You are on page 1of 48

Nederlands in actie

Webondersteuning

Bij dit boek hoort een website met extra materiaal. Ga naar www.coutinho.nl/­
nederlandsinactie. Maak een Coutinho-account aan en typ vervolgens onderstaan-
de code in. Met deze code krijg je @@@ maanden exclusieve toegang tot het extra
materiaal.
Nederlands in actie
Methode NT2 voor hoogopgeleide
anderstaligen

Berna de Boer
Margaret van der Kamp
Birgit Lijmbach

Derde, herziene druk

u i t g e v e r ij
coutinho c
bussum 2012
© 2004 Uitgeverij Coutinho bv
Alle rechten voorbehouden.
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets
uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe-
stand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mecha-
nisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schrifte-
lijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan
op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp,
www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloem-
lezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich
wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus
3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

Eerste druk, 2004


Derde, herziene druk, 2012

Uitgeverij Coutinho
Postbus 333
1400 AH Bussum
info@coutinho.nl
www.coutinho.nl

Zetwerk: Studio Pietje Precies | bno, Hilversum


Omslag: xxx
Illustraties: xxx
Geluid: Klanktank, Utrecht / Uitgeverij Coutinho
Stemmen: alfabetisch

Noot van de uitgever


Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen
of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact
op te nemen met de uitgever.
De personen op de foto’s komen niet in de tekst voor en hebben geen relatie met hetgeen in
de tekst wordt beschreven.

ISBN 978 90 469 0298 1


NUR 624
Voorwoord

Voor je ligt de herziene uitgave van Nederlands in actie. Deze succesvolle methode
NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen verscheen in 2004 voor het eerst en vond
snel haar weg onder anderstaligen die Nederlands leren van A2 naar B1.
Tijd schrijdt voort, teksten verouderen en ontwikkelingen leiden tot andere inzich-
ten. Kortom: het werd tijd voor een herziening. Nu, acht jaar later, heb je de volledig
herziene en geactualiseerde druk in handen. Volledig herzien betekent dat het een
geheel nieuw boek is, waarin onder andere alle lees- en luisterteksten vervangen zijn
door eigentijdse teksten. Het bijzondere karakter is evenwel niet veranderd. Neder-
lands in actie is een methode gebleven waarmee anderstaligen op een actieve en
creatieve manier hun vaardigheid in het Nederlands verder ontwikkelen.
Met Nederlands in gang (tot A2) vormt Nederlands in actie (van A2 naar B1) en Ne-
derlands op niveau (van B1 naar B2) een complete leerlijn.

Nederlands in actie is veelvuldig getest in groepen anderstaligen aan het Talencen-


trum van de Rijksuniversiteit Groningen. Onze dank gaat uit naar onze cursisten die
met het materiaal hebben gewerkt en kritisch commentaar hebben geleverd. Door
hun bijdrage is het een prettig werkbaar boek geworden, voor cursisten en docen-
ten. Ook bedanken we iedereen die constructief commentaar heeft geleverd op
eerdere drukken.

Onze collega-docenten aan het Talencentrum willen we graag bedanken voor hun
bereidwilligheid het materiaal te testen in hun groepen en hun ervaringen met ons
te delen. Met name Anneke Boersma, Jeannette Brouwer, Jeroen van Engen, Silvia
Huisman, Catrien Nijboer, Petra Kramer, Maria Kruyt en Ronald Ohlsen danken we
heel hartelijk voor hun waardevolle bijdrage.

Tot slot danken we Anje Dijk, directeur van het Talencentrum in Groningen, voor
haar medewerking en vertrouwen.

We wensen alle gebruikers veel plezier met Nederlands in actie!

Berna de Boer, Margaret van der Kamp, Birgit Lijmbach


Groningen, maart 2012
Webondersteuning
www.coutinho.nl/nederlandsinactie
Bij dit boek hoort een website met extra materiaal. Hierop vind je opdrachten om
verder te oefenen met vocabulaire en grammatica en een programma om je uit-
spraak te verbeteren. Daarnaast vind je er alle beeld- en geluidsfragmenten die je
nodig hebt bij de opdrachten uit het boek. Ook de uitgeschreven teksten van deze
fragmenten staan op de site. Tevens kun je er de leesteksten en vocabulairelijsten uit
het boek beluisteren. Ook staan op de website lijsten met frequente woorden van 0
tot 5000. Tot slot vind je er extra beeldmateriaal en liedjes met opdrachten.
Voor docenten is er een docentenhandleiding beschikbaar.

Ga naar www.coutinho.nl/nederlandsinactie. Maak een Coutinho-account aan en


typ vervolgens de unieke code in van bladzijde 2 van dit boek. Met deze code krijg
je @@ maanden exclusieve toegang tot het extra materiaal.
Inhoud

Thema 1  Werk, studie en vrije tijd

■ Luister-, spreek- en schrijfopdracht: interview


■ Woordvorming
■ Grammatica: structuur hoofdzin
■ Opdrachten
■ Grammatica: conjuncties
■ Grammatica: structuur bijzin
■ Opdrachten
■ Tekst: Jongeren 6,5 uur per dag bezig met media
■ Spreekopdracht: mediagebruik
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Spreekopdracht: beroep raden
■ Tekst: Elke dag een andere droombaan
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Spreekopdracht: droombaan
■ Grammatica: indirecte rede
■ Opdrachten
■ Schrijfopdracht: e-mail
■ Tekst: Solliciteren in zeven stappen
■ Opdracht bij de tekst
■ Spreekopdracht: sollicitatiegesprek
■ Luisteropdracht: Stroopwafelmeisje
■ Prepositie-opdrachten
■ Opdracht onregelmatige werkwoorden
■ Vocabulaire thema 1
■ Reflectie

Taalbiografie
Thema 2 Reizen

■ Spreekopdracht: welk uitzicht zou je kiezen?


■ Lees- en spreekopdracht: wat zou je willen, of juist niet?
■ Grammatica: zou (1)
■ Opdrachten
■ Tekst: Kust trekt meer vakantiegangers
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Spreekopdracht: woordwolk
■ Spreek- en schrijfopdracht: top 5
■ Woordvorming
■ Opdracht bij de tekst
■ Tekst: Op Pad
■ Grammatica: zou (2)
■ Opdrachten
■ Teksten: Glamping, Stayokay, Bed & Breakfast, Couchsurfing
■ Opdracht bij de teksten: voor- en nadelen
■ Vocabulaire
■ Luisteropdracht: accommodatietest hotel
■ Schrijfopdracht: hotelkamer boeken
■ Spreekopdracht: presentatie over een stad
■ Spreekopdracht: ontdek de verschillen
■ Spreekopdracht: vocabulaire
■ Prepositie-opdracht
■ Opdracht onregelmatige werkwoorden
■ Vocabulaire thema 2
■ Reflectie

Thema 3 Gevoelens

■ Inventarisatie gevoelens
■ Test: Ben ik gevoelig?
■ Tekst: Koppen dicht
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Spreekopdracht: wat zou je doen?
■ Grammatica: (te) + infinitief
■ Opdrachten
■ Spreekopdracht: top 10 irritaties
■ Tekst: Top 10 irritaties
■ Spreekopdracht: versterkte reacties
■ Schrijfopdracht: e-mail
■ Luisteropdracht: Blue Monday
■ Spreekopdracht: meevoelen en geruststellen
■ Tekst: Niet iedereen houdt van zomers weer
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Luisteropdracht: weerbericht
■ Spreekopdracht: weersituaties
■ Grammatica: om – te + infinitief
■ Opdrachten
■ Tekst: Waar word jij gelukkig van?
■ Schrijfopdracht: reactie blog
■ Prepositie-opdracht
■ Opdracht onregelmatige werkwoorden
■ Vocabulaire thema 3
■ Reflectie

Thema 4 Onderwijs

■ Spreekopdracht: onderwijssysteem
■ Tekst: In de kroeg zitten is goed voor studieresultaten
■ Opdracht bij de tekst: samenvatting schrijven
■ Vocabulaire
■ Mening vragen en geven
■ Spreekopdracht: mening vragen en geven
■ Woordvorming
■ Grammatica: scheidbare werkwoorden
■ Opdrachten
■ Lees- en spreekopdracht: Ik was heel bang dat de andere cursisten
gingen lachen
■ Spreekopdracht: ervaringen onderwijs
■ Instructietaal
■ Tekst: Er is niets tegen een mooi schooluniform
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Spreekopdracht: bezuinigen
■ Schrijfopdracht: korte tekst
■ Luisteropdracht: Studentendemonstratie
■ Spreekopdracht: vocabulaire
■ Prepositie-opdrachten
■ Opdracht onregelmatige werkwoorden
■ Vocabulaire thema 4
■ Reflectie

