You are on page 1of 55

Practicum 2 Schoolpsychologie

en pedagogische psychologie

LES 8

PRACTICUM 2 SPP
1
Inhoud les

Hoofdstuk 5 

 Aanvullend onderzoek casus Sander



• Onderzoekstraject bepalen​
• Onderzoekstraject uitvoeren​

PRACTICUM 2 SPP
2
Onderzoekshypothese opstellen en toetsen

Hypothesen nog niet voldoende betrouwbaar getoetst, dus we gaan


door naar AANVULLEND ONDERZOEK

PRACTICUM 2 SPP
3
⟩ Onderzoekshypothesen opstellen en toetsen

Onderzoekstraject uitvoeren (p. 182)

 3 stappen in het denken

PRACTICUM 2 SPP
4
⟩ Onderzoekstraject bepalen

1. Hypothese omzetten in onderzoekshypothese

Stap 1: zet de onderkennende hypothesen om in


onderzoekshypothesen

• Sander vertoont indicaties/signalen voor ADHD

• Sander heeft een tekort in executieve functies

PRACTICUM 2 SPP
5
⟩ Onderzoekstraject bepalen

1. Hypothese omzetten in onderzoekshypothese


 Onderkennende hypothese

 ‘Sander vertoont signalen van ADHD’

 Onderzoekshypothesen:

PRACTICUM 2 SPP
6
⟩ Onderzoekstraject bepalen

1. Hypothese omzetten in onderzoekshypothese


 Onderkennende hypothese

 ‘Sander heeft een tekort in executieve functies’

 Onderzoekshypothese:

PRACTICUM 2 SPP
7
⟩ Onderzoekstraject bepalen

2. Per onderzoekshypothese onderzoeksmethode bepalen

Stap 2: selecteer per onderzoekshypothese de


onderzoeksmethode

 Onderkennende hypothese

 Sander vertoont signalen/kenmerken voor ADHD

 Onderzoekshypothesen

Opmerking: Een PC werkzaam in een CLB context mag geen diagnose ADHD stellen. Een PC werkzaam in een
CLB mag wel een screening naar signalen van ADHD uitvoeren en indien nodig doorverwijzen naar een
multidisciplinair centrum voor verdere
PRACTICUM 2 SPP diagnostiek. 8
⟩ Onderzoekstraject bepalen

2. Per onderzoekshypothese onderzoeksmethode bepalen

Stap 2: selecteer per onderzoekshypothese de


onderzoeksmethode

 Onderzoekshypothese

 Er zijn symptomen van aandachtstekort en/of hyperactiviteit/impulsiviteit

 Onderzoeksmethode? 

PRACTICUM 2 SPP
9
⟩ Onderzoekstraject bepalen

2. Per onderzoekshypothese onderzoeksmethode bepalen

Stap 2: selecteer per onderzoekshypothese de


onderzoeksmethode

 Onderzoekshypothese

 Enkele signalen waren voor de leeftijd van 12 jaar aanwezig

 Onderzoeksmethode? 

PRACTICUM 2 SPP
10
⟩ Onderzoekstraject bepalen

2. Per onderzoekshypothese onderzoeksmethode bepalen

Stap 2: selecteer per onderzoekshypothese de


onderzoeksmethode

 Onderzoekshypothese

 De symptomen komen zowel thuis als op school voor

 Onderzoeksmethode? 

PRACTICUM 2 SPP
11
⟩ Onderzoekstraject bepalen

2. Per onderzoekshypothese onderzoeksmethode bepalen

Stap 2: selecteer per onderzoekshypothese de


onderzoeksmethode

 Onderzoekshypothese

 De symptomen leiden tot beperkingen in sociaal en/of schools functioneren

 Onderzoeksmethode? 

PRACTICUM 2 SPP
12
⟩ Onderzoekstraject bepalen

2. Per onderzoekshypothese onderzoeksmethode bepalen

Stap 2: selecteer per onderzoekshypothese de


onderzoeksmethode

 Onderzoekshypothese

 De symptomen kunnen niet verklaard worden door een andere diagnose


(bijvoorbeeld een stemmingsstoornis, angststoornis of een oppositionele–
opstandige stoornis)

 Onderzoeksmethode? 

PRACTICUM 2 SPP
13
⟩ Onderzoekstraject bepalen

2. Per onderzoekshypothese onderzoeksmethode bepalen

Stap 2: selecteer per onderzoekshypothese de


onderzoeksmethode

 Onderzoekshypothese

 Sander heeft in vergelijking met leeftijdsgenoten meer moeite met werkgeheugen,


planning, organisatie, time management, metacognitie, responsinhibitie, emotieregulatie,
volgehouden aandacht, taakinitiatie, doelgericht gedrag en/of flexibiliteit

 Onderzoeksmethode? 

