarden
c) de maatregelen inzake de persoonlijke en werkhygiëne
d) de maatregelen om blootstelling aan asbeststof en crocidolietstof zo laag
mogelijk te houden.

2 Werknemers die asbest(producten), dan wel crocidoliet(producten) slopen of € 270


verwijderen wordt in aanvulling op het eerste lid, overeenkomstig een schriftelijk
plan, doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over aan
voornoemde werkzaamheden verbonden gevaren voor gezondheid en over de
wijze waarop die gevaren zoveel mogelijk kunnen worden beperkt.

afdeling 6 specifieke gezondheidsschadelijke stoffen

4.60 zandsteenverbod
3 Het bewerken of verwerken ten behoeve van het behoud van een monument en het € 900
demonteren van zandsteen of zandsteendelen uit gebouwen, constructies of
installaties gebeurt door een bedrijf in het bezit van een certificaat zandsteenbedrijf,
dat is afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.

4 Het certificaat zandsteenbedrijf of een afschrift daarvan moet op arbeidsplaats € 45


aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.

99
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4.61 zandstraalverbod
3 Het ontzanden mag slechts plaatsvinden in voor dat doel bestemde gesloten € 1.350*
toestellen of ruimten.

4 Het bij het ontzanden ontstane stof moet op doelmatige wijze worden afgezogen, uit € 1.350*
de luchtstroom afgescheiden en verzameld.

5 De bij het ontzanden afgezogen lucht mag niet worden afgevoerd naar een ruimte € 1.350*
waar personen moeten verblijven.

afdeling 6a vluchtige organische stoffen

4.62b voorkomen van blootstelling; vervangen


Ten aanzien van bij ministeriële regeling aangewezen werkzaamheden wordt het € 2.250
gevaar van blootstelling van werknemers aan vluchtige organische stoffen zoveel
mogelijk voorkomen door vluchtige organische stoffen te vervangen door
onschadelijke of minder schadelijke stoffen of door producten die vluchtige
organische stoffen bevatten te vervangen door bij ministeriële regeling ten aanzien
van die werkzaamheden aangewezen producten.

afdeling 7 lood en loodwit

4.64 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen


1 Bij arbeid waar gevaar voor blootstelling van werknemers aan lood bestaat wordt in € 450
het kader van de ri&e, de aard, de mate en de duur van de blootstelling beoordeeld
teneinde het gevaar voor werknemers te kunnen bepalen.

2 De beoordeling wordt - in aanvulling op artikel 5 Arbowet 1998 - herzien indien er € 450


redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevoerde beoordeling onjuist is.

4.65 eerste actieniveau loodgehalte in het bloed


Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.64, eerste en tweede lid, blijkt, dat het € 45
loodgehalte in het bloed van enige blootgestelde werknemer hoger is dan het bij
ministeriële regeling vastgestelde eerste actieniveau met betrekking tot het
loodgehalte in het bloed, worden, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998, de werk-
nemers, zo vaak als nodig is in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheids-
kundig onderzoek te ondergaan dat gericht is op het beperken van de gevaren voor
de gezondheid verbonden aan de blootstelling van lood. Artikel 4.74 is van
overeenkomstige toepassing.

4.67 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, meten


1 De concentratie van lood in de lucht waaraan de werknemers in verband met de € 450
arbeid worden blootgesteld, wordt in het kader van de ri&e ten minste om de 3
maanden gemeten.
Deze frequentie mag in bij ministeriële regeling bepaalde gevallen worden
teruggebracht tot eenmaal per jaar.

2 De metingen, bedoeld in het eerste lid, zijn representatief voor de blootstelling van € 450
de werknemers aan lood.

Zij worden uitgevoerd door het nemen van één of meer luchtmonsters en wel op
zodanige wijze, dat de vermoedelijke maximale blootstelling van de werknemers
aan lood kan worden beoordeeld.

100
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4.68 luchtgrenswaarde
1 De concentratie van lood in de lucht waaraan de werknemers in verband met de € 2.250
arbeid worden blootgesteld, mag de bij ministeriële regeling daarvoor vastgestelde
grenswaarde niet overschrijden.

2 Bij overschrijding van de in het eerste lid bedoelde grenswaarde worden zo spoedig € 2.250
mogelijk doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen
tot beneden die waarde.

4 Nadat de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, zijn genomen wordt de concen- € 450
tratie gemeten overeenkomstig artikel 4.67 Arbobesluit.

5 Zolang de in het tweede lid bedoelde maatregelen om concentratie terug te € 2.250


brengen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende
bescherming leiden, mag de arbeid op de desbetreffende arbeidsplaats alleen
worden voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen ter bescherming
van betrokken werknemers.

7 Wanneer de blootstelling van de werknemers aan lood redelijkerwijs niet met € 900*
andere middelen kan worden beperkt dan met behulp van persoonlijke bescher-
mingsmiddelen, mag dit niet blijvend op deze wijze geschieden en wordt duur van
het dragen daarvan voor iedere werknemer tot het strikt noodzakelijke beperkt.

8 Indien bij bepaalde werkzaamheden overschrijding van de in het eerste lid € 2.250
bedoelde waarde kan worden verwacht en technische maatregelen ter beperking
van blootstelling van de werknemers redelijkerwijs niet uitvoerbaar zijn, mag tot het
verrichten van deze werkzaamheden slechts worden overgegaan, indien doeltref-
fende maatregelen zijn genomen ter bescherming van de betrokken werknemers.

10 Bij incidenten die kunnen leiden tot een aanzienlijke toename van de blootstelling € 2.250*
van werknemers aan lood, worden de werknemers onverwijld van de desbetref-
fende arbeidsplaats verwijderd.
Slechts de werknemers belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstel-
werkzaamheden, mogen met gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen de
desbetreffende zone betreden.

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

4.69 registratie
1 De resultaten van de op grond van de artikelen 4.67 en 4.68 uitgevoerde metingen € 45
van de concentratie van lood in de lucht worden in passende vorm geregistreerd.

De resultaten van de op grond van de artikelen 4.67 en 4.68 uitgevoerde metingen € 45


van de concentratie van lood in de lucht worden voor iedere werknemer tot ten
minste 10 jaar na beëindiging van diens blootstelling aan lood bewaard.

4.70 arbeidsgezondheidskundig onderzoek


1 De werknemers worden in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998 voor of bij aan- € 45
vang van de blootstelling aan lood in de gelegenheid gesteld om een arbeids-
gezondheidskundig onderzoek te ondergaan, dat gericht is op de beperking van de
gevaren voor de gezondheid, die aan blootstelling zijn verbonden. Dit arbeids-
gezondheidskundig onderzoek omvat onder meer een meting van het loodgehalte
in het bloed.

101
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3 De werknemers worden na de aanvang van de blootstelling aan lood ten minste € 45


eenmaal per jaar opnieuw in gelegenheid gesteld om een arbeidsgezondheids-
kundig onderzoek bedoeld in het eerste lid te ondergaan, met dien verstande dat de
gelegenheid tot meting van het loodgehalte in het bloed ten minste tweemaal per
jaar wordt gegeven.
De frequentie waarmee de gelegenheid tot meting van het loodgehalte in het bloed
wordt gegeven, mag in bij ministeriële regeling bepaalde gevallen worden terug-
gebracht tot eenmaal per jaar.

4 Bij overschrijding van de in artikel 4.68 bedoelde waarde wordt de werknemers € 45


onverwijld de gelegenheid gegeven tot meting van het loodgehalte in het bloed,
indien de arbodienst zulks noodzakelijk oordeelt.

4.71 derde actieniveau


1 Indien uit een overeenkomstig artikel 4.70 uitgevoerde meting van het loodgehalte € 45
in het bloed van een werknemer blijkt, dat dit gehalte hoger is dan 60 µg/100 ml
bloed (derde actieniveau), doch lager dan 80 µg/100 ml bloed, dan moet de
betrokken werknemer zo spoedig mogelijk in de gelegenheid worden gesteld een
arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, tenzij uit een meting van lood
in bloed binnen een maand na de eerdere meting blijkt dat het derde actieniveau
niet meer wordt overschreden.

2 Indien het resultaat van het in het eerste lid genoemde arbeidsgezondheidskundig € 2.250
onderzoek daartoe aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen
om schade aan de gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan
lood te voorkomen.

3 De betrokken werknemer wordt voorts met kortere tussenpozen dan in artikel 4.70, € 45
derde lid, is voorgeschreven opnieuw in de gelegenheid gesteld om een
arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.70, eerste lid te
ondergaan, totdat het loodgehalte in zijn bloed lager is dan het in het eerste lid
bedoelde actieniveau.

4.72 bloedgrenswaarde
1 Indien uit een overeenkomstig artikel 4.70 of artikel 4.71 uitgevoerde meting van € 2.250
het loodgehalte in het bloed van een werknemer blijkt, dat dit gehalte de bij
ministeriële regeling daarvoor vastgestelde grenswaarde overschrijdt, worden
onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om het loodgehalte terug te
brengen tot beneden die waarde.

2 De betrokken werknemer wordt binnen 3 maanden na die meting de gelegenheid € 45


gegeven tot meting van het loodgehalte in zijn bloed.

3 De in het tweede lid bedoelde meting wordt uitgevoerd overeenkomstig het € 45


bepaalde krachtens artikel 4.70, vijfde lid.

4 Indien uit de in het tweede lid bedoelde meting blijkt, dat de in het eerste lid € 1.350
bedoelde waarde nog steeds wordt overschreden, mag de werknemer bij zijn
arbeid slechts aan lood worden blootgesteld, indien deze blootstelling plaatsvindt op
een andere arbeidsplaats, waar het blootstellingsgevaar minder groot is dan op zijn
eerdere arbeidsplaats.

5 De betrokken werknemer wordt voorts met kortere tussenpozen dan in artikel 4.70, € 45
derde lid, is voorgeschreven opnieuw in de gelegenheid gesteld om een
arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 4.70, eerste lid te
ondergaan.

102
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4.73 ALAU-grenswaarde
Indien op grond van artikel 4.70, tweede lid, de meting van het loodgehalte in het € 2.250
bloed is vervangen door de meting van het ALAU en dit gehalte de bij ministeriële
regeling daarvoor vastgestelde grenswaarde overschrijdt, worden onverwijld
doeltreffende maatregelen genomen om ALAU terug te brengen tot beneden die
waarde.

4.74 uitvoering arbeidsgezondheidskundig onderzoek


1 Aan de arbodienst worden alle gegevens ter beschikking gesteld die deze nodig € 45
heeft om voor de beoordeling van de blootstelling van werknemers aan lood, met
inbegrip van de resultaten van de metingen van de concentratie van lood in de
lucht.

2 De arbodienst wordt in de gelegenheid gesteld om te adviseren over de maat- € 45


regelen bedoeld in de artikelen 4.68, vijfde en achtste lid, 4.71, tweede lid, en 4.72
eerste en derde lid.

4.75 eten en drinken


1 Zones zijn ingericht waar de werknemers zonder gevaar voor besmetting door lood € 675
kunnen eten en drinken.

2 Op zeer warme arbeidsplaatsen wordt drinkwater of een andere alcoholvrije drank € 675
aan werknemers ter beschikking gesteld, en wel op zodanige wijze dat daarbij geen
besmetting door lood kan plaatsvinden.

4.76 hygiënische beschermingsmaatregelen


1 Werkkleding die door de werknemers bij de arbeid wordt gedragen, wordt aan de € 675*
werknemers ter beschikking gesteld.
Deze kleding voldoet aan de artikelen 8.1, 8.2 en 8.3.

2 In aanvulling op artikel 3.22 wordt de werkkleding op een andere plaats opge- € 675*
borgen dan de overige kleding.

3 De werkkleding mag uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting worden gebracht, € 675*
indien dit geschiedt met het doel deze te laten reinigen in daartoe adequaat
uitgeruste wasserijen.

4 In gevallen als bedoeld in het derde lid, moet de werkkleding in een gesloten € 675
verpakking worden vervoerd.

5 In aanvulling op artikel 3.23 zijn voor de werknemers doelmatige wasgelegenheden € 675


en doucheruimten beschikbaar, indien de arbeid in een stoffige atmosfeer wordt
verricht.

4.77 voorlichting
Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.64, eerste en tweede lid, blijkt dat: € 270
a) de concentratie van lood in de lucht, waaraan werknemers in verband met de
arbeid worden blootgesteld, hoger is dan het bij ministeriële regeling
vastgestelde eerste actieniveau met betrekking tot de concentratie lood in de
lucht, of
b) het loodgehalte in het bloed van enige blootgestelde werknemer hoger is dan
het bij ministeriële regeling vastgestelde eerste actieniveau met betrekking tot
het loodgehalte in het bloed,
wordt doeltreffende voorlichting gegeven over:
o
1 mogelijke gevaren van blootstelling aan lood voor gezondheid, met inbegrip
van de mogelijke gevaren voor de foetus en voor zuigelingen die
borstvoeding krijgen

103
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

o
2 noodzaak van het toezicht op het loodgehalte in de lucht en de daarvoor
geldende grenswaarden
o
3 noodzaak van de meting van het loodgehalte in het bloed en van het ALAU
en de daarvoor geldende grenswaarde
o
4 maatregelen inzake de persoonlijke en werkhygiëne
o
5 de maatregelen om de blootstelling zo laag mogelijk te houden.

4.79 schriftelijke voorlichting (loodwit)


Aan werknemers die met loodhoudende materialen of producten schilderwerk € 270
verrichten, dat niet op grond van artikel 4.78 is verboden, wordt, in aanvulling op
artikel 4.77, schriftelijk en adequaat voorlichtingsmateriaal verschaft over de bij die
werkzaamheden in acht te nemen voorzorgsmaatregelen.

4.80 wasgelegenheden en doucheruimten (loodwit)


In afwijking van artikel 4.76, vijfde lid, zijn voor de werknemers die werkzaamheden € 675
verrichten, bestaande uit het aanbrengen of verwijderen van loodhoudende materi-
alen of producten, doelmatige wasgelegenheden en doucheruimten beschikbaar.

afdeling 9 biologische agentia

4.85 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie


Indien een werknemer een gerede kans loopt aan een of meer specifiek bij zijn € 450
arbeid voorkomende of naar verwachting voorkomende biologische agentia te
worden blootgesteld, wordt, in het kader van de ri&e, de aard, de mate en de duur
van de blootstelling beoordeeld teneinde het gevaar voor de werknemer te
beperken.

Deze beoordeling geschiedt met inachtneming van met name:


a) de categorie of categorieën, waarin de biologische agentia waaraan
werknemers kunnen worden blootgesteld, zijn ingedeeld
b) informatie over ziekten die werknemers kunnen oplopen of al hebben opgelopen
als gevolg van blootstelling aan biologische agentia
c) mogelijke allergene of vergiftigingseffecten die de werknemers als gevolg van
blootstelling aan biologische agentia ondervinden of kunnen ondervinden
d) de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in
artikel 4.91, alsmede de ziekten waarvan bekend is dat een werknemer hieraan
lijdt en de medicijnen waarvan bekend is dat die door een werknemer worden
gebruikt, een en ander in statistische, niet tot individuen herleidbare vorm.

4.86 gevolgen categorie-indeling


3 In alle, niet in het eerste en tweede lid bedoelde gevallen, wordt bij de arbeid de € 450*
grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht genomen en
worden de noodzakelijke hygiënische voorzieningen getroffen.

4.87 voorkomen of beperken van de blootstelling


1 Doeltreffende maatregelen worden genomen om te voorkomen dat werknemers € 2.250
tijdens hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia in een
zodanige mate dat schade kan worden toegebracht aan hun veiligheid of
gezondheid.

2 Ter naleving van het eerste lid worden zodanige technische of organisatorische € 2.250
maatregelen genomen, dat het gevaar voor blootstelling aan biologische agentia
zoveel mogelijk bij de bron daarvan wordt voorkomen, waaronder mede is
begrepen het toepassen van agentia waarbij werknemers, gelet op de
eigenschappen van die agentia, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de
werkomstandigheden, aan zo min mogelijk gevaar voor hun veiligheid en
gezondheid worden blootgesteld.

104
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3 Voor zover het op doeltreffende wijze voorkomen van blootstelling door het nemen € 2.250
van maatregelen als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is, worden de gevaren
verbonden aan deze blootstelling zoveel als redelijkerwijs mogelijk is beperkt.

4 Ter uitvoering van het derde lid worden ten minste de volgende maatregelen
genomen:
a) de duur van de kans op blootstelling wordt zoveel mogelijk beperkt
b) het aantal werknemers dat gevaar loopt aan een of meer biologische agentia te
worden blootgesteld is niet groter dan voor het verrichten van de arbeid strikt
noodzakelijk is
c) er worden collectieve beschermingsmaatregelen genomen, en wanneer dit geen *
of geen afdoende bescherming biedt, worden persoonlijke beschermings-
middelen ter beschikking gesteld
d) bij de arbeid wordt de grootst mogelijke ordelijkheid en zindelijkheid betracht om *
te voorkomen, dan wel de kans te beperken dat een of meer biologische agentia
buiten de arbeidsplaats terecht komen
e) biologische agentia worden zodanig bewaard en vervoerd en afvalstoffen
worden op zodanige wijze verzameld, opgeslagen en verwijderd, zo nodig na
passende behandeling en voorzien van een deugdelijk opschrift, dat de kans op
blootstelling zoveel mogelijk wordt voorkomen, alsmede wordt voorkomen dat zij
in handen van onbevoegden kunnen geraken
f) indien noodzakelijk en technisch mogelijk wordt onderzoek gedaan naar de
aanwezigheid op de werkplek van biologische agentia buiten de eerste fysieke
omhulling
g) op de arbeidsplaats is een doeltreffende schriftelijke werkinstructie voor de
werknemers voorhanden, waarvan ten minste deel uitmaken de bij arbeid in
acht te nemen procedures, waaronder een regeling voor het veilig omgaan met
en het vervoeren van biologische agentia binnen het bedrijf of de inrichting,
alsmede een doeltreffend noodplan voor het geval zich ongevallen of incidenten
met biologische agentia voordoen.

Bij ten laste legging te hanteren boetenormbedragen:


€ 1.350 voor uitsluitend onderdeel 4d)
€ 450 voor uitsluitend onderdeel 4f)
€ 270 voor uitsluitend onderdeel 4g) m.b.t. het ontbreken van de werkinstructie
€ 225 voor uitsluitend onderdeel 4g) m.b.t. het ontbreken van een doeltreffend
noodplan
In alle andere gevallen wordt het boetenormbedrag bij het derde lid gehanteerd
(€ 2.250).

4.88 veiligheidssignalering
De plaatsen waar arbeid met biologische agentia wordt verricht, worden duidelijk € 270
afgebakend en gemarkeerd met een signaal dat voldoet aan artikel 8.4.

4.89 hygiënische beschermingsmaatregelen


1 Op plaatsen waar gevaar bestaat voor blootstelling aan biologische agentia mag € 675*
niet worden gerookt noch mag daar voedsel of drank worden genuttigd.

2 Werkkleding die voldoet aan artikelen 8.1, 8.2 en 8.3, moet aan de werknemers ter € 675*
beschikking wordt gesteld en bij de arbeid wordt gedragen.

3 in aanvulling op artikel 3.23 moeten voor de werknemers doelmatige sanitaire € 675


voorzieningen beschikbaar zijn met inbegrip van douches, oogdouches en
huidantiseptica.

105
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4 Indien aan de werknemer persoonlijke beschermingsmiddelen worden verstrekt, € 675*


worden deze op een daartoe aangewezen plaats bewaard en na ieder gebruik
worden gecontroleerd en gereinigd.

5 In aanvulling op artikel 3.22 worden de werkkleding en andere persoonlijke € 675


beschermingsmiddelen waarin of waarop zich biologische agentia bevinden of
kunnen bevinden, op een ander plaats opgeborgen dan de overige kleding.

6 De in het vijfde lid bedoelde werkkleding en andere persoonlijke beschermings- € 675


middelen worden uitsluitend buiten het bedrijf of de inrichting gebracht indien dit
geschiedt met het doel deze te laten reinigen, ontsmetten of vernietigen.

7 In het geval, bedoeld in het zesde lid, worden de werkkleding en andere € 675
persoonlijke beschermingsmiddelen in een daartoe geschikte en gesloten
verpakking vervoerd.

4.90 registratie
1 In een register wordt bijgehouden welke werknemers arbeid met biologische € 225
agentia van categorie 3 en 4, als bedoeld in artikel 4.84, verrichten.

2 In dit register wordt tevens per werknemer geregistreerd welke werkzaamheden hij € 45
heeft verricht en, voor zover dit te bepalen is, aan welk biologisch agens of welke
biologische agentia hij als gevolg van deze werkzaamheden of als gevolg van een
incident of ongeval, is of mogelijkerwijs is blootgesteld.

3 Het in het eerste lid bedoelde register wordt ten minste tien jaar na de laatste € 45
blootstelling of mogelijke blootstelling bewaard.

4 Het register wordt een navenant langere tijd, doch niet meer dan veertig jaar na de € 45
laatste blootstelling bewaard, in geval een werknemer is blootgesteld of mogelijk is
blootgesteld aan een biologisch agens dat infecties tot gevolg kan hebben die:
a) naar bekend is latent of hardnekkig kunnen zijn
b) op basis van de huidige stand van de techniek naar verwachting eerst jaren later
kunnen worden onderkend
c) een lange incubatietijd hebben
d) ondanks behandeling steeds weer terugkeren, of
e) ernstige complicaties op langere termijn hebben.

5 Iedere werknemer heeft recht op inzage in de hem betreffende gegevens uit het € 45
register.

6 Aan de arbodienst wordt desgevraagd inzage verschaft in het register. € 45

4.91 onderzoek en vaccins


1 Iedere werknemer die arbeid verricht met biologische agentia wordt in aanvulling op € 45
artikel 18 Arbowet 1998, in de gelegenheid gesteld bij de aanvang van die arbeid
een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.

2 iedere werknemer die een infectie of ziekte heeft opgelopen als gevolg van € 45
blootstelling aan een biologisch agens, wordt - in aanvulling op het eerste lid -
tussentijds in gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te
ondergaan.

3 Iedere werknemer die aan eenzelfde biologisch agens is blootgesteld als gevolg € 45
waarvan een andere werknemer een infectie of ziekte heeft opgelopen, wordt - in
aanvulling op het eerste lid - in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheids-
kundig onderzoek te ondergaan.

106
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

5 Indien het resultaat van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek daartoe € 2.250


aanleiding geeft, worden doeltreffende maatregelen genomen om schade voor de
gezondheid van de betrokken werknemer door blootstelling aan biologische agentia
te voorkomen.
2)
6 Voor zover mogelijk worden aan iedere werknemer die nog niet immuun is voor de € 675
biologische agentia waaraan hij is of waarschijnlijk zal worden blootgesteld,
doeltreffende vaccins ter beschikking gesteld. Daarbij wordt bijlage VII bij de
Richtlijn nummer 90/679/EEG in acht genomen.

10 Iedere werknemer wordt geïnformeerd over de wijze waarop hij na beëindiging van € 45
de blootstelling in de gelegenheid wordt gesteld een arbeidsgezondheidskundig
onderzoek te ondergaan.

4.94 kennisgeving
1 Ten minste 30 dagen voordat voor de eerste maal arbeid met één of meer € 900
biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 wordt verricht,
wordt hiervan een schriftelijke kennisgeving aan de toezichthouder verzonden.

3 Met inachtneming van het eerste lid wordt tevens kennis gegeven van arbeid met € 900
ieder volgend nieuw biologisch agens van categorie 3 en ieder volgend biologisch
agens van categorie 4 als bedoeld in artikel 4.84.

5 De in dit artikel bedoelde kennisgeving wordt opnieuw gedaan indien er in de € 900


procédés of procedures veranderingen hebben plaatsgevonden die gevolgen
kunnen hebben voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, waardoor
eerdere kennisgevingen zijn achterhaald.

4.95 ongevallen of incidenten


De toezichthouder wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van € 900
ieder ongeval of incident dat zich heeft voorgedaan en heeft geleid of mogelijkerwijs
heeft geleid tot het vrijkomen van één of meer biologische agentia van categorie 3
of 4 als bedoeld in artikel 4.84.

4.96 overdracht gegevens


In geval de werkgever de werkzaamheden beëindigt worden het in artikel 4.90 € 45
bedoelde register en de resultaten van het in artikel 4.91 bedoelde arbeidsgezond-
heidskundig onderzoek - in geval deze bij de werkgever berusten - overgedragen
aan toezichthouder.

4.97 gezondheidszorg en diergeneeskunde


1 In aanvulling op artikel 4.85 wordt bij de ri&e van gevaren, verbonden aan andere € 225
dan diagnostische arbeid in de gezondheidszorg en in de diergeneeskunde,
aandacht besteed aan:
a) de onzekerheid omtrent de aanwezigheid van biologische agentia en de
daaraan verbonden gevaren bij patiënten of dieren en in monsters of materiaal
van patiënten of dieren
b) de aan de aard van het werk verbonden gevaren.

2 Bij de in het eerste lid bedoelde arbeid worden ter bescherming van de veiligheid en € 270
de gezondheid van de betrokken werknemers doeltreffende maatregelen genomen.
Deze bestaan in ieder geval uit:
a) het opstellen en bekend maken van ontsmettings- en desinfectieprocedures aan
de betrokken werknemers
b) het opstellen en bekend maken van procedures voor een veilige omgang met en
verwijdering van met biologische agentia besmet afvalmateriaal.

107
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4.98 beschermingsmaatregelen
In ruimten waar patiënten of dieren aanwezig zijn die besmet zijn of mogelijkerwijs € 2.250
besmet zijn met biologische agentia van categorie 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84
worden de beschermingsmaatregelen bedoeld in bijlage V, kolom A bij de Richtlijn
nummer 90/679/EEG, getroffen.

4.99 beheersingsniveaus laboratoria en ruimten voor proefdieren


1 In laboratoria en in ruimten waarin zich dieren bevinden die opzettelijk zijn besmet € 2.250
met biologische agentia van de categorie 2, 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 dan
wel dieren die drager zijn of mogelijk zouden kunnen zijn van biologische agentia
van een van deze categorieën, worden afhankelijk van de inventarisatie en
evaluatie als bedoeld in artikel 4.85, tenminste respectievelijk de beheersings-
niveaus 2, 3 en 4 van bijlage V bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG in acht
genomen.

2 Indien in de in het eerste lid bedoelde laboratoria arbeid wordt verricht met € 2.250
materiaal waarvan het onzeker is of zich hierin biologische agentia van categorie 2,
3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 bevinden en de arbeid niet is gericht op het werken
met biologische agentia, wordt ten minste beheersingsniveau 2 van bijlage V bij de
Richtlijn nummer 90/679/EEG, in acht genomen.

4.100 beheersingsniveaus industriële procédés


1 In geval biologische agentia van de categorie 2, 3 of 4 als bedoeld in artikel 4.84 € 2.250
worden gebruikt in industriële procédés, worden, afhankelijk van de resultaten van
de inventarisatie en evaluatie, bedoeld in artikel 4.85, ten minste respectievelijk de
beheersingsniveaus 2, 3,en 4 van bijlage VI bij de Richtlijn nummer 90/679/EEG, in
acht genomen.
Van industriële procédés is sprake indien de arbeid is gericht op het werken met
biologische agentia van categorie 2, 3 of 4 in reactorvaten van tien liter of meer.

4.101 beheersingsniveau van niet in bijlage III bij de richtlijn genoemde


biologische agentia
Indien arbeid als bedoeld in de artikelen 4.99 en 4.100 wordt verricht met € 2.250
biologische agentia die niet op grond van bijlage III bij de Richtlijn nummer
90/679/EEG in één van de in artikel 4.84, derde lid, bedoelde categorieën zijn
ingedeeld, maar waarvan wel aanwijzingen bestaan dat deze agentia naar
verwachting dienen te worden ingedeeld in categorie 3 of 4, wordt ten minste
beheersingsniveau 3 van bijlage V respectievelijk VI bij de Richtlijn nummer
90/679/EEG, in acht genomen.

4.102 voorlichting en onderricht


Aan werknemers die arbeid verrichten als bedoeld in artikel 4.86, eerste en tweede € 270
lid, wordt voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt
besteed aan:
a) de mogelijke gevaren voor de gezondheid die zijn verbonden aan het werken
met biologische agentia
b) de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen
c) de te nemen actie in geval zich een ongeval voordoet met biologische agentia
d) de bestaande hygiënische voorschriften
e) het dragen en gebruiken van werkkleding en persoonlijke
beschermingsmiddelen.

108
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

afdeling 10 bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

4.106 deskundig toezicht bij arbeid met gevaarlijke stoffen (jeugdigen)


Jeugdige werknemers die: € 1.350
a) arbeid verrichten met stoffen die voldoen aan de krachtens de artikelen 34,
derde lid, en 39 van de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor
indeling:
o
1 . in één of meer van de categorieën “ontplofbaar”, “bijtend” en “irriterend”
o
2 . in categorie “schadelijk”, indien deze stoffen tevens voldoen aan de bij of
krachtens de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor toekenning
van R-zin “onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten” (R100)
b) arbeid verrichten met persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen, door
sterke temperatuur verlaging vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen
c) arbeid verrichten aan of met kuipen, bassins, leidingen of reservoirs, waarin zich
een of meer onder a of b genoemde stoffen of gassen bevinden
d) artikelen die ontplofbare stoffen bevatten, vervaardigen of hanteren, mogen
deze arbeid slechts verrichten indien het deskundig toezicht zodanig is
georganiseerd dat de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden
kunnen worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk mogen deze werkzaam-
heden niet door jeugdige werknemers worden verricht.

4.108 lood (zwangeren)


Een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie mogen niet worden € 2.250
verplicht arbeid te verrichten met lood en loodwit, bedoeld in afdeling 7 hoofdstuk 4.

4.109 enige biologische agentia (zwangeren)


Een zwangere werknemer mag niet worden verplicht arbeid te verrichten met de € 2.250
biologische agentia Toxoplasma en Rubellavirus, bedoeld in afdeling 9 van hoofd-
stuk 4, tenzij gebleken is dat zij hiervoor immuun is.

4.111 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie (thuiswerkers)


Met betrekking tot de in artikel 4.110, onder a, genoemde stoffen, met uitzondering € 225
van stoffen die uitsluitend voldoen aan de krachtens de artikelen 34, derde lid en 39
van de Wet milieugevaarlijke stoffen vastgestelde criteria voor in de categorie
“milieugevaarlijk” moet in het kader van de ri&e in ieder geval worden vastgesteld
aan welke stoffen thuiswerkers worden of kunnen worden blootgesteld en wat de
gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden.

4.112 verpakking en etikettering (thuiswerkers)


2 Op verpakking van een stof als bedoeld in artikel 4.112, eerste lid, worden de € 270
aanduidingen, welke voor die stof op grond van het voldoen aan de criteria voor
indeling in de categorieën, genoemd in artikel 4.110, onder a, ten behoeve van de
aflevering van die stof bij of krachtens Wet milieugevaarlijke stoffen zijn voorge-
schreven, opvallend en goed leesbaar vermeld, met uitzondering van de aan-
duidingen die betrekking hebben op de categorie “milieugevaarlijk”.

4.113 arbeidshygiënisch regime (thuiswerkers)


Doeltreffende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat thuiswerkers bij hun € 2.250
arbeid kunnen worden blootgesteld aan stoffen in zodanige mate, dat schade kan
worden toegebracht aan hun gezondheid of dat aan thuiswerkers hinder kan
worden veroorzaakt.

4.114 brandbestrijdingsmiddelen (thuiswerkers)


Indien met brandgevaarlijke stoffen wordt gewerkt, zijn in aanvulling op de € 675
regelgeving inzake de bedrijfshulpverlening, aan de thuiswerker deugdelijke en
doelmatige middelen voor het blussen of doven van een brand ter beschikking
gesteld.

109
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4.115 voorkomen, beperken van ongewilde gebeurtenissen (thuiswerkers)


1 Indien stoffen aanwezig zijn, die gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van € 2.250
thuiswerkers kunnen opleveren, zijn zodanige voorzieningen getroffen dat het
gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet,
zoveel mogelijk is vermeden.

2 Bij het verrichten van arbeid met stoffen als bedoeld in het eerste lid zijn zodanige € 2.250
voorzieningen getroffen, dat het gevaar, dat zich bij die arbeid een ongewilde
gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden.

3 Voorts zijn in aanvulling op de bedrijfshulpverlening zodanige voorzieningen € 1.800


getroffen dat in geval zich een ongewilde gebeurtenis als bedoeld in het eerste
respectievelijk tweede lid voordoet, de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden
beperkt.

hoofdstuk 5 fysieke belasting


afdeling 1 fysieke belasting

5.2 voorkomen gevaren


De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, € 1.800
een zodanige productie en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulp-
middelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, worden gebruikt, dat de fysieke
belasting geen gevaren met zich kan brengen voor de veiligheid en de gezondheid
van de werknemer.

5.3 beperken gevaren en inventarisatie en evaluatie


1 Voor zover de in artikel 5.2 bedoelde gevaren redelijkerwijs niet kunnen worden € 1.800
voorkomen, wordt de arbeid zodanig georganiseerd, wordt de arbeidsplaats
zodanig ingericht, wordt een zodanige productie- en werkmethode toegepast en
worden zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, gebruikt,
dat die gevaren zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden beperkt.

2 Bij de uitvoering hiervan worden in het kader van de ri&e bedoeld in artikel 5 van de € 225
Arbowet 1998, met inachtneming van bijlage I bij de Richtlijn nummer 90/269/EEG,
de veiligheids- en gezondheidsaspecten van de fysieke belasting beoordeeld,
waarbij met name gelet wordt op de kenmerken van de last, de vereiste
lichamelijke inspanning, de kenmerken van de werkomgeving en de eisen van de
taak.

5.4 zitgelegenheid
1 Aan een werknemer die arbeid verricht, welke geheel of gedeeltelijk zittend kan € 270
worden uitgevoerd, is daartoe een doelmatige zitgelegenheid ter beschikking
gesteld.

2 Aan werknemers die arbeid verrichten, welke staande moeten worden uitgevoerd, € 270
doch waarbij het arbeidsproces hun toelaat van tijd tot tijd te gaan zitten, is een
voldoende aantal doelmatige zitgelegenheden ter beschikking gesteld.

5.5 voorlichting
1 Aan werknemers die arbeid verrichten waarbij sprake is van het handmatig € 270
hanteren van lasten wordt doeltreffende voorlichting en onderricht gegeven over:
a) de wijze waarop lasten moeten worden gehanteerd
b) de aan het handmatig hanteren van lasten verbonden gevaren voor hun
veiligheid en gezondheid en de te nemen maatregelen om deze gevaren zoveel
mogelijk te beperken.

110
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 Aan de werknemers als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, wordt adequate informatie € 270
verstrekt over het gewicht van de te hanteren last en, wanneer het gewicht van de
last niet gelijk verdeeld is, over het zwaartepunt of de zwaarste kant van die last.

afdeling 2 beeldschermwerk

5.9 inventarisatie en evaluatie


1 In de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998, moet specifieke aandacht worden € 225
besteed aan de gevaren voor het gezichtsvermogen en die van de fysieke en
psychische belasting als gevolg van arbeid aan een beeldscherm.

2 Op basis van de uitkomsten van de inventarisatie als bedoeld in artikel 5.9, eerste € 900
lid, moeten doeltreffende maatregelen worden genomen om de desbetreffende
gevaren te ondervangen, rekening houdend met de gevolgen van die gevaren en
de onderlinge samenhang daartussen.

5.10 dagindeling van de arbeid


De arbeid aan een beeldscherm is zodanig georganiseerd dat deze arbeid telkens € 270
na ten hoogste twee achtereenvolgende uren wordt afgewisseld door andersoortige
arbeid of door een rusttijd, zodanig dat de belasting van het verrichten van de
arbeid aan een beeldscherm wordt verlicht.

5.11 maatregelen met betrekking tot de bescherming van de ogen en het


gezichtsvermogen van de werknemers
1 Iedere werknemer die voor de eerste keer belast wordt met arbeid aan een € 45
beeldscherm wordt, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998 in de gelegenheid
gesteld om voor aanvang van die arbeid een arbeidsgezondheidskundig onderzoek
te ondergaan.
Dit onderzoek heeft in ieder geval betrekking op de ogen en het gezichtsvermogen.