Thema 5  Buitenlanders in Nederland

■ Luisteropdracht: NL test
■ Spreekopdracht
■ Tekst: Hè? Kinderen krijgen hier gewoon hagelslag op brood!
■ Vocabulaire
■ Grammatica: er
■ Opdrachten
■ Het met iemand / iets eens zijn (of niet)
■ Spreekopdracht: discussiewiel
■ Tekst: Nederland in vijf zintuigen
■ Spreek- en schrijfopdracht
■ Opdrachten
■ Grammatica: er in een passieve zin
■ Tekst: Mijn Chinese ik
■ Opdracht bij de tekst
■ Spreekopdracht: relatie taal en gedrag
■ Vocabulaire
■ Schrijfopdracht: reactie tekst
■ Spreekopdracht: Beste Beatrijs
■ Luisteropdracht: Máxima, tien jaar in Nederland
■ Spreekopdracht: monoloog
■ Prepositie-opdrachten
■ Opdracht onregelmatige werkwoorden
■ Vocabulaire thema 5
■ Reflectie

Thema 6 Relaties

■ Luisteropdracht: Daten is meten


■ Lees- en schrijfopdracht
■ Tekst: Ze wilde wel maar had het nu even heel druk
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Schrijfopdracht: een andere afloop
■ Spreekopdracht: contact leggen
■ Tekst: Liefdesgedichten
■ Grammatica: relatief pronomen (1)
■ Opdrachten
■ Luister- en spreekopdracht: vriendschap
■ Schrijfopdracht: verlanglijstje
■ Spreekopdracht: eigenschappen partner
■ Tekst: Altijd gedonder over partnerkeuze
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Grammatica: relatief pronomen (2)
■ Opdracht
■ Schrijfopdracht: advies geven
■ Spreek- en leesopdracht: Gebaren internationaal
■ Prepositie-opdrachten
■ Opdracht onregelmatige werkwoorden
■ Vocabulaire thema 6
■ Reflectie

Thema 7 Economie

■ Luisteropdracht: reclame
■ Tekst: De tweedehands economie: elke dag Koninginnedag
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Grammatica: passieve zinnen (1)
■ Opdrachten
■ Spreek- en schrijfopdracht: aanprijzen product
■ Spreekopdracht: product ruilen
■ Spreek- en schrijfopdracht: klacht
■ Luister- en spreekopdracht: bezuinigen
■ Tekst: Nederlander overschat zijn kundigheid met geld
■ Opdracht bij de tekst
■ Vocabulaire
■ Spreekopdracht: hoeveelheden
■ Spreekopdracht: iets niet willen / kunnen zeggen
■ Grammatica: passieve zinnen (2)
■ Opdrachten
■ Test: geldkennis
■ Spreek-, luister- en schrijfopdracht: heimweewinkel
■ Luisteropdracht: De rekenkamer
■ Luisteropdracht: rekentruc
■ Prepositie-opdrachten
■ Opdracht onregelmatige werkwoorden
■ Vocabulaire thema 7
■ Reflectie

Taalbiografie

Thema 8  Kunst en literatuur

■ Spreekopdracht: kunst
■ Lees- en spreekopdracht
■ Teksten: Boekenweek
■ Luister- en spreekopdracht: Kunstuur
■ Tekst: Museumkaart
■ Opdracht bij de tekst
■ Lees- en spreekopdracht: excursie organiseren
■ Luister-, schrijf- en spreekopdracht: berichten
■ Spreekopdracht: kunstwerk
■ Reflectie

Bijlagen

1a Checklist A2
1b Checklist B1
2a Onregelmatige werkwoorden – per thema
2b Onregelmatige werkwoorden – alfabetisch
3 Correctiemodel voor schrijfopdrachten
4 Grammaticaregels
5 Antwoorden
6 Register
Beste cursist,
Voor je ligt Nederlands in actie. Met Nederlands in actie leer je op een actieve en
creatieve manier Nederlands. We hebben het voor jou gemaakt, dus we vinden het
belangrijk dat je het boek goed kunt gebruiken. Daarom geven we je op deze blad­
zijdes informatie over het boek en de pictogrammen, en krijg je een paar tips.

Dit is het pictogram voor lezen.


Het boek heeft acht thema’s. Bij elk thema vind je teksten met een vocabu-
lairelijst. Je hoeft de teksten echt niet 100% te begrijpen. Als je antwoorden
kunt geven op de vragen bij elke tekst, is dat genoeg. Je hoeft dus niet alle
woorden op te zoeken. In het boek vind je ook teksten zonder aparte vo-
cabulairelijst. Deze teksten lees je vooral voor je plezier.

Dit is het pictogram voor vocabulaire.


Vocabulaire is heel belangrijk. Als je veel woorden kent, kun je makkelijker
praten, lezen, luisteren en schrijven in het Nederlands. We hebben daarom
bij de teksten vocabulairelijsten met voorbeeldzinnen en opdrachten (ook
op de website) gemaakt. De opdrachten doe je thuis en in de les. Je leert
de woorden begrijpen en gebruiken in interactie met je medecursisten. De
woorden moet je goed leren want het zijn frequente woorden.

Dit is het pictogram voor spreken.


Je leert Nederlands omdat je graag in het Nederlands wilt communiceren.
Daarom vind je veel (functionele) spreekopdrachten in dit boek. Je doet
deze opdrachten samen met je medecursisten. Gebruik bij de spreekop-
drachten ook de woorden uit de vocabulairelijsten.

Dit is het pictogram voor luisteren.


Bij elk thema vind je ook een beeldfragment met vragen. Ook deze frag-
menten hoef je niet 100% te begrijpen. Als je antwoorden kunt geven op de
vragen is dat genoeg. Kijk en luister een paar keer naar een beeldfragment.
Je begrijpt dan steeds meer. Je kunt na het luisteren ook de tekst lezen van
het fragment. De fragmenten en de teksten staan op de website.

Dit is het pictogram voor schrijven.


Bij elk thema vind je functionele schrijfopdrachten. Je leert bijvoorbeeld hoe
je via e-mail een hotelkamer kunt reserveren. Ook leer je hoe je een reactie
kunt schrijven op een blog of hoe je op internet iets te koop aanbiedt. Ge-
bruik de vocabulairelijsten als je een tekst schrijft.

dertien  ■ 13
Nederlands in actie

Dit is het pictogram voor grammatica.


Je leert in dit boek hoe je de grammatica kunt gebruiken. In het boek krijg je
steeds vragen over zinnen met een bepaalde grammaticale constructie. Zo
ontdek je zelf de regels. Probeer bij spreekopdrachten en schrijfopdrachten
de grammaticale regels te gebruiken die je hebt geleerd.

Dit is het pictogram voor de website.


Bij sommige onderdelen zie je het pictogram van de website. Dat betekent
dat je op de website naar die onderdelen kunt luisteren. Je vindt het pic-
togram bijvoorbeeld in thema 4 bij de zinnen om je mening te geven en in
thema 6 bij twee gedichten. Op de website vind je nog veel meer materiaal.
Informatie over de website vind je op bladzijde 6.

We wensen je veel plezier met Nederlands in actie!

Berna de Boer, Margaret van der Kamp, Birgit Lijmbach

14  ■ veertien
1 Werk, studie en
vrije tijd
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

Interviews over werk, studie en vrije tijd


wie Mark Zomer  –  functie onderzoeker in het laboratorium van een zieken-
huis  –  sinds 2001  –  uur per week meestal 50 maar soms 70 of 80
leeftijd 41  –  privésituatie getrouwd, een zoon (5) en een dochter (3)

Wat wilde je als kind worden?