PRACTICUM 2 SPP
14
⟩ Onderzoekstraject bepalen

3. Per onderzoekshypothese toetsingscriteria bepalen

Stap 3: bepaal per onderzoekshypothese de


toetsingscriteria

 Onderzoekshypothese

 Er zijn symptomen van aandachtstekort en/of hyperactiviteit/impulsiviteit


Pg. 160 studentencursus
 Toetsingscriterium VvGK:

 Toetsingscriterium klasobservatie:

PRACTICUM 2 SPP
15
⟩ Onderzoekstraject bepalen

3. Per onderzoekshypothese toetsingscriteria bepalen

Stap 3: bepaal per onderzoekshypothese de


toetsingscriteria

 Onderzoekshypothese Pg. 160 studentencursus

 De symptomen komen zowel thuis als op school voor

 Toetsingscriterium VvGK afnemen bij ouders en leerkracht

 Toetsingscriterium klasobservatie

PRACTICUM 2 SPP
16
⟩ Onderzoekstraject bepalen

3. Per onderzoekshypothese toetsingscriteria bepalen


Stap 3: bepaal per onderzoekshypothese de
toetsingscriteria

 Toetsingscriterium VvGK pg 160 studentencursus

Bij A en HI   Bij ODD en CD 

≥16: klinische score ≥17: klinische score 

15: subklinische score 16: subklinische score 

≤ 14: niet afwijkend ≤ 15: niet afwijkend 

Opm standaardscore: gemiddelde is 10, standaarddeviatie is 3

PRACTICUM 2 SPP
17
⟩ Onderzoekstraject bepalen

3. Per onderzoekshypothese toetsingscriteria bepalen


Stap 3: bepaal per onderzoekshypothese de
toetsingscriteria

 Toetsingscriterium klasobservatie: volgende keuzes worden in deze casus gemaakt:

PRACTICUM 2 SPP
18
⟩ Onderzoekstraject bepalen

3. Per onderzoekshypothese toetsingscriteria bepalen

Stap 3: bepaal per onderzoekshypothese de


toetsingscriteria

 Onderzoekshypothese

 De symptomen kunnen niet verklaard worden door een andere diagnose


(bijvoorbeeld een stemmingsstoornis, angststoornis of een oppositionele–
opstandige stoornis)

 Toetsingscriteria CBCL (ouders), TRF (leerkracht), YSR (Sander):

Pg. 161-162 studentencursus

PRACTICUM 2 SPP
19
⟩ Onderzoekstraject bepalen

3. Per onderzoekshypothese toetsingscriteria bepalen


Stap 3: bepaal per onderzoekshypothese de
toetsingscriteria

 Toetsingscriteria CBCL (ouders), TRF (leerkracht), YSR (Sander) pg 161-162

 Vanaf welke T-waarde gesproken wordt van de klinische grens, verschilt voor de Probleemschalen (bv. Aandachtsproblemen) en Hoofddimensies
(Internaliseren, Externaliseren, Totale problemen) van de CBCL. 

‐ Probleemschalen 
› <60: geen problemen 
› 60 - 62: matige problemen (subklinisch) 
› ≥ 63: ernstige problemen (klinisch) 

‐ Hoofddimensies 
› <65: geen problemen 
› 65 - 69: matige problemen (subklinisch) 
› ≥70: ernstige problemen (klinisch) 

 Uitleg scores
‐ Klinische score
› Er zijn duidelijke aanwijzingen voor problematisch functioneren. Het functioneren is aanzienlijk problematischer dan gemiddeld. Er is een sterk verhoogd risico op de ontwikkeling van gedrags- en emotionele stoornissen.  
› Subklinische score: Er zijn aanwijzingen voor problematisch functioneren. Het functioneren is problematischer dan gemiddeld. Er is een verhoogd risico op de ontwikkeling van stoornissen.  

