You are on page 1of 60

THEMA 04 HOE REAGEREN MENSEN

EN ANDERE DIEREN OP
PRIKKELS?
CHECK IN 277
VERKEN 278

` HOOFDSTUK 1: Hoe reageren spieren op impulsen


van het zenuwstelsel? 280
1.1 Welke soorten spieren kunnen we onderscheiden? 280
1.2 Hoe worden dwarsgestreepte spieren aangestuurd? 283
A Hoe zijn dwarsgestreepte spieren opgebouwd? 283
B Hoe ontstaat een bewuste of gewilde beweging? 287
1.3 Hoe worden gladde spieren aangestuurd? 293
A Hoe zijn gladde spieren opgebouwd? 293
B Hoe ontstaat een onbewuste beweging? 295
1.4 Het hart, een buitenbeetje tussen de spieren? 297
1.5 Welke verschillen zijn er in de werking van de
dwarsgestreepte spieren, gladde spieren en hartspier? 298
1.6 Hoe werken spieren bij andere dieren? 300
Hoofdstuksynthese 304

` HOOFDSTUK 2: Hoe worden klieren aangestuurd? 307


2.1 Wat zijn exocriene klieren? 307
2.2 Wat zijn endocriene klieren? 312
2.3 Welke verschillen zijn er tussen exocriene
en endocriene klieren? 314
2.4 Welke rol speelt klierwerking bij andere dieren? 319
Hoofdstuksynthese 320

275
THEMASYNTHESE 321
CHECKLIST 323
PORTFOLIO
CHECK IT OUT 324
AAN DE SLAG 326
OEFEN OP DIDDIT
LABO'S 399

276
CHECK IN

Î Hoe komt er melk uit de borst?


Borstvoeding is een van de merkwaardige eigenschappen van zoogdieren. De moedermelk moet niet
alleen de baby voeden, het is ook voeding voor de darmbacteriën van de baby en bevat belangrijke
moleculen die de pasgeborene tegen ziekten beschermen.

WAT GEBEURT ER?

Tijdens de late zwangerschap en bij het begin


van het prille moederschap wordt er moedermelk
aangemaakt door de kliercellen in de melkklieren
van de borst. Wanneer de baby aan de borst zuigt,
stimuleert dat de receptoren van de tepelhof van
melkklier de moeder. Vanuit die receptoren vertrekken er
zenuwimpulsen naar de hersenen van de moeder.
In de hypofyse, een aanhangsel van de hersenen,
wordt er dan oxytocine en prolactine aangemaakt
en in de bloedbaan gebracht. Oxytocine en
prolactine worden via het bloed doorheen het
lichaam verspreid. Eenmaal aangekomen in de
melkklieren van de borst, stimuleert prolactine de
aanmaak van melk in de melkklieren en veroorzaakt
oxytocine het samentrekken van de spiertjes
rondom de melkklieren. De melk wordt daardoor
via afvoergangen naar buiten geknepen tot in het
babymondje.

HOE ZIT DAT?

1 In dit voorbeeld vind je in de borst van de moeder twee soorten reacties terug. Welke twee?

a Er wordt moedermelk aangemaakt.

b Er wordt moedermelk in het babymondje gespoten.

2 Welke effectoren voeren die reacties uit?

a De moedermelk wordt door kliercellen in de melkklieren gemaakt.

b Het spuiten van de melk gebeurt door het samentrekken van spiertjes rondom de

melkklieren.

3 Welke conductoren vind je hier terug?

het zenuwstelsel (zenuwen en hersenen) en het hormonale stelsel (prolactine en oxytocine)

?
` Waardoor trekken spieren samen?
` Welke soorten spierweefsel zijn er?
` Welke soorten klierweefsel zijn er?

We zoeken het uit!

THEMA 04 check in 277


VERKEN

OPDRACHT 1

Zijn de volgende reacties voorbeelden van spier- of klierwerking? Zet een kruisje in de juiste
kolom.

Reactie Spierwerking Klierwerking

Je maag produceert maagzuur, dat zorgt voor de vertering van eiwitten. X

Tijdens het sporten klopt je hart sneller. X

Je huid blijft soepel en vettig doordat er talg wordt aangemaakt. X

Je noteert de antwoorden in je leerwerkboek. X

OPDRACHT 2

Vanuit de mond komt voedsel in de


slokdarm, die sterk gespierd is. Via de
slokdarm wordt het voedsel in de richting
van de maag geduwd. Hoe gebeurt dat
precies?
Neem een lange kous en steek er een tennisbal in.
De kous stelt de slokdarm voor en de tennisbal een
voedselbrok.

1 Zal de tennisbal spontaan naar beneden Afb. 157


zakken?

Neen, de bal blijft steken in de kous.

2 Wat moet je doen om de bal te laten zakken?

Je moet boven de bal knijpen om hem een stukje verder naar beneden te laten zakken.

3 Op dezelfde manier gebeurt dat in de slokdarm. De spieren boven de voedselbrok knijpen ritmisch samen en
duwen de brok steeds verder. Hoe noemen we die ritmische knijpbeweging?

de peristaltiek of de peristaltische beweging

4 Welke soorten spieren zorgen voor die ritmische knijpbeweging?

de kringspieren en de lengtespieren in de wand van de slokdarm

5 Staat die ritmische knijpbeweging wel of niet onder controle van onze wil?

Ze staat niet onder controle van onze wil.

278 THEMA 04 verken


OPDRACHT 3

Worden bij de volgende klieren de klierproducten afgegeven aan ruimtes in contact met de
buitenwereld of afgegeven in het bloed? Zet een kruisje in de juiste kolom.

Ruimtes in contact met de


Klieren In het bloed
buitenwereld

oorsmeerklieren X

bijnieren X

lever (galsap) X

eierstokken X

speekselklier X

traanklier X

schildklier X

melkklier X

Reacties op prikkels worden uitgevoerd door effectoren, namelijk


spieren en klieren. Spieren kunnen samentrekken en staan al dan
niet onder controle van onze wil. Klieren maken klierproducten die
afgegeven worden aan het lichaamsoppervlak of in het bloed.

In hoofdstuk 1 leren we welke soorten spierweefsel er zijn en hoe


spieren op impulsen van het zenuwstelsel reageren.

In hoofdstuk 2 gaan we na welk soort klierweefsel er bestaat en hoe


klieren worden aangestuurd.

THEMA 04 verken 279


HOOFDSTUK 1

Î Hoe reageren
spieren op
impulsen van
het zenuwstelsel?

LEERDOELEN

Je kunt al:

M reacties op een prikkel omschrijven;

M uitleggen hoe dieren prikkels opvangen en op


prikkels reageren;

M uitleggen dat spieren door beweging op een


prikkel reageren;

M de rol van conductoren beschrijven.

Je leert nu:

M dat reacties erop gericht zijn om een gewenste Sluit even je ogen, ontspan je en focus op wat er met

toestand te bereiken; je lichaam gebeurt. Je merkte ongetwijfeld op dat je


met tussenpozen inademt. Misschien bewoog je ook
M de verschillende soorten spieren op basis van wel even je vingers, of probeerde je met je ogen te
de bouw en aansturing onderscheiden; knipperen. Als het stil was, hoorde je misschien wel
M hoe spieren werken. je eigen hart bonzen. Actief of niet actief, je lichaam
reageert voortdurend op prikkels.