Tandarts vond ik een fantas-
tisch beroep. Mijn vader en
moeder zijn tandarts. Als kind
kwam ik vaak in hun praktijk.
Wat doe je, ben je tandarts
­geworden?
Nee, ik ben onderzoeker ge-
worden. Ik doe onderzoek naar
griep.
Heb je plezier in je werk?
Ja, ik vind mijn werk heel erg leuk want het is creatief werk en ik heb leuke col-
lega’s. Onze resultaten kunnen heel belangrijk zijn, daarom vind ik dit werk ook
interessant.
Wat vind je niet zo leuk aan je werk?
Ik heb onregelmatige werktijden, dat is niet altijd leuk voor mijn vrouw en kinde-
ren.
Hoe ben je aan je werk gekomen?
Via via. Een studievriend werkte in dit laboratorium. Hij vertelde dat het zieken-
huis onderzoekers zocht. Ik heb gesolliciteerd en de baan gekregen.
Hoeveel verdien je?
Oei, dat is een directe vraag! Daar geef ik liever geen antwoord op.
Heb je veel of weinig vrije tijd?
Dat verschilt want ik werk soms ook in het weekend. Meestal heb ik weinig vrije
tijd.
En wat doe je in je vrije tijd?
Ik houd van muziek; ik speel gitaar en ga heel soms naar een concert. Verder
vind ik het leuk om met de kinderen iets gezelligs te doen: fietsen en dansen.
Vind je dat je je vrije tijd goed besteedt?
Nee, niet altijd. Als ik thuiskom, ben ik vaak zo moe. Dan wil ik alleen nog maar
tv kijken.
Is je vrijetijdsbesteding veranderd in de afgelopen vijf jaar?
Ja, toen we nog geen kinderen hadden, gingen we veel vaker uit en bij vrienden
op bezoek. Nu zijn we ’s avonds vaak thuis. Als de kinderen groter zijn, gaan we
dat wel weer doen, hoop ik.

zeventien  ■ 17
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

wie Alice van Beek  –  studie psychologie en Spaans (tweedejaars)


uur per week meestal 50 of 60 uur, maar soms doe ik helemaal niets
leeftijd 20  –  privésituatie single

Wat doe je?


Ik studeer psychologie en Spaans
in Nijmegen. Ik ken niemand
met deze combinatie van stu-
dies. Het is wel druk hoor. Soms
heb ik een beetje spijt van mijn
keuze.
Waarom heb je voor deze studies
gekozen?
Psychologie omdat ik geïnte-
resseerd ben in het gedrag van
mensen. En Spaans vind ik ge-
woon een erg mooie taal.
Wat wil je met je opleiding gaan
doen?
Ik weet het nog niet precies. Misschien wil ik met kinderen werken of met stu-
denten met studieproblemen of zo.
Ben je een goede student?
Ja, ik denk het wel. Ik studeer hard en heb goede resultaten.
Waar heb je een hekel aan bij je studie?
Ik heb een hekel aan hoorcolleges bij psychologie. We zitten met 400 studenten
in een zaal. Gelukkig hebben we ook werkgroepen van 4 of 5 studenten. Dat is
veel interessanter en persoonlijker.
Woon je alleen of in een huis met andere studenten?
Ik woon in een internationaal studentenhuis, ik ben de enige Nederlandse. Maria
komt uit Zweden, Manuel uit Mexico, Fulvio uit Italië en Indra uit Maleisië. Het
is bijzonder, al die culturen. En we leren internationaal koken van elkaar. Dat is
ook leuk.
Vind je het studentenleven leuk?
Ja natuurlijk! Nijmegen is een leuke studentenstad. Met vrienden ga ik in het
weekend vaak naar de kroeg. Elke woensdagavond ga ik sporten bij de sportver-
eniging van de universiteit. Dat is altijd heel gezellig … en gezond!
Heb je nog andere hobby’s?
Ja, ik vind toneel en musicals heel leuk. Ik zit op studententoneel. We repeteren
nu voor Macbeth, van Shakespeare. Het lijkt me geweldig om in een musical te
spelen maar ik kan jammer genoeg niet goed zingen.

18  ■ achttien
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

Welke acteur of actrice vind je goed?


Ik vind Al Pacino heel goed. Ik heb al zijn films gezien.
Heb je nog bijzondere interesses?
Ja, ik ben gek op voetbal. Niet om zelf te doen hoor. Ik heb een seizoenskaart van
NEC, de voetbalclub van Nijmegen.

OPDRACHT 1
a Interview een medecursist. Gebruik onder andere de volgende vragen.

■ Wat doe je?


■ Waarom heb je voor deze studie / deze baan gekozen?
■ Wat wilde je vroeger worden?
■ Heb je plezier in je studie / werk?
■ Waar heb je een hekel aan?
■ Hoe woon je?
■ Wat doe je in je vrije tijd?
■ Zit je bij een club?

b Schrijf op basis van het interview een tekst over je medecursist.

Vocabulaire
Ken je deze woorden en zinnen nu?

de tandarts het gedrag


de onderzoeker persoonlijk
het onderzoek koken
creatief de kroeg
het resultaat het toneel
via via jammer genoeg
solliciteren gek (zijn op)
verdienen
verschillen Daar geef ik liever geen antwoord op.
besteden Daar heb ik een hekel aan.
de keuze/keus Daar ben ik gek op.

negentien  ■ 19
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

OPDRACHT 2
Uit welke delen bestaan de volgende woorden? Wat betekenen ze?

■ werktijden
■ ziekenhuis
■ studieproblemen
■ hoorcollege
■ werkgroepen
■ studentenhuis
■ sportvereniging
■ vrijetijdsbesteding
■ seizoenskaart

Structuur van een hoofdzin

Ik houd van muziek.


Nijmegen is een leuke studentenstad.
Ik heb al zijn films gezien.
Onze resultaten kunnen heel belangrijk zijn.

Nu zijn we vaak ’s avonds thuis.


Daarom vind ik dit werk ook interessant.
In het weekend ga ik vaak met vrienden naar de kroeg.
Daar geef ik liever geen antwoord op.

Ze heeft een paar jaar in Londen gewoond.


Ze studeert nog niet zo lang in Nijmegen.
Mark woont sinds vorig jaar achter het station.
Ze blijven in het weekend thuis.

Vraag
Kijk naar de bovenstaande voorbeelden. Wat kun je vertellen over de structuur
van een hoofdzin?

20  ■ twintig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

OPDRACHT 3
Geef antwoord op de vragen. Ga verder met de gegeven woorden.

1 Wat doe je als het regent?


Dan
2 Wat doe je op zaterdag?
Dan
3 Waar woonde je vorig jaar?
Toen
4 Wat heb je vanochtend gegeten?
Vanochtend
5 Zijn de winkels open op zondag?
Op zondag
6 Waar wonen meer mensen, in Amsterdam of in Hilversum?
In Amsterdam
7 Wat kun je kopen op de markt?
Op de markt
8 Kun je parkeren bij jou in de straat?
In mijn straat
9 Ben je in het museum geweest?
Daar
10 Wat drink je bij het ontbijt?
Meestal
11 Wat doe je vaak in het weekend?
In het weekend
12 Wat doe je vanavond?
Misschien
13 Wil je me helpen?
Natuurlijk
14 Waarom ga je niet mee naar Earth?
Die film
15 Welk type theater vind je leuk?
Musicals

eenentwintig  ■ 21
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

OPDRACHT 4
Maak de volgende zinnen af.

1 In Utrecht
2 Tegenover het station
3 Na de les
4 Vanochtend
5 Nu
6 Vorig jaar
7 Misschien
8 Natuurlijk
9 Meestal
10 Voor mijn vriendin

Conjuncties

1 Hoofdzin + hoofdzin

en Ik speel gitaar en ik zing in een band.


of Ik wil met kinderen werken of ik ga verder met mijn onderzoek.
maar Het is een drukke baan maar het werk is erg interessant.
want Ze heeft veel buitenlandse vrienden want ze woont in een
internationaal studentenhuis.
dus Het is een gezellig huis dus ze woont daar graag.

Vraag
Kijk naar de structuur van de bovenstaande voorbeelden. Wat is de plaats van de
persoonsvorm?

2 Hoofdzin + bijzin

omdat Ze heeft nu niet veel geld omdat ze nu geen bijbaantje heeft.


Omdat ze nu geen bijbaantje heeft, heeft ze nu niet veel geld.
als Ik ga eerst even lekker tv kijken als ik van mijn werk kom.
Als ik van mijn werk kom, ga ik eerst lekker tv kijken.
toen Mark wilde tandarts worden toen hij klein was.
Toen Mark klein was, wilde hij tandarts worden.

22  ■ tweeëntwintig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

terwijl Ze praten en lachen terwijl ze samen eten koken.