PRACTICUM 2 SPP
20
⟩ Onderzoekstraject bepalen

3. Per onderzoekshypothese toetsingscriteria bepalen

Stap 3: bepaal per onderzoekshypothese de


toetsingscriteria

 Onderzoekshypothese

 Sander heeft in vergelijking met leeftijdsgenoten meer moeite met werkgeheugen, planning, organisatie,
time management, metacognitie, responsinhibitie, emotieregulatie, volgehouden aandacht, taakinitiatie,
doelgericht gedrag en/of flexibiliteit

Toetsingscriteria BRIEF pg. 162


 Toetsingscriteria studentencursus

 BRIEF
 Klasobservatie
 CoVaT-CHC-Basisversie (observatie tijdens afname voor executieve functies + sterkte-zwakteanalyse voor advies)
PRACTICUM 2 SPP
21
⟩ Onderzoekstraject bepalen

3. Per onderzoekshypothese toetsingscriteria bepalen


Stap 3: bepaal per onderzoekshypothese de
toetsingscriteria

 Toetsingscriteria BRIEF pg 162 studentencursus

 T-scores van 65 of hoger


‐ klinische score, d.w.z. dat de score van anderhalve standaarddeviatie boven het gemiddelde ligt.
‐ er zijn duidelijke aanwijzingen voor problematisch functioneren

 T-score van 60 of hoger


‐ subklinische score, d.w.z. dat de score van het kind meer dan 1 standaarddeviatie afwijkt van het gemiddelde.
‐ hoewel een score in dit gebied dus geen klinische significantie heeft, is het wel een alarmbel voor de clinicus om de subklinische score in het diagnostisch proces nader te onderzoeken

 T-score lager dan 60


‐ normale score, d.w.z. dat de score van het kind geen klinische relevantie weerspiegelt

Opm T-score: gemiddelde 50 en standaarddeviatie 10

PRACTICUM 2 SPP
22
⟩ Onderzoekstraject bepalen

Aandachtspunten bij keuze instrumenten

Zijn er voor jou verder nog aandachtspunten bij


keuze/verantwoording van instrumentarium? (p. 181)

PRACTICUM 2 SPP
23
Onderzoekstraject uitvoeren

 3 stappen

PRACTICUM 2 SPP
24
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

1. Scoren en interpreteren van resultaten (p. 182)

Bespreking resultaten 

 VvGK
 CBCL/TRF/YSR
 BRIEF
 CoVaT-CHC-Basisversie
 Observatie 

PRACTICUM 2 SPP
25
VvGK

 Vragenlijst voor Gedragsproblemen bij Kinderen (VvGK)


(J. Oosterlaan, D. Baeyens, A. Scheres, I. Antrop, H. Roeyers, & J. A. Sergeant, 2008)

 Meetpretentie: meten in welke mate symptomen van ADHD,


ODD en CD aanwezig zijn bij een kind

 Doelgroep: voor kinderen van 6 t/m 16 jaar

PRACTICUM 2 SPP
26
VvGK

 Inhoud: de VvGK omvat 42 gedragsbeschrijvingen waarbij de


ouder of leerkracht dient aan te geven in hoeverre deze gedragingen
van toepassing zijn op het kind. Er zijn vier schalen:
1. Aandachtstekort
2. Hyperactiviteit/impulsiviteit
3. Oppositional Defiant Disorder
4. Conduct Disorder

 Scoring: de vier schaalscores worden omgezet in een normscore.


Vervolgens kan het betrouwbaarheidsinterval worden berekend. 

PRACTICUM 2 SPP
27
VvGK

 Aan de slag

 Verwerk de scores van moeder, vader en leerkracht (cursus p.


182, normtabellen: p. 215-216) 

 Schrijf de resultaten op de VvGK uit in een verslag.

PRACTICUM 2 SPP
28
VvGK

 Welke elementen dienen steeds vermeld te worden in de


bespreking van onderzoeksresultaten?

PRACTICUM 2 SPP
29
VvGK

Resultaten moeder
Schaal RU Normscore BBI 90% PC Interpretatie
Aandachtstekort 22
Hyperactiviteit/impulsiviteit 23
ODD 12
CD 6

*normgroep: Vlaamse normen ouders, 12 jaar

PRACTICUM 2 SPP
30
VvGK

Resultaten vader

Schaal RU Normscore BBI 90% PC Interpretatie


Aandachtstekort 23
Hyperactiviteit/impulsiviteit 23
ODD 11
CD 6
*normgroep: Vlaamse normen ouders, 12 jaar

PRACTICUM 2 SPP
31
VvGK

Resultaten leerkracht

Schaal RU Normscore BBI 90% PC Interpretatie


Aandachtstekort 24
Hyperactiviteit/impulsiviteit 25
ODD 12
CD 4
*normgroep: Vlaamse normen leerkrachten, 12 jaar

PRACTICUM 2 SPP
32
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

2. Resultaten vergelijken met toetsingscriteria

 Toetsingscriterium voor de VVGK

 Behaalt Sander klinische scores?