1.1 Welke soorten spieren kunnen we onderscheiden?

Nadat een prikkel door een receptor wordt geregistreerd, wordt informatie
prikkel
over die prikkel naar het zenuwstelsel doorgegeven. Het doorgeven
van de informatie gebeurt door het versturen van signalen; het is de
informatieoverdracht.
receptor
In de hersenen wordt die informatie in specifieke verwerkingscentra
signaal verwerkt. Daar worden signalen afkomstig van specifieke plaatsen in het
conductor lichaam beoordeeld.
Het zenuwstelsel zorgt dus voor het doorgeven van informatie en is ook een
signaal
verwerkingscentrum. Na de verwerking wordt de nodige informatie naar de
effector effectoren gestuurd, die een gepaste reactie uitvoeren.

Spieren zijn effectoren die door het zenuwstelsel worden aangestuurd. Voor
reactie tal van acties maak je gebruik van spieren.

280 THEMA 04 hoofdstuk 1


OPDRACHT 4

Ontdek meer over de functies van spieren.


1 Beantwoord de vragen in de eerste kolom.
2 Bij alle situaties worden spieren gebruikt. Duid in de laatste kolom aan of de nodige spieren
gecontroleerd kunnen worden door de vrije wil of niet.

Onder controle
van de wil?

• Wat gebeurt er met de haren op je arm als je het koud krijgt?


Ja X Nee
De haren gaan rechtop staan.

• Leg je hand met de palm op tafel. Welke vingers kun je optillen zonder dat
de andere vingers van de tafel komen? X Ja Nee

allemaal

• Leg je handen op je slapen. Maak kauwende bewegingen met je onderkaak.


Wat voel je? X Ja Nee

een beweging ter hoogte van de slapen

• Hoe komt het dat je huid wit wordt als je het koud hebt?
Ja X Nee
De bloedvaten in de huid vernauwen.

• Hoe verandert de diameter van je pupil als je naar een felle lichtbron kijkt?
Ja X Nee
De diameter van de pupil vernauwt.

• Wat gebeurt met je hartslag tijdens een inspanning?


Ja X Nee
De hartslag stijgt.

Sommige spieren lijken uit zichzelf te werken, zoals de spieren rond de


spijsverteringsorganen en de spieren in de wanden van de bloedvaten en
de luchtwegen. Over die spieren hebben we geen controle. We kunnen ze
dus niet bewust aanspannen of ontspannen. Ze worden gladde spieren
genoemd en hun werking wordt door het autonome zenuwstelsel geregeld.
Het autonome zenuwstelsel is dat deel van het zenuwstelsel dat onbewuste
processen, zoals hartslag en ademhaling, regelt.

THEMA 04 hoofdstuk 1 281


Andere spieren kunnen we bewust aansturen om een gewenste handeling
uit te voeren. Het zijn de dwarsgestreepte spieren. Denk bijvoorbeeld aan
het snijden van een ui, het grijpen van een voorwerp, je lichaam in een
bepaalde positie brengen, gezichtsuitdrukkingen en voortbeweging. Spieren
die onder controle van de wil staan, zijn meestal met het skelet verbonden.
Ze worden daarom ook skeletspieren genoemd. Skeletspieren overbruggen
vaak een of meerdere gewrichten, en door de werking van de spieren kunnen
beenderen ten opzichte van elkaar bewegen. Skeletspieren worden door het
somatische zenuwstelsel aangestuurd. Het somatische zenuwstelsel staat in
voor bewuste waarnemingen, de verwerking daarvan en voor het uitvoeren
van gewenste bewegingen.

Zowel gladde spieren als skeletspieren worden door het centrale


zenuwstelsel aangestuurd en zorgen voor reacties op prikkels.

De hartspier is een buitenbeentje: ze heeft geen signaal van het zenuwstelsel


nodig om samen te trekken. De hartspier controleert zelf het samentrekken
en ontspannen van het hart. De impuls ontstaat in het hart zelf. Bij een
inspanning verhoogt de hartslag en na een inspanning verlaagt hij weer. De
snelheid van samentrekken (de hartslagfrequentie) wordt niet in het hart zelf
geregeld, maar wordt door het autonome zenuwstelsel beïnvloed.

Er zijn drie typen spieren:


• Dwarsgestreepte spieren, ook skeletspieren genoemd, staan onder
controle van de wil en worden aangestuurd door het somatische
zenuwstelsel.
• Gladde spieren bevinden zich in de organen en hun werking kan niet
bewust gecontroleerd worden. Hun werking staat onder controle van
het autonome zenuwstelsel.
• De hartspier is een speciale spier die uit zichzelf samentrekt, maar
het ritme van samentrekkingen kan beïnvloed worden door het
autonome zenuwstelsel.

` Maak oefening 1.

282 THEMA 04 hoofdstuk 1


OPDRACHT 5 ONDERZOEK

Onderzoek hoe spierweefsel


microscopisch is opgebouwd
aan de hand van Labo 14 op
p. 399.

hartspierweefsel dwarsgestreept
spierweefsel

glad
spierweefsel

1.2 Hoe worden dwarsgestreepte spieren aangestuurd?

Dwarsgestreepte spieren of skeletspieren maken het mogelijk dat we bewust


kunnen bewegen. Het zijn spieren die onder controle van onze wil staan.

A Hoe zijn dwarsgestreepte spieren opgebouwd?

A.1 Macroscopische bouw


Een spier is omgeven door een stevig wit vlies, de spierschede. Ze bestaat
uit bindweefsel, dat alle delen van de spier samenhoudt en zorgt dat bij
beweging de spieren over elkaar kunnen schuiven zonder te beschadigen.

pees
spierschede
spierbuik
spierbundel
bundelschede

bot
pees

Afb. 158
Bouw van een skeletspier

THEMA 04 hoofdstuk 1 283


Het dikste gedeelte van een spier is de spierbuik. Elke spier is opgebouwd uit
vele spierbundels die ook door bindweefsel zijn omgeven, de bundelschede.
Elke spierbundel bestaat uit talrijke evenwijdig aan elkaar lopende
spiervezels die met het blote oog niet zichtbaar zijn.

Elke spiervezel is omgeven door een heel elastisch bindweefsel dat de


spiervezels bijeenhoudt. Doorheen dat bindweefsel lopen bloedvaten die
voedingsstoffen en zuurstofgas aanbrengen en zenuwen die de werking van
de spiervezels aansturen.

De verschillende soorten bindweefsel verenigen zich buiten de spier tot een


pees. Pezen lopen vaak over gewrichten en hechten een spier vast op een
bot. Daardoor kunnen twee beenderen ten opzichte van elkaar bewegen.

3D
bundelschede

spierschede
biceps spierbuik spierbundel
met bundelschede bloedvat
pees

spiervezel

Afb. 159
Van spier naar spiervezel

OPDRACHT 6

Bekijk een sneetje gekookte of rauwe ham of bestudeer de afbeelding.


