You are on page 1of 3

Opdracht 1 Wat is jouw favoriete maand en waarom?

Opdracht 2 Vul de juiste vorm in van het werkwoord ‘zijn’

1. Jullie ……………………. broers.


2. Ik ………………….de tante van Minoe.
3. Meneer Arends ……………………….. getrouwd met mevrouw Arends.
4. De cursisten …………………………………. slim.
5. Hij …………………………. ziek.

Opdracht 3 Vul de juiste vorm in van het werkwoord ‘hebben’

1. Hij …………………………. een fiets.


2. Wij ……………………………. vandaag een toets.
3. Het hondje ……………………….. vier poten.
4. Mevrouw de Bruin ……………………….. drie kinderen.
5. Wie …………………………. mijn pen?

Opdracht 4. Schrijf de cijfers voluit.

10

14

50

100

80

23

31

27

Versie 1
Opdracht 5. Dagen, maanden, jaren

1. Wat is de eerste maand van het jaar?


2. Vandaag is het maandag. Over tien dagen moet ik naar het ziekenhuis.
3. Op 27 april 2023 is het koningsdag. Schrijf de datum op.
4. Mijn tante woont in Duitsland. Over twee weken komt ze op bezoek. Vandaag is het
donderdag. Op welke dag komt zij naar Nederland?
5. Eergisteren ging ik spelen bij een vriendin. Het is vandaag woensdag. Op welke dag
ging ik spelen bij een vriendin?

Opdracht 6. Vragen en antwoord geven

1. Het is zeven uur.


Vraag:

2. Jannes is mijn man.


Vraag:

3. Op 4 november 2023 is het feest van Zoé.


Vraag:

4. Dat is een kopje koffie.


Vraag:

5. In Tynaarlo hebben wij les.


Vraag:

Opdracht 7. Welke woorden staan hier? Kies tussen CH of G

s………oonzus li………….t maanda………. A…….ter

ni……..t ……..root …….aan


be…..rijpen

opdra…………t we………… ne…..enti….. ……oed

la…………… ……….eef vandaa……… be…….int

Opdracht 8. Zet de woorden in het vak GH of G.

Woorden met CH Woorden met G.


Opdracht 9. Werkwoorden vervoegen (alleen in de tegenwoordige tijd)

Werkwoord HEBBEN
Ik
Jij
Hij/zij/het
Wij/we
Jullie
Zij/ Ze

Werkwoord STAAN
Ik
Jij
Hij/zij/het
Wij/we
Jullie
Zij/ Ze

Opdracht 10. Maak goede zinnen

1. Albert/boek/heeft/een.

2. Wonen/Nederland/in/ Wij.

3. Broer/mijn/getrouwd/is/met/Chantal.

4. Gaat/goed/niet/Het.

5. Naam/is/Mijn/Tara.

Versie 1

You might also like