PRACTICUM 2 SPP
33
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

3. Onderzoekshypothese bevestigen of weerleggen

 Kunnen we de onderzoekshypothese ‘Er zijn symptomen van


aandachtstekort en/of hyperactiviteit/impulsiviteit' bevestigen of moeten
we ze weerleggen?

 Kunnen we de onderzoekshypothese ‘De symptomen komen zowel thuis


als op school voor' bevestigen of moeten we ze weerleggen?

PRACTICUM 2 SPP
34
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

1. Scoren en interpreteren van resultaten (p. 184)

Bespreking resultaten 
 VvGK
 CBCL/TRF/YSR
 BRIEF
 CoVaT-CHC-Basisversie
 Observatie 

PRACTICUM 2 SPP
35
CBCL, TRF en YSR Gezien of nog te
zien in Practicum 2
KLP

 Gedragsvragenlijst voor kinderen (2002, ASEBA)

 De CBCL/6-18 wordt ingevuld door ouders van kinderen tussen 6 en 18


jaar oud. Er is ook een versie voor ouders van kinderen tussen 1,5 en 5 jaar
(CBCL/1,5-5). De CBCL maakt deel uit van een set vragenlijsten. Zo is er
ook een zelfrapportage voor jongeren (YSR) en een lijst in te vullen door
leerkrachten (C-TRF en TRF/6-18).

 Inhoud: competentieschalen en syndroomschalen


Opm: De CBCL is hier zeer oppervlakkig verwerkt. In de praktijk moet je dit natuurlijk op de correcte
manier doen zoals je in practicum 2 KLP geleerd hebt. Wij willen enkel illustreren hoe de CBCL in het
hele traject past en hebben het daarom ingekort en vereenvoudigd weergegeven.
PRACTICUM 2 SPP
36
CBCL, TRF en YSR

 Aan de slag

 Bekijk de resultaten in de cursus op p. 184-186 en lees het


verslag op Canvas.

PRACTICUM 2 SPP
37
CBCL, TRF en YSR
Tabel 4.4. Resultaat Sander op de CBCL/TRF/YSR

CBCL/TRF/YSR Moeder Vader Leerkracht Sander


Angstig/depressief 0 0 0 +

Teruggetrokken 0 0 0 0

Lichamelijke klachten 0 0 0 0

Sociale problemen + 0 + +
Denkproblemen + + 0 0

Aandachtsproblemen ++ ++ ++ ++

Regelovertredend gedrag + + ++ +

Agressief gedrag ++ ++ + +

PRACTICUM 2 SPP
38
CBCL, TRF en YSR

CBCL/TRF/YSR
Moeder Vader Leerkracht Sander
DSM-oriented scale

Affectieve problemen 0 0 0 0

Angstproblemen 0 0 0 0

Lichamelijke klachten 0 0 0 0

ADHD ++ ++ ++ ++

Oppositioneel gedrag ++ ++ ++ +

Gedragsproblemen + + + 0

PRACTICUM 2 SPP
39
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

2. Resultaten vergelijken met toetsingscriteria

 Toetsingscriterium voor de CBCL/TRF/YSR

 Behaalt Sander enkel voor de schaal aandachtstekort een (sub)klinische


score?

PRACTICUM 2 SPP
40
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

3. Onderzoekshypothese bevestigen of weerleggen

 Kunnen we de onderzoekshypothese ‘De symptomen kunnen niet


verklaard worden door een andere diagnose (bv. een stemmings-
stoornis, angststoornis of een oppositionele–opstandige
stoornis)' bevestigen of moeten we ze weerleggen?

PRACTICUM 2 SPP
41
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

1. Scoren en interpreteren van resultaten (p. 187)

Bespreking resultaten 
 VvGK
 CBCL/TRF/YSR
 BRIEF
 CoVaT-CHC-Basisversie
 Observatie 

PRACTICUM 2 SPP
42
BRIEF

 Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen


(Gioia, G., Isquith, P., Guy, S., & Kenworthy, L., Nederlandse vertaling door Smidts, D. & Huizinga, M., 2012)

 Meetpretentie: in kaart brengen van executieve functies op (beschrijvend) gedragsniveau. Executieve


functies zijn cognitieve processen die nodig zijn voor doelgericht, efficiënt en sociaal aangepast gedrag.