Duid aan op de figuur en benoem de volgende onderdelen:

spier – spierschede – spierbundel – bundelschede – bloedvat – vetweefsel

vetweefsel

bloedvat spierschede

spier

spierbundel

bundelschede

284 THEMA 04 hoofdstuk 1


Een spier is omgeven door een spierschede en bevat meerdere
spierbundels, die elk omgeven zijn door een bundelschede. Elke
spierbundel is opgebouwd uit vele spiervezels, waartussen bindweefsel
ligt. Het bindweefsel verenigt zich buiten de spierbuik tot een pees,
waarmee de spier aan een bot is vastgehecht.

Doorheen het bindweefsel lopen bloedvaten, die voedingsstoffen tot bij


de spiervezels brengen, en uitlopers van zenuwen, die de spiervezels
aansturen.

` Maak oefening 2 en 3.

A.2 Microscopische bouw


Skeletspieren zijn opgebouwd uit eenheden die we spiervezels noemen.
Het zijn grote cilindrische structuren die ontstaan door samensmelting van
meerdere cellen en daardoor meerdere kernen bevatten.

In Labo 14 op p. 399 kon je waarnemen dat skeletspieren microscopisch


een gestreept uitzicht hebben. Dat gestreepte uitzicht is het gevolg van de
microscopische bouw van de spiervezel.

spiervezel kern

spierfibril

spierfibril

lichte donkere lichte


band band band Afb. 160
Een spiervezel is
dunne eiwitdraad opgebouwd uit
dikke eiwitdraad spierfibrillen. Elke
spierfibril is een
aaneenschakeling
van een groot aantal
sarcomeren. De
regelmatige ordening
van de eiwitdraden
in een sarcomeer
veroorzaakt een
patroon van dwarse
sarcomeer streping.

THEMA 04 hoofdstuk 1 285


In elke spiervezel ligt een groot aantal eiwitvezels, de spierfibrillen of
myofibrillen, in lengterichting naast elkaar. Een spierfibril is opgebouwd
uit myofilamenten of eiwitdraden. Er bestaan twee soorten eiwitdraden:
myosine zijn dikke eiwitdraden en actine zijn dunne eiwitdraden. Elke
spierfibril is ingedeeld in een groot aantal samentrekbare eenheden of
sarcomeren, waarin dikke en dunne eiwitdraden op een heel regelmatige
manier gerangschikt zijn. Het is die regelmatige rangschikking die een
dwarsgestreept patroon van donkere en lichte banden veroorzaakt. Daarom
spreekt men vaak over dwarsgestreepte spieren.

WEETJE

Niet alle dwarsgestreepte spieren


hebben een aanhechting aan het
skelet.
• Skeletspieren hebben
aanhechting aan beide
uiteinden aan het skelet. Ze
zorgen ervoor dat botten ten
opzichte van elkaar kunnen
bewegen.
• Gelaatsspieren hebben
aanhechting aan de huid
en de schedel. Ze zijn
verantwoordelijk voor de
gelaatsuitdrukkingen.
• Kringspieren hebben helemaal geen aanhechting aan het skelet.
Dat zijn bijvoorbeeld de spieren rond de mond, het oog en de anus.

Dwarsgestreepte spieren zijn opgebouwd uit lange, cilindervormige


spiervezels, die meerdere kernen bevatten.
In spiervezels liggen talrijke spierfibrillen of myofibrillen in
lengterichting naast elkaar. Spierfibrillen zijn opgebouwd uit een
reeks samentrekbare eenheden of sarcomeren, waarin dunne en
dikke eiwitdraden op regelmatige wijze geordend zijn. Die regelmatige
ordening van eiwitdraden in de sarcomeren veroorzaakt de dwarse
streping van de spiervezels.

` Maak oefening 4, 5 en 6.

286 THEMA 04 hoofdstuk 1


B Hoe ontstaat een bewuste of gewilde
beweging?

Spieren zijn effectoren die zorgen voor de reactie op een bepaalde prikkel.
Impulsen geven via het zenuwstelsel de informatie door. Op de hartspier na,
stuurt het zenuwstelsel de werking van onze spieren aan.
In opdracht 4 leerde je dat sommige bewegingen gecontroleerd worden door
de vrije wil en andere bewegingen niet.

OPDRACHT 7

Vul het schema aan en beantwoord de vragen.

Schema Situatie doelman

1 prikkel
1 de voetbal
waarneembare verandering

2 receptor
2 ogen
herkent en vangt de prikkel op

3 conductor
3 zenuwstelsel
geleidt informatie

4 spieren in armen en benen


4 effector
voert de reactie uit

5 Doelman grijpt de voetbal.


5 reactie
actie als antwoord op de prikkel

1 Beschrijf de weg die de informatie in de doelman aflegt (van receptor tot effector).

oog zenuw hersenen zenuw arm- en beenspieren

2 Is dat een bewuste of een onbewuste beweging? Verklaar je antwoord.

De beweging van de doelman is een bewuste beweging. Hij zal bewust in de richting van de

voetbal springen om de bal te pakken.

THEMA 04 hoofdstuk 1 287


Beweging van dwarsgestreepte spieren staat onder invloed van de wil.
Die bewuste of gewilde bewegingen komen tot stand wanneer die spieren
via het zenuwstelsel een signaal of impuls van de hersenen ontvangen.
Dwarsgestreepte spieren worden aangestuurd door zenuwen die de impuls
geleiden.

Elke spiervezel wordt aangestuurd door een aftakking van het axon van
een motorisch neuron. Het eindknopje van het axon dat met de spiervezel
contact maakt, wordt de motorische eindplaat genoemd. Ter hoogte van die
synaps wordt de impuls van de zenuwcel door een neurotransmitter omgezet
in een signaal dat de spiervezel aanstuurt. Alle spiervezels die onder
controle van één motorisch neuron staan, zullen dus tegelijkertijd worden
aangestuurd; ze ontvangen tegelijk een impuls en trekken tegelijk samen.
Daarom worden ze een motorische eenheid genoemd.

Dendrieten
ontvangen
signalen motorische
eindplaat

Axon geeft
signalen
door

spiervezel

Afb. 161
Spiervezels die door dezelfde motorische eindplaat
worden aangestuurd vormen een motorische eenheid.

De bewuste waarnemingen, de bewuste verwerking van de bijbehorende


informatie en het uitvoeren van gewenste bewegingen worden geregeld door
het somatische zenuwstelsel.

Tussen de spiervezels lopen doorheen het bindweefsel axonen van


motorische neuronen. Aftakkingen van een motorisch axon sturen een
groep spiervezels, de motorische eenheid, aan. Elke aftakking eindigt op
een motorische eindplaat, waar de impuls omgezet wordt in een signaal
naar de spiervezel.

288 THEMA 04 hoofdstuk 1


OPDRACHT 8

Bekijk de video en beantwoord de vragen.


Het filmpje start met een herhaling van de macroscopische en microscopische bouw
van een spier. Daarna wordt getoond hoe spieren op (sub)microscopisch niveau
samentrekken.
BEKIJK
1 Wanneer trekt een spier samen?
DE VIDEO
Als er een zenuwimpuls bij de spiervezels aankomt.

2 Hoe wordt een spiervezel korter?

De dikke en dunne eiwitdraden schuiven over elkaar en de uiteinden van de sarcomeren worden

naar elkaar toe getrokken.