2 De werknemer wordt opnieuw in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheids- € 45


kundig onderzoek als bedoeld in artikel 5.11, eerste lid, te ondergaan, indien zich bij
hem gezichtsstoornissen voordoen die het gevolg kunnen zijn van arbeid aan een
beeldscherm.

3 Indien de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken als bedoeld € 45


in artikel 5.11, eerste en tweede lid, dit vereisen, wordt de betrokken werknemer in
de gelegenheid gesteld een oftalmologisch onderzoek te ondergaan.

4 Indien resultaten van de onderzoeken als bedoeld in artikel 5.11, eerste tot en met € 135
het derde lid, dit vereisen en normale oogcorrectiemiddelen niet kunnen worden
gebruikt, worden aan de betrokken werknemer speciale, met de desbetreffende
arbeid verband houdende oogcorrectiemiddelen verstrekt.

afdeling 3 bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

5.15 werkplekvoorzieningen (thuiswerkers)


1 De arbeidsplaats van een thuiswerker is zodanig ingericht dat de arbeid zoveel € 270
mogelijk zittend op ergonomisch verantwoorde wijze kan worden verricht.
Daartoe zijn een doelmatige zitgelegenheid en een doelmatig werkblad of een
doelmatige werktafel ter beschikking gesteld.

111
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

hoofdstuk 6 fysische factoren


afdeling 1 klimaat

6.1 binnen- en buitenklimaat


1 Het klimaat op de arbeidsplaats mag geen schade aan de gezondheid van € 270
werknemers veroorzaken.

2 Het klimaat op de arbeidsplaats moet zo behaaglijk en gelijkmatig zijn als € 135


redelijkerwijs mogelijk.
Daarbij wordt rekening gehouden met de aard van de werkzaamheden die door de
werknemers wordt verricht en de fysieke belasting die het gevolg is van die
werkzaamheden.

3 Hinderlijke tocht op de arbeidsplaats moet worden vermeden tenzij dat redelijker- € 135
wijs niet kan worden gevergd.

4 Als door het klimaat op de arbeidsplaats toch schade aan de gezondheid kan € 270*
ontstaan, worden persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld.
Indien persoonlijke beschermingsmiddelen schade aan de gezondheid niet kunnen
voorkomen, wordt de duur van de arbeid in zodanige mate beperkt of wordt de
arbeid met een zodanige frequentie afgewisseld door een tijdelijk verblijf op een
plaats waar een klimaat heerst dat geen schade aan de gezondheid kan ontstaan.

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

6.2 luchtverversing
1 Op de arbeidsplaats moet voldoende niet- verontreinigde lucht aanwezig zijn. € 270

2 Luchtverversingsinstallaties moeten altijd bedrijfsklaar zijn. € 270

3 Luchtverversingsinstallaties moeten zijn voorzien van een controlesysteem dat € 270


storingen in de installatie signaleert voor zover dat noodzakelijk is voor de gezond-
heid van de werknemers.

afdeling 2 verlichting

6.3 daglicht en kunstlicht


1 Arbeidsplaatsen en directe toegangen daartoe moeten gedurende de aanwezigheid € 270
van de werknemers voldoende en doelmatig verlicht zijn door daglicht en/of
kunstlicht.

2 Het kunstlicht moet zodanig zijn aangebracht dat gevaar voor ongevallen is € 270
voorkomen.

3 De kleur van het kunstlicht mag de waarneming van veiligheids- en gezondheids- € 135
signalering als bedoeld in artikel 8.4 niet wijzigen of beïnvloeden.

6.4 daglicht
1 In een uitwendige scheidingsconstructie van een besloten ruimte waar overdag € 270
door iemand gemiddeld meer dan twee uur arbeid wordt verricht , zijn doorzichtige
lichtopeningen aangebracht waardoor daglicht kan toetreden.
Het gezamenlijk oppervlak van de lichtopeningen bedraagt ten minste 1/20 van het
vloeroppervlak van die ruimte.

112
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

6.5 weren van zonlicht


In een besloten ruimte waar arbeid wordt verricht moet rechtstreeks invallend € 270
zonlicht kunnen worden geweerd.

afdeling 3 geluid

6.7 nadere voorschriften inventarisatie en evaluatie, beoordelen en meten


1 Op elke arbeidsplaats wordt in het kader van de ri&e als bedoeld in artikel 5 € 450
Arbowet 1998 het geluidsniveau beoordeeld.
En indien nodig gemeten om te bepalen waar en in welke mate werknemers aan
schadelijk geluid kunnen worden blootgesteld.

2 De beoordeling en meting als bedoeld in artikel 6.7,eerste lid, moeten € 450


representatief zijn voor de blootstelling aan geluid op de arbeidsplaats gedurende
de dagelijkse arbeidstijd.
De beoordeling en meting worden, in aanvulling op de ri&e als bedoeld in artikel 5
Arbowet 1998, volgens een schriftelijk vastgesteld tijdschema periodiek herhaald
en in ieder geval herzien bij wijziging van omstandigheden of redenen voor onjuist
uitgevoerde beoordeling of meting.

3 De bij de meting als bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, gebruikte methoden en € 450
apparaten moeten aan de desbetreffende omstandigheden zijn aangepast.
Met name wordt daarbij gelet op de kenmerken van het te meten geluid en de
omgevingsfactoren.
De gebruikte methoden en apparaten zijn geschikt om te bepalen of niveaus van
schadelijk geluid al dan niet worden overschreden.

5 De resultaten van de op grond van dit artikel uitgevoerde beoordelingen en € 45


metingen, moeten in een passende vorm worden geregistreerd en ten minste tien
jaar bewaard.

6.8 voorkomen of beperken van schadelijk geluid


1 Arbeidsmiddelen zijn van zodanige constructie, zijn zodanig ingericht, opgesteld of € 1.800
ondersteund en worden zodanig onderhouden dat zij bij in werking zijn op de
arbeidsplaats geen equivalent geluidsniveau veroorzaken hoger dan 85 dB(A) (of
een momentaan geluiddrukniveau van hoger dan 200 Pa), tenzij dat redelijkerwijs
niet kan worden gevergd.

2 Het verrichten van werkzaamheden moet zodanig zijn, dat daarbij op de arbeids- € 1.800*
plaats het equivalente geluidsniveau niet hoger is dan 85 dB(A) (of het momentaan
geluiddrukniveau niet groter is dan 200 Pa), tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden
gevergd.

3 Indien het bepaalde als bedoeld in het eerste en tweede lid redelijkerwijs niet kan € 1.800
worden gevergd, dan moeten doeltreffende voorzieningen worden getroffen,
waardoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het equivalente geluidsniveau
hoger is dan 85dB(A) (of geluiddrukniveau hoger 200 Pa) op de arbeidsplaats,
tenzij ook dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

4 De in het derde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van € 225
aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.

113
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

5 In gevallen waarin de voorzieningen, getroffen op grond van het derde lid, de € 1.800
werknemers onvoldoende bescherming bieden tegen de in het eerste en tweede lid
genoemde geluidsniveaus, en in gevallen waarin het treffen van bedoelde
voorzieningen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten doeltreffende
maatregelen worden genomen om de blootstellingsduur, alsmede het aantal
blootgestelde werknemers zoveel mogelijk te beperken.

6 De in het vijfde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van € 225
aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.
7 In gevallen waarin werknemers kunnen worden blootgesteld aan een equivalent € 1.800
geluidsniveau op de arbeidsplaats van 80 dB(A) of hoger, moeten persoonlijke
beschermingsmiddelen in voldoende aantal ter beschikking worden gesteld.
De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten een demping bieden van het geluid
tot een equivalent geluidsniveau van 80 dB(A) of lager. Indien deze demping
technisch niet mogelijk, dan ten minste een demping van geluid tot beneden een
equivalent geluidsniveau van 85 dB(A).

8 De betrokken werknemers moet de gelegenheid worden geboden een oordeel € 45


kenbaar te maken over de keuze van de soort middelen.

9 Bij overschrijding van het equivalent geluidsniveau van 85 dB(A) (of momentaan € 900*
geluiddrukniveau van 200 Pa), moeten persoonlijke beschermingsmiddelen worden
gebruikt.

10 Het ongevalsgevaar als gevolg van het gebruik van de persoonlijke beschermings- € 900
middelen moet zoveel mogelijk door doeltreffende maatregelen worden beperkt.

11 Plaatsen waar het equivalente geluidsniveau meer dan 85dB(A) (of het momentaan € 270
geluiddrukniveau meer dan 200 Pa) bedraagt moeten duidelijk zijn afgebakend en
gemarkeerd volgens de algemene vereisten van veiligheids- en gezondheids-
signalering als bedoeld in artikel 8.4.

12 Alleen werknemers die beroepshalve of vanwege hun functie de in het elfde lid € 675
bedoelde plaatsen moeten betreden, mogen daar worden toegelaten.

6.9 weekgemiddelde
1 In gevallen waarin werknemers die bijzondere taken uitvoeren, in verband met het € 1.800
uitvoeren van deze taken moeten verblijven op een arbeidsplaats waar het niveau
van het geluid van dag tot dag sterk wisselt en het redelijkerwijs niet gevergd kan
worden dat de in artikel 6.8, derde en vijfde lid, bedoelde voorzieningen en
maatregelen getroffen respectievelijk genomen worden, mag het gemiddelde
niveau van het geluid, berekend of gemeten over een periode van een week mag
niet hoger zijn dan 85 dB(A) (of niet hoger dan het momentane geluiddrukniveau
van 200 Pa) als bedoeld in artikel 6.8, eerste en tweede lid, tenzij dat redelijkerwijs
niet kan worden gevergd

2 Voorts moet in de in het eerste lid bedoelde gevallen periodiek, doch in ieder geval € 450
telkens, indien er voor het geluid op de arbeidsplaats relevante veranderingen
plaatsvinden in de arbeid of de omstandigheden waaronder deze arbeid moet
worden verricht, worden gecontroleerd of nog voldaan wordt aan het eerste lid.

6.10 audiometrisch onderzoek


1 Werknemers die worden blootgesteld aan een geluidsdosisniveau van 80 dB(A) € 45
moeten, in aanvulling op artikel 18 Arbowet 1998, in de gelegenheid worden gesteld
een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch
onderzoek te ondergaan.

114
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 Zolang de blootstelling aan het in het eerste lid genoemde geluidniveau duurt, € 45
moeten de werknemers met tussenpozen van vier jaar of met kortere tussenpozen
indien naar het oordeel van de arbodienst noodzakelijk is, opnieuw in de gelegen-
heid worden gesteld om een audiometrisch onderzoek te ondergaan.

3 De arbodienst moet het beoordelings- en metingsregister kunnen inzien dat op € 45


grond van artikel 6.7, vijfde lid, moet worden opgemaakt.

6.11 voorlichting en onderricht


Doeltreffende voorlichting en onderricht moet worden gegeven aan werknemers die € 270
arbeid verrichten waarbij overschrijding van het equivalente geluidsniveau van 80
dB(A) (of het momentaan geluiddrukniveau van 200 Pa) kan worden verwacht. Dit
behelst:
a) mogelijke gevaren voor het gehoor als gevolg van de blootstelling
b) de regelgeving met betrekking tot geluid en te nemen maatregelen op basis van
die regelgeving
c) de gevallen waarin persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking worden
gesteld en de gevallen waarin en de wijze waarop deze moeten worden gebruikt
d) inhoud en betekenis van een periodiek te herhalen audiometrisch onderzoek en
de gevallen waarin aan werknemers de gelegenheid wordt geboden om een
dergelijk onderzoek te ondergaan.

afdeling 4 straling

6.12 toestellen
1 Toestellen die schadelijke niet-ioniserende elektromagnetische straling kunnen € 1.800
uitzenden moeten van deugdelijk materiaal en constructie zijn en in goede staat
verkeren.

2 De in het eerste lid bedoelde toestellen moeten zich in een zodanige ruimte € 1.800
bevinden en moeten voorts zodanig zijn opgesteld of afgeschermd, dat bij het in
werking zijn daarvan gezondheidsschade zoveel mogelijk wordt voorkomen.

3 Indien bij het in werking zijn van een toestel als bedoeld in het eerste lid, het gevaar € 1.800
voor gezondheidsschade ondanks de naleving van de voorschriften, bedoeld in het
eerste en tweede lid, niet of niet geheel kan worden voorkomen, moeten zodanige
organisatorische maatregelen worden genomen dat gezondheidsschade zoveel
mogelijk wordt voorkomen.

4 Indien de in het derde lid bedoelde maatregelen gezondheidsschade niet of niet € 1.800
voldoende kunnen voorkomen, dan moeten persoonlijke beschermingsmiddelen ter
beschikking worden gesteld.

5 De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten door de werknemers bij de arbeid € 900*


worden gebruikt.

afdeling 5 werken onder overdruk

6.14 Geschiktheid
Duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk moeten worden € 270*
verricht door een persoon die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand
verkeert, dat hij in staat is de gevaren, die zijn verbonden aan de door hem te
verrichten arbeid, te onderkennen en zo mogelijk te voorkomen of te beperken.

115
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

6.15 veiligheidsmaatregelen
1 Indien duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk worden verricht,
is met inachtneming van de stand van de techniek en rekening houdende met de
specifiek te verrichten arbeid:
a) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een deugdelijke schriftelijke € 270
werkinstructie aanwezig die ten minste de door de werknemers te treffen
veiligheidsvoorzieningen alsmede de noodprocedures bevat
b) aan de werknemers deugdelijk materiaal dat in goede staat verkeert en € 2.250*
voldoende ademgas van goede kwaliteit ter beschikking gesteld
c) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een daartoe opgeleid persoon € 900*
aanwezig is die de werknemers adequaat medisch begeleiden kan
d) nabij de plaats waar de arbeid wordt verricht een adequate eerste-hulp uitrusting € 2.250
aanwezig.

2 De opgeleide persoon als bedoeld in artikel 6.15, eerste lid onder c. kan terstond in € 900
contact treden met een arts, bekwaam in het behandelen van acute gevolgen voor
de gezondheid als gevolg van het verrichten van duikarbeid, caissonarbeid en
overige arbeid onder overdruk.

6.16 duikarbeid
1 Duikarbeid wordt verricht door één of meer duikers, bijgestaan door een reserve- € 2.250*
duiker en een ploegleider.

2 De reserveduiker mag alleen duikarbeid verrichten in het kader van verlenen van € 900*
hulp en het redden van in moeilijkheden geraakte duikers.

3 De ploegleider moet, gelet op de te verrichten duikarbeid, voldoende kennis en € 900*


ervaring hebben om toezicht te kunnen houden.

5 Een ieder die duikarbeid heeft verricht, houdt hiervan aantekening in een persoon- € 45*
lijk duiklogboek.
In dit logboek moet in elk geval worden aangetekend:
• aard van de duikarbeid
• het gevolgde duikschema
• het gevolgde decompressieverloop
• de verblijftijd in de vloeistof.

6 De duikers en de reserveduiker moeten in het bezit zijn van een certificaat € 900*
duikarbeid met betrekking tot de soort arbeid die zij verrichten, dat is afgegeven
door de minister van SZW of een certificerende instelling.

7 Indien duikarbeid wordt verricht is de persoon, bedoeld in artikel 6.15, eerste lid, € 900*
onder c, in het bezit van een certificaat duikmedische begeleiding, dat is
afgegeven door de minister van SZW of een certificerende instelling.

8 Het certificaat duikarbeid en het certificaat duikmedische begeleiding bedoeld in € 45*


het zesde respectievelijk zevende lid, of afschriften daarvan moeten op de arbeids-
plaats aanwezig zijn en desgevraagd aan de toezichthouder worden getoond.

6.18 compressiekamer duikarbeid


1 Bij de plaats waar duikarbeid in water wordt verricht op een diepte van meer dan 15 € 2.250
5
meter, of in een andere vloeistof onder een druk van 1½ maal 10 Pa boven de
atmosferische druk, moet een geschikte compressiekamer aanwezig zijn.
De compressiekamer waarvan de inrichting afhankelijk is van het aantal duikers en
aard van de werkzaamheden:
• is voorzien van een personensluis

116
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

• biedt ten minste plaats aan 2 personen.

2 Een compressiekamer als bedoeld in het eerste lid, moet op de juiste wijze worden € 2.250*
gebruikt.

6.19 caissonarbeid
1 Caissonarbeid moet door ten minste 2 personen worden verricht. € 2.250*

2 De toezichthouder moet ten minste 30 dagen voor aanvang van caissonarbeid € 900
schriftelijk in kennis worden gesteld, onder overlegging van een deugdelijk
werkplan.

3 Een caisson wordt gebouwd, geïnstalleerd, aangepast of gedemonteerd onder € 900


toezicht van een speciaal daarvoor aangewezen persoon.

4 Caissons moeten regelmatig worden geïnspecteerd door een speciaal daarvoor € 900
aangewezen persoon.

6.20 compressiekamer caissonarbeid


5
1 Bij de plaats waar caissonarbeid wordt verricht onder een druk van 1½ maal 10 Pa € 2.250
boven de atmosferische druk, moet een geschikte compressiekamer aanwezig zijn.
De compressiekamer waarvan de inrichting afhankelijk is van het aantal duikers en
aard van de werkzaamheden:
a) is voorzien van een personensluis
b) biedt ten minste plaats aan 2 personen.

2 Een compressiekamer als bedoeld in het eerste lid, moet op de juiste wijze worden € 2.250*
gebruikt.

afdeling 6 bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

6.23 geluidvoorschriften zeeschepen en luchtvaartuigen


1 Arbeidsmiddelen aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen zijn van zodanige € 1.800
constructie, zijn zodanig ingericht, opgesteld of ondersteund en worden zodanig
onderhouden dat zij bij in werking zijn op de arbeidsplaats geen equivalent geluids-
niveau veroorzaken hoger dan 85 dB(A), tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden
gevergd.

2 Het verrichten van werkzaamheden aan boord van luchtvaartuigen en zeeschepen € 1.800
moet zodanig zijn dat daarbij op de arbeidsplaats het equivalente geluidsniveau niet
hoger is dan 85 dB(A), tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

3 Indien het bepaalde als bedoeld in het eerste en tweede lid redelijkerwijs niet kan € 1.800
worden gevergd, dan moeten doeltreffende voorzieningen worden getroffen,
waardoor zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het equivalente geluidsniveau
hoger is dan 85dB(A) op de arbeidsplaats, tenzij ook dat redelijkerwijs niet kan
worden gevergd.

4 De in het derde lid bedoelde voorzieningen moeten worden vermeld in het plan van € 225
aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.

5 In gevallen waarin de voorzieningen, getroffen op grond van het derde lid, de € 1.800
werknemers onvoldoende bescherming bieden tegen de in het eerste en tweede lid
genoemde geluidsniveaus, en in gevallen waarin het treffen van bedoelde voorzie-
ningen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, moeten doeltreffende maatregelen
worden genomen om de blootstellingsduur, alsmede het aantal blootgestelde
werknemers zoveel mogelijk te beperken.

117
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

6 De in het vijfde lid bedoelde voorzieningen, moeten worden vermeld in het plan van € 225
aanpak als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998.

7 In gevallen waarin werknemers aan boord van zeeschepen en luchtvaartuigen € 1.800


kunnen worden blootgesteld aan een equivalent geluidsniveau op de arbeidsplaats
van 80 dB(A) of hoger, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen in voldoende
aantal ter beschikking worden gesteld.
De persoonlijke beschermingsmiddelen bieden een demping van het geluid tot een
equivalent geluidsniveau van 80 dB(A) of lager. Indien een zodanige demping
technisch niet mogelijk is, wordt door de persoonlijke beschermingsmiddelen ten
minste een demping van het geluid geboden tot beneden het equivalente
geluidsniveau van 85 dB(A).

8 Bij overschrijding van het equivalent geluidsniveau van 85 dB(A), aan boord van € 900*
zeeschepen en luchtvaartuigen, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen
worden gebruikt.

6.29 werken onder overdruk (zwangeren)


Een zwangere werknemer mag niet worden verplicht duikarbeid, caissonarbeid en € 2.250
overige arbeid onder overdruk als bedoeld in artikel 6.13 te verrichten.

6.30 daglicht en kunstlicht (thuiswerkers)


1 Op de arbeidsplaats van een thuiswerker moeten de nodige voorzieningen voor € 270
een doelmatige kunstverlichting aanwezig zijn.

hoofdstuk 7 arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden


afdeling 2 algemene voorschriften

7.3 geschiktheid arbeidsmiddelen


1 Bij de keuze van de arbeidsmiddelen die de werkgever overweegt ter beschikking € 900
te stellen, wordt rekening gehouden met de uit de ri&e als bedoeld in artikel 5
Arbowet 1998, gebleken:
• specifieke kenmerken van de arbeid
• omstandigheden waaronder deze worden verrichten
• op de arbeidsplaats al bestaande gevaren
• de gevaren die daaraan zouden kunnen worden toegevoegd door het gebruik
van de desbetreffende arbeidsmiddelen.

2 Om te voorkomen dat het gebruik van arbeidsmiddelen gevaren voor de veiligheid € 900
en gezondheid van de werknemers oplevert, worden de arbeidsmiddelen die op de
arbeidsplaats ter beschikking van de werknemers worden gesteld, uitsluitend
gebruikt voor het doel, op de wijze en op de plaats waarvoor zij zijn ingericht en
bestemd.

3 De arbeidsmiddelen, bedoeld in het tweede lid, moeten voorst geschikt zijn voor het € 900
uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast.

4 Voor zover het redelijkerwijs niet mogelijk is de gevaren bij het gebruik van de € 900
arbeidsmiddelen te voorkomen, moeten zodanige maatregelen worden getroffen
dat gevaren zoveel mogelijk worden beperkt.

118
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

7.4 deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen


1 Een arbeidsmiddel moet uit deugdelijk materiaal bestaan € 2.250

2 Een arbeidsmiddel moet van deugdelijke constructie zijn. € 2.250

3 Een arbeidsmiddel is zodanig geplaatst of ingericht, dat het gevaar van € 2.250
verschuiven, omvallen, kantelen, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en
directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen.

4 Het gevaar getroffen te worden door ongewild in beweging of vrijkomende € 2.250


voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen wordt voorkomen en indien dat niet
mogelijk is, zoveel mogelijk beperkt.
Maatregelen gericht op collectieve bescherming hebben de voorrang boven
maatregelen gericht op individuele bescherming.

7.4a keuringen
1 Een arbeidsmiddel waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie moet € 900
na de installatie en voordat het voor de eerste maal in gebruik wordt genomen,
worden gekeurd op de juiste wijze van installatie en goed en veilig functioneren:

2 Een arbeidsmiddel als bedoeld in het eerste lid, moet voorts na elke montage op € 900
een nieuwe locatie of een nieuwe plek worden gekeurd op de juiste wijze van
installatie en goed en veilig functioneren.

3 Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden die leiden tot verslechtering € 900
welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties wordt, zo
dikwijls dit ter waarborging van de goede staat noodzakelijk is, gekeurd, waarbij het
zo nodig wordt beproefd.

4 Een arbeidsmiddel dat onderhevig is aan invloeden als bedoeld in het derde lid, € 900
moet worden gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich
uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen
hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel.
Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt:
natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel, ongevallen met het
arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel.

5 Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, € 900


rechtspersoon of instelling.

6 Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuringen moeten op de € 45


arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd worden getoond aan de
toezichthouder.

7.5 montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van


arbeidsmiddelen
1 De nodige maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat € 2.250
arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur door toereikend onderhoud in een
zodanige staat worden gehouden, dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van
de werknemers zoveel mogelijk is voorkomen.

2 Onderhouds-, reparatie- en schoonmaakwerkzaamheden aan een arbeidsmiddel € 2.250*


mogen slechts worden uitgevoerd wanneer dit is uitgeschakeld en drukloos of
spanningsloos is gemaakt.
Indien dit niet mogelijk is dan moeten doeltreffende maatregelen worden genomen
om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.

119
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op productie- en afstel- € 2.250*


werkzaamheden met of aan een arbeidsmiddel.

4 Een bij een arbeidsmiddel behorend onderhoudsboek moet goed worden € 45


bijgehouden.

5 Montage en demontage van een arbeidsmiddel vindt op veilige wijze plaats, met € 2.250
inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant.

7.6 deskundigheid werknemers


1 Met betrekking tot arbeidsmiddelen waarvan het gebruik een specifiek gevaar voor € 900
de veiligheid van de werknemers kan opleveren, blijft het gebruik voorbehouden
aan werknemers die met het gebruik belast zijn.

2 Werknemers die belast zijn met ombouwen, onderhouden, repareren of reinigen € 900
van arbeidsmiddelen als bedoeld in het eerste lid, moeten daartoe een specifieke
deskundigheid en ervaring bezitten.

7.7 veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeids-


middelen
1 Indien bewegende delen van een arbeidsmiddel gevaar opleveren, moeten zij van € 2.250
zodanige schermen of beveiligingsinrichtingen zijn voorzien, dat het gevaar zoveel
mogelijk wordt voorkomen.

2 De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten stevig zijn uitgevoerd. € 2.250

3 De schermen of beveiligingsinrichtingen mogen geen bijzondere gevaren € 2.250


opleveren.

4 De schermen of beveiligingsinrichtingen mogen niet eenvoudig kunnen worden € 2.250


genegeerd of buiten werking worden gesteld.

5 De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten op voldoende afstand van de € 2.250


gevaarlijke zone van het arbeidsmiddel zijn aangebracht.

6 De schermen of beveiligingsinrichtingen moeten het zicht op de arbeid zo min € 2.250


mogelijk belemmeren.

7 Schermen of beveiligingsinrichtingen van arbeidsmiddelen, moeten op een € 2.250


zodanige wijze zijn aangebracht dat de noodzakelijke onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden op veilige wijze kunnen worden uitgevoerd.
Daarbij moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat de schermen of beveiligings-
inrichtingen moeten worden gedemonteerd.

7.8 verlichting
Werk- en onderhoudspunten van een arbeidsmiddel moeten - in aanvulling op € 900
artikel 6.3 - voldoende en doelmatig zijn verlicht.

7.9 hoge en lage temperatuur


Zoveel als mogelijk moet worden voorkomen dat werknemers in de onmiddellijke € 2.250
nabijheid kunnen komen van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan met een
zeer hoge of zeer lage temperatuur. Indien dat niet mogelijk is, dan moeten
doeltreffende maatregelen zijn getroffen om aanraking te voorkomen.

120
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

7.10 alarmsignalen
Alarmsignalen van een arbeidsmiddel moeten gemakkelijk en duidelijk € 270
waarneembaar en als zodanig goed herkenbaar zijn.
Deze alarmsignalen moeten voldoen aan de algemene vereisten van veiligheids-
en gezondheidssignalering als bedoeld in artikel 8.4.

7.11 loskoppelen arbeidsmiddel


1 Een arbeidsmiddel moet over duidelijk herkenbare voorzieningen beschikken, € 2.250
waarmee het van zijn krachtbronnen moet kunnen worden losgekoppeld.

2 Het na loskoppeling opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel op een krachtbron € 2.250
mag geen gevaar opleveren voor de werknemers.

7.11a voorlichting
1 Een bij een arbeidsmiddel behorende gebruiksaanwijzing moet in begrijpelijke vorm € 45
ter kennis worden gebracht van de betrokken werknemers.

2 Indien het gebruik of de aanwezigheid van arbeidsmiddelen in de onmiddellijke € 45


werkomgeving gevaren voor de werknemers kunnen opleveren, moeten zij hierop
worden gewezen, ook indien de werknemers van deze middelen geen rechtstreeks
gebruik maken.

afdeling 3 arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem

7.13 bedieningssystemen
1 Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel moet veilig zijn. € 900

2 Een bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag ook bij onopzettelijke € 900
handelingen geen gevaar opleveren voor werknemers.

3 Bij de keuze van een bedieningssysteem moet rekening worden gehouden met € 900
defecten, storingen en belastingen die bij het gebruik kunnen worden verwacht.

4 Een bedieningssysteem moet duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn en is daartoe, € 900


waar nodig, op passende wijze van functionele aanduidingen voorzien.

5 Een bedieningssysteem moet zich zoveel mogelijk buiten de gevaarlijke zone van € 900
een arbeidsmiddel bevinden.

6 De plaats van het bedieningssysteem van een arbeidsmiddel mag geen extra € 900
gevaren opleveren voor werknemers.

7 Indien een arbeidsmiddel in werking kan worden gesteld of kan worden gestopt op € 900*
een plaats waar dat arbeidsmiddel niet geheel kan worden gezien, dan moet om de
betrokken werknemers te beschermen, telkens tijdig voor het inwerkingstellen of
stoppen van dat arbeidsmiddel een signaal worden gegeven dat voldoet aan de
algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als bedoeld in
artikel 8.4.

7.14 in werking stellen van arbeidsmiddelen


1 Een arbeidsmiddel mag uitsluitend in werking worden gesteld door een opzettelijk € 2.250
verrichte handeling met een daarvoor bestemd bedieningssysteem.

121
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

7.15 stopzetten van arbeidsmiddelen


1 Een arbeidsmiddel kan op veilige wijze worden stopgezet met een daarvoor € 2.250
bestemd bedieningssysteem.
Een bedieningssysteem stopt naar gelang het gevaar hetzij het gehele
arbeidsmiddel hetzij onderdelen daarvan, zodanig dat het arbeidsmiddel in een
veilige toestand is.

2 Wanneer een arbeidsmiddel of onderdelen daarvan zijn stopgezet, moet de € 2.250


energietoevoer naar het arbeidsmiddel of de onderdelen daarvan die het gevaar
veroorzaken zijn onderbroken.

3 De opdracht tot het stopzetten van een arbeidsmiddel of een onderdeel daarvan € 2.250
kan niet worden opgeheven door een opdracht tot starten ervan.

7.16 noodstopvoorziening
Een arbeidsmiddel moet beschikken over een noodstopvoorziening, indien dit met € 2.250
het oog op de gevaren van dat arbeidsmiddel en de normale tijd die nodig is om dat
arbeidsmiddel stop te zetten noodzakelijk is.

afdeling 4 aanvullende voorschriften specifieke arbeidsmiddelen en werkzaamheden

7.17a uitrusting mobiele arbeidsmiddelen


(dit gehele artikel is tot 5 december 2002 niet van toepassing op mobiele
arbeidsmiddelen die reeds op 5 december 1998 ter beschikking stonden van de
werknemers.)

1 Mobiele arbeidsmiddelen waarop een of meer personen kunnen worden vervoerd, € 2.250
moeten zodanig zijn uitgerust dat het gevaar voor deze personen tijdens het
vervoer zoveel mogelijk wordt beperkt.

2 Mobiele arbeidsmiddelen, met uitzondering van heftrucks, waarmee een of meer € 2.250
personen kunnen worden vervoerd, moeten zodanig zijn uitgerust dat onder de
feitelijke gebruiksomstandigheden de gevaren als gevolg van het kantelen of
omvallen van het mobiele arbeidsmiddel zoveel mogelijk worden beperkt door:
a) een beschermingsconstructie die verhindert dat het mobiele arbeidsmiddel zich
meer dan een kwartslag kan bewegen, of
b) een constructie die ervoor zorgt dat er rond de te vervoeren personen voldoende
vrije ruimte voorhanden is, wanneer het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan
een kwartslag kan bewegen, of
c) andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau

4 Indien het gevaar bestaat dat de te vervoeren personen bij kanteling of omslaan € 2.250
bekneld kunnen raken tussen de delen van het mobiele arbeidsmiddel en de grond,
dan moet een systeem zijn geïnstalleerd waarmee zij kunnen worden tegenge-
houden.

5 Heftrucks waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, zijn zodanig € 2.250
uitgerust, dat het gevaar van kantelen of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk
worden beperkt door:
a) een bestuurderscabine, of
b) een inrichting die verhindert dat de heftruck kantelt, of
c) een inrichting die ervoor zorgt dat, indien de heftruck kantelt, er voor de te
vervoeren personen voldoende vrije ruimte is tussen de grond en bepaalde
delen van de heftruck, of
d) een inrichting op elke zitplaats van de heftruck, waarmee de op de truck
aanwezige personen zich op de zitplaats kunnen vastzetten, of

122
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

e) andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau.

6 Indien het onverhoeds blokkeren van onderdelen voor de energieoverbrenging € 2.250


tussen het mobiele arbeidsmiddel en zijn hulpstukken of aanhangers specifieke
gevaren kan opleveren, dan moet het arbeidsmiddel uitgerust zijn met een
voorziening die deze blokkering verhindert.
Indien een dergelijke blokkering niet kan worden verhinderd, moeten zodanige
maatregelen zijn genomen dat de gevaren zoveel mogelijk worden beperkt.

7 Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van middelen voor de bevestiging € 900
van onderdelen voor de energieoverbrenging, wanneer deze onderdelen vervuild of
beschadigd kunnen raken doordat zij over de grond slepen.

7.17b uitrusting mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving


(dit artikel is - met uitzondering van het tweede lid onder b en g) - tot 5 december
2002 niet van toepassing op mobiele arbeidsmiddelen die reeds op 5 december
1998 ter beschikking stonden van de werknemers.)

2 Mobiele arbeidsmiddelen moeten zijn uitgerust met:

a) voorzieningen om te vermijden dat zij door onbevoegden in werking kunnen € 900


worden gesteld
b) een inrichting die automatisch verhindert dat het mobiele arbeidsmiddel, indien € 900
dit middel elektrisch wordt aangedreven, onverhoeds in beweging kan komen
wanneer de bestuurder het middel verlaat of heeft verlaten.
c) doeltreffende voorzieningen ter beperking van de gevolgen van een eventuele € 2.250
botsing, indien verschillende, op rails rijdende arbeidsmiddelen tegelijkertijd
worden verplaatst.
d) een rem- en stopvoorziening. € 2.250
e) een noodvoorziening, voorzover die om veiligheidsredenen noodzakelijk is, € 2.250
welke voorziening bij het uitvallen van het hoofdsysteem van de rem- en
stopvoorzieninig het mobiele arbeidsmiddel door gemakkelijk toegankelijke
besturingsorganen of door automatische systemen het mobiele arbeidsmiddel
kan afremmen en tot stilstand brengen.
f) doeltreffende hulpmiddelen die toereikend zicht voor de bestuurder mogelijk € 2.250
maken indien het directe gezichtsveld van hem ontoereikend is om de veiligheid
van personen te waarborgen.
g) deugdelijke voorzieningen waarmee signalen kunnen worden gegeven die € 900
voldoen aan algemene vereisten van veiligheids- en gezondheidssignalering als
bedoeld in artikel 8.4.

3 Indien mobiele arbeidsmiddelen ‘s nachts of op donkere plaatsen worden gebruikt, € 900


zijn zij voorzien van een verlichtingsinstallatie die is aangepast aan het uit te voeren
werk en die de werknemers voldoende veiligheid biedt.

4 Indien mobiele arbeidsmiddelen, hun aanhangers, of ladingen brandgevaar voor € 450


personen kunnen opleveren, zijn zij voorzien van doeltreffende brandbestrijdings-
middelen, tenzij de arbeidsplaats hiermee op voldoende korte afstand van deze
arbeidsmiddelen, hun aanhangers of ladingen is uitgerust.

5 Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend, komen zij automatisch € 2.250
tot stilstand wanneer zij het controlegebied verlaten.

6 Indien mobiele arbeidsmiddelen op afstand worden bediend en onder normale € 2.250


gebruiksomstandigheden werknemers kunnen aan- of klemrijden, zijn zij uitgerust
met voorzieningen die bescherming tegen deze gevaren bieden, tenzij er andere
geschikte voorzieningen aanwezig zijn om het gevaar van aanrijdingen te beperken.

123
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

7.17c gebruik mobiele arbeidsmiddelen


1 Mobiele arbeidsmiddelen met een eigen aandrijving worden bediend door € 900
werknemers die daartoe een specifieke deskundigheid beschikken.

