You are on page 1of 14

Begrippen hoofdstuk 4

Streven naar winst = Proberen winst te behalen. Een ondernemerskenmerk.

Ondernemingsvorm (rechtsvorm) = Wettelijke vorm van onderneming waarin verantwoordelijkheid


wordt vastgelegd.

Natuurlijke personen = Je bent als ondernemer geen rechtspersoon en dus hoofdelijk aansprakelijk.
Je bent persoonlijk verantwoordelijk voor de schulden van het bedrijf.

Rechtspersoon = Ondernemingsvorm waarbij het bedrijf aansprakelijk is voor de schulden.

Werknemers = Mensen die in loondienst werken.

Werkgever = Iemand die een of meer mensen in loondienst heeft.

Commerciële organisatie = Een bedrijf dat streven naar winst als doelstelling heeft.

Ondernemingsplan = Plan waarin je het doel en de verwachtingen van je onderneming beschrijft.

Bedrijfsidee = Een beschrijving van het product die je op de markt wil brengen.

Marktonderzoek = De markt voor je product in kaart brengen. Dit kan behulp van deskresearch en
fieldresearch.

Financieel plan = Plan waarin staat hoeveel geld je nodig hebt en hoe je aan dit geld komt. Het plan
bestaat uit een investeringsbegroting, financieringsbegroting, exploitatiebegroting en
liquiditeitsbegroting.

Marketing = Alle activiteiten die een bedrijf onderneemt om te voldoen aan de wensen van de
klanten.

Marktaandeel = Het aandeel van een product van de totale markt van dat product. Kan gemeten
worden in afzet of omzet.

Marketingmix = Combinatie van de 5 marktinstrumenten, de 5 p’s: product, plaats, prijs, promotie en


personeel.

Commerciële beïnvloeding = Beïnvloeding door bedrijven om producten te verkopen.

Sociale beïnvloeding = Beïnvloeding door vrienden en familie.

Prijspolitiek = Prijs op verschillende manieren gebruiken om je product te verkopen.

Eenheid van bevel = Iedereen heeft slechts één leidinggevende en het is dan ook duidelijk wie leiding
geeft aan wie.

Organogram = Organisatieschema dat laat zien hoe de taken en verantwoordelijkheden in een


organisatie verdeeld zijn.

Staffunctie = Ondersteunende functie in een organisatie.

Lijnfunctie = Een functie die bijdraagt aan de kerndoelen van de organisatie.

F-, G-, P-, M-indeling = Indeling van de organisatie naar functie, geografie, product of markt.
Begrippen hoofdstuk 5
Balans = Een overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en de schulden van een onderneming.
De linkerkant en de rechterkant van een balans moeten altijd in evenwicht en dus even groot zijn.

Vaste activa = Alle bezittingen van een onderneming die langer dan één jaar meegaan.

Vlottende activa = Alle bezittingen van een onderneming die korter dan één jaar meegaan.

Liquide activa = De betaalmiddelen van onderneming, zoals de bank en kas.

You might also like