Professional Documents
Culture Documents
Twee andere jaren tijdens Pius’ pontificaat kregen een speciale status: 1929 werd
via de apostolische constitutie Auspicantibus nobis uitgeroepen tot Jubeljaar. In
dit jaar vierde Pius zijn 50-jarig priesterjubileum, naar aanleiding waarvan hij de
encycliek Quinquagesimo ante schreef. Hier ging hij in op de gebeurtenissen die tot
dan toe een belangrijke rol hadden gespeeld tijdens zijn pontificaat. Met de
encycliek Mens Nostra, eveneens uit 1929, keek Pius terug op het Jubeljaar en
benadrukte hij - verwijzend naar de Heilige Ignatius van Loyola - het belang van
geestelijke oefeningen.
1933 werd via de bul Quod nuper door Pius XI uitgeroepen tot bijzonder Heilig Jaar.
In dat jaar was het 1900 jaar geleden, dat de kruisiging van Christus en zijn
wederopstanding hadden plaatsgevonden. Evenals tijdens de reguliere Heilige Jaren
(eens in de 25 jaar) werden hierbij speciale aflaten verleend.
Om dit alles te verbeteren had Pius XI opdracht gegeven tot de oprichting van
verschillende seminaries en had reeds bestaande seminaries laten renoveren of
toezeggingen gedaan, waardoor deze konden beschikken over meer geld en personeel.
[73]
De opleiding van priesters beperkte zich niet alleen tot de westerse wereld. Naar
aanleiding van een speciale tentoonstelling[74] gewijd aan de christelijke
zendingen, die in 1925 georganiseerd was, vroeg Pius in zijn encycliek Rerum
ecclesiae uit 1926 ook aandacht voor de priesteropleidingen in de missiegebieden
zelf. Het opleiden van lokale geestelijken waarborgde de continuïteit van het
verkondigen van het geloof, mede doordat bepaalde barrières (waaronder de taal)
overwonnen werden. Als bevestiging van zijn overtuiging van het belang van lokale
geestelijken wijdde Pius XI in 1926 de eerste zes Chinese, titulaire bisschoppen.
Een jaar later volgde de benoeming van de eerste Japanse bisschop van Nagasaki.
Oprichting Radio Vaticaan. Links Eugenio Pacelli, in het midden paus Pius XI. Op de
achtergrond Guglielmo Marconi
Ook voor de wetenschappen toonde Pius XI veel interesse. Zo verleende hij aan de
Commissie voor Gewijde Archeologie het predicaat "Pauselijk". Deze commissie was
door paus Pius IX in 1852 in het leven geroepen en had tot doel het (preventief)
onderhoud van vroegere begraafplaatsen en oude christelijke monumenten. Met de motu
proprio I primitivi cemeteri van 11 december 1925 vergrootte Pius XI het
werkterrein van de commissie, wat ook na de afsluiting van de Lateraanse Verdragen
erkend werd. De commissie coördineert de werken van de Romeinse, Pauselijke
Academie van Archeologie en het Pauselijk Instituut van Christelijke Archeologie.
[75]
In 1936 droeg Pius XI bij tot vernieuwingen aan de Pauselijke Academie voor de
Wetenschappen; de nieuwe naam was daarvan een onderdeel. De academie was al in 1603
opgericht (Accademia dei Lincei) en in 1847 door Pius IX heropgericht (onder de
naam Pontificia accademia dei Nuovi Lincei).
Op 12 februari 1931 vond de eerste uitzending van Radio Vaticaan plaats, waarin de
paus zich richtte tot de wereld met een zelfgeschreven toespraak in het Latijn, Qui
Arcano Dei.[76]
De ontwikkelingen op het gebied van film werden door het Vaticaan nauwlettend in de
gaten gehouden. In zijn encycliek Vigilanti Cura van 1936 had Pius XI opgeroepen
tot een striktere censuur op bepaalde films om zo moreel verval te voorkomen. Al in
de encycliek Casti Connubii had de paus erop gewezen dat “..niet in het
geheim..maar openlijk zonder enige schaamte…door geschriften, theaterproducties,
romantische fictie..door levendige voorstellingen in films, door radio uitzendingen
de heiligheid van het huwelijk ondermijnd wordt.”[77]
Overlijden
Sarcofaag van Pius XI in de Grotte Vaticane
Paus Pius XI was al geruime tijd ziek. Op 25 november 1938 werd hij getroffen door
twee hartaanvallen. Vanaf begin februari 1939 verslechterde de gezondheid van de
paus al snel. Op 7 februari werd onder meer kardinaal Pacelli geïnformeerd over het
naderende einde van de paus. Op 10 februari 1939 om 05:31 overleed de paus aan de
gevolgen van opnieuw een hartaanval.