Terwijl ze samen eten koken, praten en lachen ze.
zodat We zitten met 400 studenten in een zaal, zodat de docent de
studenten niet kent.
hoewel Ze heeft de hoofdrol in de musical gekregen, hoewel ze niet zo goed
kan dansen.
Hoewel ze niet zo goed kan dansen, heeft ze de hoofdrol in de
musical gekregen.
nadat Ik had een ander idee over onderzoekers, nadat ik met Mark had
gesproken.
Nadat ik met Mark had gesproken, had ik een ander idee over
onderzoekers.
voordat Alice gaat nog even koffie drinken, voordat het college begint.
Voordat het college begint, gaat Alice nog even koffie drinken.
totdat Ze bleven in het café totdat het café dicht ging.
Totdat het café dicht ging, bleven ze in het café.
zodra Ik zal je een mail sturen, zodra we weer nieuwe onderzoekers nodig
hebben.
Zodra we weer nieuwe onderzoekers nodig hebben, zal ik je een
mail sturen.

Vraag
Kijk naar de structuur van de bovenstaande voorbeelden. Wat is de plaats van de
persoonsvorm?

Structuur van een bijzin

… omdat ze nu geen bijbaantje heeft.


… als ik van mijn werk kom.
… toen hij klein was.

Omdat ze nu geen bijbaantje heeft, …


Als ik van mijn werk kom, …
Toen Mark klein was, …

Vraag
Kijk naar de bovenstaande voorbeelden. Wat kun je vertellen over de structuur
van een bijzin?

drieëntwintig  ■ 23
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

OPDRACHT 5
Geef antwoord op de vragen. Ga verder met de gegeven woorden.

1 Waarom doe je het raam dicht? Omdat …


2 Waarom ben je met de bus gekomen? Omdat …
3 Waarom eet je een appel? Omdat …
4 Waarom ga je vanavond niet mee sporten? Omdat …
5 Wanneer bel je me terug? Als …
6 Wanneer neem je pauze? Als …
7 Waarom neem je pauze? Omdat …
8 Wanneer neem je een taxi? Als …
9 Wanneer gaan jullie op vakantie? Als …
10 Waarom ga je naar Spanje op vakantie? Omdat …
11 Wanneer heb je hoofdpijn? Als …
12 Wanneer kom je bij me op bezoek? Als …
13 Waarom doe je deze cursus? Omdat …
14 Waarom wil je Nederlands leren? Omdat …
15 Wanneer kunnen we stoppen met deze opdracht? Als …

OPDRACHT 6
Kies de juiste conjunctie.

1 Tracey spreekt een beetje Spaans, omdat / want ze heeft als kind in Spanje ge-
woond.
2 De studenten spreken Nederlands met elkaar terwijl / toen ze samen eten ko-
ken.
3 Ik heb deze studie gekozen als / omdat ik tandarts wilde worden.
4 Hij besteedt aandacht aan zijn gezin als / toen hij in het weekend vrij heeft.
5 In dat huis wonen studenten uit heel veel landen, omdat / zodat Alice nu veel
internationale gerechten kent.
6 We gaan met de toneelclub iets drinken, voordat / nadat we gerepeteerd heb-
ben.
7 Ulla blijft op dat kantoor werken totdat / nadat ze een andere baan heeft ge-
vonden.
8 Thea gaat ’s avonds sporten, maar / hoewel ze soms eigenlijk te moe is.
9 Je moet de helpdesk bellen zodra / want je problemen met dit programma
hebt.
10 Mijn werk is interessant want / als de resultaten zijn soms echt belangrijk.

24  ■ vierentwintig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

OPDRACHT 7
Maak de zin compleet. Let op de betekenis en op de plaats van de werkwoorden.

1 Hannah spreekt goed Spaans omdat


2 Ik zal je wel een mail sturen als
3 Theo wil liever niet in Rotterdam werken want

4 Voordat moet je de ramen dicht doen.
5 Ik woonde in een flat met drie vrienden toen

6 Ik wil graag mee naar de bioscoop maar

7 Terwijl bel ik met mijn moeder.
8 Toen wist ik al dat ik arts wilde worden.

OPDRACHT 8
Werk in tweetallen. Stel elkaar de volgende vragen. Begin je antwoord met de
gegeven woorden.

1 Wanneer is Luke lid geworden van de sportclub? Toen …


2 Kun je hier echt zo goedkoop sporten? Ja, dat kan, als …
3 Wanneer praten jullie veel samen? Terwijl …
4 Ga jij vanavond ook naar het feest van Laura? Ja, maar …
5 Tot wanneer volg jij een cursus Nederlands? Totdat …
6 Wanneer lees je meestal? Voordat …
7 Wanneer kijk je tv? Nadat …
8 Ben je dit weekend thuis? Nee, want …
9 Wanneer woonde Alice bij haar ouders? Voordat …
10 Wanneer wil hij een baan in het buitenland? Nadat …
11 Wanneer hoor ik of de afspraak definitief is? Zodra …
12 Waar woonde je toen je tien jaar was? Toen …
13 Bevalt je huis goed? Ja, het is een leuk huis, hoewel …
14 Waarom doet ze twee studies? Omdat …
15 Wanneer ga je niet naar de cursus? Als …

vijfentwintig  ■ 25
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

Jongeren 6,5 uur per dag bezig met media

‘Digital natives’ noemen we ze: Totaal mediagebruik per dag


mensen die geboren zijn met in- door jongeren (minuten)
ternet. 500

5 Jongeren tussen dertien en zes-


400
tien jaar zijn grootgebruikers van
sociale media. Per dag besteden zij
gemiddeld 62 minuten aan bijvoor- 300
beeld MSN, Hyves en Twitter. Dat
10 is veel meer dan kinderen tussen
200
tien en twaalf – die 21 minuten per
dag besteden. Bij jongeren tussen
zeventien en negentien wordt het 100
gebruik van sociale media minder
15 tot 29 minuten, maar ze blijven wel
0
veel e-mailen.

13 aar

17 aar

r
10 ar

aa
a
2j

6j

9j
9j

-1

-1

-1
6-

Deze resultaten komen uit een


onderzoek in 2010 ‘Alles over tijd’
20 van SPOT, een onderzoeksbureau. hoeveel tijd Nederlanders besteden
Elke twee jaar onderzoekt SPOT aan mediagebruik.
Tijd besteed per medium bij jongeren (minuten)

televisie
sociale media
muziek
radio
surfen
gamen
video op internet
bellen/sms
e-mail
boek 6-9 jaar
10-12 jaar
tijdschrift 13-16 jaar
krant 17-19 jaar

0 20 40 60 80 100 120

26  ■ zesentwintig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

Het mediagedrag van jongeren aan ‘live’ contact: uitgaan gaat dan
25 tussen dertien en zestien is opval- een belangrijke rol spelen.
lend: behalve hun obsessie met Internet is een deel van jeugdcul-
sociale media bellen en sms’en ze 45 tuur, zo staat in een rapport van
ook meer dan jongeren in andere het Sociaal en Cultureel Planbu-
leeftijdsgroepen. Ze luisteren meer reau (SCP). Volwassenen houden
30 naar de radio, spelen vaker games zij graag op afstand. De onderzoe-
en besteden ook, heel bijzonder, kers keken of culturele organisaties
relatief veel tijd aan het lezen van 50 meer jongeren kunnen bereiken
boeken. Hun totale mediagebruik door digitaal contact. Daar is geen
ligt op 388 minuten, of bijna zesen- behoefte aan ‘De meeste mensen
35 half uur per dag. hebben Hyves voor vrienden en ze
Jongeren in deze leeftijdsgroep willen aandacht’, zegt Sema (15).
hebben een ‘grote behoefte aan 55 ‘Wat voor bericht of comment ga
contact’, zo denken de onderzoe- je naar een Hyve van een museum
kers. ‘Sociale media voorzien in schrijven?’
40 die behoefte.’ Vanaf zeventien jaar Naar: NRC Handelsblad, 9 maart 2011 en
hebben jongeren meer behoefte SPOT Tijdbestedingsonderzoek, 2010

OPDRACHT 9
Werk in drietallen. Bespreek met elkaar je mediagebruik. Gebruik de onderwer-
pen uit de grafiek (televisie, sociale media, muziek, enzovoort).

OPDRACHT 10
Werk in tweetallen. Stel elkaar vragen over de tekst.