2 Het meerijden van werknemers op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving € 2.250*
is slechts toegestaan op speciaal daartoe ingerichte veilige plaatsen.

3 Indien tijdens de verplaatsing van een arbeidsmiddel als bedoeld in het tweede lid, € 2.250*
werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt de snelheid van het arbeidsmiddel zo
nodig aangepast.

4 Met een mobiel arbeidsmiddel worden niet meer personen en wordt niet meer € 2.250*
gewicht aan goederen tegelijk vervoerd dan een veilig gebruik toelaat.

5 Indien een mobiel arbeidsmiddel zich binnen een werkzone waar werknemers zich € 450
kunnen bevinden, beweegt, worden doeltreffende verkeersregels vastgesteld.

6 Doeltreffende organisatorische maatregelen worden genomen om te voorkomen € 450


dat zich werknemers bevinden in de werkzone van mobiele arbeidsmiddelen met
eigen aandrijving.

7 Indien voor de goede uitvoering van de werkzaamheden de aanwezigheid van € 450


werknemers in een werkzone als bedoeld in het zesde lid, is vereist, worden
doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat zij door het mobiele
arbeidsmiddel gewond raken.

8 Met een verbrandingsmotor uitgeruste mobiele arbeidsmiddelen worden op de € 2.250*


arbeidsplaats niet gebruikt, tenzij is gezorgd voor voldoende schone lucht.

9 Een mobiel arbeidsmiddel wordtniet eerder door de bestuurder worden verlaten dan € 900*
nadat is voorkomen dat het onverhoeds in beweging komt.

7.17d personentransport over water


Bij transport van werknemers over water worden doeltreffende maatregelen € 900
getroffen om de veiligheid van deze werknemers te waarborgen.

7.18 Hijs- en hefwerktuigen


(het vierde en vijfde lid van dit artikel zijn tot 5 december 2002 niet van
toepassing op mobiele arbeidsmiddelen die reeds op 5 december 1998 ter
beschikking stonden van de werknemers.)

1 Een hijs- of hefwerktuig is op of nabij de bedieningsplaats voorzien van een goed € 270
leesbare aanduiding die voor elke gebruikelijke configuratie van dat werktuig de
toegelaten bedrijfslast vermeldt.

2 Een hijs- of hefwerktuig wordt, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder € 2.250*
belast dan de toegelaten bedrijfslast of bedrijfslasten noch zwaarder dan een veilig
gebruik toelaat.

3 Hijs- en hefwerktuigen worden bediend door personen die daartoe een specifieke € 900
deskundigheid bezitten.

4 Een hijs- of hefwerktuig dat niet is bestemd of ingericht voor het hijsen of heffen € 270
van personen en waarbij de kans aanwezig is op foutief gebruik, wordt voorzien van
een goed leesbare waarschuwing tegen personenvervoer.

124
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

5 Hijs- of hefwerktuigen worden zodanig opgesteld dat het gevaar wordt beperkt dat € 2.250*
de lasten de werknemers raken, dan wel ongewild op gevaarlijke wijze uit hun baan
of in een vrije val raken of losraken.

6 Doeltreffende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat werknemers € 2.250*


zich niet ophouden onder hangende lasten.

7 Hangende lasten wordenniet verplaatst boven niet beschermde werkplekken waar € 2.250*
zich in de regel werknemers bevinden.

8 Indien bij toepassing van de maatregelen als bedoeld in artikel 7.18, zesde en € 900*
zevende lid, het goede verloop van de werkzaamheden niet kan worden
gegarandeerd, worden passende procedures vastgesteld en toegepast om de
veiligheid van de betrokken werknemers te waarborgen

7.18a hijs- en hefwerktuigen voor niet-geleide lasten


2 Wanneer twee of meer hijs- en hefwerktuigen zodanig op een werkplek worden € 2.250*
geïnstalleerd of gemonteerd dat hun werkgebieden elkaar overlappen, worden
doeltreffende maatregelen genomen om botsingen tussen de lasten of delen van
deze werktuigen te voorkomen.

3 Bij het gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig worden doeltreffende € 2.250*
maatregelengenomen om te vermijden dat het werktuig kantelt, ongewild in
beweging komt of wegglijdt.

4 Er wordt op toegezien dat maatregelen, bedoeld in het derde lid, naar behoren € 900
worden uitgevoerd.

5 Wanneer de bediener van een hijs- of hefwerktuig noch rechtstreeks noch door € 900
middel van informatieverstrekkende hulpmiddelen de volledige baan van de last
kan volgen, wordt een werknemer aangewezen die met de bediener in verbinding
staat om hem te leiden.

6 Voorts worden verdere organisatorische maatregelen genomen om ongewilde € 900


botsingen van de last te voorkomen.

7 Wanneer lasten met de hand worden vast- of losgemaakt, zijn de werkzaamheden € 900
zodanig georganiseerd dat de werknemer deze handelingen veilig kan verrichten en
hierover direct of indirect controle behoudt.

8 Alle handelingen voor het hijsen of heffen worden correct gepland teneinde de € 135
veiligheid van de werknemers te garanderen.

9 De handelingen, bedoeld in het achtste lid, worden onder doeltreffend toezicht € 900
uitgevoerd.

10 Met name indien een last gelijktijdig wordt gehesen of geheven door twee of meer € 270*
hijs- of hefwerktuigen, wordteen procedure vastgesteld en toegepast om een goede
coördinatie van de handelingen van de bedieners te waarborgen.

11 Indien hijs- of hefwerktuigen bij het geheel of gedeeltelijk uitvallen van de € 2.250
energietoevoer de lasten niet meer kunnen houden, zijn doeltreffende maatregelen
genomen om te vermijden dat werknemers aan de daarmee gepaard gaande
gevaren worden blootgesteld.

125
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

12 Op lasten, bedoeld in het elfde lid, wordt voortdurend toezicht gehouden, tenzij: € 900
• de toegang tot de gevarenzone wordt verhinderd en
• de lasten volkomen veilig zijn vastgemaakt en worden vastgehouden.

13 In de open lucht gebruikte hijs- en hefwerktuigen worden stilgelegd zodra de € 2.250*


weersomstandigheden zodanig verslechteren dat de bedrijfsveiligheid in gevaar
komt en de werknemers aan gevaren worden blootgesteld.
In dit geval worden doeltreffende beschermingsmaatregelen genomen, in het
bijzonder om te verhinderen dat het hijs- of hefwerktuig kantelt.

7.18b hijs- en hefwerktuigen voor personen


(dit gehele artikel is tot 5 december 2002 niet van toepassing op mobiele
arbeidsmiddelen die reeds op 5 december 1998 ter beschikking stonden van de
werknemers.)

1 In aanvulling op de artikelen 7.18. en 7.18a, moeten hijs- en hefwerktuigen,die zijn € 2.250


bestemd en ingericht voor het hijsen of heffen van personen, met zodanige
voorzieningen zijn uitgerust dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat:
a) het hijs- of hefplatform voor personen naar beneden valt
b) personen van dit platform vallen
c) een persoon, die van het hijs- of hefwerktuig gebruik maakt, wordt verpletterd,
beklemd raakt of wordt aangestoten, in het bijzonder als gevolg van een
onopzettelijk contact met een voorwerp

2 Een hijs- of hefwerktuig als bedoeld in het eerste lid, heeft voorts een zodanige € 2.250
voorziening, dat bij een mankement aan het werktuig de veiligheid van personen
die zich op het hijs- of hefplatform voor personen bevinden, zoveel mogelijk is
gewaarborgd en dat hun bevrijding mogelijk is.

3 Indien het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder a, om redenen in verband met de € 2.250
terreinomstandigheden en het hoogteverschil niet met behulp van een
veiligheidsvoorziening kan worden vermeden, dan moet in de ophanging van het
platform een geschikte kabel, ketting of een andere voorziening met een verhoogde
veiligheidscoëfficiënt worden toegepast.

4 In het geval, bedoeld in het derde lid, moet de goede staat van de in de ophanging € 900
toegepaste kabel, ketting of andere voorziening elke werkdag worden
gecontroleerd.

7.19 hijskranen
1 Een hijskraan met een bedrijfslast die gelijk is aan of hoger is dan 2 ton, en die, na € 900
te zijn vervaardigd, ingrijpend te zijn hersteld of gewijzigd, voor de eerste maal in
gebruik wordt genomen, moet worden onderzocht op de deugdelijkheid van
materiaal, constructie, inrichting en stabiliteit.
Bij dit onderzoek wordt de kraan doelmatig beproefd.

2 De ondersteuning van een hijskraan als bedoeld in het eerste lid, moet in de € 900
gevallen, bedoeld in dat lid, worden onderzocht op de ligging en draagkracht, de
deugdelijkheid van materiaal en constructie, alsmede de aanwezigheid en
deugdelijkheid van beveiligingsmiddelen.

4 Een hijskraan met een bedrijfslast als bedoeld in het eerste lid, en de € 900
ondersteuning van die kraan moeten, voordat de kraan in gebruik wordt genomen,
worden onderzocht op hun goede staat in geval de kraan langdurig heeft
stilgestaan of buiten gebruik is geweest.
Bij dit onderzoek moet de kraan doelmatig worden beproefd.

126
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

5 Voorts worden een hijskraan en de ondersteuning van die kraan, voordat de kraan € 900
in gebruik wordt genomen, op hun goede staat onderzocht en doelmatig beproefd,
zo dikwijls dit ter waarborging van een veilig gebruik van kraan redelijkerwijs
noodzakelijk is en in ieder geval ten minste eenmaal per jaar.

6 Indien een hijskraan na demontage voor opstelling elders, aanstonds opnieuw € 900
wordt opgesteld, dan moet de kraan, voordat deze in gebruik wordt genomen, op
veilige werking worden onderzocht en beproefd.

7 Onderzoeken en beproevingen met betrekking tot hijskranen als bedoeld in artikel € 900
7.19, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, moeten worden uitgevoerd door
een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling.

8 In de nabijheid van een hijskraan met een bedrijfslast als genoemd in artikel 7.19, € 45
eerste lid, moet zich een kraanboek bevinden.
In het kraanboek zijn in ieder geval de resultaten van de op grond van het
eerste,tweede, vierde, vijfde en zesde lid uitgevoerde onderzoeken en
beproevingen op adequate wijze vermeld.

11 Het kraanboek en het certificaat van goedkeuring van een hijskraan, bedoeld in € 45
respectievelijk het achtste en het tiende lid van artikel 7.19, of een afschrift daarvan
moeten op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond aan de
toezichthouder.

7.20 hijs- en hefgereedschap


1 Hijs- en hefgereedschap moet worden gekozen op grond van te hanteren lasten, de € 2.250
aanslagpunten, de haakvoorziening en de weersomstandigheden, daarbij rekening
houdend met de wijze van aanslaan van de last en het te gebruiken hijs- of
hefwerktuig.

2 Hijs- en hefgereedschap, anders dan touwwerk of staalkabels, moet zijn voorzien € 270
van een goed leesbare aanduiding die de werklast vermeldt.

3 Samengesteld hijs- en hefgereedschap moet duidelijk zijn gemarkeerd om de € 270


gebruiker in staat te stellen de kenmerken ervan te kennen.

4 Hijs- en hefgereedschap mag, behalve ten behoeve van beproeving, niet zwaarder € 2.250*
worden belast dan de werklast of dan een veilig gebruik toelaat.

5 Hijs- en hefgereedschap moet zodanig zijn opgeslagen dat het niet kan worden € 900
beschadigd of aangetast.

6 Hijs- en hefgereedschap moet, ten minste eenmaal per jaar, door een deskundige € 900
natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling op zijn goede staat worden
onderzocht waarbij het zo nodig beproefd. Deze persoon of instelling moet over de
daarvoor benodigde uitrusting beschikken.

7 In aanvulling op het zesde lid moet kettingwerk, afhankelijk van de materiaalsoort, € 900
zo dikwijls als voor een veilig gebruik nodig is, aan een voor het betrokken
materiaal geschikte warmtebehandeling worden onderworpen.

8 De warmtebehandeling, bedoeld in het zevende lid, moet worden uitgevoerd door € 900
een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling die beschikt over
de daarvoor benodigde uitrusting.

127
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

9 Bewijsstukken van onderzoeken, beproevingen en warmte behandelingen van hijs- € 45


en hefgereedschap als bedoeld in artikel 7.20, zesde en zevende lid, moeten op de
arbeidsplaats aanwezig zijn en moeten desgevraagd worden getoond aan de
toezichthouder.

7.21 werkzaamheden in liftschachten


1 Indien zich in een schacht twee of meer liften bevinden, dan moeten afdoende € 2.250
technische maatregelen worden genomen teneinde te voorkomen dat personen bij
werkzaamheden in de schacht aan één van de liften, getroffen kunnen worden door
onderdelen van een naastliggende lift.

2 Indien geen afdoende technische maatregelen kunnen worden genomen, teneinde € 2.250*
te voorkomen dat personen bij werkzaamheden in de schacht aan één van de
liften, getroffen kunnen worden door onderdelen van een naastliggende lift, dan
moet de naastliggende lift worden stilgezet.

7.22 vervoer van personen in werkbakken


1 Met een hijs- of hefwerktuigen dat uitsluitend is bestemd en ingericht voor het € 2.250*
vervoer van goederen, mogen in plaats van of tezamen met goederen geen
personen worden vervoerd.

2 Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer van personen met behulp van *
een werkbak ten behoeve van het vanuit die werkbak verrichten van incidentele
werkzaamheden van korte duur op moeilijk bereikbare plaatsen, indien toepassing
van andere meer geëigende middelen om die plaatsen te bereiken grotere gevaren
zou meebrengen dan het vervoer van personen met behulp van een werkbak als
vorenbedoeld, of de toepassing van zodanige middelen redelijkerwijs niet kan
worden gevergd.

3 In geval van toepassing van het tweede lid, gelden de volgende voorschriften:
a) de werkbak, bedoeld in het tweede lid, moet zodanig zijn vervaardigd, ingericht,
toegerust, bevestigd en in een zodanige staat van onderhoud verkeren, alsmede
zodanig worden gebruikt dat gevaar voor veiligheid en gezondheid van de
werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen of beperkt;
b) het hijs- of hefwerktuig moet voldoende zijn toegerust om in combinatie met een
werkbak te kunnen worden gebruikt;
c) de bedieningsplaats van een hijs- of hefwerktuig moet permanent zijn bemand; *
d) de werknemers die met een hijs- of hefwerktuig worden gehesen of geheven,
moeten over een doeltreffend communicatiemiddel beschikken;
e) er moeten doeltreffende voorzieningen zijn getroffen om de werknemers bij
gevaar te kunnen evacueren

Voor het ten laste leggen van één of meer van deze onderdelen, wordt het
boetenormbedrag bij het eerste lid gehanteerd (€ 2.250,-).

7.24 toegang tot het schip


1 In aanvulling op artikel 3.2 is de toegang tot een ruim van een schip of dek € 900*
uitsluitend toegestaan door een vaste trap of, indien dit niet mogelijk is, door een
vaste ladder of klampen of voetopeningen van geschikte afmetingen, van
voldoende sterkte en van behoorlijke constructie dan wel door andere deugdelijke
toegangsmiddelen.

2 Indien het redelijkerwijs mogelijk is, moeten de toegangsmiddelen als bedoeld in € 900
artikel 7.24, eerste lid, tot een ruim van een schip of dek gescheiden zijn van
luikopeningen.

128
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

7.25 luiken
1 Luiken die met behulp van hijs- of hefwerktuigen worden geplaatst of verwijderd, € 900
moeten zijn uitgerust met goed toegankelijke en geschikte bevestigingen voor het
vastmaken van hijsgereedschap.

2 Indien luiken niet onderling verwisselbaar zijn, dan moeten zij duidelijk zijn gemerkt € 270
om aan te geven tot welke ruimopening alsmede op welke plaats zij behoren.

3 Motorisch of hydraulisch bediende luiken en overige motorisch of hydraulisch € 900


aangedreven scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden geplaatst of verwijderd
door een daartoe bevoegd persoon.

4 De in het derde lid bedoelde luiken en scheepsuitrusting mogen uitsluitend worden € 900
geplaatst of verwijderd indien dit op veilige wijze kan gebeuren.

5 Luikopeningen die niet zijn uitgerust met een doelmatig luikhoofd, moeten worden € 900
gesloten dan wel anderszins worden beveiligd zodra de laad- en
loswerkzaamheden zijn beëindigd.

6 Luiken mogen niet worden geplaatst of verwijderd als er in het ruim onder de € 2.250*
luikopening wordt gewerkt.

7 Luiken die niet afdoende tegen verplaatsing zijn geborgd, moeten worden € 900
verwijderd voordat met laad- en loswerkzaamheden wordt begonnen.

7.26 verwerken van goederen of materialen


1 Het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken van € 2.250
goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip moet op veilige en
ordelijke wijze geschieden, rekening houdend met de aard van die goederen of
materialen en de verpakking daarvan.

2 Tijdens het opslaan of overslaan, laden of lossen, stuwen of anderszins verwerken € 2.250
van goederen of materialen op de kade, in loodsen of in het schip,mogen lasten
niet worden opgelicht of neergelaten tenzij zij op veilige wijze aan het hijs- of
hefwerktuig zijn aangeslagen of anderszins zijn bevestigd.

7.27 tuigplannen en bind-of hijsmiddelen


1 Voor het veilig tuigen van laadbomen en het bijbehorende gerei moeten aan boord € 45
van het schip tuigplannen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aanwezig
zijn. De tuigplannen moeten desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.

2 Voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen mogen niet opnieuw worden € 2.250
gebruikt.

7.28 containers
Tijdens het laden en lossen van containers moeten deugdelijke middelen aanwezig € 900
zijn die de veiligheid van de werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van de
sjorringen van de containers waarborgen.

7.29 hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen aan boord van


schepen
2 Hijs- en hefwerktuigen met inbegrip van de daarbij behorende hulpstukken, onder- € 900
delen, bevestigingspunten, verankeringen en steunen, en hijs- en hefgereed-
schappen op schepen, moeten voordat zij voor de eerste maal in gebruik worden
genomen, doelmatig worden beproefd en op goede staat worden onderzocht.

129
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

3 Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten na elke € 900
belangrijke wijziging of herstelling die van invloed kan zijn op de veiligheid,
doelmatig worden beproefd en op hun goede staat onderzocht.

4 Werktuigen en gereedschappen als bedoeld in het tweede lid, moeten, afhankelijk € 900
van de feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste eenmaal per 5
jaar doelmatig worden beproefd en op hun goede staat worden onderzocht.

5 Hijs- en hefwerktuigen en hijs- en hefgereedschappen op schepen moeten, € 900


afhankelijk van feitelijke belasting, regelmatig doch in ieder geval ten minste
eenmaal per jaar op hun goede staat worden onderzocht.

6 Hijs- en hefgereedschappen op schepen moeten afhankelijk van het gebruik € 900


regelmatig op hun goede staat worden gecontroleerd.

7 Beproevingen en onderzoeken als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, € 450
moeten worden uitgevoerd door de minister van SZW of een certificerende
instelling.

8 Onderzoeken en controles als bedoeld in het vijfde en zesde lid, moeten worden € 450
uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, een rechtspersoon of
instelling.

10 Aan boord van ieder schip moet een register van hijs- en hefwerktuigen en hijs- en € 45
hefgereedschappen worden bijgehouden volgens een bij ministeriële regeling
vastgesteld model, waarin de op grond van het artikel 7.29, negende lid, afgegeven
certificaten van beproeving en onderzoek moeten worden opgenomen. Het register
moet desgevraagd worden getoond aan de toezichthouder.
In het register moet worden opgenomen:
a) de bedrijfslast of bedrijfslasten van de hijs- en hefwerktuigen
b) de werklast van de hijs- en hefgereedschappen
c) de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, tweede tot en met vijfde lid,
bedoelde beproevingen en onderzoeken
d) de tijdstippen en het resultaat van de in artikel 7.29, zesde lid, bedoelde
controles, indien bij de desbetreffende controles een defect is geconstateerd.

7.30 gewichtsaanduiding op zware voorwerpen


1 Stukken of voorwerpen die ten minste 1.000 kilogram bruto wegen en die met een € 270
schip worden vervoerd, moeten aan de buitenzijde op een duidelijke en duurzame
wijze zijn voorzien van een aanduiding van het gewicht van die stukken of
voorwerpen.

afdeling 5 aanvullende voorschriften voor bouwplaatsen

7.32 bedienen van torenkranen, mobiele kranen en funderingsmachines


1 Een torenkraan, mobiele kraan of funderingsmachine die behoort tot een bij € 900*
1)

ministeriële regeling omschreven categorie, mag slechts worden bediend door een
persoon die:
a) in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door
de minister van SZW of een certificerende instelling;
b) in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeert, dat hij in staat is
de aan de bediening van het betreffende arbeidsmiddel verbonden gevaren te
onderkennen en te voorkomen.

2 Het certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in het eerste lid, of een afschrift € 45*
daarvan moet op de arbeidsplaats aanwezig zijn en desgevraagd worden getoond
aan de toezichthouder.

130
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

7.33 ladders en trappen


1 Ladders en trappen moeten voldoende sterk en stijf zijn. € 2.250

2 Ladders en trappen moeten stabiel zijn opgesteld en zo nodig zijn vastgezet en van € 2.250
een voldoende lengte zijn om in alle standen waarin zij worden gebruikt, een
stevige steun voor handen en voeten te bieden.

7.34 steigers
1 Het opbouwen, wijzigen en afbreken van steigers moet onder toezicht van een € 900
terzake deskundig persoon plaatsvinden.

2 De veiligheid van de constructie van een steiger moet regelmatig door een ter zake € 900
deskundig persoon worden gecontroleerd,doch in ieder geval:
a) voor de in gebruikneming
b) na iedere wijziging in de constructie van de steiger
c) na iedere periode waarin de steiger niet is gebruikt
d) na abnormale weersomstandigheden alsmede na iedere andere gebeurtenis
waardoor de veiligheid van de constructie van de steiger mogelijk is aangetast.

3 Een steiger mag niet worden overbelast. € 2.250


Lasten moeten zo gelijkmatig mogelijk over een steiger worden verdeeld.

4 Verrijdbare steigers moeten zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsingen. € 2.250

7.35 grondverzet- en materiaalverladingsmachines


1 Bestuurders en bedieners van grondverzet- en materiaalverladingsmachines € 900
moeten een daartoe specifieke deskundigheid bezitten.

2 Om te voorkomen dat grondverzet- en materiaalverladingsmachines ongewild in € 900


uitgravingen of in het water terechtkomen moeten doeltreffende maatregelen
worden getroffen.

afdeling 6 bijzondere sectoren en bijzondere categorieën werknemers

7.39 deskundig toezicht (jeugdigen)


Jeugdige werknemers die: € 1.350
a) arbeid verrichten, bestaand in het besturen van trekkers en het in rechtstreeks
verband daarmee aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen
b) arbeid verrichten met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren
c) dieren industrieel slachten
d) op basis van stukloon ongevarieerde, zich in een kort tijdsbestek herhalende
arbeid verrichten, en arbeid verrichten waarbij het tempo op een zodanige wijze
wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van
de arbeid te beïnvloeden,
mogen deze arbeid slechts verrichten indien het deskundig toezicht zodanig is
georganiseerd dat de gevaren die aan deze werkzaamheden zijn verbonden
kunnen worden voorkomen. Indien dat niet mogelijk mogen deze werkzaamheden
niet door jeugdige werknemers worden verricht.

7.41 arbeidsmiddelen (thuiswerkers)


1 De voor thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen moeten zijn voorzien van een € 2.250
doelmatige afscherming voorzover zij gevaar voor personen opleveren.

131
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 De voor thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem € 2.250


moeten, zo dicht mogelijk bij de plaats van de persoon die het arbeidsmiddel
bedient, voorzien zijn van een zodanige inrichting dat dit arbeidsmiddel afzonderlijk,
veilig en met zekerheid kan worden stilgezet en niet dan opzettelijk weer in
beweging kan worden gebracht.

3 De bij thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen moeten op de juiste wijze worden € 900


onderhouden en zo nodig gerepareerd.

7.42 elektrische apparatuur thuiswerkers


1 Aan de bij thuiswerk benodigde arbeidsmiddelen met een bedieningssysteem welke € 900
gevaren van elektrische aard met zich brengen, moeten doeltreffende beveiligingen
zijn aangebracht, waarvan de werking zoveel mogelijk onafhankelijk is van degene
die dat arbeidsmiddel bedient.

2 Indien het in verband met de thuiswerkzaamheden noodzakelijk is dat elektrische € 900


apparatuur moet worden aangesloten of anderszins leidingen of kabels moeten
worden aangelegd, dan moet dit op de juiste wijze gebeuren opdat daarvan door de
thuiswerker veilig gebruik kan worden gemaakt.

hoofdstuk 8 persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering


afdeling 1 persoonlijke beschermingsmiddelen

8.1 algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel


1 Een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld persoonlijk € 45
beschermingsmiddel, is in overeenstemming met de betreffende bepalingen inzake
ontwerp en constructie op het gebied van de veiligheid en gezondheid, bedoeld in
het Besluit persoonlijke beschermingsmiddelen en het Warenwetbesluit
persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit uitsluitend voorzover bedoeld persoonlijk
beschermingsmiddel onder het toepassingsgebied van genoemde besluiten valt.

2 In alle gevallen moet een persoonlijke beschermingsmiddel: € 450


a) geschikt zijn voor de te vermijden gevaren, zonder zelf een vergroot gevaar in te
houden
b) beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats
c) zijn afgestemd op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de
gezondheid van de werknemers
d) na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.

3 Indien verschillende gevaren het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk € 450
beschermingsmiddel noodzakelijk maken, zijn deze persoonlijke
beschermingsmiddelen op elkaar afgestemd en blijven zij doelmatig tegen het
betreffende gevaar of de betreffende gevaren.

4 De keuze van het persoonlijk beschermingsmiddel en de wijze waarop dit gebruikt € 450*
moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald
afhankelijk van:
• de ernst van het gevaar
• de frequentie van de blootstelling aan het gevaar
• de kenmerken van de arbeidsplaats van iedere werknemer afzonderlijk
• de doelmatigheid van het persoonlijk beschermingsmiddel.

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

132
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

5 Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor gebruik door één € 450*
persoon.
Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door
meer dan één persoon gebruikt wordt, worden doeltreffende maatregelen
genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëneproblemen
oplevert voor de onderscheiden gebruikers.

Voor dit feit kan een werknemer worden beboet voor het niet gebruiken of niet
zindelijk houden van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermings-
middelen.

6 Om het bepaalde in artikel 8.1, tweede, derde en vierde lid, te kunnen toepassen, € 45
zijn adequate gegevens over ieder persoonlijk beschermingsmiddel in het bedrijf of
de inrichting beschikbaar en worden zonodig doorgegeven.

7 Persoonlijke beschermingsmiddelen worden slechts voor de beoogde doeleinden € 450*


gebruikt.

8 Persoonlijke beschermingsmiddelen worden overeenkomstig de gebruiksaan- € 450*


wijzing gebruikt.

8.2 keuze persoonlijk beschermingsmiddel


Alvorens een persoonlijk beschermingsmiddel te kiezen, maakt de werkgever in het € 225
kader van de ri&e als bedoeld in artikel 5 Arbowet 1998, een beoordeling van de
uitrusting die hij voornemens is ter beschikking te stellen, teneinde na te gaan in
hoeverre deze voldoet aan de in artikel 8.1, eerste, tweede en derde lid, gestelde
voorwaarden.
Deze beoordeling omvat:
a) een inventarisatie en evaluatie van de gevaren die niet met andere middelen
vermeden kunnen worden
b) een omschrijving van kenmerken die persoonlijke beschermingsmiddelen
moeten bezitten om de onder a) vermelde gevaren te kunnen ondervangen,
rekening houdend met eventuele gevaarsbronnen die de persoonlijke
beschermingsmiddelen zelf kunnen vormen
c) een inventarisatie en evaluatie van de kenmerken van de betreffende persoon-
lijke beschermingsmiddelen beschikbaar zijn, vergeleken met de onder b)
bedoelde kenmerken.

8.3 beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen


1 Indien gevaar voor de veiligheid en gezondheid van een werknemer op de € 450*
arbeidsplaats aanwezig is of kan ontstaan, zijn voor de werknemers die aan dat
gevaar blootstaan of kunnen blootstaan persoonlijke beschermingsmiddelen in
voldoende aantal beschikbaar.

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet gebruiken
van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

2 In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt ervoor gezorgd dat de werknemers € 450
ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.

3 Persoonlijke beschermingsmiddelen worden onderhouden, gerepareerd en zindelijk € 450*


gehouden.

Voor dit feit kan een werknemer uitsluitend worden beboet voor het niet zindelijk
houden van de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen.

133
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

4 Ten behoeve van het goed functioneren van persoonlijke beschermingsmiddelen € 450
vinden de noodzakelijke vervangingen daarvan plaats.

afdeling 2 veiligheids- en gezondheidssignalering

8.4 algemene vereisten veiligheids- en gezondheidssignalering

1 Ter voorkoming of beperking van gevaren voor de veiligheid en gezondheid van € 270
werknemers, moet de werkgever ervoor zorgen dat, indien de gevaren op de
arbeidsplaats of de gevaren van een arbeidsmiddel daartoe aanleiding geven,
doeltreffende veiligheids- of gezondheidssignalering aanwezig is.

hoofdstuk 9 verplichtingen, strafbare feiten, beboetbare feiten, bestuursrechtelijke bepalingen


en overgangs- en slotbepalingen
afdeling 4 overgangs- en slotbepalingen

9.36 trekkerarbeid jeugdigen op openbare weg


2)
1 Jeugdigen die arbeid verrichten bestaande in het op de openbare weg besturen van € 900
trekkers en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of afkoppelen van
aanhangwagens of werktuigen, moeten in aanvulling op artikel 7.39 onder a. in het
bezit zijn van een certificaat van vakbekwaamheid, dat is afgegeven door een door
de minister van SZW daartoe aangewezen instelling.

___________________________
1)
Dit boetenormbedrag geldt niet voor beboetbare feiten die hebben plaatsgevonden voor 23 juli
2000. Voor die feiten wordt het oude boetenormbedrag gehanteerd, te weten
• € 225 voor artikel 2.27, derde lid
• € 270 voor artikel 2.28
• € 135 voor artikel 2.29
• € 270 voor artikel 2.30
• € 270 voor artikel 2.33
• € 270 voor artikel 2.34
• € 45 voor artikel 2.35, eerste en tweede lid
• € 45 voor artikel 2.36, eerste en tweede lid
• € 135 voor artikel 2.37, tweede lid
• € 45 voor artikel 2.42, derde lid
• € 225 voor artikel 2.42, vierde lid
• € 1.350 voor artikel 3.16 eerste en derde lid
• € 1.350 voor artikel 3.17
• € 1.350 voor artikel 3.28, eerste lid
• € 2.250 voor artikel 4.26, tweede lid
• € 225 voor artikel 4.54, derde lid
• € 270 voor onderdeel b van artikel 7.32, eerste lid.

2)
Dit feit kan alleen worden beboet als het heeft plaatsgevonden na 23 juli 2000

134
TARIEFLIJST BOETENORMBEDRAGEN
DEEL 3 ARBEIDSOMSTANDIGHEDENREGELING

artikel lid beboetbare feiten boete


normbedrag

hoofdstuk 4 gevaarlijke stoffen


paragraaf 4.1 veiligheid aan op of in tankschepen

4.3 veiligheidsmaatregelen gevaarlijke stoffen tankschepen


Indien zich bij of als gevolg van het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in € 2.250
artikel 4.7, eerste lid, Arbobesluit (tankschepen) gevaarlijke gassen concentreren
en deze door onvoldoende luchtbeweging niet snel genoeg worden verdund of
afgevoerd, worden maatregelen getroffen om deze concentraties te beperken.
Indien dit niet in voldoende mate mogelijk is, worden de tankdeksels gesloten en
de desbetreffende werkzaamheden gestaakt.

4.4 schoonmaken
1 Alvorens werknemers de schoon te maken ruimten betreden, is vastgesteld dat € 2.250
zulks zonder gevaar voor de veiligheid en gezondheid kan geschieden.

2 Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang als gevolg van € 2.250
werkzaamheden in een aangrenzende ruimte de temperatuur van de schotten
aanmerkelijk hoger kan worden dan de omgevingstemperatuur.

3 Een schoon te maken ruimte mag niet worden betreden zolang in een aangren- € 2.250
zende ruimte een explosief mengsel aanwezig is en deze ruimte niet is gesloten.

4 Tijdens het schoonmaken worden aan dek en in de ladingzone geen andere € 900
werkzaamheden verricht dan die welke verband houden met het schoonmaken.

4.5 onderzoek
Tijdens het schoonmaken wordt zo dikwijls als dit nodig is, onderzocht of als € 900
gevolg van vrijkomende vloeistoffen, gassen of dampen gevaar voor brand,
ontploffing, bedwelming, verstikking of vergiftiging ontstaat.

4.6 voorkomen gevaren


1 Het schoonmaken van K1-, K3- en KT-ruimten is erop gericht de concentratie van € 2.250
gassen en dampen onder de onderste explosiegrens te houden of op veilige wijze
tot onder die grens terug te brengen.
Indien tijdens het schoonmaken een gassamenstelling optreedt, welke gevaar
oplevert voor een ontploffing, wordt de duur van deze toestand zo kort mogelijk
gehouden.
Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op
zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan ontstaan.

2 Het schoonmaken van K1-, K3-, KT- en T-ruimten moet zo worden uitgevoerd, dat € 2.250
binnen en buiten die ruimten naar redelijke verwachting geen gevaar voor
bedwelming, verstikking of vergiftiging kan ontstaan.
Indien het schoonmaken geschiedt met gebruikmaking van inert gas, wordt dit op
zodanige wijze uitgevoerd, dat een ontplofbaar mengsel niet kan optreden.

4.7 veiligheidsvoorwaarden
1 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT- € 2.250
schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de
ladingzone geen vuur aanwezig is noch naar redelijke verwachting vuur kan
ontstaan.

135
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT- € 2.250
schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de
ladingzone er geen gevaar is van vonkvorming of ontstekingsgevaar door
elektrostatische ladingen.

3 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT- € 2.250
schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de
ladingzone niet gerookt wordt.

4 Het schoonmaken van K1-, K3- of KT-ruimten aan boord van K1-, K3-, KT- € 2.250
schepen geschiedt slechts indien binnen een afstand van 25 meter van de
ladingzone er geen onbevoegden kunnen komen.

5 De ladingtanks in de gehele ladingzone van K1-, K3- en KT-schepen worden niet € 2.250
geopend dan nadat aan lid 1 t/m 4 van artikel 4.7 wordt voldaan.

6 De ladingtanks in de gehele ladingzone van T-schepen worden niet geopend dan € 2.250
nadat aan het vierde lid van artikel 4.7 wordt voldaan.

4.9 onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen


2)
1 Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T- € 900
schepen vindt slechts plaats nadat een onderzoek, uitgevoerd overeenkomstig de
bij artikel 4.10 gestelde regels heeft plaatsgevonden en in verband met dit
onderzoek een volledig en correct ingevulde veiligheids- en gezondheidsverklaring
is uitgereikt aan de werkgever die de onderhouds-, herstellings-, verbouwings- of
sloopwerkzaamheden zal uitvoeren.
2)
2 Het onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen € 900
vindt voorts slechts plaats voor zover die werkzaamheden en de ruimten waarin
deze worden uitgevoerd, zijn vermeld in de in artikel 4.9, eerste lid, bedoelde
veiligheids- en gezondheidsverklaring als zijnde toegestaan.

3 Een veiligheids- en gezondheidsverklaring als bedoeld in het eerste lid van artikel € 900
4.9 wordt bij een gasdeskundige aangevraagd.

4 Bij de aanvraag worden alle inlichtingen verstrekt, welke met het oog op de afgifte € 45
van de veiligheids- en gezondheidsverklaring van belang zijn, terwijl desverlangd
nadere inlichtingen ter zake worden verstrekt.