Je zag al dat spieren, uitgezonderd de hartspier, aangestuurd worden door


het zenuwstelsel. Als een zenuwimpuls de spiervezels bereikt, schuiven
de dunne eiwitdraden en de dikke eiwitdraden over elkaar. Zo worden de
einden van alle sarcomeren in de spierfibrillen van een spiervezel naar
elkaar getrokken, waardoor de spiervezel korter en dikker wordt. Door het
korter en dikker worden van de spiervezels, spant een spier op.

spiervezel

myofibril

myofibril/
spierfibril

dikke eiwitdraad dunne eiwitdraad

sarcomeer in sarcomeer in
opgespannen spier ontspannen spier
Afb. 162
Als een spiervezel een impuls opvangt,
worden de sarcomeren korter.

THEMA 04 hoofdstuk 1 289


WEETJE

Spiervezels behoren tot de grotere


‘cellen’ van een menselijk lichaam.
Ze zijn tot 0,1 mm dik en kunnen
langer dan 10 cm worden. In de
kleermakersspier, die loopt van de
bovenzijde van het bekken tot de
binnenkant van de knie, zijn sommige
spiervezels 30 cm of langer.

OPDRACHT 9

Ga na hoe spieren veranderen als ze werken en beantwoord de bijbehorende vragen.


1 Laat je rechterarm hangen naast je lichaam, met de handpalm naar voren gericht. Leg je linkerhand
rond je rechterbovenarm. Ga na op welke manier de spieren aan de bovenzijde (biceps) en onderzijde
(triceps) van je arm veranderen als je je rechterarm buigt en strekt. Duid je bevindingen aan in de
tabel.

Plaats van Verandering Verandering Verandering in


Actie
de armspier in lengte in dikte werking

voorzijde (biceps) korter / langer dikker / dunner spant op / ontspant


buigen
achterzijde (triceps) korter / langer dikker / dunner spant op / ontspant

voorzijde (biceps) korter / langer dikker / dunner spant op / ontspant


strekken
achterzijde (triceps) korter / langer dikker / dunner spant op / ontspant

2 Vraag een klasgenoot om met gesloten ogen op één been te staan. Probeer de klasgenoot uit evenwicht
te brengen door een por tegen de schouders te geven, vanuit een willekeurig gekozen richting.
a Welke reacties om de gevraagde positie te bewaren neem je waar bij de leerling?

De leerling probeert het evenwicht te behouden door allerhande lichaamsdelen te bewegen:

zwaaien met armen, verplaatsen steunbeen, bewegen van het andere been, openen van

ogen, verplaatsen van de romp …

b Wat is het doel van de samenwerking van de spieren?

de oorspronkelijke toestand (evenwicht) bewaren of herstellen

3 Wat besluit je uit de twee opdrachten?

Om tegengestelde bewegingen uit te voeren, zijn twee spieren nodig.

Om een gewenste toestand te bereiken, werken spieren op een gecoördineerde manier samen

om de beweging van meerdere lichaamsdelen mogelijk te maken.

290 THEMA 04 hoofdstuk 1


Je leerde al dat een skeletspier door het zenuwstelsel wordt aangestuurd.
Zodra impulsen in de spier aankomen, trekken spierbundels in een spier
samen. Door het opspannen wordt de spier korter en dikker. Vermits de
uiteinden van skeletspieren aan beenderen verbonden zijn met pezen
die over gewrichten lopen, zorgt het samentrekken van een spier voor de
beweging van lichaamsdelen.

Omdat spieren enkel kunnen samentrekken als ze een impuls ontvangen,


zijn voor tegengestelde bewegingen aparte spieren nodig. Een spier kan dus
niet uit zichzelf langer worden. Zo gebruiken we de spier aan de voorzijde
van de bovenarm (de biceps) om de arm te buigen en de spier aan de
achterzijde van de bovenarm (de triceps) om de arm te strekken. Spieren
BEKIJK
DE VIDEO die tegengestelde bewegingen uitvoeren, zoals de biceps en de triceps,
noemen we antagonisten. Het bewegen van botten door de samentrekking
van een spier maakt de ontspannen antagonist langer en dunner en de
opgespannen antagonist korter en dikker. Antagonisten zijn altijd werkzaam
rond eenzelfde gewricht.

biceps biceps

spaakbeen

triceps
triceps

spaakbeen
ellepijp opperarmbeen

opperarmbeen
ellepijp

Afb. 163
De spieren aan de voorzijde (biceps)
en de achterzijde (triceps) van de
bovenarm zijn antagonisten.

OPDRACHT 10

Gebruik de afbeelding om de vragen te


beantwoorden.
Bij het trappen van de bal maak je twee bewegingen na
onderste
elkaar. Eerst trek je je onderbeen naar je bovenbeen dijspier
bovenste
toe en buig je je kniegewricht. Daarna strek je je been (hamstrings)
dijspier
weer en trap je tegen de bal. (quadriceps)

1 Welke spier doet je been buigen?


kuitspier
de onderste dijspier
scheenbeenspier
2 Welke spier doet je been strekken? Daartoe loopt er
een spier over je kniegewricht heen.

de bovenste dijspier

THEMA 04 hoofdstuk 1 291


WEETJE

Om te bewegen is er meer nodig dan alleen maar spieren. Er zijn botten nodig om de spieren op vast te
hechten en gewrichten om de botten ten opzichte van elkaar te laten bewegen.
Het gewricht waarmee de onderarm kan bewegen ten opzichte van de bovenarm is het ellebooggewricht. Dat
gewricht maakt beweging mogelijk in één vlak: op en neer. Het is een scharniergewricht. De uiteinden van
de botten zijn bedekt met een laag kraakbeen. Daardoor kunnen de botten soepel ten opzichte van elkaar
bewegen en wordt slijtage van de beenderen voorkomen.

gewrichtsholte met gewrichtssmeer gewrichtsvlakken met


kraakbeenweefsel

triceps biceps

pees

spaakbeen
kraakbeen-
weefsel
gewrichtskom
ellepijp

gewrichtskop gewrichtskapsel

Afb. 164 gewrichtsband

De beenderuiteinden van het gewricht zijn omhuld door het gewrichtskapsel dat aansluit op het
gewrichtskraakbeen. De gewrichtsholte is gevuld met een gewrichtssmeer dat wordt afgescheiden door het
gewrichtskapsel. Het gewrichtssmeer werkt als een soort vet waardoor de beenderen soepel kunnen bewegen.
Gewrichtsbanden aan de buitenkant van het gewricht zorgen voor extra stevigheid van het gewricht. Ze zijn
vastgehecht op de uiteinden van de beenderen van het gewricht en houden de beenderen op hun plaats.

OPDRACHT 11 ONDERZOEK

Onderzoek de macroscopische bouw van dwarsgestreepte spieren


aan de hand van Labo 15 op p. 403 of bekijk de video.

BEKIJK
DE VIDEO

292 THEMA 04 hoofdstuk 1


Dwarsgestreepte spieren staan onder invloed van de wil. Een
dwarsgestreepte spier trekt samen als een impuls aankomt ter hoogte
van de spiervezels waaruit ze is opgebouwd. Een impuls doet de dunne
en dikke eiwitdraden over elkaar schuiven waardoor de spiervezels
korter en dikker worden. Daardoor spant een spier op.