Vocabulaire

jongeren (titel)
We hebben activiteiten voor kinderen, maar niet voor jongeren vanaf twaalf jaar.

per (titel)
Per week zit ik dertig uur achter de computer.

gemiddeld (r. 8)
De kinderen in deze groep zijn tussen zes en acht jaar. De gemiddelde leeftijd is
dus zeven jaar.

zevenentwintig  ■ 27
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

tijdschrift, het (diagram)


Ik lees bijna geen boeken, wel veel tijdschriften over computers en sport. Ik koop
elke week wel één of twee tijdschriften.

opvallend (opvallen, viel op, is opgevallen) (r. 25-26)


■ Zijn mobiele telefoon is heel opvallend; hij is roze!
■ Op internet kun je een iPad kopen voor € 300,-. Dat is opvallend goedkoop.

behoefte, de (r. 37) behoefte hebben aan


Ik heb pijn in mijn ogen want ik heb drie uur achter de computer gewerkt. Ik heb
behoefte aan een pauze.

voorzien in (voorzag, voorzien) (r. 39)


Mensen willen altijd en overal internet hebben. Een smartphone voorziet in de
behoefte om altijd en overal internet te hebben.

deel, het (r. 44)


Een klein deel van deze groep (5%) gebruikt internet nooit.

jeugd, de (r. 44)


Voor de jeugd is een computer heel normaal, maar voor mensen ouder dan tach-
tig is dat niet zo.

volwassene, de (r. 47)


Is Disneyland alleen leuk voor kinderen of vinden volwassenen het ook leuk?

op afstand houden (hield, gehouden) (r. 48)


Ik houd niet van huisdieren; ik houd ze het liefst op afstand.

afstand, de (r. 48)


Een paar meter afstand tussen de tv en de persoon is het beste.

mens, de (r. 52)


Er zijn weinig mensen zonder mobiele telefoon.

aandacht, de (r. 54)


Hij zit elke dag op Facebook; hij krijgt veel reacties van zijn vrienden en hij vindt
die aandacht leuk.

bericht, het (r. 55)


Dit is de voicemail van Henk van Woerden. Spreek uw bericht in na de piep.

28  ■ achtentwintig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

OPDRACHT 11
Bekijk het vocabulaire nog een keer goed. Bij elk nummer hieronder vind je woor-
den die te maken hebben met een van de woorden uit de lijst. Noteer dat woord.

1 boven 18 jaar (of 21) / zelf beslissen


2 lezen / elke week of maand nieuw
3 levend / geen dier / man of vrouw
4 hoe ver / tussen A en B
5 zie je meteen / extreem
6 niet helemaal, alles / stukje
7 heb je nodig / wil je
8 twaalf tot twintig jaar / groep

OPDRACHT 12
Vul een woord uit de lijst in.

1 Een bezoek aan een pretpark kost € 40,-.


2 Op deze weg mag je maar tachtig kilometer uur rijden.
3 Na mijn werk heb ik tijd om aan mijn kinderen te
­besteden.
4 Ik hoorde je mobiel. Ik denk dat je een nieuw hebt.
5 Het personeel van ons hotel al
uw wensen voor een heerlijk weekend!
6 Ik vergeet de muziek uit mijn nooit meer. Ik ken alle
liedjes nog.

OPDRACHT 13
Werk in tweetallen. Reageer met het woord tussen haakjes.

1 Heeft iedereen internet? (mens)


2 Heb jij een iPhone? (jongeren)
3 Hoeveel uur kijk jij tv? (gemiddeld)
4 Wat lees je, als je in de trein zit? (tijdschrift)
5 Wat doen mensen in hun vrije tijd? (deel)
6 Waarom zijn sociale media zo populair? (behoefte hebben aan)

negenentwintig  ■ 29
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

7 Wat is het meest populair: Twitter, Hyves, Facebook of LinkedIn? (jeugd)


8 Besteedt iedereen veel tijd aan sociale media? (volwassene)
9 Komt die piep van jouw telefoon? (bericht)
10 Ik moet vijftig kilometer reizen naar mijn werk. (afstand)
11 Hoeveel tijd besteed je aan sport? (per)
12 Wat vind je van het mediagebruik van jongeren? (opvallen)
13 Wat vind je het moeilijkst aan het Nederlands? Hoe kun je dat verbeteren?
(aandacht)
14 Weet jij waarom Facebook zo populair is? (voorzien in)

Hanco Kolk en Peter Wit / © Comic House

OPDRACHT 14
Je krijgt van je docent een memosticker waar een beroep op staat. Je moet dat
beroep raden. Iedereen loopt door het lokaal. Je mag maximaal twee vragen aan
dezelfde persoon stellen. Deze stelt ook twee vragen aan jou. Dan loop je naar
iemand anders en stelt weer twee vragen, totdat je het beroep geraden hebt.
De ander mag alleen met ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Je moet dus ja/nee-vragen
stellen.

Voorbeeld:
Heb je een universitaire opleiding nodig?
Werk je veel met je handen?
Heeft het beroep status?

OPDRACHT 15
In de tekst komen de volgende uitdrukkingen voor. Wat denk je dat ze ongeveer
betekenen?

30  ■ dertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

1 Ik kan mijn ei erin kwijt. (r. 66) a Ik doe iets zonder b Ik kan iets doen met
passie. mijn passie.
2 Ik heb er zin in. (r. 80) a Het lijkt me leuk. b Het lijkt me vervelend.
3 Dat zie ik niet zitten. (r. 82-83) a Dat vind ik makkelijk. b Dat lijkt me moeilijk.
4 Dat ligt mij niet zo. (r. 84-85) a Dat kan ik heel goed. b Dat kan ik niet zo goed.
5 Daar gaat het mij niet om. (r. 85-86) a Dat is onbelangrijk. b Dat is belangrijk.
6 Dan houd ik het voor gezien. a Dan stop ik ermee. b Dan ga ik ermee door.
(r. 89-90)

Elke dag een andere droombaan

Joost Veldman wil in een jaar 30 drijft. Dat wil hij vervolgens via een
175 droombanen proberen, elke blog overbrengen op anderen.
dag een andere. ‘Je bent veel tijd
kwijt aan werk, doe dan wel iets Aan het project zit een goed doel
5 wat voldoening geeft.’ gekoppeld, waarbij kinderen in Oe-
35 ganda kansen krijgen op een baan.
Typen kan hij niet goed. Ook de De mensen met wie hij een dag
koffie netjes serveren lukt nog niet meeloopt, vraagt hij geld te storten
helemaal. De echte secretaresse voor dat goede doel als ‘stagever-
10 Karin van Peursen kijkt kritisch. goeding’. Zelf verdient hij dus een
Het maakt niets uit. ‘Sorry, ik ben 40 jaar geen geld. ‘Ik heb nu wel con-
natuurlijk geen echte secretaresse’, tact met een aantal sponsors. Als
lacht Joost Veldman (34). Hij is die mij willen betalen, heb ik een
vandaag voor één dag secreta- inkomen.’
15 resse wat de Amsterdammer met
enthousiasme doet. Net zoals hij 45 Veldman rekende precies uit hoe-
de dagen ervoor werkte als schoen- veel verschillende banen hij moet
maker, bakker, meubelmaker en hebben om een jaar te vullen.
bierbrouwer. Weekenden wilde hij niet werken
20 en één dag in de week wil hij
Veldman gaat komend jaar mee- 50 thuis zijn bij zijn zeven maanden
lopen met 175 mensen die een oude dochter, en dan nog de va-
droombaan hebben. Althans, die kantiedagen eraf.
van zichzelf zeggen dat ze een Dan kom je dus op 175 verschil-
25 droombaan hebben. De reden? Hij lende banen uit.
wil mensen inspireren. ‘Ik wil zo 55
bijdragen aan een leukere en betere Op 12 april is hij begonnen. Tot en
wereld.’ Door dit project hoopt met mei zit hij al ‘volgeboekt’. Veld-
Veldman te ontdekken wat mensen man: ‘Heel ambitieus. Ik merk nu al
dat het zwaar is, er zijn zoveel nieu-

eenendertig  ■ 31
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

60 we indrukken. Wat ik vooral leuk Hij kijkt uit naar zijn volgende
vind? Al die verschillende manieren banen. ‘Ik mag meelopen met een
waarop mensen hun droombaan stuntman. Ook in de lachtherapeut
beleven en de redenen waarom ze 80 heb ik zin. En ik ga mee met een
iets een droombaan vinden.’ Hij boswachter in Flevoland.’ Toch zal
65 heeft nu al iets ontdekt: ‘Zodra hij ook banen doen die hij minder
mensen hun ei erin kwijt kunnen, is ziet zitten. ‘Ik heb twee linkerhan-
het hun droombaan.’ den, dus technische banen liggen
85 mij niet zo.’ Maar daar gaat het
De meeste banen heeft hij tot nu hem niet om. ‘Mensen moeten
70 toe zelf gevonden of via vrienden. gedreven over hun vak kunnen ver-
‘Mensen zijn enthousiast als ze het tellen. Ik hoor het meteen als dat
horen. Iedereen lijkt wel iemand te niet zo is. Dan houd ik het voor ge-
kennen die een droombaan heeft.’ 90 zien. Niet elke baan is mijn droom-
Maar soms vraagt hij mensen ook baan, maar het moet wel iemands
75 zelf, zoals zijn oud-docent Neder- droombaan zijn.’
lands. Naar: Het Parool, 27 april 2011

OPDRACHT 16
Beantwoord de volgende vragen.