4.11 werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheids-


verklaring
Werk met vuur boven dan wel in een deel van de ladingzone aan een K1- of KT- € 2.250
schip dat niet veilig voor vuur is, als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en
waarbij in afwijking van artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en
gezondheidsverklaring is uitgereikt is alleen dan toegestaan indien:
a) de aard van de werkzaamheden, de plaats of plaatsen waar deze werkzaam-
heden zullen worden uitgevoerd en de periode waarin zij zullen worden verricht,
nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur
b) de plaatsen waar vonken of gloeiende metaaldelen kunnen neerkomen door de
werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur
c) de plaatsen waar aanmerkelijke temperatuurverhoging kan optreden als gevolg
van de werkzaamheden, nauwkeurig zijn aangeduid door de reparateur
d) door een gasdeskundige een gedagtekende verklaring is uitgereikt waaruit blijkt

136
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

dat op de onder a tot en met c bedoelde plaatsen de resten van brandbare


vloeistoffen zijn verwijderd, zodat geen brandgevaar bestaat

e) door een gasdeskundige een volledig en juist ingevulde veiligheids- en


gezondheidsverklaring is afgegeven waaruit blijkt dat ruimten waarin gewerkt
moet worden en aangrenzende ruimten veilig voor mensen zijn of geïnertiseerd
als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder b.

4.12 werken met vuur zonder veiligheids- en gezondheids-


verklaring, binnen 25 meter van de ladingzone
1 Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur € 2.250
is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van
artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is
uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien door een
gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een verklaring is
afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone veilig voor mensen is als bedoeld in
artikel 4.10, derde lid onder b.

2 Binnen 25 meter van de ladingzone op een K1-of KT-schip dat niet veilig voor vuur € 2.250
is als bedoeld in artikel 4.10, derde lid, onder c, en waarvoor, in afwijking van
artikel 4.9 niet de daartoe vereiste veiligheids- en gezondheidsverklaring is
uitgereikt, is de aanwezigheid van vuur alleen dan toegestaan indien:
a) door een gasdeskundige voor de aanvang van de werkzaamheden een
verklaring is afgegeven waaruit blijkt dat de ladingzone de brandbare gassen in
de atmosfeer van de ladingzone nergens een concentratie van meer dan 20%
van de onderste explosiegrens vormen, of
b) de toestand van de in de ladingzone aanwezige atmosfeer zodanig is dat bij
verdunning daarvan met lucht geen brandbaar of explosief mengsel ontstaat.

4.13 melding werkzaamheden


Indien de situaties, bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.12, zich voordoen ontvangt de € 900
toezichthouder voor de aanvang van de werkzaamheden een volledig en juist
ingevuld meldingsformulier volgens het in bijlage IVB bij de Arboregeling vast-
gestelde model.

paragraaf 4.4 wettelijke grenswaarden

4.19 gevaarlijke stoffen


2 De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, Arbobesluit € 450
worden voor elke stof waarvoor een wettelijk grenswaarde is vastgesteld, getoetst
aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel geschikte
genormaliseerde methode.

4.20 kankerverwekkende stoffen


2 De resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.14 Arbobesluit worden voor € 450
elke stof waarvoor overeenkomstig het eerste lid een grenswaarde is vastgesteld,
getoetst aan die grenswaarde. De toetsing vindt plaats volgens een voor dat doel
geschikte genormaliseerde methode.

paragraaf 4.5 meetmethodes asbest

4.22 monsterneming
Monsters worden genomen uit de individuele ademzone van de werknemers, dat € 450
wil zeggen binnen een halve bol met een straal van 300 millimeter frontaal voor het

137
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

gezicht en gemeten vanaf het midden van een lijn, die de oren verbindt.

4.23 te gebruiken materialen


Bij monsterneming wordt gebruik gemaakt van: € 450
a) membraanfilters van gemengde esters van cellulose of cellulosenitraat, met
een poriëngrootte van 0,8 tot 1,2 micrometer met gedrukte vierkanten en een
doorsnede van 25 millimeter en een optimale belasting van 100/400 vezels per
vierkante millimeter
b) een open filterhouder, voorzien van een cilindervormige kap die zich tussen 33
en 44 millimeter voor het filter bevindt, waardoor een cirkelvormig oppervlak
van ten minste 20 millimeter doorsnee wordt blootgesteld, waarvan de kap bij
het gebruik naar beneden is gericht
c) een draagbaar pompje met batterijvoeding dat de werknemer tijdens de
monsterneming meedraagt, waarvan de luchtsnelheid regelmatig is en wordt
afgesteld op 1 liter per minuut ± 5%; deze luchtsnelheid blijft tijdens de periode
van de monsterneming gehandhaafd binnen ± 10% van aanvankelijke
stroomsnelheid, waarbij voor de duur van de monsterneming een marge van
2% is toegestaan.

4.24 vezeltelling
1 De voor de vezeltelling te gebruiken binoculaire microscoop heeft de volgende € 450
kenmerken:
a) Koehler-verlichting
b) onder de voorwerptafel is een centreerring, een Abbe- of achromatische
fasecontrastcondensor ingebouwd, waarbij het fasecontrast onafhankelijk van
het mechanisme van de condensorcentrering wordt ingesteld
c) een positief par-focaal achromatisch fasecontrastobjectief, met een vergroting
van 40 maal en met een numerieke opening van 0,65 tot 0,70 en een fasering-
absorptie van 65 tot 85%
d) een algeheel gecompenseerd oculair met een vergroting van 12,5
e) ten minste één oculair is geschikt voor een graticule en moet te focussen zijn
f) een Walton-Beckett ringvormige oculairgraticule met een zichtbare diameter in
het objectvlak van 100 micrometer, ± 2 micrometer, bij gebruik van het gespeci-
ficeerde objectief en oculair, en geverifieerd met een micrometer op een
voorwerptafel.

2 De microscoop wordt aan het begin van de dag van gebruik opgesteld volgens de € 450
voorschriften van de fabrikant, waarbij de waarnemingsgrens wordt gecontroleerd
aan de hand van een fase-contrast-proefplaatje. De codes op de AIA-proef-
glaasjes of op de blokken op het HSE/NLP/Mark 2 proefglaasje zijn bij gebruik
volgens de door de fabrikant aangegeven wijze zichtbaar tot aan code 5
respectievelijk blok 5.

4.25 voorschriften bij telling


Telling van de vezels op het filter, bedoeld in artikel 4.24, vindt plaats volgens de € 450
onderstaande voorschriften:
a) alleen telbare vezels worden geteld; onder telbare vezel wordt verstaan een
vezel die voldoet aan de definitie van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste
lid, onder e, Arbobesluit die geen deeltje met een maximum diameter groter
dan 3 micrometer raakt

138
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

b) telbare vezels waarvan de twee uiteinden zich binnen de graticulezone


bevinden, worden als één vezel geteld
c) telbare vezels waarvan zich één uiteinde binnen de graticulezone bevindt,
worden als een halve vezel geteld

d) een vezelcluster dat over zijn lengte op één of meer plaatsen stevig en niet
gespleten schijnt te zijn maar dat op andere plaatsen in afzonderlijke vezels
uiteen schijnt te vallen, is één telbare vezel indien het voldoet aan de definitie
van een vezel, bedoeld in artikel 4.37, eerste lid, onder e, Arbobesluit; de
diameter wordt gemeten dwars door het niet-gespleten deel en niet door het
gespleten deel
e) bij vezelclusters in de vorm van een bundel, waarin de afzonderlijke vezels
elkaar raken of kruisen, worden deze vezels apart geteld indien zij voldoende
van elkaar kunnen worden onderscheiden om vast te stellen dat zij voldoen aan
de definitie van een vezel; wanneer dit niet het geval is, dan is de bundel een
telbare vezel, indien hij als geheel aan de definitie voldoet
f) het filter dan wel een deel daarvan wordt op een voorwerpglaasje geplaatst,
doorzichtig gemaakt volgens de acetontriacetinemethode en met een
dekglaasje bedekt
g) graticulezones waar zal worden geteld, worden a-select in het hele
blootgestelde oppervlak van het filter gekozen
h) indien meer dan een achtste van een graticulezone is bedekt met een
vezelcluster dan wel deeltjes wordt de graticulezone overgeslagen en wordt een
andere zone geteld
i) er worden 100 vezels geteld, waarbij minimaal 20 graticulezones worden
onderzocht of er worden 100 graticulezones onderzocht.

4.26 berekening
1 Het gemiddelde aantal vezels per graticulezone wordt berekend door het aantal € 450
getelde vezels te delen door het aantal onderzochte graticulezones.
De bijdrage tot het tellen als gevolg van vlekken op het filter en verontreiniging
wordt beneden 3 vezels per 100 graticulezones gehouden en wordt gemeten met
behulp van blancofilters.

2 De concentratie van vezels in de lucht is (het gemiddeld aantal vezels per € 450
graticulezone x de gehele blootgestelde zone van het filter)/ (graticulezone x
doorgeleid luchtvolume).

paragraaf 4.7 bijzondere voorschriften asbest

4.30 uitzonderingen slopen


6 De volgende werkzaamheden, vinden plaats volgens een deugdelijke werk- € 2.250
methode, gebaseerd op een doeltreffende beoordeling van het blootstellingsniveau
en beheersmaatregelen die blootstelling zoveel mogelijk voorkomen:
a) verwijderen van asbest- of crocidoliethoudende pakkingen uit procesinstallaties
of verwarmingstoestellen,
b) verwijderen van asbestcement- of crocidoliet-houdende water-, gas-,
rioolleiding- en mantelbuizen of delen daarvan,
c) verwijderen van asbest- of crocidoliethoudende rem- en frictiematerialen,
d) verwijderen van hechtgebonden asbest - of crocidoliethoudende geklemde
vloerplaten onder verwarmingstoestellen.

139
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

paragraaf 4.9 nadere voorschriften over het werken met lood

4.37 technische specificaties meetapparatuur


1 De apparatuur met behulp waarvan de metingen, bedoeld in artikel 4.67 € 450
Arbobesluit moeten worden uitgevoerd, moeten technische specificaties hebben,
beschreven in artikel 4.37,.eerste lid.

2 De luchtmonsters worden geanalyseerd met behulp van de atomaire € 450


absorptiespectrometrie of een andere analysemethode, die gelijkwaardige
resultaten oplevert.

4.38 grenswaarden
3 Indien in het geval, bedoeld in het tweede lid van artikel 4.38, het numerieke € 450
niveau van de in het eerste lid van artikel 4.38 genoemde waarde (grenswaarde)
wel wordt overschreden, worden er in een week ten minste drie nieuwe lucht-
monsters genomen, die representatief zijn voor de gemiddelde blootstelling van de
betrokken werknemer aan lood. De totale duur van elk van de monsternemingen
bedraagt ten minste 4 uur. Artikel 4.67, vierde lid, Arbobesluit en artikel 4.37 zijn
van overeenkomstige toepassing. Indien de concentratie van lood in drie van de
vier luchtmonsters, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan het numeriek niveau
van de in het eerste lid van artikel 4.38 genoemde waarde, wordt deze geacht niet
te zijn overschreden.

Als grenswaarde voor de concentratie van lood in de lucht, bedoeld in artikel 4.68,
eerste lid, Arbobesluit wordt vastgesteld 150 microgram per kubiek meter lucht.

4.41 arbeidsgezondheidskundig onderzoek


2 Het loodgehalte in het bloed onderscheidenlijk het ALAU, bedoeld in artikel 4.70 € 450
Arbobesluit, wordt gemeten met behulp van de atomaire absorptiespectrometrie
onderscheidenlijk de methode DAVIS of een andere gelijkwaardige methode.

hoofdstuk 5 beeldschermarbeid

5.1 apparatuur en meubilair


Apparatuur en meubilair, in gebruik bij het verrichten van beeldschermwerk,
voldoen aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen
dat:

a) de tekens op het beeldscherm voldoende scherp, duidelijk van vorm en € 45


voldoende groot zijn, met voldoende afstand tussen de tekens en de regels
b) het beeld op het scherm stabiel is € 45
c) de luminantie van of het contrast tussen de tekens en de achtergrond € 45
gemakkelijk door de gebruiker is bij te stellen
d) het beeldscherm vrij te plaatsen en gemakkelijk verstelbaar en kantelbaar is € 45
e) het beeldscherm vrij is van voor de gebruiker hinderlijke glans en spiegelingen € 45
f) het toetsenbord hellend kan worden geplaatst en geen geheel vormt met het € 45
beeldscherm
g) er voor het toetsenbord voldoende ruimte is voor handen en armen van de € 45
gebruiker
h) het toetsenbord een mat oppervlak heeft € 45
i) de indeling van het toetsenbord en de vorm van de toetsen zijn gericht op € 45
vergemakkelijking van het gebruik
j) de symbolen op de toetsen voldoende contrastrijk zijn en vanuit een normale € 45
werkhouding voldoende leesbaar
k) de werktafel of het werkvlak een comfortabele houding van de gebruiker € 45

140
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

mogelijk maakt en een reflectiearm oppervlak heeft, voldoende groot is en een


flexibele opstelling van beeldscherm, toetsenbord, documenten en accessoires
mogelijk maakt
l) een voor het werk noodzakelijke documenthouder stabiel en regelbaar is, en € 45
zodanig geplaatst dat oncomfortabele hoofd- en oogbewegingen tot een
minimum zijn beperkt.

5.2 inrichting van de werkplek

De omgeving waarin het beeldschermwerk wordt verricht en de inrichting van de


werkplek voldoen aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt
genomen dat:

a) de verlichting van de werkruimte zorgt voor voldoende licht en een passend € 45


contrast tussen beeldscherm en omgeving; rekening houdende met de aard
van het werk en de visuele behoeften van de gebruiker
b) mogelijke verblinding en hinderlijke reflecties op de werkplek worden vermeden € 45
c) er geen directe verblinding en hinderlijke reflecties op het beeldscherm € 45
optreden
d) de ramen zijn uitgerust met passende instelbare helderheidswering om de € 45
intensiteit van het licht dat op de werkplek valt te verminderen
e) het geluid dat de apparatuur voortbrengt geen verstoring van de aandacht en € 45
het gesproken woord veroorzaakt
f) de apparatuur geen voor de werknemers hinderlijke warmte voortbrengt € 45
g) de vochtigheidsgraad steeds toereikend is. € 45

5.3 programmatuur
De programmatuur die wordt gebruikt bij het verrichten van beeldschermwerk
voldoet aan ergonomische eisen, waarbij in ieder geval in acht wordt genomen dat:

a) de programmatuur is aangepast aan de te verrichten taak € 45


b) de programmatuur gemakkelijk te gebruiken en aan te passen is aan het € 45
kennis- en ervaringsniveau van de gebruiker
c) er zonder medeweten van de gebruiker geen gebruik wordt gemaakt van een € 45
kwantitatief of kwalitatief controlemechanisme
d) de systemen de gebruiker gegevens verschaffen over de werking ervan € 45
e) de systemen de informatie zichtbaar maken in een vorm en een tempo die zijn € 45
aangepast aan de gebruiker.

hoofdstuk 8 veiligheids- en gezondheidssignalering

8.2 permanente signalering


1 De signalering met betrekking tot een verbod, een waarschuwing en een gebod, € 270
alsmede de signalering met betrekking tot de lokalisatie en de identificatie van
reddings- of hulpmiddelen geschiedt permanent door middel van borden.

2 De signalering voor de lokalisatie en identificatie van brandbestrijdingsmateriaal € 270


geschiedt permanent door middel van borden of een veiligheidskleur.

3 De signalering op recipiënten en leidingen geschiedt op de in artikel 8.5 € 270

141
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

voorgeschreven wijze.

4 De signalering van gevaren van stoten tegen obstakels en van vallen van € 270
personen geschiedt permanent door middel van een veiligheidskleur of borden.

5 De markering van verkeerswegen geschiedt permanent door middel van een € 270
veiligheidskleur.

8.3 occasionele signalering


1 De signalering van gevaarlijke gebeurtenissen, de oproep van personen voor een € 270
specifieke actie, alsmede de dringende evacuatie van personen geschiedt
occasioneel, door middel van een lichtsignaal, een akoestisch signaal of een
mondelinge mededeling.

2 Het leiden van personen die handelingen verrichten waarbij een gevaar bestaat, € 270
geschiedt occasioneel door middel van hand- of armseinen of mondelinge
mededelingen.

8.4 vrije keuze van signalering


3 De doeltreffendheid van een signalering mag niet in het gedrang worden gebracht € 270
door de aanwezigheid van een andere signalering of van andere factoren die de
zicht- of hoorbaarheid verstoren, een slecht ontwerp, een ontoereikend aantal, een
slechte plaatsing, een slechte staat of een slechte werking van de
signaleringsmiddelen of signaleringsvoorzieningen.

8.5 gebruik van kleuren


Voor zover signalering geschiedt door middel van een veiligheidskleur wordt: € 270
a) met de kleur rood aangeduid:
1. een verbodssignaal;
2. gevaar of alarm;
3. identificatie en lokalisatie van brandbestrijdingsmateriaal en
brandweeruitrusting;
b) met de kleur geel of oranje-geel aangeduid een waarschuwingssignaal;
c) met de kleur blauw aangeduid een gebodssignaal;
d) met de kleur groen aangeduid:
1. een reddingssignaal of een eerstehulpsignaal;
2. een veilige situatie.

8.6 noodinstallatie
Signaleringen die een energiebron behoeven, zijn voorzien van een noodinstallatie € 270
voor het geval dat deze energiebron uitvalt, behalve indien het te signaleren
gevaar ophoudt te bestaan bij het uitvallen van de energie.

8.7 controle licht- en geluidssignalen


1 De licht- en geluidssignalen zijn voor de ingebruikneming op hun goede werking en € 270
reële doeltreffendheid gecontroleerd. Die controle wordt nadien voldoende vaak
herhaald.

2 Een licht- of geluidssignaal geeft bij inwerkingstelling het begin van een actie aan; € 270
de duur ervan is zo lang als de actie vereist.

3 De licht- en geluidssignalen worden na ieder gebruik onmiddellijk opnieuw in € 270


werking gesteld.

8.8 bescherming specifieke werknemers

142
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

Indien de betrokken werknemers een beperkt gehoor- of gezichtsvermogen € 450


hebben, onder meer door het dragen van individuele beschermende uitrusting,
dienen adequate aanvullende maatregelen of vervangingsmaatregelen te worden
genomen.

8.9 algemene eisen veiligheidsborden


1 De pictogrammen waarvan veiligheidsborden zijn voorzien, zijn zo eenvoudig € 270
mogelijk en voor het begrip overbodige details worden weggelaten.

2 De borden zijn gemaakt van materiaal met een zo groot mogelijke schokvastheid € 270
en weerbestendigheid.

3 De borden bezitten dusdanige afmetingen en kleur- en lichttechnische € 270


eigenschappen dat zij goed zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen zijn.

8.10 soorten borden


1 Verbodsborden kenmerken zich door een ronde vorm, een zwart pictogram op € 270
witte achtergrond, rode rand en balk die van links naar rechts over het pictogram
loopt onder een hoek van 45° ten opzichte van de horizontale lijn, waarbij de rode
kleur ten minste 35% van het oppervlak van het bord beslaat.

2 Waarschuwingsborden kenmerken zich door een driehoekige vorm, een zwart € 270
pictogram op gele achtergrond en een zwarte rand, waarbij de gele kleur ten
minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

3 Gebodsborden kenmerken zich door een ronde vorm wit pictogram op blauwe € 270
achtergrond, de blauwe kleur beslaat ten minste 50% van het oppervlak van het
bord.

4 Reddingsborden kenmerken zich door een rechthoekige of vierkante vorm, wit € 270
pictogram op groene achtergrond , waarbij de groene kleur ten minste 50% van
het oppervlak van het bord beslaat.

5 Borden in verband met het brandbestrijdingsmateriaal kenmerken zich door een € 270
rechthoekige of vierkante vorm en een wit pictogram op rode achtergrond, waarbij
de rode kleur ten minste 50% van het oppervlak van het bord beslaat.

6 De in bijlage XIA van de Arboregeling opgenomen borden, worden gebruikt in de € 270


daarbij vermelde situaties.

8.11 plaatsing van borden


1 De borden worden, rekening houdend met eventuele obstakels, op passende € 270
hoogte en op een passende plaats ten opzichte van het gezichtsveld geïnstalleerd,
hetzij bij de toegang tot een zone waar een algemeen risico bestaat hetzij in de
onmiddellijke nabijheid van een bepaald risico of het te signaleren object, en wel
op een goed verlichte en gemakkelijk toegankelijke en zichtbare plaats.

2 Bij slechte natuurlijke verlichtingsomstandigheden worden fluorescerende kleuren, € 270


reflecterende materialen of kunstlicht gebruikt

3 Een bord wordt verwijderd zodra de situatie die de aanwezigheid ervan € 270
rechtvaardigt, niet meer bestaat.

8.12 reservoirs gevaarlijke stoffen

143
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

1 Reservoirs die gebruikt worden bij werkzaamheden met dan wel de opslag van: € 270
a) gevaarlijke enkelvoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nummer.
67/548/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het
kenmerken van gevaarlijke stoffen, of
b) gevaarlijke meervoudige stoffen als omschreven in de richtlijn nummer
88/379/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de
verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, en
c) zichtbare leidingen die de onder a dan wel b bedoelde stoffen bevatten of
waardoor deze stoffen worden getransporteerd, zijn voorzien van de in de
onder a dan wel b bedoelde richtlijnen voorgeschreven gevaarssymbolen.

2 Het tweede lid van artikel 8.12 is niet van toepassing op reservoirs die worden € 270
gebruikt bij werkzaamheden van korte duur of die vaak wisselen van inhoud, mits
er toereikende alternatieve maatregelen worden genomen, met name op het
gebied van voorlichting of opleiding, die hetzelfde beschermingsniveau
garanderen.
8.13 aanbrengen van signalering op reservoirs
De signalering bedoeld in artikel 8.12 wordt aangebracht op de zichtbare zijden in € 270
de vorm van hard materiaal, zelfklevend materiaal of verf.

8.14 plaatsing op reservoirs


1 Indien gevaarssymbolen of gevaarsbenamingen als omschreven in de in artikel € 270
8.12 onder a of b bedoelde richtlijnen op reservoirs en leidingen aangebracht
worden, voldoen deze aanduidingen aan de artikelen 8.9, tweede lid, en 8.11.

2 De op leidingen gebruikte gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen worden € 270


zichtbaar en voldoende herhaald aangebracht in de nabijheid van de meest
gevaarlijke plaatsen, zoals kleppen en aansluitingspunten.

8.15 signalering bij opslag gevaarlijke stoffen


1 De signalering van plaatsen, lokalen of afgesloten ruimten die worden gebruikt € 270
voor de opslag van aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen geschiedt door
een passend waarschuwingsbord als bedoeld in artikel 8.10 of door gevaarssym-
bolen en gevaarsbenamingen als bedoeld in artikel 8.12 tenzij, rekening houdend
met artikel 8.9, derde lid, wat de afmeting betreft, de gevaarssymbolen en gevaars-
benamingen van de afzonderlijke verpakkingen of op de reservoirs ter zake volstaan

2 De in het eerste lid bedoelde borden of gevaarssymbolen en gevaarsbenamingen € 270


worden bij de opslagruimte of op de toegangsdeur tot de opslagruimte geplaatst.

8.16 wijze van gebruik lichtsignalen


Rekening houdend met de gebruiksomstandigheden veroorzaakt het door een € 270
signaal uitgezonden licht een aan de omgeving aangepast lichtcontrast dat niet tot
verblinding mag leiden maar voldoende zichtbaar is.

8.17 uniformiteit
1 Het lichtoppervlak dat een signaal uitzendt, is uniform van kleur of bevat een € 270
pictogram op een bepaalde achtergrond.

2 De uniforme kleur voldoet aan artikel 8.3. € 270

3 Wanneer het signaal een pictogram bevat, voldoet dit aan artikel 8.10. € 270

144
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

8.18 bijzondere lichtsignalen


1 Wanneer een voorziening een continu en een onderbroken signaal kan uitzenden, € 270
wordt het onderbroken signaal gebruikt om ten opzichte van het continue signaal
aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter gevaar inhoudt of waarbij
de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere spoed moet worden
uitgevoerd.

2 Wanneer een onderbroken lichtsignaal wordt gebruikt in plaats of ter completering € 270
van een geluidssignaal, is de code van het signaal identiek.

3 Een voorziening om een lichtsignaal uit te zenden in geval van groot gevaar, wordt € 270
speciaal in het oog gehouden of uitgerust met een reservelamp.

8.19 vereisten geluidssignalen


1 Een geluidssignaal: € 270
a) heeft een geluidsniveau dat duidelijk hoger is dan het niveau van het omge-
vingslawaai, zodat het goed hoorbaar is, doch niet te luid of pijnlijk voor de oren
b) is gemakkelijk herkenbaar en
c) is gemakkelijk te onderscheiden van een ander geluidssignaal en andere
omgevingsgeluiden.

2 Wanneer een voorziening een geluidssignaal met een variabele en een vaste € 270
frequentie kan uitzenden, wordt de variabele frequentie gebruikt om ten opzichte
van de vaste frequentie aan te geven dat het gaat om een situatie die een groter
gevaar inhoudt of waarbij de gewenste of verplichte interventie of actie met grotere
spoed moet worden uitgevoerd.

3 Het geluid van een ontruimingssignaal is continu. € 270

8.20 algemene vereisten inzake de mondelinge mededeling


1 De mondelinge mededeling vindt plaats tussen een spreker of zender en één of € 270
meer toehoorders, en wel in de vorm van korte teksten, woordgroepen of
afzonderlijke woorden, eventueel gecodeerd.

2 De mondelinge boodschappen zijn zo kort, eenvoudig en duidelijk mogelijk. € 270

3 De mondelinge mededeling is direct door middel van gebruik van de menselijke € 270
stem of indirect door middel van de menselijke stem of spraaksynthese, verspreid
door een middel ad hoc.

8.21 gebruikte taal


De betrokken personen kennen de gebruikte taal zodanig dat zij de boodschap € 270
correct kunnen uitspreken en begrijpen en zich al naar gelang van de boodschap
op passende wijze kunnen gedragen op het vlak van de veiligheid of de
gezondheid.

8.22 algemene vereisten inzake hand- en armseinen


1 Een hand- of armsein is precies en eenvoudig en bestaat uit een breed gebaar. € 270

2 Het gelijktijdig gebruik van beide armen verloopt symmetrisch en geeft slechts één € 270
enkel signaal weer.

8.23 seingever
1 De seingever geeft met behulp van hand- en armseinen besturingsinstructies door € 270
aan de ontvanger van de seinen.

145
artikel lid beboetbare feiten boete
normbedrag

2 De seingever wijdt zijn aandacht uitsluitend aan het geven van de besturings- € 270
instructies en de veiligheid van de werknemers die zich in de nabijheid bevinden.

3 De seingever kan de gehele besturingsoperatie zien, zonder daarbij door de € 270


handeling gehinderd te worden.

4 Wanneer niet aan de in het derde lid, genoemde voorwaarden kan worden € 270
voldaan, worden een of meer bijkomende seingevers ingeschakeld.

8.24 ontvanger van seinen


De ontvanger van de seinen zet de in uitvoering zijnde transportbeweging stil om € 270
nieuwe instructies te vragen, wanneer hij de ontvangen orders niet met de nodige
veiligheidsgaranties kan uitvoeren.

8.25 kenbaarheid seingever


De seingever is makkelijk herkenbaar voor de ontvanger van de seinen. € 270

8.26 voorkomen onduidelijkheid seinen


De in bijlage XIB van de Arboregeling opgenomen hand- en armseinen, worden € 270
gebruikt in de daarbij vermelde situaties, waarbij deze geen afbreuk doen aan het
gebruik van andere van toepassing zijnde codes, met name in bepaalde
bedrijvigheidssectoren, waarmee dezelfde handelingen worden aangeduid.

8.27 signalering van obstakels en gevaarlijke plaatsen


1 De signalering van gevaar door stoten tegen obstakels, door vallende voorwerpen € 270
of personen, geschiedt door middel van geel, afgewisseld met zwart, of rood,
afgewisseld met wit, binnen de bebouwde zones van het bedrijf of de inrichting
waartoe de werknemer in het kader van zijn werk toegang heeft.

2 De gele en zwarte of rode en witte banden worden onder een hoek van circa 45° € 270
aangebracht en hebben ongeveer dezelfde afmetingen.

8.28 afstemming signalering op obstakel of gevaarlijke plaats


De afmetingen van de signalering houden rekening met de afmeting van het € 270
gesignaleerde obstakel of de gesignaleerde gevaarlijke plaats.

8.29 vereisten inzake markering van verkeerswegen


1 Wanneer de bescherming van de werknemers dat vereist, worden de € 270
verkeerswegen op de arbeidsplaats voor voertuigen duidelijk door doorlopende
strepen met een goed zichtbare kleur aangegeven.

2 Bij het aanbrengen van de strepen wordt rekening gehouden met de nodige € 270
veiligheidsafstanden tussen de voertuigen die er kunnen rijden en elk voorwerp dat
zich in de nabijheid en tussen de voetgangers en de voertuigen kan bevinden.

146
Bijlage 2
behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998

LIJST VAN ERNSTIGE BEBOETBARE FEITEN


ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET 1998

Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst

In de lijst van ernstige beboetbare feiten zijn werkzaamheden en situaties benoemd die ernstig gevaar
(kunnen) opleveren voor personen.
Indien een dergelijke werkzaamheid of situatie wordt geconstateerd, dan zal in de meeste gevallen
worden overgegaan tot stillegging van werk zoals bedoeld in artikel 28 van de Arbowet 1998.
Volgens artikel 28 is de Arbeidsinspectie bevoegd te bevelen dat:
− personen niet mogen blijven in door de inspecteur aangewezen plaatsen, of dat
− door de inspecteur aangewezen werkzaamheden worden gestaakt,
indien naar zijn of haar redelijk oordeel dat verblijf of die werkzaamheden ernstig gevaar opleveren
voor personen. Een inspecteur zal dit bevel pas intrekken als dit gevaar is weggenomen.

De formuleringen in de lijst zijn over het algemeen in een directe actieve vorm gesteld, zoals: “het
werken op ..., het gebruiken van ... en het blootstellen aan ....”.
Indien de feiten zoals geformuleerd ook daadwerkelijk door een inspecteur worden geconstateerd, dan
is er sprake van “heterdaad”. Behalve het geven van een bevel tot stillegging, zegt de inspecteur direct
een boete aan.
Treft de inspecteur situaties aan die naar zijn redelijk oordeel zouden kunnen leiden tot ernstige feiten
zoals geformuleerd in de lijst, terwijl er op het moment van constateren niet wordt gewerkt, dan is deze
bevoegd om op basis van artikel 28 Arbowet 1998 te bevelen dat werkzaamheden niet mogen worden
aangevangen zolang het potentiële gevaar aanwezig is.
In dergelijke situaties wordt echter geen boete aangezegd.

Vooral de werkgever zal op het niet naleven van de ernstige beboetbare feiten worden aangesproken.
Indien ook werknemers een ernstig beboetbaar feit ten laste kan worden gelegd, dan is dit in de lijst
aangegeven. De Arbeidsinspectie zal hier overigens zeer terughoudend mee omgaan en indien aan de
orde veelal in combinatie met ook een ten laste legging aan de werkgever.

In de lijst worden eenduidige en van de situatie afhankelijke ernstige beboetbare feiten onderscheiden.
Bij eenduidige feiten is altijd sprake van ernstig gevaar voor personen, indien een dergelijk feit in een
werksituatie aan de orde is. Deze feiten kennen veelal een concrete normering.
In het geval van situatie afhankelijke feiten hoeft niet altijd ernstig gevaar te bestaan voor personen
bij overtreding van het feit op zich. De ernst van het gevaar hangt af van de aard van het werk, het
proces of het type arbeidsmiddel dat wordt gebruikt. Een inspecteur zal dit ter plekke moeten
vaststellen.
Bijvoorbeeld het volgende beboetbare feit uit de lijst: “Het onderhouden, repareren en reinigen van
arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan”. Als onderhoud
aan een draaiende machine gebeurt op een plek waar pertinent geen knel-, plet-, snij- of ander ernstig
gevaar aan de orde is, dan is er geen sprake van een ernstig beboetbaar feit. Indien het onderhoud op
een plek gebeurt waar de kans levensgroot aanwezig is dat handen subiet worden afgehakt, is er
sprake van ernstig gevaar en zal het werk direct worden stilgelegd en een boete worden aangezegd.

Ter bevordering van het uniform handelen van inspecteurs, geeft de Arbeidsinspectie in inspectie-
projecten zo mogelijk de omstandigheden aan wanneer in een betreffende (sub)bedrijfstak sprake kan
zijn van dergelijke situatie afhankelijke feiten.
In de lijst worden de situatie afhankelijke feiten onderscheiden van de andere door een “!” vooraan
in de kantlijn. Dit uitroepteken staat voor de zinsnede: “waarbij sprake is van ernstig gevaar voor

147
personen”.

Ten aanzien van de feiten waar een asterisk (*) achter de tekst is geplaatst, kan ook een werknemer
worden beboet, indien deze op grond van de desbetreffende bepalingen
a. de ter beschikking gestelde persoonlijke beschermingsmiddelen en hulpmiddelen niet
overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften gebruikt en zindelijk houdt (zie artikel 9.3,
eerste lid, Arbobesluit, juncto artikel 11, aanhef en onder a en b, Arbowet 1998 of
b. de betreffende voorschriften en verboden niet naleeft (zie artikel 9.3, tweede lid, Arbobesluit).

148
Lijst van ernstige beboetbare feiten

Het niet of onjuist gebruiken van ter beschikking gestelde noodzakelijke beveiligingen of persoonlijke
beschermingsmiddelen door een werknemer, waardoor ernstig gevaar bestaat voor de werknemer zelf
of voor andere personen dan de werknemer.*
(artikel 11, Arbowet 1998)

! Het werken op, aan of in de nabijheid van wegen waarbij ernstig gevaar bestaat voor
1)
aanrijden.
(artikel 3.2, lid 1, Arbobesluit)

Het werken in gebouwen, waarvan wanden, vloeren, plafonds of installaties in zodanige staat
verkeren, dat ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen.
(artikel 3.3, lid 1, Arbobesluit)

Het werken op plaatsen, waar ernstig gevaar bestaat voor instorten, verschuiven, omvallen of kantelen
van opgeslagen voorwerpen en stoffen.
(artikel 3.3, lid 2, Arbobesluit)

Het aanwezig zijn van niet afgeschermde, direct aanraakbare spanningvoerende delen met een
spanning hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij zuivere gelijkspanning.
(artikel 3.4, lid 2, Arbobesluit)

Het verrichten van werkzaamheden aan of in de nabijheid van onder spanning staande elektrische
installaties, toestellen of leidingen met een spanning van hoger dan 50 volt bij wisselspanning of 120
volt bij zuivere gelijkspanning zonder het treffen van de nodige veiligheidsmaatregelen.*
(artikel 3.5, lid 3, Arbobesluit)

Het werken op arbeidsplaatsen waar een doeltreffende vluchtweg ontbreekt of is geblokkeerd en


waarbij ernstig gevaar bestaat op brand, explosie of plotselinge blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
(artikel 3.6, lid 1, en artikel 3.7, lid 1,Arbobesluit)

Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn
getroffen tegen vallen.
(artikel 3.16, lid 1, Arbobesluit)
N.B.! Indien het valgevaar gepaard gaat met risicoverhogende omstandigheden, zoals het gevaar te
vallen op of langs uitstekende delen, de aanwezigheid van verkeer, het vallen in water e.d., dan kan
er, afhankelijk van de toename van het risico, ook bij geringere werkhoogte sprake zijn van een ernstig
feit.

Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter waarbij geen of onvoldoende voorzieningen zijn
getroffen tegen de gevolgen van vallen.
(artikel 3.16, lid 3, Arbobesluit)

Het zodanig ingericht zijn van een arbeidsplaats dat daardoor ernstig gevaar bestaat getroffen te
worden door ongewild in beweging komende of vrijkomende voorwerpen, producten, vloeistoffen of
1)
gassen.
(artikel 3.17, Arbobesluit)

! Het toepassen van een laadplatform dat niet is afgestemd op de te vervoeren lading.
(artikel 3.18, lid 2, Arbobesluit)

Het werken op hoogten van meer dan 2.50 meter op instabiele en onvoldoende stevige werkplekken
op bouwplaatsen.
(artikel 3.28, lid 1, Arbobesluit)

149
Het werken op een bouwplaats indien bovengrondse elektriciteitsleidingen niet omgeleid zijn of
spanningsloos zijn gemaakt of, indien dit niet mogelijk is, hekken of waarschuwingsborden ontbreken.
(artikel 3.29, lid 2, Arbobesluit)

Het werken op bouwplaatsen waarbij ernstig gevaar bestaat voor personen als gevolg van
beschadiging van ondergrondse elektriciteitsleidingen en -kabels.
(artikel 3.29, lid 5, Arbobesluit)

Het werken in bouwputten, tunnels, bij uitgravingen of andere ondergrondse werkzaamheden waarbij
onvoldoende stut- of taludvoorzieningen zijn getroffen tegen instortings- of overstromingsgevaar.
(artikel 3.30, lid 1, Arbobesluit)

Het bij grondverzetwerkzaamheden niet op veilige afstand houden van de uitgegraven aarde,
gebruikte materialen en voertuigen, waardoor werknemers ernstig gevaar lopen bedolven te worden.
(artikel 3.30, lid 2, Arbobesluit)

Onvoldoende draagkrachtige bekistingen, tijdelijke stutten of schoren op een bouwwerkplek, waardoor


werknemers ernstig gevaar lopen bekneld te raken of bedolven te worden.
(artikel 3.31, lid 2, Arbobesluit)

Het zonder beschermingsmaatregelen betreden van of werken in zones in de winningsindustrie in


dagbouw waar gevaar bestaat voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie.*
(artikel 3.34, lid 1, Arbobesluit)

! Het ontbreken van maatregelen of voorzieningen bij aanwezigheid van gevaarlijke stoffen waardoor
ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke
stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.4, lid 1, Arbobesluit)

! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij het werken met gevaarlijke stoffen waardoor
ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke
stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.4, lid 2, Arbobesluit)

! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij het werken aan reservoirs, installaties,
verpakkingen e.d. met gevaarlijke stoffen waardoor ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of
gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dampen en gassen bestaat.
(artikel 4.4, lid 3, Arbobesluit)

Het schoonmaken, onderhouden, verbouwen, herstellen en slopen van K1-, K3-, KT- of T-schepen,
zonder veiligheids- en gezondheidsverklaring van een gasdeskundige.
(artikel 4.7, lid 3, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van stoffen in de inademingslucht van meer dan
twee maal de bestuurlijke MAC-waarde of wettelijke grenswaarde (vast te stellen over de bloot-
stellingsperiode(n) waarop deze waarden betrekking hebben) of van meer dan de ceilingwaarde.
(artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit)

Het werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.9-1 onder 2, 3 en 4, waarbij direct contact met
huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.
(artikel 4.9, lid 1, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van kankerverwekkende stoffen in de


inademingslucht boven de wettelijke grenswaarde, vast te stellen over de blootstellingsperiode(n)
waarop een betreffende grenswaarde betrekking heeft.
(artikel 4.16, lid 2, Arbobesluit)

Het ontbreken van maatregelen of voorzieningen bij aanwezigheid van kankerverwekkende stoffen

150
waarbij ernstig gevaar bestaat voor plotselinge blootstelling aan schadelijke hoeveelheden.
(artikel 4.19, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van vinylchloridemonomeer in de inademingslucht


boven 7,7 milligram per kubieke meter, gemeten of berekend als rekenkundig gemiddelde over een
periode van een jaar.
(artikel 4.30, lid 3, Arbobesluit)
1)
Het niet zo laag mogelijk houden van de concentratie van asbeststof in de lucht, door :
- het niet verzamelen en verpakken van asbesthoudende afvalstoffen in voor asbest geschikte
verpakking*,
- het niet spoedig verzamelen en verpakken van asbesthoudende afvalstoffen in geschikte, gesloten
en gekenmerkte verpakking*, of
- het gebruik van elektrisch of pneumatisch aangedreven verspanende werktuigen met een toerental
> 100 wentelingen per minuut of een lineaire zaagsnelheid > 25 meter per minuut bij het repareren,
onderhouden of slopen van asbesthoudende producten.*
(artikel 4.45, lid 1, Arbobesluit, juncto lid 2, juncto artikel 4.54, lid 1)

! Het, bij slopen en verwijderen van asbest of crocidoliet of van producten die deze stoffen bevatten, niet
treffen van maatregelen zoals die, ingevolge artikel 4.55, lid 1, onder a tot en met d, moeten zijn
opgenomen in het in artikel 4.54, lid 3, bedoelde werkplan.
(artikel 4.55, lid 2, Arbobesluit, juncto artikel 4.54, lid 3)

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van asbest in de inademingslucht boven de
grenswaarde van 0,3 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een
referentieperiode van acht uur.
(artikel 4.46, lid 1, Arbobesluit)
N.B. Bij werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 4.54 Arbobesluit (slopen asbest en crocidoliet), wordt
uitgegaan van overschrijding van de wettelijke grenswaarde.

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van crocidolietstof in de inademingslucht boven de
grenswaarde van 0,1 vezel per kubieke centimeter, vastgesteld, berekend of gemeten over een
1)
referentieperiode van acht uur.
(artikel 4.56, lid 2, Arbobesluit)
N.B. Bij werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 4.54 Arbobesluit (slopen asbest en crocidoliet), wordt
uitgegaan van overschrijding van de wettelijke grenswaarde.

! Het niet spoedig verzamelen en verpakken van crocidoliethoudende afvalstoffen.*


(artikel 4.56, lid 3, Arbobesluit)

Het verzamelen en verpakken van crocidoliethoudende afvalstoffen in voor crocidoliet ongeschikte


verpakking.*
(artikel 4.56, lid 3, Arbobesluit)

Het ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, buiten de voor dat doel bestemde gesloten
toestellen of ruimten.*
(artikel 4.61, lid 3, Arbobesluit)

Het bij ontzanden van gietstukken, door middel van stralen, afvoeren van afgezogen lucht naar ruimtes
waar personen moeten verblijven.*
(artikel 4.61, lid 5, Arbobesluit)

Het werken met producten die meer dan de in artikel 4.32a, lid 3 tot en met 6, Arboregeling
aangegeven toegestane hoeveelheid vluchtige organische stof bevatten, in situaties waarvoor dit op
2)
grond van artikel 4.32a, lid 1, Arboregeling (lijmen en verven in binnensituaties), niet is toegestaan.
(artikel 4.62b Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan concentraties van lood (metallisch lood en zijn ionverbindingen)

151
in de inademingslucht boven 300 microgram per kubieke meter, gemeten of berekend als tijdgewogen
gemiddelde over een periode van veertig uur per week.
(artikel 4.68, lid 1, Arbobesluit)

Het blootstellen van werknemers aan biologische agentia waarbij ernstig gevaar bestaat voor schade
aan de gezondheid.
(artikel 4.87, lid 1, Arbobesluit)

Het blootstellen van thuiswerkers aan concentraties van stoffen in de inademingslucht aan meer dan
twee maal de bestuurlijke MAC-waarde of wettelijke grenswaarde (vast te stellen over de bloot-
stellingsperiode(n) waarop deze waarden betrekking hebben) of aan meer dan de ceilingwaarde.
(artikel 4.113, Arbobesluit)

Het door thuiswerkers werken met stoffen als bedoeld in beleidsregel 4.9-1 onder 2, 3 en 4, waarbij
direct contact met huid en ogen mogelijk is en kan leiden tot ernstige schade aan de gezondheid.
(artikel 4.113, Arbobesluit)

! Onvoldoende of onjuiste maatregelen of voorzieningen bij thuiswerk met gevaarlijke stoffen waardoor
ernstig gevaar bestaat voor brand of explosie of gezondheidsbedreigende blootstelling aan gevaarlijke
stoffen, dampen en gassen.
(artikel 4.115, lid 2, Arbobesluit)

Het verrichten van werkzaamheden zonder gehoorbescherming in situaties waarbij een geluidsniveau
optreedt van meer dan:*
3)
− 85 dB(A) over een achturige werkdag;
− 130 dB(A) (piekwaarde).
(artikel 6.8, lid 9, Arbobesluit)
(artikel 6.23, lid 8, Arbobesluit: voorschrift voor zeeschepen en luchtvaartuigen)

Het niet aan werknemers ter beschikking stellen van materiaal dat in deugdelijke staat verkeert en van
voldoende ademgas van goede kwaliteit.
(artikel 6.15, lid 1, Arbobesluit)

Het verrichten van duikarbeid zonder te worden bijgestaan door een reserveduiker.
(artikel 6.16, lid 1, Arbobesluit)
5
Het verrichten van duikwerkzaamheden op een diepte van 15 meter (of bij een druk van 1,5 maal 10
Pascal) of meer waarbij geen geschikte compressiekamer aanwezig is.
(artikel 6.18, lid 1, Arbobesluit)

Het door één persoon verrichten van caissonarbeid.*


(artikel 6.19, lid 1, Arbobesluit)
5
Het verrichten van caissonwerkzaamheden onder een druk van meer dan 1,5 maal 10 Pascal zonder
een geschikte compressiekamer.
(artikel 6.20, lid 1, Arbobesluit)

! Het gebruiken van arbeidsmiddelen op een andere wijze of plaats dan waarvoor zij zijn ingericht en
bestemd.
(artikel 7.3, lid 2, Arbobesluit)

! Het niet of onvoldoende treffen van beschermende maatregelen bij het gebruik van een arbeidsmiddel,
waardoor ernstig gevaar bestaat voor persoonlijk letsel.
(artikel 7.3, lid 4, Arbobesluit)

Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor
verschuiven, omvallen, kantelen, oververhitting, brand, ontploffen of directe of indirecte aanraking met
elektriciteit.

152
(artikel 7.4, lid 3, Arbobesluit)

Het zodanig geplaatst of ingericht zijn van een arbeidsmiddel dat daardoor ernstig gevaar bestaat
getroffen te worden door ongewild in beweging komende of vrijkomende voorwerpen, producten,
vloeistoffen of gassen.
(artikel 7.4, lid 4, Arbobesluit)

! Het onderhouden, repareren en reinigen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of
elektrische spanning staan.*
(artikel 7.5, lid 2, Arbobesluit)

! Het afstellen van arbeidsmiddelen die ingeschakeld zijn en onder druk of elektrische spanning staan.*
(artikel 7.5, lid 3, Arbobesluit)

! Het op niet veilige wijze (de)monteren van arbeidsmiddelen.


(artikel 7.5, lid 5, Arbobesluit)

! Het ontbreken of onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen en afschermingen, alsmede het
overbruggen dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen van arbeidsmiddelen.
(artikel 7.7, lid 1, Arbobesluit)

! Het kunnen aanraken van (onderdelen van) arbeidsmiddelen met een zeer hoge of lage temperatuur.
(artikel 7.9, Arbobesluit)

! Het loskoppelen en opnieuw aansluiten van een arbeidsmiddel van en op een krachtbron.
(artikel 7.11, lid 2, Arbobesluit)

! Het ontbreken van een noodstopvoorziening op arbeidsmiddelen waarbij dit noodzakelijk is.
(artikel 7.16, Arbobesluit)

! Het vervoeren van personen met een mobiel arbeidsmiddel dat daartoe niet is uitgerust.
(artikel 7.17a, lid 1 Arbobesluit)

! Het gebruik van mobiele arbeidsmiddelen (m.u.v. heftrucks) waarmee personen kunnen worden
vervoerd zonder beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.
(artikel 7.17a, lid 2, Arbobesluit)

! Het gebruik van heftrucks waarmee personen kunnen worden vervoerd zonder
beschermingsconstructies ter voorkoming van kantelen of de gevolgen daarvan.
(artikel 7.17a, lid 5, Arbobesluit)

! Het ontbreken van een rem- en stopvoorziening, alsmede een noodstopvoorziening voorzover deze
noodzakelijk is, op een mobiel arbeidsmiddel met eigen aandrijving.
(artikel 7.17b, lid 2, Arbobesluit)

! Het meerijden op mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving zonder speciaal daartoe ingerichte
veilige plaatsen.*
(artikel 7.17c, lid 2, Arbobesluit)

! Het zwaarder belasten van een hijs- of hefwerktuig, dan de toegelaten bedrijfslast of dan een veilig
gebruik toelaat.*
(artikel 7.18, lid 2, Arbobesluit)

Het zodanig opgesteld zijn van hijs- en hefwerktuigen, dat daardoor ernstig gevaar bestaat dat lasten
werknemers kunnen raken.*
(artikel 7.18, lid 5, Arbobesluit)

! Het zich bevinden van werknemers onder hangende lasten.*

153
(artikel 7.18, lid 6, Arbobesluit)

Het zodanig gebruik van een mobiel hijs- of hefwerktuig dat daardoor ernstig gevaar bestaat voor
kantelen, ongewild in beweging komen of wegglijden.*
(artikel 7.18a, lid 3, Arbobesluit)

! Het gebruik van hijs- en hefwerktuigen in slechte weersomstandigheden.*


(artikel 7.18a, lid 13, Arbobesluit)

! Het hijsen of heffen van personen op een onbeveiligd platform.


(artikel 7.18b, lid 1, Arbobesluit)

! Het overbelasten van laad- en losgerei met meer dan 10%.*


(artikel 7.20, lid 4, Arbobesluit)

Het ontbreken van technische of organisatorische maatregelen, indien zich in een schacht twee of
meer liften bevinden, om te voorkomen dat personen bij werkzaamheden aan een van de liften,
getroffen worden door een naastliggende lift.
(artikel 7.21, lid 1, Arbobesluit)

Het niet stilzetten van de naastgelegen lift tijdens werkzaamheden in een liftschacht waarbij gevaren
veroorzaakt door deze lift niet zijn tegengegaan.*
(artikel 7.21, lid 2, Arbobesluit)

! Het vervoeren van personen met een hijs- of hefwerktuig, dat daarvoor niet is bestemd of ingericht.*
(artikel 7.22, lid 1, Arbobesluit)

Het vervoer van personen in een werkbak waarbij sprake is van:


− een onveilige of ondeugdelijke werkbak of
− een daartoe onvoldoende toegerust hijs- of hefwerktuig of
− de bedieningsplaats van het hijs- en hefwerktuig niet permanent bemand is.*
(artikel 7.22, lid 3, Arbobesluit)

! Het hijsen of heffen van luiken van schepen zonder dat deze daartoe geschikte bevestigingen hebben
voor het vastmaken van hijsgereedschap.
(artikel 7.25, lid 1, Arbobesluit)

Het plaatsen of verwijderen van luiken op schepen terwijl in het ruim onder de luikopening wordt
gewerkt.*
(artikel 7.25, lid 6, Arbobesluit)

! Het laden en lossen van schepen zonder dat luiken die niet afdoende tegen verplaatsing kunnen
worden geborgd, verwijderd zijn.
(artikel 7.25, lid 7, Arbobesluit)

! Het opnieuw gebruiken van voor eenmalig gebruik bestemde bind- of hijsmiddelen.
(artikel 7.27, lid 2, Arbobesluit)

Het niet aanwezig zijn van middelen zodat werknemers bij het aanbrengen of verwijderen van
sjorringen van containers aan ernstig gevaar worden blootgesteld.
(artikel 7.28, Arbobesluit)

! Het gebruik van ladders of trappen die onvoldoende sterk en stijf zijn.
(artikel 7.33, lid 1, Arbobesluit)

Het werken op onstabiel opgestelde ladders of trappen.


(artikel 7.33, lid 2, Arbobesluit)

154
! Het werken op ladders of trappen van onvoldoende lengte, waardoor stevige steun voor handen en
voeten ontbreekt.
(artikel 7.33, lid 2, Arbobesluit)

Het werken op een overbelaste steiger.


(artikel 7.34, lid 3, Arbobesluit)

Het werken op verrijdbare steigers die niet zijn beveiligd tegen ongewilde verplaatsing.
(artikel 7.34, lid 4, Arbobesluit)

Het verrichten van trekkerarbeid, het werken met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren,
het industrieel slachten of werken onder tempodwang door jeugdige werknemers zonder toezicht.
(artikel 7.39, Arbobesluit)

! Het ontbreken of het onjuist toepassen van voorgeschreven beveiligingen, alsmede het overbruggen
dan wel buiten werking stellen van noodzakelijke beveiligingen aan arbeidsmiddelen in thuiswerk-
situaties.
(artikel 7.41, lid 1, Arbobesluit)

! Het niet ter beschikking stellen van doeltreffende persoonlijke beschermingsmiddelen aan
werknemers bij werkzaamheden, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid of gezondheid van
betrokken werknemers.
(artikel 8.3, lid 1, Arbobesluit)

___________________________
1)
Dit feit kan alleen als ernstig beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden na 23 juli
2000.
2)
Dit feit kan vanaf 1 januari 2001 als ernstig beboetbaar feit ten laste worden gelegd.
3)
De norm van 85 dB(A) geldt voor feiten die na 26 mei 2000 hebben plaatsgevonden. Tot die datum wordt de
oude norm van 90 dB(A) gehanteerd.

155
Bijlage 3
behorend bij beleidsregel 33 Arbowet 1998

LIJST VAN DIRECT BEBOETBARE FEITEN


ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET 1998

Toelichting op inhoud en gebruik van de lijst

Er bestaat een aantal beboetbare feiten in de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en het Arbeids-


omstandighedenbesluit dat niet tot de categorie ernstige beboetbare feiten kan worden gerekend,
maar waarvoor bij niet naleving toch een directe sanctie moet worden opgelegd en in een aantal
gevallen ook (direct) maatregelen moeten worden getroffen. Het gaat om belangrijke feiten waarvoor
naar huidige inzichten het eerst geven van een waarschuwing of het eerst stellen van een eis als
inadequaat is te beschouwen.

Het gaat hierbij om feiten met betrekking tot:


• het ontbreken van vakbekwaamheid / bevoegdheid van werknemers om bepaalde - in de
regelgeving omschreven - in potentie risicovolle werkzaamheden te verrichten;
• het nagelaten hebben van bepaalde risicoverminderende handelingen en/of maatregelen in
risicovolle situaties;
• het nagelaten hebben van verplichte meldingen aan de Arbeidsinspectie;
• bepaalde onmisbare basisvoorzieningen

Dergelijke feiten die enerzijds de onveiligheid van werknemers vergroten en anderzijds het werk van
de Arbeidsinspectie ernstig belemmeren, leiden tot het direct corrigeren van werkgevers. In
voorkomende gevallen wordt direct overgegaan tot het aanzeggen van een boete.

De lijst van direct beboetbare feiten (direct boete) is op voorhand niet limitatief. De lijst kan worden
uitgebreid met feiten waarvan het politiek, maatschappelijk, beleidsmatig of inhoudelijk nodig wordt
geacht deze direct door middel van een boete aan te pakken.

Ten aanzien van de met een asterisk (*) gemarkeerde feiten kan ook een werknemer worden beboet,
indien deze de betreffende verplichting(en) niet naleeft.

156
Lijst van direct beboetbare feiten

Het ontbreken van een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie.


(artikel 5, lid 1, Arbowet 1998)

! Het onvoldoende toezien op de naleving van instructies en voorschriften bij werkzaamheden waaraan
risico’s voor werknemers zijn verbonden.
(artikel 8, lid 4, Arbowet 1998)

Het niet (onverwijld) melden van een ernstig ongeval.


(artikel 9, lid 1, Arbowet 1998)
e
Het niet zijn aangesloten bij een gecertificeerde Arbodienst voor de bijstand van in artikel 14, 3 lid,
Arbowet 1998 beschreven taken.
(artikel 14, lid 1, Arbowet 1998)

Het niet hebben laten toetsen van een schriftelijke risico-inventarisatie en -evaluatie door een
gecertificeerde Arbodienst.
(artikel 14, lid 1, juncto lid 3, Arbowet 1998)
2)
Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers.
(artikel 1.37, lid 1 Arbobesluit)

Het ontbreken van adequaat deskundig toezicht op jeugdige werknemers om specifieke gevaren voor
2)
jeugdige werknemers te voorkomen.
(artikel 1.37, lid 2 Arbobesluit)

Het aanvangen met werkzaamheden op een bouwplaats zonder schriftelijke kennisgeving aan de
2)
Arbeidsinspectie over de voorgenomen totstandbrenging van het bouwwerk.
(artikel 2.26, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van bouwwerken zoals
gedefinieerd in het Arbobesluit.
(artikel 2.27, lid 1, Arbobesluit)

Het ontbreken van een veiligheids- en gezondheidsplan ten aanzien van werkzaamheden verricht in
de winningsindustrie in dagbouw.
(artikel 2.42, lid 2, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten waarbij gevaar
2)
voor instorting bestaat.
(artikel 3.46, sub a, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers die arbeid verrichten aan, met of in de
2)
directe nabijheid van een hoogspanningsinstallatie.
(artikel 3.46, sub b, Arbobesluit)

Het verrichten van onderzoek naar de veiligheid aan, op of in tankschepen door een persoon die niet
beschikt over het certificaat van vakbekwaamheid gasdeskundige.*
(artikel 4.7, lid 4, Arbobesluit)

Gebruik van springstoffen zonder dat hierop voortdurend toezicht plaatsvindt door een persoon die in
het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid springmeester.*
(artikel 4.8, lid 2, Arbobesluit)

Na een onvoorziene toename van het blootstellingsniveau aan kankerverwekkende stoffen, er niet
voor hebben gezorgd dat werknemers uit de gevarenzone zijn verwijderd.*

157
(artikel 4.21, lid 1, Arbobesluit)

Het niet hebben voorkomen dat andere werknemers dan die welke herstelwerkzaamheden in een
gevarenzone met verhoogd blootstellingsniveau aan kankerverwekkende stoffen moeten verrichten
deze zone hebben betreden.
(artikel 4.21, lid 4, Arbobesluit)

Het gebruik van asbest of asbesthoudende producten zonder dit (volledig) schriftelijk te hebben
gemeld aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.49, lid 1, Arbobesluit)

Wijzigingen in het gebruik van asbest niet schriftelijk hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.49, lid 2, Arbobesluit)

Het slopen van asbest of asbesthoudende producten danwel crocidoliet of crocidoliethoudende


producten zonder (tijdige) melding aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.54, lid 2, Arbobesluit)

Het niet beschikken over een, overenkomstig artikel 4.55 Arbobesluit opgesteld, schriftelijk werkplan
ten aanzien van het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten dan wel crocidoliet of
crocidoliethoudende producten uit gebouwen, constructies, apparaten, installaties en transport-
1)
middelen.
(artikel 4.54, lid 3, Arbobesluit)

Het slopen van asbest of asbesthoudende producten danwel crocidoliet of crocidoliethoudende


producten door of onder toezicht van een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van
vakbekwaamheid slopen asbest of crocidoliet.*
(artikel 4.54, lid 4, Arbobesluit)

Het be- of verwerken van zandsteen door een bedrijf dat niet in het bezit is van een certificaat
zandsteenbedrijf.
(artikel 4.60, lid 3, Arbobesluit)
e e e
Het voor de eerste maal werken met biologische agentia van de 2 , 3 of 4 categorie, zonder (tijdige
en volledige) schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 1, Arbobesluit)
e e
Het werken met een nieuw biologisch agens van de 3 of 4 categorie, zonder (tijdige en volledige)
schriftelijke kennisgeving aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 3, Arbobesluit)
e e e
Het werken met biologische agentia van de 2 , 3 of 4 categorie na veranderingen in procédés of
procedures met mogelijke gevolgen voor veiligheid en gezondheid, zonder dit opnieuw te hebben
gemeld aan de Arbeidsinspectie.
(artikel 4.94, lid 5, Arbobesluit)

Het niet (tijdig en schriftelijk) hebben gemeld aan de Arbeidsinspectie van een ongeval of incident dat
e e
(mogelijkerwijs) heeft geleid tot het vrijkomen van een of meer biologische agentia van de 3 of 4
categorie.
(artikel 4.95, Arbobesluit)

Het ontbreken van deskundig toezicht op jeugdige werknemers ter voorkoming van specifieke gevaren
2)
bij het werken met gevaarlijke stoffen of gassen of artikelen die ontplofbare stoffen bevatten.
(artikel 4.106 Arbobesluit)

Het duiken zonder in het bezit te zijn van het certificaat duikarbeid.*
(artikel 6.16, lid 6, Arbobesluit)

158
Het verrichten van duikarbeid zonder de aanwezigheid van een persoon die in het bezit is van een
1)
certificaat duikmedische begeleiding.*
(artikel 6.16, lid 7, Arbobesluit)

Het verrichten van caissonarbeid zonder de Arbeidsinspectie daarvan (tijdig en schriftelijk) in kennis te
stellen, onder overlegging van een deugdelijk werkplan.
(artikel 6.19, lid 2, Arbobesluit)

Het werken met mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, zonder dat de bedieners daartoe
specifieke deskundigheid bezitten.
(artikel 7.17c, lid 1, Arbobesluit)
N.B. uitsluitend aan de orde indien criteria bestaan (en in projecten zijn aangegeven) wanneer en in
welke situatie er sprake is van dit feit.

Het niet door een certificerende instelling laten onderzoeken en beproeven van hijs- of hefwerktuigen
en hijs- of hefgereedschappen aan boord van schepen, die gebruikt worden bij het laden en lossen.
(artikel 7.29, lid 7, Arbobesluit)

Het aan boord van een schip niet aanwezig zijn of niet bijhouden van een register van hijs- of
1)
hefwerktuigen en hijs- of hefgereedschappen.
(artikel 7.29, lid 10, Arbobesluit)

Het bedienen van een torenkraan, mobiele kraan of funderingsmachine als bedoeld in artikel 7.1
Arboregeling, door een persoon die niet in het bezit is van een certificaat van bekwaamheid.
(artikel 7.32, lid 1, Arbobesluit)

! Het onvoldoende er voor zorgen dat werknemers aan hen beschikbaar gestelde persoonlijke
beschermingsmiddelen (juist) gebruiken, waardoor ernstig gevaar bestaat voor veiligheid of
gezondheid van betreffende werknemers.
(artikel 8.3, lid 2, Arbobesluit)

Het op de openbare weg besturen van een trekker en het in rechtstreeks verband daarmee aan- of
afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen door een jeugdige werknemer die niet in het bezit is
1)
van een certificaat van vakbekwaamheid.
(artikel 9.36, lid 1, Arbobesluit)

___________________________

1)
Dit feit kan alleen als direct beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden
na 23 juli 2000.
2) Dit feit kan alleen als direct beboetbaar feit ten laste worden gelegd als het heeft plaatsgevonden
na 1 januari 2002.

159
Bijlage 4
behorend bij beleidsregel 2 Arbobesluit

NIET-LIMITATIEVE LIJST VOOR TOXISCHE EN EXTREEM TOXISCHE STOFFEN

STOFNAAM CASNUMMER KOOKPUNT (°C) METING WAARDE GRENSWAARDE

ACETON 67-64-1 56 LCLO IHL-RAT 64000 ppm 4h GEEN


3
ACETONCYAANHYDRINE 75-86-5 95 LC50 IHL-RAT 0,85 g/m 1h 3000
3
ACROLEINE 107-02-8 53 LC50 IHL-RAT 109,7 mg/m 1h 300
3 3
ACRYLONITRIL 107-13-1 77 LC50 IHL-RAT 1h 3g/m <C< 5g/m GEEN
ACRYLZUUR 79-10-7 142 LCLOIHL-RAT 6000 ppm 5h GEEN
3
ADIPONITRIL 111-69-3 295 LC50 IHL-RAT 1710 mg/m 4h GEEN
ALDICARB 116-06-3 n.v.t. LD50ORL-RAT 1 mg/kg 1
3
ALLYLALCOHOL 107-18-6 97 0 RAT bij 1h conc. 2,7 g/m GEEN
3
ALLYLAMINE 107-11-9 53 0 RAT bij 1h conc. 2,8 g/m GEEN
3
AMMONIAK 7664-41-7 -33 LC50 IHL-RAT 11590 mg/m 1h 3000
1) 3
ARSEENPENTOXYDE 1303-28-2 vast 0 RAT bij 1h conc. 0,46 g/m GEEN
1) 3
ARSEENTRIOXIDE 1327-53-3 vast 0 RAT bij 1h conc. 0,84 g/m GEEN
3
ARSEENWATERSTOF 7784-42-1 -55 LC50 IHL-RAT 369 mg/m 1h 30
1) 3
ATRAZINE 1912-24-9 vast LC50 IHL-RAT 5200 mg/m 4h GEEN
AZIJNZUUR 64-19-7 118 LCLOIHL-RAT 16000 ppm 4h GEEN
AZIJNZUUR ANHYDRIDE 108-24-7 140 LCLOIHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
1) 3
AZINFOS-METHYL 86-50-0 vast LC50 IHL-RAT 69 mg/m 1h 300
BENZEEN 71-43-2 80 LC50 IHL-RAT 10000 ppm 7h GEEN
3
BLAUWZUUR 74-90-8 26 LC50 IHL-RAT 163 mg/m 1h 100
3
BROOM 77826-95-6 58 0 RAT bij 1h max. C: 9,1 g/m GEEN
BROOMWATERSTOF 10035-10-6 -67 LC50 IHL-RAT 2858 ppm 1h 3000
BUTANOL/ISO 78-83-1 108 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
BUTANOL/N- 71-36-3 118 LC50 IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
BUTYLACETAAT/ISO 110-19-0 105 LCLOIHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
BUTYLACRYLAAT/ISO 141-32-2 >100 LCLOIHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
BUTYLACRYLAAT/N- 141-32-2 146 LCLOIHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN

160
BUTYLAMINE/1- 109-73-9 78 LCLOIHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
BUTYLHYDROPEROXIDE/T. 75-91-2 >50 LC50 IHL-RAT 500 ppm 4h GEEN
CHLOOR 7782-50-5 -34 LC50 IHL-RAT 293 ppm 1h 300
CHLOORACETYLCHLORIDE 79-04-9 105 LCLOIHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
3
CHLOORFENVINFOS 470-90-6 >100 LC50 IHL-RAT 1,15 g/m 1h 10000
CHLOROFORM 67-66-3 61 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
CHLOROPREEN/2- 126-99-8 59 LCLO IHL-RAT 2280 ppm 4h GEEN
3
CHROOMZUUR 7738-94-5 >100 LC50 IHL-RAT 0,35 g/m 1h 1000
CUMEEN 98-82-8 152 LC50 IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
CYANOGEN 460-19-5 -21 LC50 IHL-RAT 350 ppm 1h 300
DICHLOORETHAAN/1.2 107-06-2 84 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
DICHLOORETHAAN/1.1- 75-34-3 57 0 RAT bij 8h conc. 4000 ppm GEEN
DICHLOORETHEEN/1.1- 75-35-4 32 LCLO IHL-RAT 10000 ppm 24h GEEN
DICHLOORPROPAAN/1.2. 78-87-5 96 LCLO IHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
3
DICHLOORVOS 62-73-7 n.v.t. LC50 IHL-RAT 15 mg/m 4H 1
3
DIELDRIN 60-57-1 n.v.t. LC50 IHL-RAT 3,8 mg/m 1h 1
DIETHYL-S-ETHYLTHIO-
METHYLTHIOFOSFAAT/O.O 2600-69-3 n.v.t. LD50 ORL-RAT 250 µg/kg 1
DIETHYL-S-ETHIONYLMETHYL-
FOSFORTHIAAT/O.O- 2588-05-8 n.v.t. LD50 ORL-RAT 1 mg/kg 1
DIETHYLAMINE 109-89-7 56 LC50 IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
DIFLUORETHEEN/1.1. 75-38-7 -74 LCLO IHL-RAT 128000 ppm 4h GEEN
DIMEFOX 115-26-4 n.v.t. LD50 ORL-RAT 1 mg/kg 1
3
DIMETHYLSULFAAT 77-78-1 > 100 LC50 IHL-RAT 27 mg/m 1h 100
3
DIOXAAN/1.4- 123-91-1 101 LC50 IHL-RAT 46 g/m 2h GEEN
DIPHENYLMETHAAN-DIISOCYANAAT
3 3
(PREPOLYMEER) 101-68-8 > 100 LC50 IHL-RAT 1h 980 mg/m LC50<1960 mg/m 10000
EPICHLOORHYDRINE 106-89-8 118 LC50 IHL-RAT 500 ppm 4h GEEN
3
EPOXYPROPAAN/1.2- 75-56-9 34 0 RAT bij 1h conc. 19,4 g/m GEEN
ETHER 60-29-7 35 LC50 IHL-RAT 73000 ppm 2,5h GEEN
ETHYLACETAAT 141-78-6 77 LC50 IHL-RAT 1600 ppm 8h GEEN
ETHYLACRYLAAT 140-88-5 99 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
ETHYLBENZEEN 100-41-4 136 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
ETHYLCHLOORFORMIAAT 541-41-3 93 LC50 IHL-RAT 145 ppm 1h 3000
ETHYLEENDIAMINE 107-15-3 118 LC50 IHL-RAT 4000 ppm 8h GEEN
3
ETHYLEENIMINE (gepolymeriseerd !!) 151-56-4 55 0 RAT bij 1h max. C. 91 mg/m GEEN

161
3
ETHYLEENOXYDE 75-21-8 11 LC50 IHL-RAT 10,95 g/m 1h 3000
ETHYLFORMIAAT 109-94-4 54 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
FLUOR 7782-41-4 -188 LC50 IHL-RAT 185 ppm 1h 30
FORMALDEHYDE 50-00-0 -21 LC50 IHL-RAT 1h 600<LC50<1000 300
3
FOSFINE 7803-51-2 -88 LC50 IHL-RAT 361 mg/m 1h 30
3
FOSFORZUUR 7664-38-2 >100 0 RAT bij 1h max. C.: 0,84 g/m GEEN
3
FOSGEEN 75-44-5 8 LC50 IHL-RAT 38 mg/m 1h 3
3
FURAN 110-00-9 31 LC50 IHL-RAT 120 mg/m 1h 100
ISOFORON 78-59-1 215 LCLO IHL-RAT 1840 ppm 4h GEEN
KOOLMONOXIDE 630-08-0 -191 LC50 IHL-RAT 0,60 vol% 1h 3000
3 3
MDI (PREPOLYMEER) 101-68-8 > 100 LC50 IHL-RAT 1h 980 mg/m LC50<1960 mg/m 10000
MESITYLOXIDE 141-79-7 130 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
METHANOL 67-56-1 65 LC50 IHL-RAT 64000 ppm 4h GEEN
METHYLACRYLAAT 96-33-3 80 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
3
METHYLAMINE 74-89-5 -6,3 20% RAT bij 1h conc. 19,9 g/m GEEN
3
METHYLBROMIDE 74-83-9 4 LC50 IHL-RAT 7,3 g/m 1h 3000
METHYLCHLOORFORMIAAT 79-22-1 71 LC50 IHL-RAT 88 ppm 1h 300
METHYLETHYLKETON 78-93-3 80 LCLO IHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
METHYLISOCYANAAT 624-83-9 n.v.t. LC50 IHL-RAT 5 ppm/4h 1
3
METHYLMERCAPTAAN 74-93-1 6 LC50 IHL-RAT 4,72 g/m 1h 3000
MEVINFOS 7786-34-7 >100 LC50 IHL-RAT 14 ppm 1h 1000
3
MONOCROTOFOS 6923-22-4 125 LC50 IHL-RAT 162 mg/m 1h 3000
MORFOLINE 110-91-8 128 LC50 IHL-RAT 8000 ppm 8h GEEN
1) 3
NATRIUMSELENIET 10102-18-8 vast LC50 IHL-RAT 0,26 g/m 1h 3000
NONAAN 111-84-2 151 LC50 IHL-RAT 3200 ppm 4h GEEN
3
OXAMYL 23135-22-0 >100 LC50 IHL-RAT 170 mg/m 1h 3000
OZON 10028-15-6 n.v.t. LC50 IHL-RAT 4,8 ppm 4h 1
PARALDEHYDE 123-63-7 124 LCLO IHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
3
PARATHION 56-38-2 375 LC50 IHL-RAT 210 mg/m 1h 1000
1) 3
PARATHION-METHYL 298-00-0 vast LC50 IHL-RAT 0,2 - 0,26 g/m 1h 3000
PENTABORAAN 19624-22-7 n.v.t. LC50 IHL-RAT 7 ppm 4h 1
PHORAAT 298-02-0 n.v.t. LD50 ORL-RAT 1 mg/kg 1
PICOLINE/2- 109-06-8 129 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
POLY CHLOORDIBENZOFURANEN
2,3,4,7,8 PENTA 57117-31-4 LD50 ORL RAT 916 µg/kg 1
POLY CHLOORDIBENZODIOXINEN