Omdat de pezen van de skeletspier vaak over gewrichten lopen, zorgt


het opspannen van een spier voor de beweging van een lichaamsdeel.

Doordat een spier enkel kan samentrekken, zijn voor tegengestelde


bewegingen andere spieren nodig. Die spieren noemen we antagonisten.

` Maak oefening 7 t/m 13.

1.3 Hoe worden gladde spieren aangestuurd?

A Hoe zijn gladde spieren opgebouwd?

A.1 Macroscopische bouw en voorkomen


In gladde spieren zijn spiercellen georganiseerd in lagen omgeven door
bindweefsel. Dat bindweefsel komt niet samen in pezen op het einde van de
spier. Macroscopisch is een georganiseerde bouw zoals in een skeletspier
niet waar te nemen.

THEMA 04 hoofdstuk 1 293


OPDRACHT 12

Waar in het lichaam komen gladde spieren voor?


1 In de afgebeelde organen komen telkens gladde spieren voor. Duid telkens de spier of spierlaag aan
en omschrijf kort wat er gebeurt als die spier of spierlaag samentrekt.

Wat gebeurt er als gladde spieren


Orgaan
samentrekken?

slagader De slagader trekt samen en vernauwt.


gladde spieren

oog De pupil wordt groter (samentrekken

gladde irisstraalspieren).
spieren De pupil wordt kleiner (samentrekken

iriskringspieren).

De lens wordt boller (accommodatiespier

trekt samen).

dunne darm De dunne darm wordt langer en dunner


kringspieren
(samentrekken kringspieren).

De dunne darm wordt korter en dikker

(samentrekken lengtespieren).

lengtespieren

huid De haartjes komen rechtop te staan als het

haarspiertje samentrekt.
haarspiertje

2 Kun je nog andere voorbeelden geven van organen waarin gladde spieren aanwezig zijn?

luchtwegen, maag, slokdarm, baarmoeder, eileider, zaadleider …

294 THEMA 04 hoofdstuk 1


Glad spierweefsel komt voor in het oog, in de huid, in de wand van holle
organen en in vaten en buizen in het lichaam. Vaak treft men meerdere lagen
aan waarbij de cellen in een andere richting georiënteerd zijn.

A.2 Microscopische bouw


In Labo 14 heb je al waargenomen hoe gladde spieren microscopisch
opgebouwd zijn. Gladde spieren vertonen geen dwarse streping omdat de
dunne en de dikke eiwitdraden niet sterk geordend zijn. Glad spierweefsel is
opgebouwd uit spoelvormige cellen die elk één centrale celkern bevatten.

Afb. 165
Glad spierweefsel is opgebouwd uit spoelvormige cellen.

Gladde spieren zijn opgebouwd uit spoelvormige cellen zonder dwarse


streping. In elke cel ligt één centraal gelegen kern.

B Hoe ontstaat een onbewuste beweging?

Gladde spieren worden, net als skeletspieren, aangestuurd door


het zenuwstelsel. Ze staan echter niet onder invloed van de wil. Het
samentrekken van gladde spieren gebeurt onbewust.

Ter hoogte van de motorische eenheid krijgen de gladde spieren de nodige


informatie om de werking van de inwendige organen te sturen. Wanneer
gladde spieren een zenuwimpuls ontvangen, schuiven in de gladde
spiercellen de dunne en de dikke eiwitdraden in elkaar waardoor de cellen
korter en dikker worden en de spier samentrekt.

THEMA 04 hoofdstuk 1 295


BEKIJK
DE VIDEO

dunne eiwitdraden
Afb. 166
dikke eiwitdraden Samentrekken van
een gladde spiercel

Het deel van je zenuwstelsel dat al die automatische processen regelt, is het
autonome zenuwstelsel. Het zorgt onbewust voor een dynamisch evenwicht
in je lichaam.

WEETJE

Gladde spieren
worden niet alleen
aangestuurd door het
zenuwstelsel maar Hersenen geven
een signaal voor de
ook door hormonen.
afgifte van oxytocine.
Zo staat de contractie
van de baarmoeder
onder invloed van het
hormoon oxytocine
dat een belangrijke
rol bij de bevalling
speelt. Oxytocine
zorgt ook voor het
Oxytocine zorgt ervoor
samentrekken van de
gladde spieren rond
Rekreceptoren
in de baarmoeder
+ + dat de gladde spieren
van de baarmoeder
de melkkliertjes bij worden geactiveerd. samentrekken.
de borstvoeding.

De groter wordende baby De weeën worden


neemt alle ruimte in sterker tot de baby
de baarmoeder in. geboren wordt.

296 THEMA 04 hoofdstuk 1


Gladde spieren staan niet onder invloed van de wil. Wanneer gladde
spiercellen ter hoogte van de motorische eindplaat een zenuwimpuls
ontvangen, schuiven de dunne en dikke eiwitdraden over elkaar en
wordt de spiercel korter en dikker.

1.4 Het hart, een buitenbeentje tussen de spieren?

Cellen van de hartspier zijn kort en vertakt. Ze bevatten één centraal gelegen
celkern. Net zoals skeletspieren vertonen ze een duidelijke dwarse streping
omdat de dunne en dikke eiwitdraden of myofilamenten sterk geordend zijn.
De hartspiercellen zijn eveneens georganiseerd in spierbundels.

Een hart moet geen signaal van het zenuwstelsel ontvangen om samen te
trekken. Het signaal ontstaat in het hart zelf en moet van cel tot cel worden
doorgegeven. Het is dus belangrijk dat hartspiercellen goed met elkaar
kunnen communiceren. Ze zijn daarom stevig met elkaar verbonden. Die
verbinding tussen twee hartspiercellen is zichtbaar als een donkere lijn.

WEETJE

Tijdens elke hartslag trekken hartspiercellen bijna tegelijkertijd


samen om zo het bloed in de aorta en de longslagader te
stuwen. Soms loopt het fout: de hartspiercellen trekken niet
langer synchroon maar eerder chaotisch samen: het hart
BEKIJK
fibrilleert. Daardoor kan het hart bijna geen bloed meer in de DE VIDEO
slagaders pompen.
Met een defibrillator dient men een elektrische schok toe. Daardoor trekken
alle hartspiercellen samen en zo hoopt men het hart even te ‘resetten’ om de
hartspiercellen terug synchroon aan het werk te krijgen. Snel optreden is de boodschap: op veel plaatsen
hangen daarom inmiddels AED-apparaten (AED staat voor Automatische Externe Defibrillatoren) die stap voor
stap instructies geven, zodat iedereen ze kan gebruiken.

De hartspier is opgebouwd uit korte, vertakte cellen die een dwarse


streping vertonen en één kern bevatten.
Het signaal voor de werking van het hart ontstaat in het hart. Via stevige
verbindingen tussen de hartspiercellen kunnen hartspiercellen vlot met
elkaar communiceren en samenwerken.

` Maak oefening 14.

THEMA 04 hoofdstuk 1 297


1.5 Welke verschillen zijn er in de werking van de dwarsgestreepte spieren,
gladde spieren en hartspier?

OPDRACHT 13 ONDERZOEK

Welke verschillen zijn er in de werking van de verschillende soorten spieren?