1 Wat wil Joost Veldman doen?


2 Welke banen heeft hij gedaan, of gaat hij nog doen?
3 Waarom doet hij dit project?
4 Verdient het goed?
5 Waarom werkt hij maar 175 dagen?
6 Wanneer is een baan een droombaan?

Vocabulaire

dromen (titel)
1 Dit is precies de baan die ik altijd wilde. Alles is perfect aan deze baan. Van
zo’n baan droomde ik al in mijn jeugd. Het is echt mijn droombaan.
2 Ik had een gekke droom vannacht toen ik sliep. Ik droomde dat mijn katten
konden praten met mij en dat we samen grapjes maakten.

voldoening, de (r. 5)
Als je hard werkt om iets te bereiken en het resultaat is goed, geeft dat voldoe-
ning.

32  ■ tweeëndertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

netjes (r. 8)
1 De ouders van Marlena kwamen op bezoek. Marlena zorgde daarom dat haar
huis heel netjes was.
2 Als je een uitnodiging krijgt, moet je laten weten of je komt of niet. Helemaal
niet reageren is niet netjes.

uitmaken (r. 11)


1 Het maakt niet uit wanneer ik vakantie neem. Ik heb geen kinderen op school
en mijn partner kan zijn vakanties ook zelf kiezen. Elke periode is goed voor
mij.
2 De docenten mogen niet kiezen in welke groepen de studenten komen. Dat
maakt het hoofd van de afdeling uit. Zij zegt in welke groepen de studenten
komen.

althans (r. 23)


Kaspar spreekt heel goed Frans. Althans, dat zegt hij. Volgende week gaan we
samen naar Parijs, dan zie ik wel of het klopt.

reden, de (r. 25)


In die baan kon ik maar maximaal twee weken vakantie opnemen in de maanden
juli en augustus. Dat was voor mij een reden om een andere baan te zoeken.

bijdragen aan (droeg bij, bijgedragen) (r. 27)


Volgende week gaan we met mensen uit onze straat het parkje bij onze straat
schoonmaken. Zo dragen we bij aan een schone stad.

wereld, de (r. 28)


Hoeveel mensen wonen er eigenlijk op de wereld? Ik geloof zeven miljard.

ontdekken (r. 29)


Ik heb een leuk restaurantje ontdekt, in de buurt achter het station. Het is er niet
druk en hartstikke gezellig. Het is daar al jaren, maar ik was er nog nooit geweest.

drijven (dreef, gedreven) (r. 30)


1 Als je een bal in het water gooit, dan blijft hij drijven. Als je een steen in het
water gooit, dan blijft hij niet drijven. Hij zinkt.
2 Hij besteedt elke dag vijf uur aan zijn sporttraining. Wat drijft iemand om dat
te doen? Wat is zijn motivatie om dat te doen? Je moet dan wel heel gedreven
zijn.

drieëndertig  ■ 33
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

vervolgens (r. 30)


Ik zal je vertellen hoe de espressomachine werkt. Dan zal ik eerst espresso maken.
Kijk goed hoe ik het doe. Vervolgens probeer jij het zelf een keer.

overbrengen (op) (bracht over, overgebracht) (r. 31)


Muziek is een internationale taal, je kunt er vrolijk van worden, het is leuk om
samen met anderen muziek te maken. Die positieve dingen wil ik overbrengen op
anderen, op kinderen en volwassenen.

doel, het (r. 33)


1 We lopen vijf kilometer hard en we zoeken sponsors, die ons één euro per
kilometer willen geven. Het geld is niet voor onszelf maar voor een goed doel:
speelgoed voor een kinderziekenhuis in Roemenië.
2 Het doel van deze opdracht is dat je woorden leert.

koppelen (aan) (r. 34)


Voor deze opdracht werken we in groepjes van twee. De docent koppelt iedere
student aan een student uit de andere groep. De docent maakt dus de groepjes.

stage, de (r. 38)


In het tweede jaar van je studie loop je vier maanden stage. Je leert dan wat je
kunt doen met je studie in een baan. Dan weet je ook of je dit werk leuk vindt.

vergoeding, de (r. 38-39)


Lex moet voor zijn werk verhuizen naar een andere stad. Dat is natuurlijk erg
duur, maar gelukkig krijgt hij van het werk een vergoeding. Het werk betaalt de
kosten van de verhuizing.

inkomen, het (r. 43)


Je inkomen moet minimaal € 1500,- per maand zijn als je dit huis wilt huren. De
eigenaar wil er zeker van zijn dat je de huur kunt betalen.

boeken (r. 57)


Ik probeerde nog een hotelkamer via internet te boeken, maar alle hotels van de
stad zaten al volgeboekt. Ik denk dat we naar een andere stad moeten gaan.

merken (r. 58)


Je kunt wel merken dat het herfst wordt. Het is ’s morgens nu echt koud.

indruk, de (r. 60) – indruk maken op


1 Ik heb de indruk dat je me niet begrijpt. Je kijkt zo vreemd.

34  ■ vierendertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

2 Vorig jaar heb ik drie maanden als vrijwilliger in een opvangcentrum voor die-
ren gewerkt. Dat heeft veel indruk op me gemaakt.

beleven (r. 63)


Hoe heb je je eerste weken in Nederland beleefd? Hoe was dat?

uitkijken naar (keek uit, uitgekeken) (r. 77)


Ik vind elke vakantie leuk, maar ik kijk echt uit naar de vakantie van deze zomer:
een rondreis door Mexico. Iedereen zegt dat het zo mooi is. Ik heb er heel veel zin
in.

OPDRACHT 17
Welk vervolg van de zin past goed?

1 Werken met dieren én met kinderen,


a daarvan heb ik altijd gedroomd.
b dat heb ik ontdekt.

2 Ik wil de komende jaren heel veel reizen, want


a ik krijg een vergoeding.
b ik wil veel van de wereld zien.

3 Liefde is het belangrijkste voor de meeste mensen.


a Dat maakt niet uit.
b Dat brengt deze film over.

4 Ik heb deze week heel veel gewerkt, dus


a ik kijk uit naar het weekend.
b ik koppel mijn werk aan mijn hobby.

5 Ze zeggen dat Nederlanders niet gemakkelijk contact maken, maar


a die indruk heb ik niet.
b dat is een goede reden.

OPDRACHT 18
Vul een woord uit de lijst in.

1 Wat is belangrijker voor jou, een goed of een spannen-


de baan?

vijfendertig  ■ 35
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

2 We testen de medicijnen in een laboratorium en testen


we ze bij mensen.
3 In deze baan heb je veel contact met klanten. Je kleding moet dus
zijn.
4 In dat deel van het land kun je gemakkelijk een baan vinden,
dat heb ik gehoord.
5 Ik heb die dag als één groot avontuur. Er gebeurden zo
veel leuke en gekke dingen!
6 Kun je uitleggen waarom je dit werk doet? Wat jou?
7 We wilden voor het feest graag deze discjockey hebben, maar hij was jammer
genoeg al voor de hele maand .
8 Het van deze training is dat je ziet welke beroepen bij
je passen.
9 Het werk als verpleegkundige in een ambulance is zwaar, maar het geeft veel
. Je helpt mensen direct en snel.
10 Tijdens mijn in de apotheek leerde ik veel over medicij-
nen.
11 Ik niet dat Anna al naar huis was gegaan. Het was zo
druk op het feest, ik kon toch niet zien wie er precies waren en wie niet?
12 Hij heeft beloofd dat hij ons ophaalt met de auto, maar hij kwam niet. En hij
heeft niet gebeld om dat te zeggen. Dat is toch niet !