162
(EQ.TCDD) 2,3,7,8 TETRA 1746-01-6 LD50 ORL RAT 20 µg/kg 1
PROMURIT 5836-73-7 n.v.t. LD50 ORL-RAT 0,28 mg/kg 1
PROPAANTHIOL/N 107-03-9 67 LC50 IHL-RAT 7300 ppm 4h GEEN
PROPANAL 123-38-6 49 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
PROPANOL 71-23-8 97 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
PROPYLACETAAT/ISO 108-21-4 89 LCLO IHL-RAT 32000 ppm 4h GEEN
PROPYLACETAAT/N 109-60-4 102 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
PROPYLALCOHOL/ISO 67-63-0 82 LC50 IHL-RAT 16000 ppm 4h GEEN
3
PROPYLEENIMINE 75-55-8 10% rat bij 1h conc. 2,4 g/m GEEN
3
PROPYLEENOXIDE 75-56-9 34 0 rat bij 1h conc. 19,4 g/m GEEN
PYRIDINE 110-86-1 115 LC50 IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
3
SELEENWATERSTOF 7783-07-5 -41 LC50 IHL-RAT 0,18 g/m 1h 30
SILICIUMTETRACHLORIDE 10026-04-7 58 LC50 IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
3
STIKSTOFDIOXYDE 10102-44-0 -21 LC50 IHL-RAT 220 mg/m 1h 30
3
STIKSTOFMONOXIDE 10102-43-9 -152 LC50 IHL-RAT 924 mg/m 1h 300
STIKSTOFTRIFLUORIDE 7783-54-2 -129 LC50 IHL-RAT 6700 ppm 1h GEEN
STYREEN 100-42-5 146 LCLO IHL-RAT 5000 ppm 8h GEEN
SULFURYLFLUORIDE 2699-79-8 -55 LC50 IHL-RAT 3020 ppm 1h 3000
TCDD 1746-01-6 n.v.t. LD50 ORL-RAT 22,5 µg/kg 1
TEPP 107-49-3 n.v.t. LD50 ORL-RAT 0,5 mg/kg 1
TETRACHLOORKOOLSTOF 56-23-5 77 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
3
TETRAETHYLLOOD 78-00-2 >100 LC50 IHL-RAT 850 mg/m 1h 10000
TETRAHYDROFURAAN 109-99-9 66 LCLO IHL-RAT 24000 ppm 2h GEEN
TOLUEEN 108-88-3 111 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN
3
TOLUEENDIISOCYANAAT (TDI) 584-84-9 > 100 LC50 IHL-RAT 480 mg/m 1h 1000
TRICHLOORETHEEN 79-01-6 87 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORMETHAAN 67-66-3 61 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORPROPAAN/1.1.1- 7789-89-1 107 LCLO IHL-RAT 8000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORPROPAAN/1.1.2- 598-77-6 140 LC50 IHL-RAT 2000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORPROPAAN/1.2.3- 96-18-4 157 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
TRICHLOORPROPEEN/1.2.3- 96-19-5 142 LCLO IHL-RAT 500 ppm 4h GEEN
TRIETHYLAMINE 121-44-8 90 LCLO IHL-RAT 1000 ppm 4h GEEN
TRIETHYLEENMELAMINE 51-18-3 n.v.t. LD50 ORL-RAT 1 mg/kg 1
3
TRIMETHYLBENZEEN/1.3.5- 108-67-8 165 LC50 IHL-RAT 24 g/m 4h GEEN
TRIMETHYLORTHOFORMIAAT 149-73-5 >100 LCLO IHL-RAT 5000 ppm 4h GEEN
VINYLACETAAT 108-05-4 72 LCLO IHL-RAT 4000 ppm 4h GEEN

163
3
WATERSTOFCYANIDE 74-90-8 26 LC50 IHL-RAT 163 mg/m 100
WATERSTOFFLUORIDE 7664-39-3 20 LC50 IHL-RAT 1276 ppm 1h 300
3
WATERSTOFPEROXYDE 7724-84-1 >100 LC50 IHL-RAT 2000 mg/m 4h GEEN
XYLEEN 1330-20-7 138 LC50 IHL-RAT 5000 ppm 6h GEEN
ZOUTZUUR(GAS) 7647-01-0 -85 LC50 IHL-RAT 3124 ppm 1h 3000
ZUURSTOFDICHLORIDE 7783-41-7 -145 LC50 IHL-RAT 136 ppm 1h 30
3
ZWAVELDIOXYDE 7446-09-5 -10 LC50 IHL-RAT 5,14 g/m 1h 3000
3
ZWAVELKOOLSTOF 75-15-0 46 0 rat bij 1h max. C: 20,5 g/m GEEN
3
ZWAVELWATERSTOF 7783-06-4 -60 LC50 IHL-RAT 898 mg/m 1h 300
3
ZWAVELZUUR 7664-93-9 280 LC5O IHL-RAT 3,6 g/m 1h GEEN

1)
Fysische omstandigheid bij 25 °C

164
Bijlage 5
behorend bij beleidsregel 2 Arbobesluit

NIET-LIMITATIEVE LIJST VAN EXPLOSIEVE STOFFEN

Stofnaam Grenswaarde (kg)

Acetylcyclohexaansulfonylperoxide ( 12% < watergehalte < 82%) 5000


Ammoniumnitraat (zuiverheid > 90%, brandbaar materiaal < 0.2%) 3000
Ammoniumnitraat (brandbaar materiaal > 0.2%) 3000
Ammoniumperchloraat (met deeltjes < 45 micron) 4000
Ammoniumpicraat (watergehalte < 10%) 1000
Azodiisobutyronitril 5000

Celluloid 1000
Cellulosenitraat 1000
Chloorperoxybenzoëzuur /3- (3-chloorbenzoëzuur < 82% ) 4000
Cyclohexanonperoxiden (watergehalte <10%) 3000
Cycloniet (watergehalte >15%, of flegmatiseermiddel >10%) 800
Cyclotetramethyleen tetranitramine (watergeh. >15% of fleg. >10%) 800
Cyclotrimethyleentrinitramine (watergeh. >15% of fleg. > 10%) 800

Diazodinitrofenol (gehalte water/alcohol > 40%) 2000


Dibarnsteenzuurperoxide 4000
Dibenzoylperoxide (zuiverheid > 52%) 3000
Dibenzylperoxydicarbonaat (watergehalte < 13%) 4000
Dicyclohexylperoxydicarbonaat 5000
Diglyceroltetranitraat 900
Diisopropylperoxydicarbonaat 3000
Dimethyl-2,5-di-(tertiairbutylperoxy)hexyn /2.5- 3000
Dimethyl-2,5-di-(benzoylperoxy)hexaan /2.5- 3000
Dimethyl-2.5-dihydroperoxyhexaan/2.5-Watergehalte< 18%) 2000
Dinitroaniline /2,4- 1000
Dinitrobenzeen 1000
Dinitrofenol (watergehalte < 15%) 1000
Dinitrotolueen /2.4- of 2.6- 1000
Di-n-propylperoxydicarbonaat 3000
Dioxyethylnitramine dinitraat 900
Di-sec-butylperoxydicarbonaat 3000
Di-(tertiairbutylperoxy)cyclohexaan /1.1- 3000
Di-(tertiairbutylperoxy)ftalaat 3000

Ethanolamine dinitraat 1000


Ethyl 3.3-di-(tertiairbutylperoxy)butyraat 3000
Etheendiaminedinitraat 1000
Etheendinitramine 900
Etheenglycoldinitraat 700
Ethylnitraat 1000

Glyceroldinitraat 900
Glyceroltrinitraat (1 tot 10% in alcohol) 900
Guanidininitraat 2000

165
Hexamethyleentetraaminedinitraat 1000
Hexamethyleentriperoxidediamine 900
Hexanitrodifenylamine 900
Hexanitrodipentaerytriet 800
Hexanitroethaan 1000
Hexanitrostilbeen 900
Hexatonal 600
Hydrazinenitraat 1000
Hydrazineperchloraat 1000

Kwikfulminaat (watergehalte >20%) 3000

Loodazide (watergehalte >20%) 4000


Loodstyfnaat (watergehalte >20%) 3000

Mannitolhexanitraat (water/alcohol gehalte > 40%) 1000


Methylaminenitraat 1000
Methylnitraat 800
Methyltrimethylolmethaan trinitraat 900

Nitroethaan 1000
Nitroethaanpropaandioldinitraat 1000
Nitroguanidine (watergehalte >=20%) 2000
Nitroguanidine (watergehalte <20%) 1000
Nitroisobutylglyceroltrinitraat 600

Nitromethaan 1000
Nitropropaan/2- 1000
Nitroureum 2000

Octoliet (77% Octogeen, 23% TNT; watergehalte <15%) 800

Pentaerytraat tetranitraat (PETN) (wasgehalte > 7%) 800


Pentaervtraat tetranitraat (PETN) (watergeh. >25% of fleg.mid.>15%) 900
Pentolite (mengsel TNT/PETN) (watergehalte < 15%) 800

Rookzwak buskruit 1000

Tetramethylcyclopentanontetranitraat 1000
Tetranitroaniline 800
Tetranitrocarbazool 1000
Tetranitromethaan 1000
Tetrazeen 2000
Triaminotrinitrobenzeen 2000
Triethyleenglycoldinitraat 3000
Triethylaminenitraat 1000
Trinitroaniline 900
Trinitroanisool 1000
Trinitrobenzeen (watergehalte < 35%) 900
Trinitrobenzoëzuur 1000
Trinitroerytriet 800
Trinitrofenetol 1000
Trinitrofenol (watergehalte < 30%) 900
Trinitrofenol (watergehalte >= 30%) 1000
Trinitrofenylethylnitramine 2.4.6- 900
Trinitrofenylmethylnitramine 900
Trinitroftaleen 1000

166
Trinitro-m-cresol 1000
Trinitrophenoxyethylnitraat 900
Trinitroesorcine 1000
Trinitrotolueen 1000
Trinitroxyleen 1000
Tritonal 600

Ureumnitraat 2000

Zilverazide 2000
Zwart kruit 2000

------

167
Bijlage 6
behorend bij beleidsregel 4.2 -1 Arbobesluit

BESTUURLIJKE MAC-WAARDEN
Verklaring van de gebruikte letters en aanduidingen

CAS nummer
Om eenduidige identificatie te vergemakkelijken is bij elke stof het zogenoemde CAS nummer opgenomen, dat
wil zeggen het nummer waaronder de stof door de “Chemical Abstract” Service is geregistreerd.

MAC-TGG
Maximale aanvaarde concentratie - Tijdgewogen gemiddelde. Voor een aantal stoffen is naast de maximale
aanvaarde concentratie bij een blootstellingsduur tot 8 uur per dag tevens een grenswaarde vastgesteld voor
een kortdurende blootstelling van ten hoogste 15 minuten.

C (MAC-C)
Deze aanduiding is toegepast bij stoffen waarvan de bestuurlijke grenswaarde (MAC-waarde) een ceilingwaarde
(of plafondwaarde) is. Een ceilingwaarde geeft aan dat overschrijding van deze concentratie in alle gevallen
moet worden voorkómen.

H (Huidopname)
Stoffen die relatief gemakkelijk door de huid kunnen worden opgenomen, hetgeen een substantiële bijdrage kan
betekenen aan de totale inwendige blootstelling, hebben in de lijst een H-aanduiding. Bij deze stoffen moeten
naast maatregelen tegen inademing ook adequate maatregelen ter voorkoming van huidcontact worden
genomen.

Respirabel / inhaleerbaar stof


Voor stoffen die ook als deeltjes/aerosolen kunnen voorkomen geldt dat de MAC-waarde betrekking heeft op de
deeltjes bemonsterd als “inhaleerbaar stof”, tenzij anders vermeld. Voor nadere definiëring van inhaleerbaar en
respirabel stof en meetaspecten hiervan wordt verwezen naar NEN-norm NEN-EN 481:94 “Werkplekatmosfeer.
Definitie van de deeltjesgrootteverdeling voor het meten van in de lucht zwevende deeltjes”.
o
De hieronder vermelde grenswaarden gelden bij een temperatuur van 20 C en een druk van 101,3 kPa.

Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H


TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

Aceetaldehyde 75-07-0 180


Aceetamide 60-35-5 25
Acetofenon 98-86-2 49
Aceton 67-64-1 1780
Acetonitril 75-05-8 70
o-Acetylsalicylzuur 50-78-2 5
Acrylaldehyde 107-02-8 0,05 0,12
Acrylzuur 79-10-7 5,9
Adipinezuur 124-04-9 5
Adiponitril 111-69-3 8,8
Aldrin 309-00-2 0,25 H
Allylalcohol 107-18-6 5 H
Allylpropyldisulfide 2179-59-1 12
1)
Aluminium 7429-90-5 10
Aluminium alkylverbindingen 2

168
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

Aluminium (in water oplosbare zouten) 2


1)
Aluminiumoxide 1344-28-1 10
Aluminium pyro-poeders 5
2-Aminoethanol 141-43-5 2,5 7,6 H
Amitrol 61-82-5 0,2
Ammoniak 7664-41-7 14 36
Ammoniumchloride (rook) 12125-02-9 10
Ammonium-perfluoroctanoaat 3825-26-1 0,01 H
Ammoniumsulfamidaat 7773-06-0 10
p-Anisidine 29191-52-4 0,5 H
Antimoon en -verbindingen (als Sb) 7440-36-0 0,5
Arsine 7784-42-1 0,2
Asfaltrook (bitumineus) 8052-42-4 5
Atrazine 1912-24-9 5
Azinfos-methyl 86-50-0 0,2 H
Azijnzuur 64-19-7 25
Azijnzuuranhydride 108-24-7 20 C
Azodicarbonamide 123-77-3 1 3

Barium en oplosbare -verbindingen (als Ba) 7440-39-3 0,5


4)
Bariumsulfaat 7727-43-7 1,5
4
Benomyl 17804-35-2 10
p-Benzeendiamine 106-50-3 0,1 H
m-Benzeendiamine 108-45-2 0,1
Benzeenthiol 108-98-5 2
Benzeen-1,2,4-tricarbonzuur-1,2-anhydride 552-30-7 - 0,04
p-Benzochinon 106-51-4 0,4
4)
p-tert-Benzoëzuur 98-73-7 2
Berylliumaluminiumsilicaat 1302-52-9 0,002
Bifenyl 92-52-4 1
Bifenyl/fenylether-mengsel 7
Bis(2,3-epoxypropyl)ether 2238-07-5 0,5
Boriumtribromide 10294-33-4 10 C
Boriumtrifluoride 7637-07-2 3 C
2-Bornanon (synthetisch) 76-22-2 12
Bromacil 314-40-9 10
Bromoform 75-25-2 5 H
Broom 7726-95-6 0,7
Broomchloormethaan 74-97-5 1050
Broomethaan 74-96-4 22 H
Broompentafluoride 7789-30-2 0,7
Broomtrifluormethaan 75-63-8 6100
Broomwaterstof 10035-10-6 - 6,7
n-Butaan 106-97-8 1430
2-Butanol 78-92-2 450
Butaanthiol 109-79-5 1,5
2-trans-Butenal 123-73-9 6
2-Butoxyethanol 111-76-2 100 246 H
2-Butoxyethylacetaat 112-07-2 135 333 H
n-Butylacetaat 123-86-4 710
sec-Butylacetaat 105-46-4 950
tert-Butylacetaat 540-88-5 950
n-Butylacrylaat 141-32-2 11

169
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

n-Butylamine 109-73-9 15 C H
n-Butylchloorformiaat 592-34-7 5,6
tert-Butylchromaat (als CrO3) 1189-85-1 0,1 C H
2-sec-Butylfenol 89-72-5 30 H
p-tert-Butylfenol 98-54-4 0,5
n-Butylglycidylether (BGE) 2426-08-6 135
Butyllactaat 138-22-7 25
p-tert-Butyltolueen 98-51-1 6,1
1)
Calciumcarbonaat 471-34-1 10
Calciumcyanamide 156-62-7 0,5
Calciumhydroxide 1305-62-0 5
Calciumoxide 1305-78-8 5
1)
Calciumsulfaat 10101-41-4 10
Captan 133-06-2 5
Carbaryl 63-25-2 5
Carbofuraan 1563-66-2 0,1
Cellulose 9004-34-6 2
Cesiumhydroxide 21351-79-1 2
Chlooraceetaldehyde 107-20-0 3 C
2-Chlooracetofenon 532-27-4 0,3
Chlooraceton 78-95-5 3,8 H
Chlooracetylchloride 79-04-9 0,2
Chloorbenzeen 108-90-7 46
o-Chloorbenzilydeenmalonitril (OCBM) 2698-41-1 0,4 C H
Chloordaan 57-74-9 0,5 H
Chloorbifenyl (42% Cl) 53469-21-9 1 H
Chloorbifenyl (54% Cl) 11097-69-1 0,5 H
Chloordifenyloxide 55720-99-5 0,5
2-Chloorethanol 107-07-3 3 C H
p-Chloor-m-cresol 59-50-7 3
1-Chloor-1-nitropropaan 600-25-9 10
3-Chloorpropeen 107-05-1 3
2-Chloorpropionzuur 598-78-7 0,44 H
Chloorpyrifos 2921-88-2 0,2 H
2-Chloor-6-(trichloormethyl)-pyridine 1929-82-4 10
o-Chloorstyreen 2039-87-4 285
2-Chloortolueen 95-49-8 250 H
Chloortrifluoride 7790-91-2 0,4 C
Chromylchloride 14977-61-8 0,15
Clopidol 2971-90-6 10
R
Crufomaat 299-86-5 5
Cumeen 98-82-8 100 250 H
Cyaanwaterstof 74-90-8 11 C H
Cyanamide 420-04-2 2
Cyaniden (als CN) 5 H
Cyanogeenchloride 506-77-4 0,6 C
Cyclohexeen 110-83-8 1015
Cyclohexylamine 108-91-8 20 H
Cyclopentaan 287-92-3 1720
1,3-Cyclopentadieen 542-92-7 200
Cyhexatin 13121-70-5 5

170
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

Decaboraan 17702-41-9 0,3 H


Demeton 8065-48-3 0,1 H
(Di)Ammoniumperoxidisulfaat (als S2O8) 7727-54-0 1
Diazinon 333-41-5 0,1 H
Dibenzoylperoxide 94-36-0 5
Diboraan 19287-45-7 0,1
Diboriumtrioxide 1303-86-2 10
1,2-Dibroom-2,2-dichloorethyldimethylfosfaat 300-76-5 3
Dibroomdifluormethaan 75-61-6 860
Dibismuth-tritelluride 1304-82-1 10
Dibismuth-tritelluride (Se-doped) 1304-82-1 5
2-N-Dibutylaminoethanol 102-81-8 3,5 H
Dibutylfenylfosfaat 2528-36-1 3,5 H
Di-n-butylfosfaat 107-66-4 5
Dichlooracetyleen 7572-29-4 0,4 C
1,2-Dichloorbenzeen 95-50-1 122 300 H
1,4-Dichloor-2-buteen 764-41-0 0,025 H
1,3-Dichloor-5,5-dimethylhydantoïne 118-52-5 0,2
1,2-Dichloorethyleen 540-59-0 790
Dichloorethylether 111-44-4 30 H
2,4-Dichloorfenoxy-azijnzuur 94-75-7 10
1,1-Dichloor-1-nitroethaan 594-72-9 10
1,2-Dichloorpropaan 78-87-5 350
1,3-Dichloorpropeen 542-75-6 5
2,2-Dichloorpropionzuur 75-99-0 6
Dichloorvos 62-73-7 1 H
Dicrotofos 141-66-2 0,25 H
Dicyclopentadieen 77-73-6 3
Dieldrin 60-57-1 0,25 H
Diethylamine 109-89-7 15 H
2-Diethylaminoethanol 100-37-8 9,6 H
Diethyleenglycoldimethylether 11-96-6 27
Diethyleenglycolmonobutyletheracetaat 124-17-4 130 250
Diethylether 60-29-7 308 616
Difosforpentasulfide 1314-80-3 1
Diisopropylamine 108-18-9 20 H
Diisopropylether 108-20-3 1050
Diisopropylfenylisocyanaat 28178-42-9 0,04
(Di)Kaliumperoxidisulfaat (als S2O8) 7727-21-1 1
Dimethoxymethaan 109-87-5 3100
N,N-Dimethylacetamide 127-19-5 36 72 H
Dimethylaminoethanol 108-01-0 7,4 22
N,N-Dimethylaniline 121-69-7 5 H
Dimethylether 115-10-6 950 1500
N,N-Dimethylethylamine 598-56-1 6
2,6-Dimethylheptanon-4 108-83-8 150
Dimethylsulfoxide 67-68-5 150 H
Dinatriumdisulfiet 7681-57-4 5
(Di)Natriumperoxidisulfaat (als S2O8) 7775-27-1 1
Dinatriumtetraboraten
anhydraat 1330-43-4 1
decahydraat (borax) 1303-96-4 5
pentahydraat 11130-12-4 1
Dinitrobenzeen (alle isomeren) 25154-54-5 1 H

171
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

3,5-Dinitro-o-toluamide 148-01-6 5
Dioxathion 78-34-2 0,2
Dipropyleenglycolmethylether 34590-94-8 300
Dipropylketon 123-19-3 235
Diquat dibromide 85-00-7 0,5
Disulfiram 97-77-8 1
Disyston 298-04-4 0,1 H
2,6-Di-tert-butyl-p-cresol 128-37-0 10
Diuron 330-54-1 10
1,3-Divinylbenzeen 108-57-6 50
Dizwaveldecafluoride 5714-22-7 0,1
Dizwaveldichloride 10025-67-9 6 C
Dyfonate 944-22-9 0,1

Endosulfan 115-29-7 0,1 H


Endrin 72-20-8 0,1 H
Enfluraan 13838-16-9 575
1,2-Epoxy-4-epoxyethylcyclohexaan 106-87-6 60
Ethaan-1,2-diol (damp) 107-21-1 52 104 H
Ethaan-1,2-diol (druppels) 107-21-1 10
Ethaanthiol 75-08-1 1
Ethanol 64-17-5 1000
Ethion 563-12-2 0,4 H
2-Ethoxyethanol 110-80-5 19 H
2-Ethoxyethylacetaat 111-15-9 27 H
Ethylchloorformiaat 541-41-3 4,4
Ethyleendinitraat 628-96-6 0,3 H
Ethyleenglycolisopropyletheracetaat 19234-20-9 60 120 H
Ethylformaat 109-94-4 300
2-Ethylhexylchloorformiaat 24468-13-1 7,9
Ethylideennorborneen 16219-75-3 25 C
4-Ethylmorfoline 100-74-3 23 H
4,4’-(2-Ethyl-2-nitro-1,3-propandiyl)bismor- 1854-23-5; 0,6
foline (20 gew.-%) en 4-(2-nitrobutyl)mor- 2224-44-4
3)
foline (70 gew.-%) mengsel
Ethyl-p-nitrofenylthiobenzeenfosfenaat 2104-64-5 0,1 H

Fenamifos 22224-92-6 0,1 H


Fenchloorfos 299-84-3 10
Fenothiazine 92-84-2 5 H
2-Fenoxy-ethanol 122-99-6 110
Fensulfothion 115-90-2 0,1
Fenthion 55-38-9 0,1
Fenylfosfine 638-21-1 0,25 C
2-Fenylpropeen 98-83-9 240
Ferbam 14484-64-1 10
Foraat 298-02-2 0,05 H
Formaldehyde 50-00-0 1,5 3
Fosfor, geel 7723-14-0 0,1
Fosforpentachloride 10026-13-8 1
Fosforpentoxide 1314-56-3 1
Fosfortrichloride 7719-12-2 1,5
Fosforyltrichloride 10025-87-3 0,6
Fosforzuur 7664-38-2 1 2

172
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

Fosgeen 75-44-5 0,08 0,4


m-Ftalodinitril 626-17-5 5
2-Furaldehyde 98-01-1 8
Furfurylalcohol 98-00-0 20 200 H

Gehydrogeneerde terfenylen 61788-32-7 5


Germaniumtetrahydride 7782-65-2 0,6
1)
Glas (stof) 10
Glutaaraldehyde (al dan niet geactiveerd) 111-30-8 0,25 C
1)
Glycerol (nevel) 56-81-5 10
Glyceroltrinitraat 55-63-0 0,5 H
4)
Grafiet (alle vormen m.u.v. vezels) 7782-42-5 2

Hafnium 7440-58-6 0,5


5)
Halothaan 151-67-7 40
HCH-gammaisomeer 58-89-9 0,5 H
Heptachloor 76-44-8 0,05 H
Heptachloorepoxide 1024-57-3 0,05 H
Hexaan (alle isomeren m.u.v. n-Hexaan)
2,2-Dimethylbutaan 75-83-2 720
2,3-Dimethylbutaan 79-29-8 720
2-Methylpentaan 107-83-5 720
3-Methylpentaan 96-14-0 720
1,6-Hexaandiamine 124-09-4 2,3
Hexachloorbutadieen 87-68-3 0,24
Hexachloorcyclopentadieën 77-47-4 0,11
Hexachloorethaan 67-72-1 10 H
Hexachloornaftaleen 1335-87-1 0,2 H
Hexafluoraceton 684-16-2 0,7
Hexahydro-1,3,5-trinitro-1,3,5-triazine 121-82-4 1,5 H
sec-Hexylacetaat 108-84-9 300
Hydrochinon 123-31-9 2
4-Hydroxy-4-methylpentanon-2 123-42-2 120 H
2-Hydroxypropylacrylaat 999-61-1 3 H
2,2’-Iminodiethanol 111-42-2 2 H
2,2’-Iminodi(ethylamine) 111-40-0 4 H
Indeen 95-13-6 45
Indium en -verbindingen (als In) 7440-74-6 0,1
Isobutylacetaat 110-19-0 700
Isooctylalcohol 26952-21-6 270
Isopropylamine 75-31-0 12
N-Isopropylaniline 768-52-5 10 H
Isopropylchloorformiaat 108-23-6 5

Jodium 7553-56-2 1 C
Jodoform 75-47-8 3
Joodmethaan 74-88-4 10 H

Kaliumhydroxide 1310-58-3 2 C
1)
Kalksteen 1317-65-3 10
1)
Kaoline 1332-58-7 10
Katoenstof (ruwe) 0,2
R
Kathon mengsel 55965-84-9 0,2
Ketenen 463-51-4 0,9

173
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

Kobalt (stof en rook)(als Co) 7440-48-4 0,02


Kobaltcarbonyl (als Co) 10210-68-1 0,1
Kobalthydrocarbonyl (als Co) 16842-03-8 0,1
4)
Kolenstof 2
Kooldioxide 124-38-9 9000
Koper (rook) 7440-50-8 0,2
Koper (stof) 7440-50-8 1

Lasrook 5
1)
Leisteen 1344-36-1 10
Lithiumhydride 7580-67-8 0,025
LPG (Liquified Petroleum Gas) 1800
1)
Magnesiumcarbonaat 546-93-0 10
Magnesiumoxide (rook) (als Mg) 1309-48-4 10
Malathion 121-75-5 10 H
Maleïnezuuranhydride 108-31-6 0,4
Mercaptobenzothiazol 149-30-4 4
Methaanthiol 74-93-1 1
Methacrylzuur 79-41-4 70
Methanol 67-56-1 260 H
Methomyl 16752-77-5 2,5 H
2-Methoxyazijnzuur 625-45-6 19
Methoxychloor 72-43-5 10
4-Methoxyfenol 150-76-5 5
Methylacetaat 79-20-9 610
Methylacetyleen 74-99-7 1650
Methylacetyleen/propadieenmengsel (MAPP-gas) 1800
Methylacrylnitril 126-98-7 3 H
Methylamine 74-89-5 6,4 19
N-Methylaniline 100-61-8 2
3-Methylbutanol-1 123-51-3 360
Methylchlooracetaat 96-34-4 5
Methyl-2-cyaanacrylaat 137-05-3 8
Methylcyclohexaan 108-87-2 1600
2)
Methylcyclohexanol 25639-42-3 235
2-Methylcyclohexanon (alle isomeren) 583-60-8 230 H
Methyldemeton 8022-00-2 0,5 H
2-Methyl-4,6-dinitrofenol 534-52-1 0,2 H
Methyleen-bis(4-cyclohexyl-isocyanaat) 5124-30-1 0,11 C H
Methylethylketonperoxide 1338-23-4 1,5 C
Methylformiaat 107-31-3 250 500
Methylisocyanaat 624-83-9 0,05 H
Methylisopropylketon 563-80-4 705
2-Methylpentaan-2,4-diol 107-41-5 125 C
4-Methylpentanol-2 108-11-2 100 H
4-Methyl-3-penteen-2-on 141-79-7 60
2-Methylpropanol-1 78-83-1 150
2-Methylpropanol-2 75-65-0 300
N-Methyl-2-pyrrolidon (damp) 872-50-4 80
Methylstyreen 25013-15-4 50 H
N-Methyl-N,2,4,6-tetranitroaniline 479-45-8 1,5 H
Metribuzine 21087-64-9 5
Mevinfos 7786-34-7 0,1 H

174
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

Mica 12001-26-2 5
4)
2,5
Mierezuur 64-18-6 9
Molybdeen (in water oplosbare 7439-98-7 5
-verbindingen) (als Mo)
Molybdeen (in water onoplosbare 7439-98-7 10
-verbindingen) (als Mo)
Monochloorazijnzuur 79-11-8 4 H
Monocrotophos 6923-22-4 0,25
Monomethylhydrazine 60-34-4 0,35 C H
Morfoline 110-91-8 70 H

Naftaleen 91-20-3 50
α-Naftylthioureum 86-88-4 0,3
Natriumazide 26628-22-8 0,1 0,3 H
Natriumbisulfiet 7631-90-5 5
Natriumdiethyldithiocarbamaat 148-18-5 2
Natrium-2-(2,4-dichloorfenoxy)-ethylsulfaat 136-78-7 10
Natriumfluoracetaat 62-74-8 0,05 H
Natriumhydroxide 1310-73-2 2 C
Natriumpyrithion 3811-73-2; 15922-78-8 1
Nicotine 54-11-5 0,5 H
6)
Nikkel (in water oplosbare -verbindingen (als Ni) 0,1
4-Nitroaniline 100-01-6 6 H
Nitrobenzeen 98-95-3 5 H
4-(2-Nitrobutyl)-morfoline (70% gew.-%) 2224-44-4 0,6
en 4,4’-(2-ethyl-2-nitro-1,3-propandiyl)- 1854-23-5
3)
bismorfoline (20 gew.-%) mengsel
p-Nitrochloorbenzeen 100-00-5 1 H
Nitroethaan 79-24-3 60
Nitromethaan 75-52-5 50
1-Nitropropaan 108-03-2 90
m-Nitrotolueen 99-08-1 6 H
n-Nonaan 111-84-2 1050

n-Octaan 111-65-9 1450


Octachloornaftaleen 2234-13-1 0,1 H
2-n-Octyl-2,3-dihydro-isothia-zol-3-on 26530-20 0,05
Olienevel (minerale olie) 5
Osmiumtetraoxide (als Os) 20816-12-0 0,002
Oxaalzuur 144-62-7 1
Oxalonitril 460-19-5 20
7)
Ozon 10028-15-6 0,120

Paraffinewas (rook) 8002-74-2 2


Paraquat 1910-42-5 0,1
Parathion 56-38-2 0,1 H
Parathionmethyl 298-00-0 0,2 H
Pentaboraan 19624-22-7 0,01
Pentachloorethaan 76-01-7 40
Pentachloorfenol 87-86-5 0,06 H
Pentachloornaftaleen 1321-64-8 0,5
Pentachloornitrobenzeen 82-68-8 0,5

175
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

2-Pentanon 107-87-9 700


3-Pentanon 96-22-0 705
Perchloormethylmercaptaan 594-42-3 0,8
Perchlorylfluoride 7616-94-6 14
Perfluoriso-butyleen 382-21-8 0,082 C
1)
Perliet 8075-36-3 10
Picloram 1918-02-1 10
Picrinezuur 88-89-1 0,1 H
2-Pivalyl-1,3-indandion 83-26-1 0,1
Platina 7440-06-4 1
Platina (in water oplosbare zouten) als Pt 0,002
4)
Poly-acrylzuur 9003-01-4 0,05
Polychloorbifenylen 1336-36-3 0,1 H
Polycyclische aromatische koolwater- 8007-45-2
6)
stoffen (bepaald als oplosbaar in cyclohexaan) 0,2
Polyethyleenglycol (mol.gew. 200-600) 1000
1)
Portland cement 65997-15-1 10
2-Propanol 67-63-0 650 H
Propranolol 525-66-6 2 6
Propionzuur 79-09-4 31 62
Propoxur 114-26-1 0,5
n-Propylacetaat 109-60-4 440 800
Propyleen 115-07-1 900
Propyleendinitraat 6423-43-4 0,3 H
n-Propylnitraat 627-13-4 110
2-Propynol-1 107-19-7 2 H
Pyrethrum 8003-34-7 5
2-Pyridylamine 504-29-0 2
Pyrocatechol 120-80-9 20
Pyrolyseproducten afkomstig van harskern van 0,1
soldeertin (alifatisch aldehyde berekend als formaldehyde)

Resorcinol 108-46-3 45
Rhodium (damp en stof, als Rh) 7440-16-6 0,1
Rhodium (in water oplosbare zouten als Rh) 0,001
Roet (Carbon black) 1333-86-4 3,5
Rotenon 83-79-4 5
1)
Rouge (Fe2O3) 1309-37-1 10
Rubber solvent 1600
1)
Saccharose 57-50-1 10
Salpeterzuur 7697-37-2 1,3
Silaan 7803-62-5 0,7
1)
Silicium 7440-21-3 10
1)
Siliciumcarbide 409-21-2 10
Speksteen 14378-12-2 5
4)
2,5
Stearaten (uitgezonderd die van toxische metalen) 5
Stibine 7803-52-3 0,5
Stikstofmonoxide 10102-43-9 30
Stikstoftrifluoride 7783-54-2 29
Stikstofwaterstofzuur 7782-79-8 0,18
Stoddard solvent 8052-41-3 575

176
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

Stof (inhaleerbaar) 10
Stof (respirabel) 5
Strychnine 57-24-9 0,15
Subtilisinen (proteolytische enzymen) 0,00006 C
Sulfometuron methyl 74222-97-2 5
Sulfurylfluoride 2699-79-8 20
Sulprofos 35400-43-2 1