1 Onderzoeksvraag

Waarin verschilt de werking van gladde spieren, skeletspieren en hartspieren?

2 Hypothese

2 Benodigdheden

wasknijper
elastiek
rekenmachine
laptop/computer

4 Werkwijze

1 Tel met je wijs- en middenvinger in je hals of de pols


het aantal hartslagen per minuut (hartfrequentie).
2 Wind een elastiekje enkele keren rond het uiteinde
van een wasknijper (zie figuur).
3 Neem de wasknijper vast tussen duim en wijsvinger.
4 Knijp gedurende 1 à 2 minuten de wasknijper open
en dicht aan ongeveer hetzelfde tempo als jouw
hartfrequentie.
5 Ga met je laptop of computer naar de website
http://www.clickspeedtest.com en kies
‘Clicks in 60 seconds’.
6 Probeer een zo hoog mogelijke klikscore te behalen.

5 Waarneming

• Ik telde persoonlijk antwoord hartslagen per minuut.

• Na een of meerdere minuten op de wasknijper te knijpen, voelde ik pijn in de hand;

de hand is verzuurd of vermoeid .

• Had je hetzelfde gevoel aan je hart? nee

• Heb je hetzelfde gevoel in je spijsverteringsorganen na een maaltijd? nee

• Ik kon persoonlijk antwoord klikbewegingen per minuut maken met de

wijsvinger, wat overeenkomt met persoonlijk antwoord klikbewegingen per

seconde.

298 THEMA 04 hoofdstuk 1


6 Verwerking

Raken Snelheid
Soort spier
vermoeid samentrekken

spieren om vingers te
skeletspier ja snel / traag
bewegen

hart hartspier nee snel / traag

spieren in de
gladde spieren nee snel / traag
spijsverteringsorganen

7 Besluit

Formuleer een besluit.

De verschillende soorten spieren verschillen in hun vermoeibaarheid en in de snelheid waarmee

ze samentrekken.

8 Reflectie

De uitvoering van de proef verliep vlot / niet vlot (schrap wat niet past), omdat:

persoonlijk antwoord

Skeletspieren kunnen snel en krachtig samentrekken. Daardoor kunnen we


lichaamsdelen snel bewegen, wat nodig is om bijvoorbeeld het evenwicht
te herstellen, gevaren te ontwijken en voedsel te verzamelen. Omdat het
snel samentrekken veel energie vereist, zijn skeletspieren vermoeibaar.
Dankzij de skeletspieren kan je lichaam snel inspelen op veranderende
omstandigheden.

Gladde spieren werken trager maar zijn nagenoeg onvermoeibaar. Daarom


zijn ze uitermate geschikt voor bewegingen die niet onder controle van de
wil staan en lang moeten worden volgehouden. Gladde spieren in de wanden
van het spijsverteringsstelsel, de bloedvaten en het ademhalingsstelsel
zorgen dat die organen de hele dag door kunnen werken, zelfs als je slaapt.
Zo helpen ze om het lichaam optimaal te laten functioneren.

De werking van de hartspier vertoont kenmerken van zowel skeletspieren


als gladde spieren. De hartspier is net als een gladde spier nagenoeg
onvermoeibaar. Zo kan ze elke dag, van je geboorte tot je dood,
onophoudelijk bloed in de bloedvaten pompen. De hartspier kan ook net
als skeletspieren snel en krachtig samentrekken. Zo kan bij inspanning de
hartslagfrequentie sterk stijgen (bij de mens tot wel meer dan 200 slagen per
minuut), om zo meer bloed te sturen naar de spieren.

THEMA 04 hoofdstuk 1 299


WEETJE

Onderzoek toonde aan dat


de meeste zoogdieren een
levensduur hebben van
ongeveer 1 miljard hartslagen.
Muizen leven gemiddeld 2 à
2,5 jaar en hun hart slaat zo’n
600 à 700 keer per minuut.
Een olifant leeft gemiddeld 60
jaar en heeft een hartslag van 30 slagen per minuut. De mens is een
buitenbeentje: ons hart slaat in ons leven zo’n 2,5 miljard keer. Dat was
honderden jaren geleden wellicht anders, maar door onze kennis en
techniek is onze levensverwachting sterk gestegen.

Skeletspieren kunnen snel samentrekken maar zijn vermoeibaar. Zo


kunnen ze snel lichaamsdelen doen bewegen om het lichaam optimaal
te laten werken.

Gladde spieren werken trager maar zijn nagenoeg onvermoeibaar. Ze


worden gebruikt voor bewegingen die de hele dag volgehouden moeten
worden en geen controle van de wil vereisen.

Hartspiercellen kunnen krachtig samentrekken en zijn nagenoeg


onvermoeibaar.

` Maak oefening 15.

1.6 Hoe werken de spieren bij andere dieren?

De manier waarop spinnen bewegen maakt ons bang.


Hun griezelige uiterlijk met acht poten en de
plotselinge bewegingen die spinnen maken, is
wat ons het meest bang maakt voor spinnen.
Onze hersenen kunnen hun snelle, grillige
bewegingen niet voorspellen.

Spinnen behoren tot de


geleedpotigen. Het zijn
gesegmenteerde dieren met
gelede aanhangsels en een
uitwendig skelet of exoskelet, BEKIJK
DE VIDEO
opgebouwd uit chitine.

300 THEMA 04 hoofdstuk 1


Chitine is een hoornachtige stof die dient als uitwendige versteviging van het lichaam. Spinnen hebben acht
gesegmenteerde poten. Om te bewegen, maken ze gebruik van de druk van hun lichaamsvloeistof. Ze gebruiken
hydrostatische druk om hun poten te strekken, maar spieren om hun poten te buigen. Spinnen lopen door twee
paar poten af te wisselen. Terwijl twee paar poten in de
lucht zijn, blijven de twee andere op de grond en
ondersteunen zo het lichaam. De snelheid wordt
geregeld door hun hartslag. Hoe sneller de
hartslag, hoe sneller spinnen lopen.

Spinnen kunnen zowel op horizontale als op


verticale vlakken lopen. Dat is mogelijk omdat
op het uiteinde van de poten haartjes staan
die eindigen op microscopisch kleine voetjes.
Daarmee kunnen spinnen zich vasthechten op
oppervlakken.

Vliegen lopen ondersteboven en kunnen tot 200 keer


per seconde met hun vleugels klapperen.
heup Vliegen zijn net als spinnen geleedpotigen. Insecten hebben
dijring echter drie paar gesegmenteerde poten die op het borststuk
bevestigd zijn. Elke poot telt vijf segmenten waarvan het
scheen laatste segment de voet is.
dij
voet klauwtje Bij de vlieg eindigt de voet van elk segment op twee klauwtjes
en een tweedelig zuignapje. Die zorgen ervoor dat de vlieg
zich op oppervlakken kan vastzuigen en zo ondersteboven
zuignapje
kan lopen. De loopspieren in de holle poten zijn vastgehecht
Afb. 167
Gelede insectenpoot eindigt op de voet met twee aan het exoskelet en lopen van het ene segment naar het
klauwtjes en een tweedelig zuignapje.
andere.
Zoals er bij mensen over elk gewricht twee spieren nodig zijn
om het gewricht te buigen en te strekken, zijn er ook in de
poot van een insect over elk segment twee spieren nodig om
de poot te buigen en te strekken.