OPDRACHT 19
Werk in tweetallen. Reageer met het woord tussen haakjes.

1 Heb jij veel variatie in je werk? (beleven)


2 Waar wil jij werken en waar absoluut niet? (wereld)
3 Wil je in een team werken, of liever alleen? (uitmaken)
4 Op mijn eerste autorijles mocht ik nog niet zelf rijden, alleen kijken. (doel)
5 Een studie aan de universiteit duurt vier of vijf jaar. (stage)
6 Ik heb vanmiddag een belangrijk gesprek. Zie ik er goed uit? (netjes)
7 Je gaat toch met het vliegtuig op vakantie? Heb je gereserveerd? (boeken)
9 Krijgen alle studenten geld om te studeren? (inkomen)
8 Staat er een fout in deze tekst? Heb jij een fout gezien? (ontdekken)
9 Heb je zin in de komende vakantie? (uitkijken naar)
10 Heb je slecht geslapen? (dromen)

36  ■ zesendertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

11 Ik ben gestopt met voetballen want ik vond de conditietraining niet leuk.


­(reden)
12 Dus jullie gaan uit met de hele groep? Wat gaan jullie doen? (vervolgens)
13 Chantal heeft jarenlang gewerkt als zangeres in musicals. (merken)

14 Tijdens mijn studie werkte ik ook op mijn stageplaats. (vergoeding)


15 In dit project werken twee mensen samen. Hoe maak je de combinaties?
­(koppelen)

OPDRACHT 20
Praat in twee- of drietallen.

Wat is voor jou een droombaan? Waarom?


Wat is voor jou absoluut geen droombaan? Waarom niet?

Probeer de volgende zinnen te gebruiken:


Ik kan mijn ei erin kwijt.
Ik heb er zin in.
Dat zie ik niet zitten.
Dat ligt mij niet zo.
Daar gaat het mij niet om.
Dan houd ik het voor gezien.

Indirecte rede

Joost Veldman zegt: ‘Ik ben geen echte secretaresse.’


Joost Veldman zegt dat hij geen echte secretaresse is.
Hij denkt dat het nu al heel ambitieus is.
Hij zegt dat hij iets heeft ontdekt.

De interviewer vraagt aan Alice: ‘Ben je een goede student?’


De interviewer vraagt aan Alice of ze een goede student is.
Hij vraagt of zij nog andere hobby’s heeft.
Hij vraagt of zij het studentenleven leuk vindt.

De interviewer vraagt aan Mark: ‘Wat vind je zo leuk aan je werk?’


De interviewer vraagt aan Mark wat hij zo leuk aan zijn werk vindt.
Hij vraagt hoe hij aan zijn werk is gekomen.
Hij vraagt hoeveel geld hij verdient.

zevenendertig  ■ 37
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

Vragen
Kijk naar de voorbeelden op bladzijde 37.
Wanneer gebruik je dat, of of een vraagwoord?
Wat is de plaats van de persoonsvorm?

OPDRACHT 21
Zet de zinnen in de indirecte rede.

1 Het gaat deze keer goed.

Mark denkt

2 Het studentenleven is leuk.

Alice vindt

3 Is er nieuws?

Ze vraagt

38  ■ achtendertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

4 Wat doen we?

Ze overleggen

5 We winnen!

Ze hopen

6 Gebruik jij Facebook?

Hij wil weten

7 Hoeveel studenten wonen in dit huis?

Ik vraag me af

negenendertig  ■ 39
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

8 Het hoorcollege duurt lang.

Ze vindt

OPDRACHT 22
Bedenk een stelling. Een ander herhaalt die stelling in de indirecte rede en be-
denkt een nieuwe stelling.

Voorbeeld:
■ Jongeren besteden veel tijd aan MSN, Hyves en Twitter.
• Hij zegt dat jongeren veel tijd aan MSN, Hyves en Twitter besteden.
■ Psychologie is een interessante opleiding.
• Zij zegt dat psychologie een interessante opleiding is.
■ …

OPDRACHT 23
Stel een vraag. Een ander herhaalt die vraag in de indirecte rede en stelt een
nieuwe vraag.

Voorbeeld:
■ Mark, heb je veel vrije tijd?
• Zij vraagt of Mark veel vrije tijd heeft.
■ Welke acteur vind jij goed?
• Hij vraagt welke acteur zij goed vindt.
■ …

OPDRACHT 24
Je hebt je droombaan gevonden! Je schrijft een e-mail naar een goede vriend of
vriendin.
Maak de zinnen af.

40  ■ veertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

Hoi ,

Ik heb goed nieuws. Ik heb mijn droombaan gevonden!


Ik

Het is echt een droombaan voor mij omdat

en omdat

Het is dus echt een droombaan, hoewel

En hoe is het met jou? Ik hoop dat

Ik vraag me af of

Ik weet nog niet wanneer

Liefs, / Groeten,

OPDRACHT 25

Noteer bij elke stap drie woorden die je waarschijnlijk in de tekst bij die stap
kunt vinden.

Solliciteren in zeven stappen


In een tijdschrift vind je een lang artikel over solliciteren en werk zoeken. In het
artikel staan 7 stappen. Elke stap is een fase in het proces van werk zoeken. Dit
zijn de stappen:

Stap 1 Bedenk wat je nou echt wilt


Stap 2 Schrijf een goede brief met cv
Stap 3 Gebruik sociale media
Stap 4 Bereid het gesprek voor

eenenveertig  ■ 41
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

Stap 5 Draag passende kleding


Stap 6 Maak een goede indruk bij het gesprek
Stap 7 Onderhandel stevig over het salaris

OPDRACHT 26
Je ziet hieronder stukjes uit de teksten. Bij welke stap hoort dit stukje waarschijnlijk?

Stap Stap
Loop rechtop, geef een stevige Laat de regels los over hoe het
handdruk en kijk uw gespreks­ moet. Begin niet met ‘opleidingen’
partner recht aan. als het meer dan tien jaar geleden
is, maar zet ze aan het einde. Bur-
gerlijke staat, kinderen en hobby’s?
Stap
Vermeld deze alleen wanneer dat
Werken in de zakelijke of financiële relevant is voor de baan.
wereld vraagt om een net (broek)
pak of een nette broek met een
colbertje. De kleuren zijn vaak don- Stap
kerblauw, grijs en zwart, de stoffen Een derde van de bedrijven zoekt
gladder, klassieker en wat chiquer op sites als LinkedIn naar geschikt
dan in andere branches. personeel. Dat is effectiever, sneller
en goedkoper dan een advertentie
Stap in de krant plaatsen. Dan moet je
Het is slim om navraag te doen wel zorgen dat je gevonden kunt
bij collega’s en in de omgeving, al worden.
praat niet iedereen graag over zijn
salaris. Bij grote bedrijven en in Stap
branches zoals de gezondheidszorg Bekijk allerlei vacatures in kran-
zijn de salarissen per functie strikt ten en op internet en verzamel de
ingedeeld in schalen en werkjaren. vacatures waarbij u denkt: dat lijkt
me leuk! Als het er aardig wat zijn,
Stap kunt u kijken of er een bepaalde
Wie zich goed voorbereidt, kan het lijn in zit.
gesprek enigszins sturen. Dus weet
wat u wilt vertellen en wilt vragen.
Dat is echt beter dan: ik zie wel wat
er op me afkomt.

42  ■ tweeënveertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

OPDRACHT 27
Je wilt een sollicitatiebrief schrijven. Je vraagt een vriend om advies. Die vertelt
wat je moet doen. Maak de zinnen compleet met de informatie tussen haakjes.

Voorbeeld:
Hij zegt dat … (de website van het bedrijf bekijken).
Hij zegt dat ik de website van het bedrijf moet bekijken.

1 Hij zegt dat … (een goede brief met cv schrijven).


2 Hij vindt dat … (sociale media gebruiken).
3 Hij zegt dat … (alleen relevante opleidingen noemen).

Je hebt een sollicitatiegesprek. Je wilt weten wat je kunt verwachten. Wat zeggen
de mensen van de sollicitatiecommissie?

4 Ze zeggen dat … (werktijden bepalen).


5 Ze zeggen dat … (een opleiding volgen).
6 Ze zeggen dat … (nieuwe projecten doen).

Jij hebt ook wat vragen voor de sollicitatiecommissie.