Tantalium 7440-25-7 5
Tellurium en -verbindingen (als Te) 13494-80-9 0,1
Telluriumhexafluoride (als Te) 7783-80-4 0,2
Temefos 3383-96-8 10
Tereftalaatzuur 100-21-0 10
Terfenylen 26140-60-3 4,5 C
Terpentijnolie 8006-64-2 560
1,1,2,2-Tetrabroomethaan 79-27-6 7 H
Tetrabroomkoolstof 558-13-4 1,4
Tetracarbonylnikkel (als Ni) 13463-39-3 0,35
1,1,1,2-Tetrachloor-2,2-difluorethaan 76-11-9 4170
1,1,2,2-Tetrachloorethaan 79-34-5 7 H
Tetrachloorethyleen 127-18-4 240 H
Tetrachloorkoolstof 56-23-5 12,6 H
Tetrachloornaftaleen 1335-88-2 2 H
Tetraethyldithiopyrofosfaat (TEDP) 3689-24-5 0,1 H
Tetraethyllood (als Pb) 78-00-2 0,05 H
Tetraethylorthosilicaat 78-10-4 85
Tetraethylpyrofosfaat (TEPP) 107-49-3 0,05 H
1,1,1,2-Tetrafluorethaan 811-97-2 4200
Tetramethyllood (als Pb) 75-74-1 0,05 H
Tetramethylorthosilicaat 681-84-5 6
Tetramethylsuccinonitril 3333-52-6 3 H
Tetramethylthiuramdisulfide (TMTD) 137-26-8 5
Tetranitromethaan 509-14-8 0,04
Textielstof 1
Thallium (in water oplosbare 7440-28-0 0,1 H
verbindingen) (als Tl)
4,4’-Thiobis (6-tert-butyl-m-cresol 96-69-5 10
Thioglycolzuur 68-11-1 4 8 H
Thionylchloride 7719-09-7 5 C
Tin (metaal) 7440-31-5 2
Tinoxide 18282-10-5 2
Tinverbindingen (anorganisch uitgezonderd SnH4) (als Sn) 2
Tinverbindingen (organisch) (als Sn) 0,1 0,2 H
1)
Titaandioxide 13463-67-7 10
m-Toluïdine 108-44-1 9 H
p-Toluïdine 106-49-0 9 H
Toxafeen (gechloreerde camfeen 60%) 8001-35-2 0,5 H
Tributylfosfaat 126-73-8 5
8)
Tri-n-butyltinverbindingen (als TBTO) 0,05
Tricarbonyl(methylcyclopentadiënyl)- 12108-13-3 0,2 H
mangaan (als Mn)
Trichloorazijnzuur 76-03-9 1
1,2,4-Trichloorbenzeen 120-82-1 15,1 37,8 H
1,1,1-Trichloorbis(chloorfenyl)ethaan 50-29-3 1

177
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

1,1,2-Trichloorethaan 79-00-5 45 H
2,4,5-Trichloorfenoxyazijnzuur 93-76-5 10
Trichloornaftaleen 1321-65-9 5
Trichloornitromethaan 76-06-2 0,7
Triethanolamine 102-71-6 5
Trifenylfosfaat 115-86-6 3
Triglycidylisocyanuraat 2451-62-9 0,1
Trimangaantetraoxide 1317-35-7 1
Trimethylbenzeen (alle isomeren) 25551-13-7 100
1,2,3-Trimethylbenzeen 526-73-8 100
1,2,4-Trimethylbenzeen 95-63-6 100
1,3,5-Trimethylbenzeen 108-67-8 100
3,5,5-Trimethylcyclohexenon-2 78-59-1 25 C
Trimethylfosfiet 121-45-9 10
Trimethylolpropaan 77-99-6 5
2,4,6-Trinitrotolueen (TNT) 118-96-7 0,1 H
Triorthocresylfosfaat 78-30-8 0,1

Uranium en -verbindingen (als U) 7440-61-1 0,2

Valeriaanaldehyde 110-62-3 175


Vinylacetaat 108-05-4 18
4-Vinylcyclohexeen 100-40-3 0,4
Vinylideenchloride 75-35-4 20

Warfarin 81-81-2 0,1


Waterstofperoxide 90% 7722-84-1 1,4
Wolfram en -verbindingen (als W) 7440-33-7
(in water oplosbaar) 1
(niet in water oplosbaar) 5

m-Xyleen,α,α’-diamine 1477-55-0 0,1 C


Xylidine (alle isomeren) 1300-73-8 2,5

IJzeroxide(rook) (als Fe) 1309-37-1 5


IJzerpentacarbonyl (als Fe) Fe(CO)5 13463-40-6 0,08
IJzerzouten, in water oplosbaar (als Fe) 1
IJzerzout van dicyclopentadieen 102-54-5 10
Yttrium 7440-65-5 1
Yttriumverbindingen (als Y) 1
1)
Zetmeel 9005-84-9 10
Zilver (metaal) 7440-22-4 0,1
Zilververbindingen (in water oplosbaar) (als Ag) 0,01
Zinkchloride (rook) 7646-85-7 1
1)
Zinkdistearaat 557-05-1 10
Zinkoxide (rook) 1314-13-2 5
Ziram 137-30-4 1
Zirconium en -verbindingen (als Zr) 7440-67-7 5
Zoutzuur 7647-01-0 8 15
Zuurstofdifluoride 7783-41-7 0,1 C
Zwavelhexafluoride 2551-62-4 6000

178
Naam van de stof CAS nr. MAC-waarde C MAC-waarde H
TGG 8 uur TGG 15 min.
3 3
mg/m mg/m

Zwaveltetrafluoride 7783-60-0 0,4 C


Zwavelwaterstof 7783-06-4 15
Zwavelzuur 7664-93-9 1

1) Voor deze stof gelden de grenswaarden voor hinderlijk stof. De MAC-waarde voor hinderlijk inhaleerbaar
3 3
stof bedraagt 10 mg/m ; de MAC-waarde voor hinderlijk respirabel stof bedraagt 5 mg/m .
2) Deze bestuurlijke MAC-waarde geldt tot 1 april 2002; vanaf die datum geldt voor deze stof een wettelijke
grenswaarde.
3) Gemeten als formaldehyde.
4) MAC-waarde geldt voor respirabel stof.
5) Bij gelijktijdige blootstelling aan verschillende narcosegassen moet de som van de afzonderlijke
blootstellingsconcentraties als fractie van de afzonderlijke grenswaarden, kleiner zijn dan één.
6) Deze MAC-waarde geldt slechts voor de niet-kankerverwekkende verbindingen.
7) Deze MAC-waarde geldt als 1-uurs tijdgewogen gemiddelde.
8) Omvat de volgende verbindingen: tributyl(tbt)-oxide, tbt-benzoaat, tbt-chloride, tbt-fluoride, tbt-linolaat,tbt-
methacrylaat, tbt-naftenaat.

179
Bijlage 7
behorend bij beleidsregel 4.2-1 Arbobesluit

Additieregel bij blootstellling aan mengsel van stoffen


De wettelijke of bestuurlijke grenswaarde voor een stof geldt in beginsel slechts voor blootstelling aan
de zuivere stof en is niet zondermeer van toepassing als de stof een bestanddeel is van een mengsel
van stoffen waaraan blootstelling plaatsvindt. Het kan namelijk voorkomen dat de schadelijke werking
van een dergelijk mengsel de som is van die van de afzonderlijke stoffen. Hiervan is bijvoorbeeld
sprake bij een mensgsel van verschillende organische oplosmiddelen. Het is ook mogelijk dat bij een
gecombineerde blootstelling de schadelijke effecten van de afzonderlijke stoffen aanzienlijk worden
versterkt c.q. verminderd.

Indien afzonderlijke componenten in een mengsel dezelfde toxische werking op eenzelfde orgaan-
systeem uitoefenen, wordt toetsing van de blootstelling aan de voor elk van die stoffen geldende
grenswaarden als volgt uitgevoerd: de som van alle afzonderlijke blootstellingsconcentraties, als
fractie van de afzonderlijke wettelijke grens- of MAC-waarden, is kleiner zijn dan één. Met andere
woorden:

C1 C2 C3 Cn
------- + ------- + ------- + -------- < 1
MAC1 MAC2 MAC3 MACn

--------

180
Bijlage 8
behorend bij beleidsregel 4.2 -2 Arbobesluit

METHODIEK TER VASTSTELLING VAN DE RISICOKLASSE

1. LEIDRAAD
De procedure om de risicoklasse van de werkzaamheden vast te stellen is hieronder puntsgewijs
beschreven. Tenzij anders is vermeld, loopt u achtereenvolgens alle punten van de leidraad door.
De verklaring van de gebruikte afkortingen en symbolen vindt u aan het einde van deze leidraad.

1.1 Vaststelling van de risicoklasse T


De in de bodem (incl. grondwater) aangetroffen toxische stoffen vormen het startpunt bij de bepaling
van de risicoklasse voor het toxiciteitsrisico van de werkzaamheden (klasse T).

1.1.1 Bekendheid met de aard van de verontreiniging


Als men niet of onvoldoende op de hoogte is van de aard van de verontreiniging - terwijl wel is vastgesteld
dat het om een verontreinigde bodem gaat - dan dient het werk altijd in de hoogste risicoklassen (3T en
2F) ingedeeld te worden. Dat geldt eveneens wanneer er tijdens de sanering nieuwe feiten aan het licht
komen, bijvoorbeeld wanneer er vaten, blikken, bussen e.d. te voorschijn komen.

1.1.2 Asbest in grond


Als de grond verontreinigd is met asbest dan vallen de werkzaamheden in klasse 3T

1.1.3 Vaststelling voorlopige T-klasse


Bepaal voor de verontreinigingen die volgens de grond(water)analyses aanwezig zijn tot welke voorlopige
klasse ze behoren volgens de criteria uit tabel 1. Onder verontreiniging wordt in dit verband verstaan alle
stoffen die vanwege de concentratie waarin zij in de bodem of het grondwater voorkomen, meewegen in
de beslissing of de bodem of het grondwater al dan niet valt onder de definitie van verontreinigde grond of
verontreinigd grondwater, bedoeld in beleidsregel 4.2-2, eerste lid. Dit betekent bijvoorbeeld voor stoffen
met een streefwaarde dat alleen voor díe stoffen die in de bodem of het grondwater aanwezig zijn in
concentraties boven de streefwaarde, de leidraad wordt doorlopen.
Deze voorlopige klasse wordt verder aangeduid met n. Rangschik de stoffen in groepen naar voorlopige
klasse en ga vervolgens met die in de hoogste klasse verder. Als u de hele leidraad heeft doorlopen voor
een verontreiniging, komt u uit in een bepaalde klasse. U begint dan met de volgende verontreiniging. Dit
herhaalt u net zolang tot u zeker weet dat nogmaals doorlopen van de leidraad met een volgende stof,
niet zal leiden tot een hogere klasse. Met andere woorden, indien op basis van een bepaalde stof de
werkzaamheden in de hoogste T-klasse worden ingedeeld, hoeft u de leidraad niet nogmaals voor een
andere stof te doorlopen, en is de definitieve T-klasse bereikt. Indien de werkzaamheden echter in een
lagere risicoklasse worden ingedeeld, moet de leidraad nogmaals doorlopen worden voor de overige
stoffen.
In plaats van met de hoogste klasse kan ook begonnen worden met de stoffen waarvoor de hoogste
concentraties zijn aangetroffen.

Tabel 1 Indelingscriteria (voorlopige) T-klassen

Voorlopige LD50 rat LD50 rat/konijn LC50 rat Carcino-


klasse oraal percutaan inhalatoir geniteit
(mg/kg) (mg/kg) (mg/l/4 uur)

0T > 2000 > 2000 > 20 -


1T 200 - 2000 400 - 2000 2 - 20 -
2T 25 - 200 50 - 400 0,5 - 2 -
3T < 25 < 50 < 0,5 Stoffen die voldoen aan de definitie voor
kankerverwekkende stoffen zoals genoemd
in artikel 4.11 van het Arbobesluit

Opmerking: De hoogste hieruit voortvloeiende klasse prevaleert.

181
1.1.4 Kookpunt
o
Is het kookpunt > 350 C?
Zo ja, dan wordt vanwege de zeer geringe vluchtigheid van die stof de voorlopig vastgestelde klasse met
één verlaagd hetgeen in een definitieve klasse (n-1)T resulteert, tenzij blijkt (volgens punt 1.1.6) dat dit
vanwege de mogelijkheid van verspreiding in de vorm van stofdeeltjes niet verantwoord is. Ga verder met
vraag 1.1.6.
Zo nee, ga verder met de volgende vraag.

1.1.5 Dampspanning
3 o
Is 10 . Pd (mbar, 20 C) <MAC (ppm)?
Zo ja, dan wordt vanwege het feit dat het onwaarschijnlijk is dat de MAC-waarde bereikt wordt de
definitieve klasse één lager ofwel (n-1)T, tenzij blijkt (volgens punt 1.1.6) dat dit om de hiervoor ge-
noemde reden niet verantwoord is.
Zo nee, ga verder met vraag 1.1.7.

1.1.6 Concentratie in de grond


Deze vraag is alleen van belang voor niet-vluchtige stoffen in de bodem. Door middel van de volgende
deelvragen wordt een inschatting gemaakt van de kans op overschrijding van MAC-waarden voor de
verontreinigingen ervan uitgaande dat de blootstelling aan "bodemstof" ten hoogste de stofnorm is, dus
3
maximaal 10 mg/m .
Na beantwoording van de vragen 1.1.6.1; 1.1.6.2 en 1.1.6.3 heeft u voor de betreffende niet-vluchtige
verontreiniging de definitieve risicoklasse bereikt. Eventueel kunt u hierna verder gaan met het doorlopen
van de leidraad voor de volgende verontreiniging.

1.1.6.1
Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht
4
niet uitgesloten mogen worden geacht (dit is het geval als cg/MAC > 10 )? In dat geval dient verlaging van
klasse waartoe onder punt 1.1.4 of 1.1.5 in principe besloten werd achterwege te blijven.

1.1.6.2
Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht
3 4
een gering risico vormen (dit is het geval als cg/MAC > 10 , maar < 10 ) ? In dat geval kan de definitieve
klasse (n-1) worden.

1.1.6.3
Is de concentratie in de grond dusdanig dat schadelijk te achten concentraties verontreiniging in de lucht
3
een zeer gering risico vormen (dit is het geval als cg/MAC < 10 )? In dat geval kan de definitieve klasse
(n-2) worden.

1.1.7 Vóórkomen van de stof in grond(water)


Deze en de volgende vraag zijn alleen van belang voor de vluchtige verontreinigingen in de bodem (dus
als vraag 1.1.4 en 1.1.5 beide met "nee" zijn beantwoord).
Bevindt de stof zich volgens de onderzoeksgegevens uitsluitend in het grondwater? Zo nee, dan is een
rekenkundige schatting van de kans op een mogelijke overschrijding van de MAC-waarde door de vele
van invloed zijnde factoren vrijwel onmogelijk. Verlaging van klasse dient dan ook voor die situaties
waarin de verontreiniging zich niet in de waterfase bevindt in eerste instantie achterwege gelaten te
worden. Verhoging van risicoklasse dient onder andere overwogen te worden wanneer het hoge
concentraties verontreiniging en bovendien grond met slechte adsorptie-eigenschappen (zandgrond)
betreft. Neem bij de overwegingen ook de uitkomst van punt 1.1.5 in beschouwing. Blijkt daar dat de
theoretische kans dat de MAC-waarde overschreden wordt zeer minimaal is (dit geldt dus ook voor de
maximaal ongunstige omstandigheden), dan lijkt handhaving in de voorlopige klasse voor gunstiger
omstandigheden vooralsnog voldoende. In dergelijke situaties dient men echter altijd zeer alert te zijn.
Indien de stof zich niet alleen in het grondwater bevindt, heeft u voor de betreffende vluchtige veront-
reiniging de definitieve risicoklasse bereikt. Eventueel kunt u hierna verder gaan met het doorlopen van
de leidraad voor de volgende verontreiniging.

182
1.1.8 Schatting van de mogelijkheid op overschrijding van de MAC-waarden
Bevindt de stof zich wel alleen in het grondwater, dan kan met behulp van de volgende formule geschat
worden hoe groot de kans op overschrijding van de MAC-waarde is op het moment dat er afgraving van
grond beneden de grondwaterspiegel plaatsvindt:
Cl
-1 3
Cg = (1 + 800.u) .10 . ────. Pd
Cl,max

De afleiding en onderbouwing van deze formule is te vinden in het rapport "Veiligheid en gezondheid bij
bodemsanering" door H.W.T.J. van Ingen. Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden. Amster-
dam, mei 1986. Hier zal de formule slechts daar waar strikt noodzakelijk worden toegelicht.

De fysische grootheden Cl,max en Pd zijn in handboeken te vinden. Verder stelt Cl de concentratie voor
waarin de betreffende stof in het grondwater is aangetroffen. Men neme de hoogste concentratie die in de
onderzoeken is vastgesteld.

Met de grootheid u (luchtsnelheid) wordt de mate van luchtverversing aangegeven. De waarde daarvan is
afhankelijk van de omstandigheden waaronder gewerkt wordt. Die omstandigheden zijn vertaald naar een
luchtsnelheid. Alhoewel de gekozen groottes van de luchtsnelheid mede gebaseerd zijn op wind-
statistieken e.d. is deze luchtsnelheid niet vergelijkbaar met windsnelheden. Het betreft hier in feite een
fictieve luchtsnelheid (zie voor de bepaling van de grootte van "u" de paragrafen 1.1.8.1 en 1.1.8.2).

1.1.8.1 Eventuele verhoging van T-klasse


Betreft het een stof uit de voorlopige klasse 1, ga dan na of bij een u = 1 m/s de MAC-waarde over-
schreden kan worden. Ofwel ga na of:
Cl
Cg = 1,25 . ──── . Pd > MAC
Cl,max

Zo ja, dan betekent dit een aanzienlijke kans op overschrijding van de MAC-waarde tijdens het werk. De
voorlopige klasse wordt dan ook met één verhoogd: definitieve klasse 2T.

Opmerking
Uit deze en volgende kwantificeringen blijkt ook of het zinvol is om specifiek op bepaalde stoffen te gaan
meten.

1.1.8.2 Eventuele verlaging van T-klasse


Voor de stoffen uit de voorlopige klassen 2 en 3 dienen de omstandigheden te worden geanalyseerd die
van invloed zijn op de luchtverversingsgraad voor de werkers. Dat gebeurt aan de hand van een drietal
vragen.
De antwoorden daarop bepalen welke waarde voor de luchtsnelheid moet worden aangehouden bij
gebruik van de formule. Indien blijkt dat:
Cl
-1 3
Cg = (1 + 800u) .10 . ──── . Pd > MAC
Cl,max

dan wil dat zeggen dat - de specifieke omstandigheden op de betreffende werkplek in ogenschouw
nemend - overschrijdingen van de MAC-waarde mogelijk zijn. De voorlopige klasse dient in dat geval te
worden gehandhaafd: nT. Wanneer echter Cg < MAC, dan bestaat slechts een geringe kans op over-
schrijding en kan tot een lagere definitieve klasse worden overgegaan: (n-1)T.

De vragen ter bepaling van de waarde van de luchtsnelheid "u" volgen hieronder:
- Is de locatie zodanig door hoge obstakels omgeven dat de wind er daardoor beduidend minder "vat" op
heeft?
Hierbij kan gedacht worden aan hoge gebouwen, muren, zandlichamen of bossen aan verschillende
zijden van de locatie waardoor deze in de luwte ligt. Ook intensieve bebouwing in de buurt zoals een
locatie in een stad kan dit effect geven, zonder dat die locatie echt begrensd wordt door hoge
obstakels.

183
- Is de diepte van de ontgraving - in verhouding tot de horizontale omvang ervan - zodanig dat de
luchtverversing "in de put" duidelijk belemmerd wordt?
Als vuistregel kan aangehouden worden dat dit het geval is indien:
h/d > 0,2
waarin: h = hoogte van de put
d = (equivalente) diameter van de put
Opmerking: Voorwaarde is dat de ademzone beneden het maaiveld ligt.
- Wordt er voortdurend of zeer regelmatig vlak bij de verontreinigde grond intensief gewerkt? Hierbij
moet gedacht worden aan intensief handmatig grondwerk, bijvoorbeeld wanneer kabels, leidingen of
buizen die intact dienen te blijven ontgraven moeten worden.

Het aantal keer dat "ja" is gescoord op bovenstaande vragen wordt naar een waarde van "u" vertaald
volgens tabel 2.

Tabel 2 Luchtsnelheid als functie van de omstandigheden

ja u(m/s)

0x 1
1x 0,1
2x 0,01
3x 0

De genoemde belastende omstandigheden zijn voor saneringslocaties veelal allemaal - doch niet ten
volle - van toepassing. Om die reden en om niet telkens gecompliceerde afwegingen te hoeven maken
kan het beste voor elk werk als uitgangspunt een u = 0,1 m/s gehanteerd worden.

1.2 Vaststelling van de risicoklasse F

De verschillende klassen zijn geënt op situaties zoals die op afgravingslocaties en andere plaatsen waar
grondverzet uitgevoerd wordt, voorkomen. Zij zijn niet bedoeld voor werkzaamheden in verontreinigde
grond of verontreinigd grondwater waarbij hoge temperaturen worden toegepast, zoals laswerkzaamhe-
den in een sleuf.

1.2.1 Geringe ontvlambaarheid


o
Heeft de stof een vlampunt boven de 55 C? Zo ja, dan valt dit werk in klasse 0F aangezien er in de
praktijk geen risico bestaat voor een gaswolkexplosie. U bent klaar met de indeling in een F-klasse voor
de betreffende stof.

1.2.2 Klasse 1F
o o
Heeft de stof een vlampunt tussen 21 C en 55 C? Zo ja, dan valt het werk in klasse 1F.

1.2.2a Eventuele (tijdelijke) verhoging van de F-klasse


Is de buitentemperatuur tijdens de werkzaamheden hoger dan het vlampunt van de stof? Zo nee, dan
blijft het werk op basis van deze stof ingedeeld in klasse 1F en bent u klaar met de beoordeling van deze
stof. Zo ja, dan wordt tot zolang dit het geval is, de klasse van de werkzaamheden verhoogd tot klasse
2F. Ga verder met vraag 1.2.4.

1.2.3 Klasse 2F
o
Heeft de stof een vlampunt kleiner dan 21 C en komt hij behalve in het grondwater ook in niet te
verwaarlozen hoeveelheden in de grond voor? Zo ja, dan is klasse 2F van toepassing voorzover het
werkzaamheden aan die grond betreft.

184
1.2.4 Eventuele verlaging van F-klasse
Ga met onderstaande formule na of voor deze - alleen in het grondwater voorkomende - stof de LEL
(lower exposure limit) bereikt kan worden in een situatie waarin in het geheel geen luchtverversing
optreedt (u = 0 m/s). Het spreekt voor zich dat deze berekening slechts dan zin heeft indien daarbij alle
kwantificeerbare bijdragen aan de vorming van een mogelijk explosief damp/luchtmengsel worden
meegenomen:
Cl
3
Cg = 10 . ──── . Pd
Cl,max

Cg1 Cg2 Cgn


───── + ──── + ....... + ─── > 1
LEL1 LEL2 LELn

let wel: Cg en LEL in dezelfde eenheid (ppm of vol %)


Zo nee dan is het ontstaan van een explosief damp/luchtmengsel theoretisch onwaarschijnlijk en is klasse
1F voldoende. Zo ja, dan valt het werk definitief in de 2F-klasse.

Gebruikte afkortingen en symbolen

cg = concentratie in de bodem (mg/kg)


Cg = dampconcentratie in de lucht (ppm(v/v))
Cl = concentratie in grondwater (µg/l)
o
Cl,max = max. oplosbaarheid in water bij 20 C (µg/l)
o
Pd = dampspanning bij 20 C (mbar)
u = luchtsnelheid (m/s)

185
Bijlage 9
behorend bij beleidsregel 4.3 Arbobesluit

Bijlage II bij Richtlijn 88/379/EEG (PbEG L 187)

BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE BEPAALDE PREPARATEN


Bijzondere bepalingen betreffende het kenmerken

A. Als gevaarlijk in de zin van artikel 3 ingedeelde preparaten


1. Aan het grote publiek verkochte preparaten
1.1 Op het etiket van de verpakking van dergelijke preparaten moeten, naast de specifieke veiligheidsaanbevelingen, de
volgende veiligheidsaanbevelingen, overeenkomstig de in bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG vastgestelde criteria ook de
gepaste veiligheidsaanbevelingen S 1, S 2, S 45 en S 46 zijn aangebracht.
+
1.2 Indien dergelijke preparaten als zeer vergiftig (T ), vergiftig (T) of corrosief (bijtend)(C) zijn ingedeeld en het materieel
onmogelijk is de bedoelde informatie op de verpakking zelf aan te brengen, dient de verpakking van dergelijke preparaten
vergezeld te gaan van een nauwkeurige en voor ieder begrijpelijke gebruiksaanwijzing die, zo nodig, aanwijzingen bevat voor
de vernietiging van de lege verpakking.
2. Preparaten die bestemd zijn om te worden verstoven
Op het etiket van de verpakking van dergelijke preparaten is de vermelding vereist van veiligheidsaanbeveling S 23 in combinatie
met veiligheidsaanbeveling S 38 of S 51, overeenkomstig de in bijlage VI van Richtlijn 67/548/EEG vastgestelde criteria.
3. Preparaten die een stof bevatten waaraan de zin R 33 ( "gevaar voor cumulatieve effecten") is toegekend
Op het etiket van een preparaat dat ten minste één stof bevat waaraan de standaardzin R 33 is toegekend, dient, als de
concentratie van deze stof in het preparaat 1 % of meer bedraagt - tenzij in bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG een andere
waarde is vastgesteld -, de volledige tekst te zijn aangebracht van zin R 33 als vermeld in bijlage III van Richtlijn 67/548/EEG.
4. Preparaten die een stof bevatten waaraan vermelding R 64 ( "kan gevaarlijk zijn voor baby's die borstvoeding krijgen")
is toegekend
Op het etiket van een preparaat dat ten minste één stof bevat waaraan de standaardzin R 64 is toegekend, dient, als de
concentratie van deze stof in het preparaat 1 % of meer bedraagt - tenzij in bijlage I van Richtlijn 67/548/EEG een andere
waarde is vastgesteld -, de volledige tekst te zijn aangebracht van zin R 64 als vermeld in bijlage III van Richtlijn 67/548/EEG.

B. Andere, al dan niet als gevaarlijk in de zin van artikel 3 ingedeelde preparaten
1. Loodhoudende preparaten
1.1 Verven en vernissen
Op het etiket van de verpakking van verven en vernissen met een volgens ISO-norm 6503-1984 vastgesteld totaal loodgehalte
van meer dan 0,15% (uitgedrukt in gewicht van het metaal) van het totale gewicht van het preparaat, moet de volgende
vermelding zijn aangebracht:
"Bevat lood. Mag niet worden gebruikt voor voorwerpen waarin kinderen kunnen bijten of waaraan kinderen kunnen
zuigen."
Bij verpakkingen met een inhoud van minder dan 125 mililiter luidt de vermelding als volgt:
"Opgelet! Bevat lood."
2. Preparaten die cyanoacrylaat bevatten
2.1 Lijmen
Op de verpakking die lijm op basis van cyanoacrylaat direct omsluit moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
"Cyanoacrylaat
Gevaarlijk !
Kleeft binnen enkele seconden aan huid en ogen vast.
Buiten het bereik van kinderen houden.".
Bij de verpakking dienen de toepasselijke veiligheidsaanbevelingen te worden gevoegd.
3. Preparaten die isocyanaten bevatten
Op het etiket van de verpakking van preparaten die isocyanaten (monomeer, oligomeer, prepolymeer, enz., als zodanig of in
een mengsel) bevatten, moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
"Bevat isocyanaten.
Zie de aanwijzingen van de fabrikant.".
4 Preparaten die epoxyverbindingen met een gemiddeld molecuulgewicht van 700 of lager bevatten
Op het etiket van de verpakking van preparaten die epoxyverbindingen met een gemiddeld molecuulgewicht van 700 of lager
bevatten, moeten de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
"Bevat epoxyverbindingen.
Zie de aanwijzingen van de fabrikant.".
5. Aan het grote publiek verkochte preparaten die actief chloor bevatten
De verpakking van preparaten die meer dan 1 % actief chloor bevatten, moet van de volgende bijzondere vermelding zijn
voorzien:
"Opgelet! Niet in combinatie met andere produkten gebruiken; er kunnen gevaarlijke gassen (chloor) vrijkomen.".
6. Preparaten die cadmium (legeringen) bevatten en die zijn bestemd om te worden gebruikt voor het lassen en solderen
Op de verpakking van dergelijke preparaten moeten leesbaar en onuitwisbaar de volgende vermeldingen zijn aangebracht:
"Opgelet! Bevat cadmium.
Bij het gebruik ontwikkelen zich gevaarlijke dampen.
Zie de aanwijzingen van de fabrikant.
Neem de veiligheidsvoorschriften in acht.".
_____________

186
Bijlage 10
behorend bij beleidsregel 4.9 -2 Arbobesluit

Tabel lasprocessen

Processen Bijzonderheden Red.Fact. Maatregelen, zie Hulptabel ruimteventilatie


1)
I TIG lassen Alle materialen, m.u.v. Al 1 Ruimteventilatie, RV(C)
Plasma lassen Alle materialen
Plasma snijden Onder water
Druklassen Alle materialen
Autogeen lassen Alle materialen
Onder poederdek Alle materialen
1)
II TIG lassen Aluminium 2 Ruimteventilatie, RV(B) +
Hardsolderen Zonder cadmium verbeterde laskap

III Hardsolderen Met cadmium 5 Ruimteventilatie, RV(C) +


Lassen beklede el. Geen RVS-, Be-, V-leg. verbeterde laskap +
MIG/MAG, mass. dr. Geen RVS-, AL-, Be-, V-leg. bronafzuiging
MIG/MAG, gev. dr. Met beschermgas
Plasma snijden Boven water
Autogeen snijden Alle materialen
1)
IV Lassen geverfd mat. Geen rode loodmenie 10 Ruimteventilatie, RV(C) +
Electr. gutsen Alle materialen persoonlijke ademhalingsbescherming
Draadvlamspuiten Niet Cu-legeringen
1)
V Lassen beklede el. RVS-, BE-, V- legeringen 30 Afgescheiden gevent. ruimte, LK(A) +
MIG/MAG RVS persoonlijke ademhalingsbescherming

VI MIG/MAG, mass dr. Al-, Cu-, Be-, V- legeringen 50 Afgescheiden gevent. ruimte, LK(C) +
persoonlijke ademhalingsbescherming +
bronafzuiging

VII Draadvlamspuiten Cu- legeringen 100 Afgescheiden gevent. ruimte, LK(B) +


MIG/MAG, gev. draad Gasloos, geen Ba 100 persoonlijke ademhaligsbescherming +
MIG/MAG, gev. Draad Gasloos, wel Ba >100 bronafzuiging
Lassen geverfd mat. Rode Loodmenie >100

Hulptabel ruimteventilatie

Capaciteit van de ruimteventilatie per lasser bij een inschakelduur van 35 %, uitgaande van lasstroom of brandernummer.
2
Stroom Brander Mechanische ventilatie in m3/uur Nat. vent. opp m
Ampere nummer
RV(C) RV(B) LK(A) LK(B) LK(C) RV(C) RV(B)

100 5 1200 2600 3600 2600 1200 1,0 2,0


150 6 1800 3800 5400 3800 1800 1,5 3,0
200 7 t/m 9 2300 5100 7200 5100 2300 2,0 4,0
250 2900 6400 9000 6400 2900 2,5 5,0
300 3450 7700 10800 7700 3450 3,0 6,0
350 4050 9000 12500 9000 4050 3,5 7,0

RV = ruimteventilatie
LK = lokale ventilatie

1) Indien naast de voorgeschreven voorzieningen bronafzuiging met afvoer naar buiten wordt gebruikt als aanvullende voor-
ziening, dan mag de capaciteit van de ruimteventilatie 1/5e deel zijn van de oorspronkelijk voorgeschreven capaciteit.

187
Bijlage 11
behorend bij beleidsregel 4.9-5 Arbobesluit

Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan inhalatie anesthetica in ziekenhuizen

Hierna volgt zowel in het algemeen als voor de onderscheiden werkzaamheden bij de toediening van
of mogelijke blootstelling aan inhalatie anesthetica, welke apparatuur en/of werkwijze, gelet op de
mogelijkheden en uitgaande van de stand van de techniek, toegepast moeten worden teneinde bij die
werkzaamheden het risico op blootstelling aan inhalatie anesthetica doeltreffend te beheersen.

werkzaamheid toe te passen maatregel/methode


1. algemeen bij a. Een goed werkend evacuatie-/anesthesiegasafvoersysteem (voorzien van
toediening van CE-markering en conform NEN-EN 740:1998 “Anesthesie-systemen en hun
inhalatie modulaire componenten - Bijzondere eisen”, inclusief correctieblad
anesthetica C1:1999) is aangesloten op het anesthesietoestel.
b. Uit het anesthesietoestel weggezogen gassen en dampen worden terug-
met inbegrip van gevoerd in het toestel dan wel afgevoerd in het evacuatie-/anesthesiegas-
onderhoud van afvoersysteem.
apparatuur en c. De verdampers zijn lekvrij en voldoen aan NEN-EN 1280-1:1997 ”Medica-
‘buitenposten’ menten-afhankelijke vulsystemen voor anesthesie-verdampers - Deel 1:
zoals CT-scan, Vulsystemen met rechthoekige codering”, inclusief aanvulling A1:2000.
MRI-scan, d. Er worden vulsystemen gebruikt die voldoen aan NEN-EN 1280-1:1997
hartcatherisatie, “Medicamenten-afhankelijke vulsystemen voor anesthesie-verdampers -
verloskamer Deel 1: Vulsystemen met rechthoekige codering”, inclusief aanvulling
A1:2000.
e. Nieuw aan te schaffen apparatuur voldoet aan het gestelde onder a tot en
met d. Bestaande apparatuur voldoet hieraan per 1-1-2004.
f. Er is voldoende ventilatievoud in alle ruimten waar blootstelling aan inhalatie
anesthetica mogelijk is. Hierbij geldt een ventilatievoud voor de operatieka-
mer van 20, voor de verkoeverkamer van 10 en voor andere ruimten van 6.
g. De intubatie is - indien medisch mogelijk - met cuffs en gecontroleerde
cuffdruk.
h. De aan- en afschakeling van de apparatuur is zodanig dat er zo weinig
mogelijk inhalatie anesthetica vrij komen.
i. Het hele systeem wordt in het kader van periodiek onderhoud aan de hand
van een onderhoudsprotocol onder meer 2 maal per jaar gecontroleerd op
lekkages. De schriftelijk neergelegde gegevens worden getoetst.
j. Bij het toedienen van anesthesie met vluchtige anesthetica door middel van
een niet-gesloten systeem wordt gebruikt gemaakt van bronafzuiging;
bijvoorbeeld een dubbelmasker of een apparaat met gecombineerd dubbel-
neus- en kinmasker.
k. Er is een protocol beschikbaar waaruit blijkt op welke wijze en onder wiens
verantwoordelijkheid de uitvoering van het onder a tot en met j gestelde is
gewaarborgd. Aan het protocol is een schriftelijke werkinstructie voor het
betrokken personeel verbonden.
2. inleiding van de → Indien technisch/medisch mogelijk wordt lachgas (of andere inhalatie
operatie anesthetica) door 100% zuurstof of een zuurstof/luchtmengsel vervangen.
3. uitleidende fase → De patiënt wordt gedurende enige tijd (de tijd is afhankelijk van diverse
factoren en wordt in het protocol aangegeven) 100% zuurstof dan wel een
zuurstof/luchtmengsel toegediend.
4. pre-recovery fase/- → Indien de patiënt hoest wordt uit de hoestrichting gebleven.
verkoeverkamer
5. sludertechniek → Er wordt gebruik gemaakt van een dubbelmasker.

188
Bijlage 12
behorend bij beleidsregel 4.18 -2 Arbobesluit

PRAKTIJKRICHTLIJN ROETMETING

Inleiding

Bij werkzaamheden zoals de roetmeting komen uitlaatgassen vrij. Tevens ontstaat lawaai. De
uitlaatgassen van diesels bevatten kankerverwekkende stoffen. Daarom moet de werkgever
bronmaatregelen treffen om blootstelling te voorkomen of, indien dit niet mogelijk is, te beperken tot
een zo laag mogelijk niveau. De blootstelling aan lawaai moet zoveel mogelijk worden voorkomen of
beperkt. De garagehouder is op grond van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 verplicht hiervoor
beschermende technische en organisatorische maatregelen te treffen.

Deze praktijkrichtlijn geeft aanwijzingen voor de te treffen maatregelen. De voorgestelde maatregelen


zijn bedoeld om te komen tot een zogenaamde “nulemissie” van dieseluitlaatgassen. De aanwijzingen
zijn toegespitst op de roetmeting.