1
1 1
1 buiger
1
2 strekker
2
2
2
2

vlieg mens vlieg mens


Afb. 168
Vergelijking tussen de antagonistische werking van pootspieren bij de vlieg (exoskelet) en
armspieren bij de mens (inwendig skelet)

THEMA 04 hoofdstuk 1 301


De twee vleugels van de vlieg staan ingeplant op het borststuk en zijn net als het exoskelet uit chitine opgebouwd.
Het borststuk is ringvormig en uit vier chitineplaten opgebouwd. De basis van elke vleugel ligt vast aan de rand
van de rugplaat en kan scharnieren op de rand van de zijplaat.

Insecten vliegen door


samentrekkingen van de
vliegspieren die zich in
het borststuk bevinden. De
rugplaat
verticale spieren verbinden de
rugplaat met de buikplaat. De
lengtespieren verbinden de
voorzijde met de achterzijde zijplaat zijplaat
van de gebogen rugplaat.
buikplaat
A Afb. 169 Afb. 170
Dwarse doorsnede van Inplanting van de vliegspieren
een borststuksegment in het borststuk

verticale
spier Door de antagonistische werking van de verticale spieren en de
lengtespieren bewegen de vleugels op en neer.
B Samentrekking van de verticale spieren duwt de rugplaat naar beneden,
lengtespier
waardoor de vleugels opslaan. Daarom noemt men de verticale spieren de
heffers.
Als de heffers zich ontspannen, veert het vervormde borststuk weer in
zijn normale stand, daarbij geholpen door de samentrekking van de
lengtespieren. Daardoor slaan de vleugels neer. De lengtespieren noemt
Afb. 171 men daarom ook de zinkers.
De vleugels zijn scharnierend
verbonden met het borststuk. De vliegspieren zijn dwarsgestreept, wat een snelle beweging mogelijk
A Het opslaan van de vleugels door
contractie van de heffers maakt. Daardoor kunnen huisvliegen 200 keer per seconde met hun
B Het neerslaan van de vleugels door
contractie van de zinkers vleugels klapperen.

De regenworm glijdt
over de bodem als een
peristaltische golf.
Regenwormen zijn ringwormen. Ze hebben een
gesegmenteerd lichaam; het lijkt wel of hun lichaam in
kleine, afzonderlijke kamertjes verdeeld is. Elk segment
is volledig gevuld met lichaamsvloeistof. Dat geeft de
regenworm een zekere stevigheid. De lichaamsvloeistof
is het hydroskelet van de regenworm.

In de lichaamswand komen twee spierlagen voor: de kringspieren aan de buitenkant en de


lengtespieren aan de binnenkant. Op de buikzijde en op de flanken steken per segment vier
paar stijve haren of borstels uit. De borstels kunnen zich met behulp van borstelspieren als
weerhaakjes in de bodem vastzetten.

De typische manier waarop de regenworm zich voortbeweegt, komt tot stand door een BEKIJK
DE VIDEO
samenwerking van de twee spierlagen in de lichaamswand, de lichaamsvloeistof en de borstels.

302 THEMA 04 hoofdstuk 1


Als de kringspieren samentrekken, wordt de diameter tussenschot
van de worm kleiner. Omdat elk segment is afgesloten,
drukt de lichaamsvloeistof tegen de tussenschotten segment
waardoor de worm daar langer en smaller wordt.
Als reactie op het langer worden van het segment, darm
trekken de lengtespieren samen. Daardoor wordt het
segment korter en drukt de lichaamsvloeistof op de
lichaamswand van de worm waardoor de diameter
van het segment groter wordt. Daar wordt de worm
korter en dikker.
Doordat de borstels zich achteraan vastzetten in borstels
de bodem, kan het segment zich alleen maar in lengtespieren

voorwaartse richting verlengen. kringspieren

Afb. 172
Vereenvoudigde voorstelling van de segmentatie bij de regenworm

A B
opperhuid
kringspieren
lengtespieren

tussenschot

lichaamsholte met Afb. 173


Voortbewegingsstructuren bij de regenworm
lichaamsvloeistof A Dwarse doorsnede
borstels B Overlangs doorsnede – De segmenten zijn
gevuld met lichaamsvloeistof.

De kringspieren van de opeenvolgende


A segmenten trekken na elkaar samen; een
ø contractiegolf verplaatst zich door de
regenworm. Elke kringspiercontractie
wordt gevolgd door een contractie
van de lengtespieren.

ø B

Afb. 174
Contractiegolf bij de voortbeweging
van de regenworm
A Resultaat van de contractie van
lengtespieren in het segment
B Resultaat van de contractie van
kringspieren in het segment

De wijze waarop dieren leven is aangepast aan hun natuurlijke


omgeving. Ook de manier waarop dieren bewegen is aangepast
aan de omgeving en aan hun levenswijze en heeft als doel hun
overlevingskansen te verhogen.

THEMA 04 hoofdstuk 1 303


HOOFDSTUKSYNTHESE

Î Hoe reageren spieren op impulsen


van het zenuwstelsel?
Verschillende soorten spieren in een dierlijk organisme maken bewegingen mogelijk die nodig zijn om te overleven.

Zenuwimpulsen doen de dunne en dikke eiwitdraden in de spiervezels over elkaar

schuiven waardoor de spier korter en dikker wordt.

Skeletspieren
Skeletspieren staan wel / niet onder controle van de wil en worden aangestuurd door
het somatische zenuwstelsel.

Bouw Werking

Macroscopisch • Elke spiervezel ontvangt een aftakking van

• Skeletspieren bestaan uit meerdere een motorisch axon, dat eindigt op een

spierbundels , die zijn motorisch eindplaatje . Alle

opgebouwd uit lange, cilindervormige spiervezels die samen aangestuurd worden

spiervezels . door een motorisch axon noemen we een

• Bindweefsel vormt de bundelschede motorische eenheid .

rond elke spierbundel en de spierschede • Skeletspieren trekken snel samen,

aan de buitenzijde van de spier. maar zijn vermoeibaar . Door het

• Het bindweefsel verenigt zich buiten de gebruik van deze spieren kunnen we lichaamsdelen

spierbuik tot een pees , bewegen .

waarmee de spier aan het bot is vastgehecht. • Skeletspieren overbruggen meestal

spierschede gewrichten . Wanneer een skeletspier


spierbuik spierbundel
met bundelschede samentrekt, bewegen de beenderen ten opzichte
pees

van elkaar.

• Skeletspieren zijn opgebouwd uit

sarcomeren . Wanneer die

a hartspierweefsel hartspiercel microscopisch beeld van sarcomeren verkorten , trekken de


hartspierweefsel

Microscopisch spieren samen.

• De sarcomeren verkorten door het over elkaar


• De spiervezels bevatten
glijden van de eiwitdraden .
meerdere kernen en zijn
• Omdat spieren enkel samentrekken na het
dwarsgestreept .
b skeletspierweefsel skeletspiervezel microscopisch beeld van ontvangen van impulsen, werken ze meestal in
• De dwarse streping ontstaat skeletspierweefsel

paren: de antagonisten .
door eiwitdraden of myofilamenten ,

die geordend zijn in sarcomeren .