7 Ik vraag me af of … (’s avonds werken).


8 Ik vraag me af of … (eigen kleding dragen).
9 Ik vraag me af of … (veel samenwerken).
10 Ik vraag me af of … (snel beginnen met de baan).

OPDRACHT 28
Werk in tweetallen. Voer een sollicitatiegesprek voor een bijbaantje.
Jullie krijgen van je docent ieder informatie over je rol.

OPDRACHT 29
Een oer-Hollands product in India …

a Kijk naar het fragment. Na afloop vertel je allemaal één ding dat je gehoord of
gezien hebt. Luister goed naar elkaar, je mag niet herhalen wat iemand al gezegd
heeft.

b Je ziet hierna rubrieken en woorden uit het fragment. In welke rubrieken kun je
de woorden zetten? Soms passen woorden in twee rubrieken.

drieënveertig  ■ 43
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

tijd smaak indrukken van landschap stroopwafels


India maken

allerlekkerst cobra’s nog steeds


altijd deeg sprookjesachtig
armoede ei strand
bakken fantastisch stroopwafelmix
balletje heerlijk theeplantages
basterdsuiker inmiddels tijgers
bergen kneden voor het eerst
bloem meteen zielige beesten
bossen mierzoet zoet
boter mysterieus zoetekauw

OPDRACHT 30
Vul een prepositie in, bijvoorbeeld: van, met, uit, over, aan, in, op.

1 Simon heeft veel zin zijn nieuwe baan. Het is echt zijn droom-
baan.
2 Heb jij nog contact je collega’s van je vorige werk?
3 Als je deze enquête invult, heb je kans een weekendje weg voor
twee personen.
4 Ik heb spijt mijn opmerking tegen jou. Dat was echt niet goed
van mij, ik had het niet mogen zeggen.
5 In mijn vrije tijd doe ik veel aan sport. Ik heb behoefte bewe-
ging, omdat ik op mijn werk de hele dag zit.
6 Paula wil geen lid worden van ons volleybalteam, want ze heeft een hekel
teamsporten.

44  ■ vierenveertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

OPDRACHT 31
Vul een prepositie in, bijvoorbeeld: van, met, uit, over, aan, in, op.

1 Het begin van de film vond ik saai maar het einde werd hij
toch spannend.
2 Hoe weet je dat? Stond dat de krant?
3 Ik werk full time, maar het weekend heb ik tijd voor mijn ge-
zin.
4 Leuke foto hè? Toen waren mijn ouders bezoek in Nederland.
5 Als je wil weten hoeveel boeken je mag lenen van de bibliotheek, moet je
de website van de bibliotheek kijken. Daar vind je het wel.
6 Ik wil stage lopen bij een groot bedrijf of in een ziekenhuis. Misschien kan ik
die manier wel een baan krijgen.

OPDRACHT 32
Vul een prepositie in, bijvoorbeeld: van, met, uit, over, aan, in, op.
Je ziet in deze oefening dat je bij één werkwoord twee verschillende preposities
kan gebruiken: de betekenis verandert dan.

1 Een toneelclub! Dat lijkt me leuk! Kun je me wat meer jullie


club vertellen?
2 Op contactsites vertellen jongeren vaak dingen die ze niet durven te vertellen
hun ouders.
3 Het is nu weekend, hoor! Ik wil nu niet praten mijn werk!
4 Ga eens even zitten. Ik wil even rustig je praten.
5 Wat is jouw ideale baan? welke baan droom jij?
6 Ik heb vannacht gedroomd vogels. Betekent zo’n droom iets
speciaals?

OPDRACHT 33
Je krijgt een opdracht met onregelmatige werkwoorden van je docent.

Werk in tweetallen.
Maak bij elk werkwoord een zin of vraag in het perfectum of imperfectum. Als
de vorm goed is, zet je een rondje om het werkwoord. Dan mag de ander een
werkwoord kiezen. Als dat antwoord goed is, zet die een kruisje.
Probeer drie rondjes of kruisjes op een rij te krijgen: horizontaal, verticaal of dia-
gonaal.

vijfenveertig  ■ 45
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

Vocabulaire

Interview voorzien (in)


besteden aan
creatief Droombaan
gedrag, het althans
gek (zijn op) beleven
■ een hekel hebben aan bijdragen aan
jammer genoeg boeken
keuze/keus, de doel, het
koken drijven
kroeg, de dromen
onderzoek, het indruk, de
onderzoeker, de ■ indruk maken op
persoonlijk inkomen, het
resultaat, het koppelen
solliciteren merken
tandarts, de netjes
toneel, het ontdekken
verdienen overbrengen (op)
verschillen reden, de
via via stage, de
Daar geef ik liever geen antwoord op. uitkijken naar
Daar heb ik een hekel aan. uitmaken
Daar ben ik gek op. vergoeding, de
vervolgens
Jongeren en media voldoening, de
aandacht, de wereld, de
afstand, de Ik kan mijn ei erin kwijt.
■ op afstand houden Ik heb er zin in.
behoefte, de Dat zie ik niet zitten.
bericht, het Dat ligt mij niet zo.
deel, het Daar gaat het mij niet om.
gemiddeld Dan houd ik het voor gezien.
jeugd, de
jongere, de Stroopwafels in India
mens, de bitter
op afstand houden geheim, (het)
opvallen uitdaging, de
per zoet
tijdschrift, het zout
volwassene, de zuur

46  ■ zesenveertig
Werk, studie en vrije tijd  thema 1

Reflectie

Reflecteer op wat je kunt. Geef bij elk punt aan hoe goed je iets kunt.

Kan ik goed. Kan ik redelijk. Kan ik niet zo goed. Kan ik niet.


++ + – ––

Ik kan de hoofdpunten volgen van een gesprek over


een interessant onderwerp, zoals het interview met ++ + – ––
Mark en Alice.
Ik kan in gesprekken informatie uitwisselen over ver-
trouwde onderwerpen, zoals elkaar interviewen en ++ + – ––
vertellen over mediagebruik.
Ik kan een kort, eenvoudig verslag schrijven, zoals een
++ + – ––
verslag van het interview.
Ik kan het hoofdthema en de belangrijkste informatie
begrijpen in eenvoudige teksten in een krant, zoals Jon-
++ + – ––
geren 6,5 uur per dag bezig met media en Elke dag een
andere droombaan.
Ik kan eenvoudige informatie achterhalen en doorge-
++ + – ––
ven, zoals bij de stickeropdracht met beroepen.
Ik kan vertellen over mijn dromen, zoals mijn droom-
++ + – ––
baan.
Ik kan een e-mail schrijven over persoonlijke zaken,
++ + – ––
zoals de e-mail over mijn droombaan.
Ik kan relevante informatie in brochures vinden en be-
++ + – ––
grijpen, zoals Solliciteren in zeven stappen.
Ik kan een eenvoudig sollicitatiegesprek voeren, zoals
++ + – ––
het gesprek voor een bijbaantje.
Ik kan de hoofdpunten begrijpen in tv-programma’s
over vertrouwde onderwerpen als ze relatief langzaam ++ + – ––
spreken, zoals in Stroopwafels.
Ik kan concrete aanwijzingen en opdrachten begrijpen,
++ + – ––
zoals de instructie van mijn docent.

zevenenveertig  ■ 47
thema 1  Werk, studie en vrije tijd

Taalbiografie

Je bent aan het begin van een nieuw boek. Je spreekt dus al een mondje Nederlands.
Is je niveau ongeveer A2 van het Europees Referentiekader?

■ Vul de Checklist A2 in (bijlage 1a).

■ Welke punten uit de checklist zijn nog moeilijk? Kies drie dingen. Dit zijn je fo-
cuspunten.

■ Hoe leer je een taal en wat is jouw ervaring met het leren van een taal?

Schrijf een tekst. Geef in die tekst antwoord op de volgende vragen:


• Wat is je moedertaal?
• Spreek je ook andere talen? Welke? Hoe heb je die talen geleerd?
• Hoe heb je Nederlands geleerd?
• Hoelang ben je bezig met het leren van Nederlands?
• Vind je het leuk om Nederlands te leren? Waarom wel / niet?
• Wat is voor jou een goede manier om een taal te leren?
• Wat vind je moeilijk aan het Nederlands?
• Wat wil je in deze cursus leren?
• Wat zijn je focuspunten? Hoe ga je ze verbeteren?

48  ■ achtenveertig

You might also like