A. Maatregelen ter voorkoming van blootstelling aan uitlaatgassen

Er dient een afzuiginstallatie te zijn gemonteerd die zodanig is uitgevoerd dat blootstelling aan
kankerverwekkende stoffen wordt voorkomen, mits dat technisch uitvoerbaar is, zonder dat de uitslag
van de meting hierdoor wordt beïnvloed. Hieraan wordt voldaan indien de afzuiginstallatie minimaal
bestaat uit de volgende onderdelen en deze op de juiste wijze zijn gemonteerd of geplaatst zoals
aangegeven door de fabrikant van de afzuiginstallatie:
a. een afzuigventilator met voldoende capaciteit voor de te keuren voertuigen;
b. bij voorkeur een afvoerslang die de uitlaat volledig omsluit (bijvoorbeeld een manchet). Een trechter
is ook toegestaan mits deze direct achter de uitlaatopening kan worden geplaatst op zodanige wijze
dat er geen of nagenoeg geen ruimte is tussen de trechter en de uitlaatopening;
c. een inrichting die ervoor zorgt dat de uitlaatgassen die door de roetmeter gaan eveneens worden
afgevoerd en
d. afvoerkanalen die bovenstaande onderdelen met elkaar verbinden waardoor de uitlaatgassen op
doelmatige wijze direct naar buiten worden afgevoerd.

De afzuiginstallatie mag de roetmeting niet nadelig beïnvloeden. Dit is herkenbaar aan een
goedkeuring afgegeven door het Nmi.

B. Beperking van de blootstelling aan geluid

Doordat het toerental van de dieselmotor bij de roetmeting enkele malen tot het afregeltoerental moet
worden opgevoerd, kunnen er gedurende de test zodanige hoge geluidsniveaus voorkomen dat de
wettelijke grens voor schadelijk geluid wordt overschreden. Geluidsbronnen mogen in beginsel geen
equivalent geluidsniveau op de arbeidsplaats veroorzaken van meer dan 85 dB(A), tenzij dat in
redelijkheid niet kan worden gevergd. Als dat laatste het geval is, moeten organisatorische maat-
regelen worden genomen om ervoor te zorgen dat zo weinig mogelijk werknemers aan de schadelijke
geluidsniveaus blootstaan en moet de blootstellingsduur zo ver worden gereduceerd dat het bloot-
stellingsniveau gemiddeld over een representatieve werkdag tot beneden de grens van 85 dB(A) wordt
gereduceerd. Aan werknemers die tijdens hun werk blootstaan aan equivalente geluidsniveaus boven
80 dB(A) moet de werkgever passende gehoorbeschermingsmiddelen beschikbaar stellen.
Het is van groot belang dat de werkgever de juiste maatregelen treft en zijn werknemers op de juiste
wijze instrueert en controleert. Bij het niet naleven van onderstaande voorschriften kan de werknemer
worden blootgesteld aan hoge geluidsniveaus die gehoorbeschadiging kunnen veroorzaken.

189
Maatregelen
Ter voorkoming van gehoorbeschadiging worden derhalve de volgende maatregelen voorgeschreven:
• de roetmeting dient zo mogelijk in een aparte ruimte te worden uitgevoerd;
• de roetmeting moet zoveel mogelijk worden uitgevoerd gedurende perioden dat er weinig of geen
collega’s in dezelfde ruimte aanwezig zijn;
• de roetmeting moet worden uitgevoerd met gesloten motorkap;
• de werknemer die de roetmeting uitvoert, dient in het voertuig plaats te nemen en gehoorbescher-
ming te dragen;
• de plaats waar de grens van 85 dB(A) wordt overschreden moet worden afgebakend (bijvoorbeeld
met belijning op de vloer) en gemarkeerd met waarschuwingsborden conform artikel 8.4 Arbo-
besluit;
• werknemers die in deze gemarkeerde zone werkzaam zijn dienen gehoorbescherming te dragen.

Het geluidsniveau waar een werknemer gedurende een werkdag aan wordt blootgesteld wordt bepaald
door het totaal aan werkzaamheden dat werknemers uitvoeren en de equivalente geluidsniveaus
tijdens uitvoering van de werkzaamheden. De werkgever is verplicht de gevaren van de blootstelling
aan geluid voor de gezondheid van de werknemers zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd te
voorkomen of te beperken. De ernst van de situatie moet daarbij afgewogen worden tegen met name
de technische, operationele en economische haalbaarheid van de te nemen maatregelen.

190
Bijlage 13
behorend bij beleidsregel 4.18 -4 Arbobesluit

In onderstaande tabel 1 is bij de onderscheiden werkzaamheden aangegeven welke apparatuur en/of werkwijze, gelet op de mogelijkheden en uitgaande van de stand der techniek, toegepast moet
worden teneinde de concentratie kwartsstof waaraan werknemers worden blootgesteld zo veel mogelijk te beheersen.
In verschillende situaties is de ontwikkeling van technieken evenwel nog onvoldoende om de blootstelling aan kwartsstof te beperken tot een niveau dat onder de wettelijke grenswaarde ligt. Het is dan
noodzakelijk om persoonlijke beschermingsmiddelen toe te passen volgens de keuzesystematiek van tabel 2 en de daarbij behorende onderdelen b. tot en met g. In onderstaande tabel 1 is in de laatste
kolom aangegeven in welke situaties in elk geval ademhalingsbeschermingsmiddelen noodzakelijk zijn. De ademhalingsbeschermingsmiddelen dienen te voldoen aan het gestelde in het onderdeel b.
onder tabel 2.

Tabel 1: werkzaamheden die voorkomen tijdens een bouw- of sloopproces en de daarbij te nemen beheersmaatregelen ter voorkoming van kwartsblootstelling.

Soort werk Toe te passen apparatuur en/of werkwijze Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen Aanvullende adem-
halingsbescherming
1)

1. Hakken van voegen a. Elektrische of pneumatische hakhamer a. geen Neen

b. Handmatig hakken b. geen Neen


2. Slijpen van voegen a. Haakse slijper met stofafzuiging a. 1. Met behulp van de omkapping is de slijper aangesloten op een stofafzuiging Neen
2. Stof wordt direct aan het te bewerken oppervlak, via de omkapping, door de
afzuigmond afgezogen
3. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een
filtersysteem waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt
met een afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)

b. Haakse slijper met watertoevoer en waterafzuiger b. 1. Het water wordt toegevoerd in de vorm van een nevelstraal Neen
2. De slijper is met behulp van een omkapping aangesloten op een waterafzuiging.
3. De nevelstraal wordt direct door de omkapping afgevangen.

3. Slijpen van wanden, plafonds a. (Hand-)slijpmachine met watertoevoer en a. De slijpmachine is zodanig uitgevoerd dat tijdens het slijpen een continue water- Neen
en vloeren in kleine ruimten en waterafzuiger stroom wordt toegevoerd
langs randen van grote
vloeroppervlakken b. Alleen wanneer toepassing van water niet mogelijk b. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem ja
is i.v.m. waterschade aan belendende waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met
bouwelementen is een (hand)slijpmachine met afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)
stofafzuiging toegestaan
4. Slijpen van grote vloer- Slijpmachine met omkapping en stofafzuiging De afzuiging is van dusdanige kwaliteit dat deze gruis en stof afzuigt . ja
oppervlakken (droog slijpen)

5. Stralen van vloeren Straalmachine met stofafzuiging De straalmachine is voorzien van een nauwe aansluiting op het te stralen oppervlak. Neen
(droog stralen) De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem
waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met

191
Soort werk Toe te passen apparatuur en/of werkwijze Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen Aanvullende adem-
halingsbescherming
1)

afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)


6. Stralen van wanden of gevels Hogedruk-waterstralen, neveljetstralen of Het straalmiddel bevat minder dan de toegestane 1% kwarts Ja
(nat stralen) vochtnevelstralen

7. Boren:

2)
a. Bij seriewerk Nat boren. Boormachine met integrale water- De boormachine wordt: Neen
voorziening 1. bevestigd op een statief dat verrijdbaar en in hoogte verstelbaar is en
2. op afstand bediend door de werknemer
b. In harde materialen zoals
beton en in kalkzandsteen
- gaten tot 50 mm Droog boren. Boormachine met geïntegreerde De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem Neen
afzuiging en op maat gemaakte stofafzuigkap waarbij als eindfilter een hepafilter, of een een microfilter wordt gebruikt met
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP).
- gaten vanaf 50 mm Nat boren. Kernboormachine met integrale -- Ja
watervoorziening

c. In zachte materialen
zoals baksteen (behou-dens
klinkers), poriso-stenen,
gasbeton en cellenbeton
- gaten tot 100 mm Droog boren; kernboormachine met stofafzuiging 1. Het stof wordt door de boorkern heen afgezogen Neen
2. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem
waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)

- gaten vanaf 100 mm Nat boren; kernboormachine met integrale Bij materialen die niet te nat mogen worden, wordt een wateropvangring gebruikt om Ja
watervoorziening weglekkend water zoveel mogelijk op te vangen

8. Frezen van sleuven in Freesmachine met watertoevoer en afzuiging 1. De watertoevoer vernevelt of sproeit het water op het freeswiel Ja
- keramische bouwmaterialen 2. De afzuiging zuigt het stof met het water af
zoals baksteen (behoudens
klinkerkwaliteit ), gas- of
cellenbeton-elementen en
kalkzandsteen

- harde bouwmaterialen zoals Freesmachine met dubbele zaagbladen, 1. De watertoevoer is nauwkeurig af te regelen Neen
beton, klinkers en de hardere watertoevoer en scharnierende beschermkap 2. De afzuigkap sluit nauw aan op de ondergrond, ook bij het aanzetten van de

192
Soort werk Toe te passen apparatuur en/of werkwijze Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen Aanvullende adem-
halingsbescherming
1)

kalkzandsteensoorten zaagsnede

9. zagen van:
- grindvloeren, al dan niet Zaagmachine met zaagkap en afzuiging De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem Ja
kunstharsgebonden. waarbij als eindfilter een hepafilter, of een microfilter wordt gebruikt met
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)

- kwartshoudende materialen a. Stationaire-zaagmachine met watertoevoer en a. Het zaagblad is voorzien van een afscherming om het water op te vangen Neen
(behalve gasbeton en afscherming
kalkzandsteen) b 1. De zaagkap bedekt het zaagblad volledig, Ja
b. Hand-zaagmachine met zaagkap, watertoevoer, 2. Het water wordt afgezogen door een afzuiging op de zaagkap
waterafzuiging en waterzuiger
10. Schoonmaken/- opruimen Industriële stofzuiger De stofzuiger is voorzien van een drievoudige filtering namelijk: Neen
van stof na bouw- of sloop · een grofafscheiding na de inlaat te weten een cycloon of een dropoutbox,
werkzaamheden · een fijnfilter en een
· microfilter of een absoluutfilter
of
De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem
waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP
11. puinruimen na a. Shovel of bobcat met overdrukfiltercabine a. De overdrukfiltercabine is voorzien van airconditioning Neen
sloopwerkzaamheden
b. Bij het opruimen van stof wordt een industriële b. De afzuiging is aangesloten op een stofafscheider die bestaat uit een filtersysteem Ja
stofzuiger gebruikt waarbij als eindfilter een hepafilter of een microfilter wordt gebruikt met een
afscheidingsgraad van 99.996% (DOP)

c. Indien de apparatuur genoemd onder a. en b. om c. Het puin wordt eerst bevochtigd voordat het wordt opgeruimd Ja
technische reden of vanwege geringe omvang van
het sloopwerk niet inzetbaar is, kan het puin
handmatig worden geruimd
12. slopen a. slooprobot a. Tijdens het slopen wordt het puin bevochtigd. Neen

b. hydraulische handkraker b. Tijdens het slopen wordt het puin bevochtigd. Ja

c. wanneer het onder a. en b. gestelde technisch c. Tijdens het slopen wordt het puin bevochtigd. Ja
niet uitvoerbaar is of bij sloopwerk van geringe
omvang, kan een hydraulisch aangedreven
sloophamer worden gebruikt

193
Soort werk Toe te passen apparatuur en/of werkwijze Details afzuiging en/of aanvullende voorzieningen Aanvullende adem-
halingsbescherming
1)

13. sorteren en verwerken van


bouw en sloopafval door
afvalsorteer- en of afvalver-
werkingsbedrijf

a. Uitstorten op stort bordes van -- a. Het puin wordt bevochtigd met sproei-installaties Neen
de sorteer c.q. afvalinrichting

b. Handmatig uitsorteren van b. Overdruksorteercabine met afzuiging b. De cabine is voorzien van een geforceerde luchtstroom Ja
lichte bestanddelen (hout,
plastics, piepschuim e.d.)

c. Zeven van bouw- en c. Fijne steenfracties worden in een zo vroeg -- Ja


sloopafval mogelijk stadium van het te bewerken bouw en
sloopafval afgezeefd

d. Blazen d.m.v. windzift- d. Deeltjes van beperkte omvang zoals -- Neen


techniek houtsnippers, glasdeeltjes, plastics, e.d. worden
d.m.v. gesloten windziftprocessen afgescheiden

1)
Voor de keuze van het juiste type ademhalingsbeschermingsmiddel, zie tabel 2 en de daarbij behorende onderdelen a. tot en met g.

2)
Onder seriewerk wordt verstaan, het aaneensluitend boren van een groot aantal gaten van gelijke diameter en diepte

194
Tabel 2: De keuze van een ademhalingsbeschermingsmiddel bij een gegeven maximale
concentratie kwarts in de omgevingslucht

2)
Concentratie Beschermings- Type filter/middel Beschrijving van het ademhalings-
1)
kwarts in de factor beschermingsmiddel
ademzône
3
(mg/m )
0,075 - 0,60 8 FFP2 Wegwerpmasker
filtrerend gelaatsstuk,
eventueel met uitblaasventiel
8 P2SL Halfgelaatsmasker
met verwisselbare filterbus
0,60 - 0,75 10 P3SL Halfgelaatsmasker
met verwisselbare filter
10 TH2P Aangedreven veiligheidskap of -helm
in combinatie met een gelaatsscherm
10 FFP3 Wegwerpmasker
filtrerend gelaatsstuk, eventueel met
uitblaasventiel
0,75 - 1,13 15 P2SL Volgelaatsmasker
met verwisselbare filterbus
1,13 - 1,88 25 TH3P Aangedreven veiligheidskap of helm
in combinatie met een gelaatsscherm
1,88 - 3,75 50 TM2P of TM3P Aangedreven halfgelaatsmasker

3,75 - 7,50 100 TM2P Aangedreven volgelaatsmasker

7,50 - 15,0 200 TM3P Aangedreven volgelaatsmasker

groter dan 15,0 1000 -- Onafhankelijke ademhalings-


bescherming

1)
De beschermingsfactoren zijn overgenomen uit Arbouw advies nr. 12 voor de bouwnijverheid
2)
Filtrerend gelaatsstuk (FFP: filtering face piece). Het “masker” bestaat uit het filter zelf. P2 en P3
betreffen kwaliteitsaanduidingen van het filtermateriaal. P3 vertegenwoordigt de hoogste
beschermingsgraad

a. Bij het ter beschikking stellen van persoonlijke beschermingsmiddelen als genoemd in tabel 2
wordt het volgende in acht genomen:
De genoemde typen ademhalingsbeschermingsmiddelen voldoen minimaal aan de normen:
· NEN-EN 136:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Volgelaatsmaskers. Eisen,
beproevingsmethoden, merken”, inclusief correctieblad C1:2000;
· NEN-EN 140:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Halfmaskers en kwartmaskers. Eisen,
beproevingsmethoden, merken” inclusief correctieblad C1:2000;
· NEN-EN 143:2000 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Deeltjesfilters - Eisen, beproeving,
merken”;
· Ontwerp NEN-EN 149:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Filtrerende halfmaskers ter
bescherming tegen deeltjes - Eisen beproeving, merken”;
· NEN-EN 270:1995 ”Ademhalingsbeschermingsmiddelen; persluchttoestellen met een kap;
Eisen, beproevingsmethoden, merken”, inclusief aanvulling A1:2000;

195
ù NEN-EN 271:1995 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Via slang gevoede of aangedreven
ademhalingstoestellen met een kap voor gebruik tijdens straalwerkzaamheden - Eisen,
beproevingsmethoden, merken”, inclusief aanvulling A1:2000;
· Ontwerp NEN-EN 405:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Filtrerend halfmasker ter
bescherming tegen gassen of gassen en stoffen. Eisen, beproeving, merken” ;
· NEN-EN 1827:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Halfmaskers zonder inademventiel
en met deelbare filters ter bescherming tegen gas of gas en deeltjes of tegen alleen deeltjes -
Eisen, beproeving, merken”;
· NEN-EN 1835:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Slangentoestellen, geschikt voor
ademlucht, voor lichte werkzaamheden met een helm of kap. Eisen, beproevingsmethoden,
merken”;
· NEN-EN 12021:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Perslucht voor ademhalings-
toestellen”;
· NEN-EN 12419:1999 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen. Slangentoestellen, geschikt voor
ademlucht, voor lichte werkzaamheden met een volgelaatsmasker, een halfgelaatsmasker of
een mondstukgarnituur. Eisen, beproevingsmethoden, merken”;
· NEN-EN 12941:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Aangedreven filters gecombineerd
met een helm of kap - Eisen beproeving, merken”;
· NEN-EN 12942:1998 “Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Aangedreven filters gecombineerd
met volgelaatsmaskers , halfgelaatsmaskers of kwartgelaatsmaskers - Eisen, beproeving,
merken”.
b. Bij langdurig gebruik van filtrerende middelen met verwisselbare filters, langer dan twee uur, is het
gelaatsmasker voorzien van een aanblaasunit, of wordt gebruik gemaakt van een masker met
onafhankelijke toevoer van verse lucht.
c. Filtrerende gelaatsstukken kunnen slechts één keer worden gebruikt en worden na gebruik direct
verwijderd.
d. Bij gezichtsbeharing wordt uitsluitend een aangedreven ademhalingsbeschermingsmiddel
gedragen met een zodanige luchttoevoer dat inwaardse lekkage wordt voorkomen.
e. Halfgelaatsmaskers worden ter voorkoming van lekkage langs het montuur, niet in combinatie met
een (veiligheids)bril gedragen.
f. Een volgelaatsmasker met stoffilter wordt alleen in combinatie met een (veiligheids)bril gebruikt,
als de bril zodanig in het masker inzetbaar is, dat geen lekkage optreedt langs het brilmontuur.
g. Bij fysiek inspannend werk (o.a. traplopen) wordt het gebruik van een aangedreven deeltjesfilter
niet gecombineerd met een helm of kap.

196
Bijlage 14
behorend bij beleidsregel 4.18-5 Arbobesluit

Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan cytostatica in ziekenhuizen

A. TOE TE PASSEN MAATREGEL/METHODE

Hierna volgt zowel in het algemeen als voor de onderscheiden werkzaamheden welke apparatuur
en/of werkwijze, gelet op de mogelijkheden en uitgaande van de stand van de techniek, toegepast
moet worden teneinde de cytostaticaconcentratie waaraan werknemers in ziekenhuizen kunnen
worden blootgesteld, zo veel mogelijk te beheersen.

werkzaamheid toe te passen maatregel/methode


1. algemeen a. Voor al het materiaal dat mogelijk met cytostatica besmet is, wordt gebruik
gemaakt van speciale SZA (Speciaal Ziekenhuisafval)-afvalbakken met een
voetpedaal.
b. Persoonlijke beschermingsmiddelen voldoen aan de eisen beschreven in onder-
deel B van deze bijlage.
c. Persoonlijke beschermingsmiddelen worden na gebruik onmiddellijk weggeworpen
(in de SZA-bak) indien het een ‘wegwerp’artikel betreft. Indien het een niet-
wegwerpartikel betreft worden de artikelen verzameld in een container met een
pH-neutraal of alkalisch reinigingsmiddel. De materialen worden vervolgens
grondig gewassen. De overschorten worden bij het besmette wasgoed gevoegd.
d. Alle ruimten waarin gewerkt wordt met cytostatica worden voorzien van een bord
waarop dit duidelijk is aangegeven.
e. De handelwijze bij calamiteiten dient voor iedere afdeling afzonderlijk te zijn
vastgelegd in een procedure.
2. bereiding a. Er wordt gebruik gemaakt van een veiligheidswerkbank met ‘laminaire flow’
techniek welke zich bevindt in een centrale ruimte die is ingericht volgens de GMP-
1
ziekenhuisfarmacie . In dezelfde ruimte worden gelijktijdig geen andere
werkzaamheden verricht en bevinden zich alleen personen die bij de bereiding van
cytostatica betrokken zijn.
b. De primaire verpakking (= verpakking waarmee het cytostaticum aankomt op de
apotheek) wordt vóór gebruik gereinigd; zie onderdeel F van deze bijlage.
c. Met de spuit wordt omgegaan volgens de aanwijzingen in onderdeel C van deze
bijlage.
d. Er wordt een zodanig systeem gebruikt bij de bereiding van poedervormige
cytostatica dat er geen blootstelling aan aërosolen plaats kan vinden. Hiervoor
wordt een gesloten systeem gebruikt of een semi-gesloten systeem (zie onderdeel
E. van deze bijlage). Dit laatste alleeen indien aangetoond wordt dat er geen
blootstelling plaats kan vinden.
Bij de bereiding van vloeibare cytostatica wordt minimaal een semi-gesloten
systeem gebruikt.
e. De aansluitingen die worden gebruikt zijn luer-lock aansluitingen. Bij kortdurende
infusen kan ook een geborgde naald-septumverbinding worden gebruikt.
f. Er wordt, indien dit technisch mogelijk is, gebruik gemaakt van injectieflacons (in
plaats van breekampullen) en van kunststof flessen/infuuszakken (in plaats van
glazen).
g. De bereide cytostatica worden afgeleverd in een (semi-)gesloten infuussysteem
waarbij tussen het luer-lockkoppelpunt en het cytostaticum een barrière zit in de
vorm van een infuuslijntje gevuld met lucht of een neutrale vloeistof.
h. De infuussystemen worden vóór aflevering aan de buitenkant schoongemaakt; zie
hiervoor onderdeel F van deze bijlage.
i. Indien er blootstelling kan plaatsvinden aan cytostatica worden handschoenen en
een overschort gebruikt

197
werkzaamheid toe te passen maatregel/methode
3. toediening a. De toediening vindt plaats in een daartoe speciaal uitgeruste ruimte, die voldoet
aan de voorwaarden zoals geformuleerd in onderdeel D van deze bijlage.
b. Het (semi-)gesloten systeem wordt na de toediening schoongespoeld en in één
keer ontkoppeld.
c. Er wordt gebruik gemaakt van handschoenen en een overschort.
2
4. verpleging a. Er wordt rekening gehouden met de risicoperiode (variërend per cytostaticum,
kuur- van 1 tot 7 dagen) van de patiënt als besmettingsbron door bijvoorbeeld het
patiënten verzamelen van urine of het afnemen van bloed niet in deze periode plaats te laten
vinden.
b. Bij het bepalen van de vochtbalans wordt de methode gekozen waarbij de patiënt
wordt gewogen dan wel wordt een beddenpan of bokaal gebruikt in plaats van een
methode waarbij urine moet worden overgegoten. Indien dit laatste toch nood-
zakelijk is wordt gewerkt in een veiligheidswerkbank en verder volgens een
protocol dat speciaal hiervoor is opgesteld en waarin in ieder geval aandacht wordt
besteed aan materialen, methode en persoonlijke beschermingsmiddelen.
c. Er wordt een pospoeler met omkeermechanisme gebruikt.
d. Er worden handschoenen gebruikt indien er een kans bestaat op dermale bloot-
stelling (bijv. verschonen beddengoed, wassen patiënt).
Bij handelingen waarbij blootstelling op kan treden aan cytostaticabevattend vocht
(bijv. bij het overgieten van urine) worden een overschort, handschoenen en een
bril gebruikt.
e. Het beddengoed wordt in een gesloten systeem afgevoerd.
5. schoonmaak a. Er is een schoonmaakprotocol aanwezig, waarin in ieder geval aandacht is
besteed aan de hierna onder b tot en met d genoemde aspecten.
b. Bij de schoonmaak wordt gezorgd dat de besmetting niet verspreid wordt, door in
ieder geval na elke ruimte nieuw schoonmaakmateriaal te gebruiken.
c. Degene die schoonmaakt draagt handschoenen.
d. Het schoonmaken wordt regelmatig gecontroleerd door middel van veegproeven.
6. transport, a. Het transport van apotheek naar verpleegafdeling van een toedieningsvorm vindt
bedden- plaats in een lekdichte zak in een afgesloten container die wordt voorzien van een
centrale, sticker waarop de inhoud staat vermeld met een duidelijke gevaarsaanduiding.
linnendienst b. Het transport kan ook plaatsvinden in een buispostsysteem, waarbij het transport
van cytostatica of cytostatica bevattend materiaal in een apart systeem geschiedt.
c. Het transport vindt plaats door personeel dat op de hoogte is van de risico’s bij het
werken met cytostatica.
d. Het transport van de SZA-bakken vindt plaats in een voor dit doel toegeruste
transportwagen.
e. Er worden handschoenen gebruikt bij contact met besmet materiaal.
1
GMP-ziekenhuisfarmacie, hoofdstuk Z4 (handelingen met risicovolle stoffen en preparaten), Berg et
al, KNMP/NVZA, 1996
2
Deze risicoperiode is op verschillende manieren te achterhalen, bijvoorbeeld bij de apotheker of in
het Zakboekje cytostatica (IKST, IKW, IKZ 1997).

B. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
Handschoenen voldoen in ieder geval aan Ontw.NEN-EN 374-3:1998, “Beschermende handschoenen
tegen chemicaliën en micro-organismen - Deel 3: Bepaling van de weerstand tegen permeatie van
chemicaliën”.

Latex is doorlaatbaar voor ethanol en methanol; van stoffen die daarin oplossen wordt dan ook de
doorlaatbaarheid vergroot. Voer een handeling met deze stoffen, bijvoorbeeld een desinfectie, dus niet
uit met latexhandschoenen. Indien het een klein te desinfecteren oppervlak betreft, gebruik dan een
wattenstaafje.

198
Was voor het aantrekken van de handschoenen de handen en herhaal dit bij het wisselen van de
handschoenen.
De handschoenen worden onmiddellijk uitgedaan na de handeling om besmetting van de omgeving te
voorkomen.
Handschoenen worden gewisseld na iedere handeling, beschadiging of zichtbare besmetting.
Handschoenen worden voor gebruik geïnspecteerd op verkleuring, gaatjes en scheuren.

Een beschermbril is gemaakt van polycarbonaat of acetaat, is krasbestendig en sluit goed om het
gelaat.
Hergebruik is mogelijk indien een bril niet besmet is en goed gereinigd met veel stromend water.
Een besmette bril wordt afgevoerd als besmet afval.

Ademhalingsbescherming bestaat uit een volgelaatsmasker met P3SL filter.

Een overschort is van nietvezelend, waterafstotend materiaal, bevat een rugsluiting en lange mouwen
met een manchet en is van een kleur die afwijkend is van andere schorten. Het materiaal bestaat uit
Tyvek met een saranexlaagje of een poylethyleencoating. Dit schort wordt niet buiten de werkruimte
gedragen.
Na een besmetting wordt het overschort direct verwisseld.
‘Wegwerp’schorten worden als cytostatica afval behandeld; niet-‘wegwerp’schorten als besmet
wasgoed.

C. SPUITBEHANDELING
Vanwege het mogelijke optreden van aërosolvorming bij ontluchten, wordt bij het ontluchten een steriel
gaasje bij de opening van de naald gehouden en de zuiger zo voorzichtig verplaatst tot de vloeistof
meekomt.

Een prikaccident wordt vaak veroorzaakt bij het terugsteken van de naald in de huls. Steek de naald
daarom niet meer terug op de spuit maar gooi deze weg in een naaldenbeker of plaats de huls terug
met een pincet.
Een andere - iets minder veilige methode- is: steek met één hand de naald in de liggende
beschermhoes en wip de hoes op met de naald, draai vervolgens de spuit verticaal zodat de hoes over
de naald schuift en trek met de duim en wijsvinger van de hand die de naald vasthoudt, de
beschermhoes stevig op de naald.

D. TOEDIENINGSRUIMTE
De toedieningsruimte voldoet aan de volgende voorwaarden:
♦ Gemakkelijk te reinigen ruimte waarbij wanden en vloeren naadloos aansluiten.
♦ Het ventilatievoud is 4 tot 6 en er is geen recirculatie.
♦ Materialen ten behoeve van calamiteiten zijn voorhanden zoals extra persoonlijke beschermings-
middelen waaronder een volgelaatsmasker met P3SL filter, materiaal om verspreiding van
cytostatica tegen te gaan (zoals absorptiemateriaal bij vloeistoffen) en de antidota die worden
gebruikt bij extravasatie.
♦ In de onmiddellijke nabijheid bevindt zich een nooddouche en een oogspoelvoorziening. De
nooddouche is aangesloten op het waterleidingnet en de capaciteit bedraagt minimaal 80 l/min. De
oogspoelvoorziening (oogdouche dan wel oogspoelfles) is zo dat beide ogen voldoende lang
gespoeld kunnen worden en dat de ogen daarbij niet kunnen worden beschadigd.

E. GESLOTEN EN SEMI-GESLOTEN TOEDIENINGSSYSTEMEN


Een gesloten systeem is een systeem waarbij tijdens de bereiding bij overdruk geen lucht vanuit de
cytostaticumflacon in de omgevingslucht terecht kan komen. Bij een semi-gesloten systeem kan lucht
tijdens de bereiding bij overdruk uit de cytostaticumflacon wel in de omgevingslucht terechtkomen,
echter na het passeren van een filter.

Een voorbeeld van een gesloten systeem is een systeem met een disposable spuit + een systeem met
veiligheidspal en naald + een speciale spike met ballon + een vial.

199
Een semi-gesloten systeem kan bestaan uit een zijlijn die gevuld is met neutrale vloeistof uit de
infuuszak. Via naaldvrije aansluiting op de kunststofnaald wordt vloeistof uit de zak gehaald om het
cytostaticum op te lossen. Op de vial is een spike bevestigd met een 0.2 micron hydrofoob filter ter
voorkoming van aërosolen. Via de luer-lock aansluiting op de spike kan de spuit met de neutrale
vloeistof worden leeggespoten om het cytostaticum op te lossen in de vial.

F. REINIGEN VAN VERPAKKINGEN/TOEDIENINGSSYSTEMEN


Dit kan door het antidotum van het cytostaticum of een zeepoplossing te gebruiken plus niet-
vezelende tissues; het afvalwater wordt via het riool afgevoerd.
Een andere methode is: sprayen met 0.03 N NaOH (of basische zeepoplossing), dit 30 seconden in laten
trekken. Vervolgens droog maken met een tissue. Daarna deze bewerking herhalen met n-propanol.

200
Bijlage 15
behorend bij beleidsregel 6.14 Arbobesluit

VERDERE UITWERKING VAN DE WERKINSTRUCTIE BIJ CAISSONARBEID

Hierna wordt aangegeven hoe een aantal van de in het tweede lid van de beleidsregel genoemde
onderwerpen in een werkinstructie nader zou kunnen worden uitgewerkt.

verantwoordelijkheden en bevoegdheden
* Het gebruik van een herkenningskaart door degenen die aan een bedrijf of een inrichting verbonden
zijn voor het verrichten van werkzaamheden onder overdruk in een werkkamer (zie voor een
desbetreffend model de laatste pagina van deze bijlage).
* Een verbod op het gebruik van alcoholhoudende drank op het werkterrein.
* Een rookverbod tijdens een verblijf onder overdruk in een werkkamer, personenschutsluis of perso-
nenschacht.

materieel en onderhoud
Onder meer de regelmatige beproeving van de apparatuur voor het regelen van de druk in de verschil-
lende onderdelen van de installatie (in het bijzonder de terugslagkleppen).

uitrusting van werkkamer, schutsluizen en compressiekamer


Zoals brandblusmiddelen, brandmeldapparatuur, middelen voor ademhalingsbescherming, vluchtweg-
aanduidingen, voorzieningen voor eerste hulp (alsmede voor het verplaatsen van zieken en gewonden)
en alarmeringsapparatuur.

luchtdruk, temperatuur, luchtverversing en luchtzuiverheid in werkkamer, schutsluizen en


compressiekamer
* De maatregelen ter voorkoming van een te grote plotselinge drukverandering in een bevolkte
werkkamer.
* De hoeveelheid van de in een werkkamer of personenschutsluis aan te voeren lucht van atmosferi-
5 3
sche druk (bij een overdruk van minder dan 0,5.10 Pa bijvoorbeeld ten minste 35 m per man per uur
5 3
en bij een overdruk van 0,5.10 Pa of meer ten minste 45 m per man per uur).
* De extra ventilatie als de concentratie van verontreinigingen in de werkkamer of de personenschut-
sluis daartoe aanleiding geeft.
* De maatregelen ter vrijwaring van gevaarlijke, voor de gezondheid schadelijke of hinderlijke concen-
traties van gassen of dampen en stof in de lucht bestemd voor de werkkamer en de personen-
schutsluis.
* Controle van de luchtverversing en desbetreffende meetprocedures.
* De temperatuurschommelingen en temperatuurgrenzen in een personenschutsluis (bijvoorbeeld niet
lager dan 18 °C en niet hoger dan 25 °C).
* Voorzieningen en procedures, in ieder geval ten aanzien van het in- en uitschutten, en de decom-
pressie- en de behandelingstabellen
* De inschuttijd en de uitschuttijd met inbegrip van de verblijfsduur in een werkkamer (gebaseerd op
algemeen geaccepteerde decompressietabellen, bijvoorbeeld die van het Nationaal Duik Centrum).
* De eventuele verstrekking van dekens en warme dranken aan werknemers die zijn uitgeschut, bij het
verlaten van de personenschutsluis.
* Douchegelegenheid voor de uitgeschutte werknemers.
* Lokaal voor eerste-hulp-verlening met rustbed en met voorgeschreven EHBO-uitrusting inclusief
zuurstofkoffer.
* De nablijftijd van personen die zijn uitgeschut. Suggesties voor de bedoelde nablijftijd zijn:
5
a. bij 1 tot 1,8.10 Pa een half uur;
5
b. bij meer dan 1,8.10 Pa een uur.
* Het aantal personen in de werkkamer in relatie tot de uitschutcapaciteit.

201
* Het toezicht op het verblijf van personen onder overdruk in een werkkamer of personenschutsluis,
buiten die ruimten.
* Het gebruik van de uitschuttijdentabel door de toezichthouders.

Voorzieningen en procedures voor situaties die afwijken van de algemeen voorkomende


werksituaties
* De procedures voor ongevallen, voor brand in een van de ruimten onder overdruk, voor het binnen-
dringen van water in de werkkamer, voor de aanwezigheid daar van een te hoge concentratie van een
schadelijk gas of een schadelijke damp, en voor defecte apparatuur (bijv. voor het geval de reserve-
apparatuur of de noodenergievoorziening voor het in stand houden van de overdruk in werking treedt).
De noodprocedures geven aan hoe in de verschillende gevallen moet worden gehandeld. Aandacht is
nodig voor taken en bevoegdheden van alle bij de caissonarbeid betrokken personen, de wijze van
alarmering, het inschakelen van hulp van buitenaf en het evacueren van degenen die in gevaar
verkeren
* De regelmatige oefening van noodprocedures (waaronder het gebruik van de noodinrichting in de
personenschutsluis die degenen die worden ingeschut, in staat stelt zichzelf uit te schutten).

Model herkenningskaart

Herkenningskaart

Bewijs van deelneming aan caissonarbeid

Naam en voornamen ....................................................................

Geboortedatum ....................................................................

Woonadres ....................................................................

Verblijfadres ....................................................................

Werkzaam als caissonarbeider


in dienst van ....................................................................

Plaats van uitvoering van het werk ....................................................................

Telefoonnummer ....................................................................

Naam van aan het werk verbonden arts


(ex art. 6.15, tweede lid, Arbobesluit) ....................................................................

Telefoonnummer ....................................................................

Datum van afgifte: ....................................................................

In geval van ziekteverschijnselen onmiddellijk de op deze kaart vermelde arts waarschuwen

202

You might also like