 Inhoud: acht klinische schalen die twee algemene indexen (Gedragsregulatie en Metacognitie) en een
totaalscore vormen:

 Inhibitie
 Cognitieve flexibiliteit
 Emotieregulatie
 Initiatief nemen (in de zelfrapportage: ‘taken afmaken’)
 Werkgeheugen
 Plannen en organiseren
 Ordelijkheid en netheid
 Gedragsevaluatie
 + Twee validiteitsschalen: negativiteit en inconsistentie

PRACTICUM 2 SPP
43
BRIEF

 Aan de slag

 Bekijk de verwerking van de BRIEF in casus Sander (p. 187-191) en


lees het verslag (p. 192-193).

 Duid de structuur van het verslag aan.

PRACTICUM 2 SPP
44
BRIEF
BRIEF Ouders Leerkracht Sander

Inhibitie Klinisch Klinisch Normaal

Cognitieve flexibiliteit Normaal Normaal Normaal

Emotieregulatie Klinisch Normaal Normaal

Initiatief nemen Normaal Normaal -

Werkgeheugen Subklinisch Subklinisch Normaal

Plannen en organiseren Klinisch Klinisch Klinisch

Ordelijkheid en netheid Subklinisch Klinisch Klinisch

Gedragsevaluatie Normaal Normaal Normaal

Taken afmaken - - Klinisch


Gedragsevaluatie index Subklinisch Subklinisch Normaal
Metacognitie index Subklinisch Subklinisch Klinisch
TOTAALSCORE Subklinisch Subklinisch Subklinisch

PRACTICUM 2 SPP
45
BRIEF

 Welke elementen dienen steeds vermeld te worden in de


bespreking van onderzoeksresultaten?

PRACTICUM 2 SPP
46
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

2. Resultaten vergelijken met toetsingscriteria

 Toetsingscriterium voor de BRIEF

 Behaalt Sander voor één of meerdere schalen een klinische score?

PRACTICUM 2 SPP
47
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

1. Scoren en interpreteren van resultaten (p. 194)

Bespreking resultaten 
 VvGK
 CBCL/TRF/YSR
 BRIEF
 CoVaT-CHC-Basisversie
 Observatie 

PRACTICUM 2 SPP
48
CoVaT – CHC - Basisversie

 Aan de slag

 Lees het verslag van de CoVaT-CHC-Basisversie voor casus Sander


(observatie en testresultaten cursus p. 194 + verslag op CANVAS)

 Voor welke BCV behaalt Sander sterktes en zwaktes? Wat doen we hiermee
tijdens het advies?

 Welke informatie over executieve functies vind je terug in het verslag (en de
observaties)?

PRACTICUM 2 SPP
49
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

2. Resultaten vergelijken met toetsingscriteria

 Toetsingscriterium voor de CoVaT-CHC-Basisversie

 Geen, kwalitatieve interpretatie.

 Welke informatie over executieve functies vind je terug in het verslag


(en de observaties)?

PRACTICUM 2 SPP
50
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

3. Onderzoekshypothese bevestigen of weerleggen

 Kunnen we de onderzoekshypothese ‘Sander heeft in vergelijking met


leeftijdsgenoten meer moeite met werkgeheugen, planning, organisatie,
time management, metacognitie, responsinhibitie, emotieregulatie,
volgehouden aandacht, taakinitiatie, doelgericht gedrag en/of
flexibiliteit' bevestigen of moeten we ze weerleggen?

PRACTICUM 2 SPP
51
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

3. Onderzoekshypothese bevestigen of weerleggen

 Komen er vanuit het intelligentieonderzoek argumenten om de


onderzoekshypothese ‘De symptomen kunnen niet verklaard worden door een
andere diagnose (bv. een stemmings-stoornis, angststoornis of een oppositionele–
opstandige stoornis)’ te weerleggen?

PRACTICUM 2 SPP
52
⟩ Onderzoekstraject uitvoeren

1. Scoren en interpreteren van resultaten (p. 198)

Bespreking resultaten 
 VvGK
 CBCL/TRF/YSR
 BRIEF
 CoVaT-CHC-Basisversie
 Observatie 

PRACTICUM 2 SPP
53
Observatie

 Aan de slag

 Wat zijn de doelen van een observatie? (p. 198)


 Waar let je op?
 Waar wil je bij Sander op letten wanneer je hem zou observeren?
 Lees het observatieverslag (cursus p. 198-200)
 Verschil tussen observaties en interpretaties?
 Concrete tips voor aanpak?

PRACTICUM 2 SPP
54
Ter voorbereiding volgende les

 Les 8 nog eens overlopen, zodat je zeker goed mee bent naar
de volgende les.

 De leidraad voor het diagnostisch verslag invullen


(zie CANVAS).

 Kijk je verslag voor de individuele opdracht van de VvGK na


aan de hand van de tips uit deze les.

PRACTICUM 2 SPP
55

You might also like