You are on page 1of 6

Naam: …………………………………………………………….

FUTURE PROCHE
Theorie (grammatica)

• Filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=tyVVL1wFraw

Future proche = ‘ww: aller’ vervoegen + infinitief

Voorbeelden:
- Je vais nager
- Elle va acheter
- Vous avez attendre
- Nous allons écrire

Voorbeeld 1
Je mange une tartine. → Je vais manger une tartine.
(ik eet een boterham) (ik zal een boterham eten)

Stappenplan:

1) Bepaal het onderwerp in de zin ‘Je mange une tartine.’


2) Bepaal de pv in de zin ‘Je mange une tartine.’
3) Schrijf het onderwerp over: je
4) Nu moet je het werkwoord aller vervoegen → vais.
5) Schrijf: je vais
6) mange is de pv in de zin. De vervoeging mange komt van het werkwoord:
manger.
7) Schrijf de infinitief achter ‘je vais’ → je vais manger.
8) Schrijf de rest van de zin over ‘une tartine’ → je vais manger une tartine.
Voorbeeld 2
Nous donnons un cadeau. → Nous allons donner un cadeau.
(wij geven een cadeau) (wij zullen een cadeau geven)

Stappenplan:

1) Bepaal het onderwerp in de zin ‘Nous donnons un cadeau.’


2) Bepaal de pv in de zin ‘Nous donnons un cadeau.’
3) Schrijf het onderwerp over: nous
4) Nu moet je het werkwoord aller vervoegen → allons
5) Schrijf: nous allons
6) donnons is de pv in de zin. De vervoeging donnons komt van het
werkwoord: donner.
7) Schrijf de infinitief achter ‘nous allons’ → nous allons donner
8) Schrijf de rest van de zin over ‘un cadeau’ → nous allons donner un
cadeau.

Oefeningen 1:

Voorbeeldoefening
Schrijf volgende zin in de futur proche aan de hand van het stappenplan.

Zin: je nage dans la piscine.

1) onderwerp = je
2) pv = nage
3) aller vervoegen aan de hand van het onderwerp ‘je’ → vais
4) Infinitief zoeken → pv = nage ; infinitief = nager
5) Regel toepassen: onderwerp + vervoeging aller + infinitief + rest van de
zin
6) Antwoord: Je vais nager dans la piscine.
Nu is het aan jou! Zet volgende zinnen om naar de futur proche volgens het
stappenplan zoals hierboven staat beschreven.

Zin 1 : Vous gardez le bébé.

1) onderwerp = ……………………………….
2) pv = ………………………………………….
3) aller vervoeg aan de hand van het onderwerp ‘……………’ → …………
4) Infinitief zoeken → pv = …………………. ; infinitief = ………………………
5) Regel toepassen: onderwerp + vervoeging aller + infinitief + rest van de
zin.
6) Antwoord:
……………………………………………………………………………………

Zin 2: Elle ferme le magasin.

1) onderwerp = ……………………………….
2) pv = ………………………………………….
3) aller vervoeg aan de hand van het onderwerp ‘………………’ →
………………….
4) Infinitief zoeken → pv = …………………. ; infinitief = ………………………
5) Regel toepassen: onderwerp + vervoeging aller + infinitief + rest van de
zin.
6) Antwoord:
……………………………………………………………………………………
Zin 3: Tu décores le sapin de Noël?

1) onderwerp = ……………………………….
2) pv = ………………………………………….
3) aller vervoeg aan de hand van het onderwerp ‘………………’ →
………………….
4) Infinitief zoeken → pv = …………………. ; infinitief = ………………………
5) Regel toepassen: onderwerp + vervoeging aller + infinitief + rest van de
zin.
6) Antwoord:
……………………………………………………………………………………

Zin 4: Le chien cherche un arbre.

1) onderwerp = ……………………………….
2) pv = ………………………………………….
3) aller vervoeg aan de hand van het onderwerp ‘………………’ →
………………….
4) Infinitief zoeken → pv = …………………. ; infinitief = ………………………
5) Regel toepassen: onderwerp + vervoeging aller + infinitief + rest van de
zin.
6) Antwoord:
……………………………………………………………………………………
Zin 5: Tom lave la voiture.

1) onderwerp = ……………………………….
2) pv = ………………………………………….
3) aller vervoeg aan de hand van het onderwerp ‘………………’ →
………………….
4) Infinitief zoeken → pv = …………………. ; infinitief = ………………………
5) Regel toepassen: onderwerp + vervoeging aller + infinitief + rest van de
zin.
6) Antwoord:
……………………………………………………………………………………

Oefening 2 : Mets les phrases au future proche.

Voorbeeld:
J’achète une chemise. Je vais acheter une chemise.

Nu is het aan jou!

Tu fermes la porte
……………………………………………………………………………..
Il prend un verre de vin.
……………………………………………………………………………..
Lisa porte une jupe.
……………………………………………………………………………..
Nous téléphonons à Sylvie.
……………………………………………………………………………..
Tu fais très attention.
……………………………………………………………………………..
Vous venez au tableau.
……………………………………………………………………………..
Alain fait la vaisselle.
……………………………………………………………………………..
Nous travaillons sur ordinateur.
……………………………………………………………………………..
Thomas et Tom trouvent la gare.
……………………………………………………………………………..
Elle demande de l’argent.
……………………………………………………………………………..

Verbeter de bundel nu zelf! Controleer jezelf!

……../10

Zelfevaluatie: welke smiley past het best bij jou nu?

You might also like