In zijn persoonlijke dagboek beweerde de Franse kardinaal Eugène Tisserant dat Pius
XI op onnatuurlijke wijze aan zijn einde was gekomen. De avond voor de viering van
het 10-jarig bestaan van de Lateraanse Verdragen (11 februari 1939) zou aan de paus
een injectie zijn toegediend door dokter Francesco Petacci, privéarts verbonden aan
het Vaticaan. Petacci was de vader van Clara Petacci, de maîtresse van Benito
Mussolini. Door deze daad zou Mussolini voorkomen hebben dat Pius XI de encycliek
Humani generis unitas openbaar zou maken.[80] Bewijs voor deze bewering is echter
nooit geleverd.
Op 14 februari werd Pius XI bijgezet in een van de crypten van de Grotte Vaticane
in de Sint-Pietersbasiliek. Op de sarcofaag bevindt zich een beeld van de
opgebaarde paus.[81] De crypte zelf werd gedecoreerd met symbolen verwijzend naar
Milaan (Sint Ambrosius van Milaan, patroonheilige, en het stadswapen) en de
geboorteplaats Desio. Op de boog aan de buitenkant van de crypte werd het motto van
Pius XI’s pontificaat weergegeven: Pax Christi in Regno Christi.
Op 1 maart 1939 begon het conclaaf. Pius XI had zich ten overstaan van
verschillende intimi uitgelaten over zijn eventuele opvolger. In zijn ogen was
Eugenio Pacelli een zeer geschikte kandidaat: Sarà un bel papa (Hij zal een
fantastische paus zijn).[82] Tegen een van de assistenten van Pacelli had Pius XI
zich uitgelaten over de reden waarom hij zijn secretaris zo vaak op reis stuurde:
‘’ …zodat hij de wereld leert kennen, en de wereld hem leert kennen.‘’[83] Op 2
maart, tijdens de derde stemmingsronde, werd Eugenio Pacelli gekozen. Hij nam de
naam Pius aan als eerbetoon en dank aan zijn voorganger.
Bijzonderheden
Bergbeklimmen als hobby
Picco Pio XI
Achille Ratti was een fervent bergbeklimmer.[84] Hij en een bevriende priester,
Luigi Grasselli, waren de eerste klimmers die de top van de Monte Rosa via de
Italiaanse zijde hadden bereikt en in 1890 de Mont Blanc via de Dome Glacier waren
afgedaald. De afgelegde routes werden naar hen genoemd: Via Ratti-Grasselli.[85]
In de Apennijnen werd op 25 september 1929 een 2282 meter hoge bergtop naar Pius XI
vernoemd, de Picco Pio XI. Ook de gletsjer Pio XI in het nationaal park Bernardo O
´Higgins in Patagonië, Chili, werd naar de paus vernoemd.[86]
Hoewel hij later deze sport niet meer actief beoefende, bleef hij ze een warm hart
toedragen. Zo stuurde hij – in zijn hoedanigheid als paus – een groep
bergbeklimmers die de Mount Everest wilden beklimmen een boodschap waarin hij ze
succes en Gods zegen toewenste.[87]
In 1932 werd - ter gelegenheid van de tiende verjaardag van diens Pontificaat - dit
standbeeld van Pius XI onthuld in Desio
Eindelijk, die koppige oude man is dood.
In The Pius War: Responses to the Critics of Pius XII (2004) van J. Bottum[bron?]
en rabbijn David G. Dalin[bron?] worden meningen weergegeven over het pontificaat
van Pius XI aan het einde van zijn leven. Door Pius’ optreden tegen totalitaire
staten was het prestige van het pausschap onder niet-katholieken aanzienlijk
gestegen. De Church Times definieerde zijn toespraken tegen het antisemitisme als
van aanzienlijk historisch en moreel belang. Ook van Joodse kant was de opinie over
Pius XI positief. De National Jewish Monthly omschreef het Vaticaan (en met name de
paus) als het enige lichtpuntje in Italië. Bij de dood van Pius treurde het Joodse
volk om het verlies van een van de exponenten die internationale