304 THEMA 04 synthese hoofdstuk 1


b glad spierweefsel gladde spiercel microscopisch beeld van
glad spierweefsel
Gladde spieren
Gladde spieren staan wel / niet onder controle van de wil en worden aangestuurd door
het autonome zenuwstelsel.

Bouw Werking

Macroscopisch • Gladde spieren trekken traag

• Spiercellen bevinden zich in samen en zijn onvermoeibaar .

spierbundels , maar die zijn moeilijk • Gladde spieren bevinden zich in

spierweefsel met het blote oog te


hartspiercel onderscheiden.
microscopisch beeld van
organen en kunnen de
hartspierweefsel
hele dag functioneren om levensprocessen te

Microscopisch verrichten.

• Gladde spieren zijn opgebouwd uit

spoelvormige , ongestreepte cellen met


etspierweefsel
één kern
skeletspiervezel
.
microscopisch beeld van
skeletspierweefsel

spierweefsel gladde spiercel microscopisch beeld van


glad spierweefsel

Hartspier
Een hartspier trekt uit zichzelf samen.

Bouw Werking

Macroscopisch • De hartspier trekt snel en

• Net als bij gladde spieren is het bij de hartspier krachtig samen en is nagenoeg

moeilijk om met het blote oog verschillende onvermoeibaar .

spierbundels te onderscheiden. • De hartspier kan gedurende het hele leven

bloed rondsturen in het lichaam

Microscopisch zodat organen kunnen blijven functioneren.

• De hartspier is opgebouwd uit vertakte cellen

die één kern bevatten en

dwarsgestreept zijn.

erweefsel hartspiercel microscopisch beeld van


hartspierweefsel

THEMA 04 synthese hoofdstuk 1 305


a hartspierweefsel hartspiercel microscopisch beeld van
hartspierweefsel

b skeletspierweefsel skeletspiervezel microscopisch beeld van


skeletspierweefsel

b glad spierweefsel gladde spiercel microscopisch beeld van


glad spierweefsel

306 THEMA 04 synthese hoofdstuk 1


HOOFDSTUK 2

Î Hoe worden
klieren
aangestuurd?
LEERDOELEN

Je weet al:

M dat klieren effectoren zijn die


zorgen voor een gepaste reactie
op een prikkel.

Je leert nu:
Door het afscheiden van stoffen helpen klieren het lichaam
M hoe exocriene klieren zijn optimaal te functioneren. Zo helpen zweetklieren de
opgebouwd en werken; lichaamstemperatuur op peil houden en beschermt traanvocht

M hoe endocriene klieren zijn de ogen. Bij de spijsvertering zorgen verschillende klieren voor

opgebouwd en werken; spijsverteringssappen die nodig zijn voor het verkleinen van
voedsel tot deeltjes die doorheen de darmwand opgenomen
M de bouw en werking van exo- en kunnen worden. Andere klieren helpen ons lichaam dan weer om
endocriene klieren vergelijken; gepast te reageren op situaties. Adrenaline, bijvoorbeeld, wordt
M de rol van exo- en endocriene in de bijnieren aangemaakt en zorgt in een stresssituatie voor
klieren in het regelsysteem een snellere ademhaling, een hogere hartslag en een verhoogde
uitleggen. toevoer van energie naar de spieren zodat je kunt wegvluchten.
Welke klieren kunnen we nog meer ontdekken in ons lichaam?

2.1 Wat zijn exocriene klieren?

OPDRACHT 14

Bekijk aandachtig de onderstaande tekeningen en beantwoord de vragen.

porie
A talgklier B maagholte kliercel C
traanklier

neusholte
zweetklier
Afb. 175
Voorbeelden van exocriene klieren
A Traanklier
B Talgklier en zweetklier in de huid
C Kliercellen in de maagwand

THEMA 04 hoofdstuk 2 307


1 Noteer van elke klier het klierproduct en de functie ervan.

- traanklier: traanvocht, houdt het oog vochtig en beschermt het oog

- talgklier: talg, maakt de huid waterafstotend en beschermt tegen indringers

- zweetklier: zweet, speelt een rol in de regeling van de lichaamstemperatuur

maar zorgt ook voor uitscheiding van afvalstoffen

- kliercel in de maagwand: maagsap, zorgt voor de vertering van eiwitten en doodt bacteriën

2 Waar scheiden die klieren hun producten af? Schrap wat niet past.
in ruimtes die in rechtstreeks contact staan met de buitenwereld / in het bloed

3 Welke klier zorgt zowel voor nuttige stoffen als voor uitscheiding?

De zweetklier heeft naast het afkoelen van het lichaam ook een uitscheidingsfunctie. Met het

zweet worden afvalstoffen uit het lichaam verwijderd.

4 Worden klierproducten altijd in een gespecialiseerde klier geproduceerd?

Neen, bij de maag zijn het enkel kliercellen in de maagwand.

OPDRACHT 15

Lees aandachtig de onderstaande tekst en teken zelf een doorsnede van een
speekselklier. Benoem de vetgedrukte woorden uit de tekst op je tekening.

Wanneer we lekker voedsel zien of ruiken, komt het water ons letterlijk in de mond. Speeksel is
een belangrijk onderdeel in de vertering van voedsel. Het zorgt ervoor dat zetmeel kan worden
afgebroken. Om dat goed te laten verlopen, is er altijd een voorraadje speeksel aanwezig in de
speekselklieren. Dat speeksel wordt opgeslagen in een bolvormig klierzakje met een afvoerbuis.
De wand van het klierzakje bestaat uit aaneengesloten cellen met daartussen gespecialiseerde
kliercellen, die het speeksel produceren. Om het speeksel uit het klierzakje te persen, ligt er aan de
buitenzijde van het klierzakje een laagje spierweefsel dat kan samentrekken om het speeksel via de
afvoerbuis naar de mondholte te laten vloeien. Om het speeksel te produceren, zijn er bouwstoffen
nodig die via het bloed in de haarvaten rond het klierzakje worden aangevoerd. Daarnaast moeten
de klieren ook signalen of impulsen kunnen ontvangen van het zenuwstelsel om speeksel aan te
maken of om de spieren te laten samentrekken. Een laagje zenuwvezels mag dus niet ontbreken op je
tekening.

308 THEMA 04 hoofdstuk 2


klierzakje
spierlaagje
zenuw-
haarvaten vezel

kliercel

afvoerbuis
voor speeksel

Als je eet, wordt er een heleboel speeksel met je voedsel vermengd. Wat je
net getekend hebt, is maar een klein onderdeel van een speekselklier. De
volledige speekselklier kun je vergelijken met een tros druiven waarbij elke
druif overeenkomt met jouw tekening. Alle kleine afvoerbuisjes monden dan
uit in één grotere afvoerbuis.

OPDRACHT 16

Bestudeer de figuur en beantwoord de vraag.


De afvoergang van exocriene klieren is niet altijd even breed. Zo heeft de afvoergang van speekselklieren
een kleinere diameter dan de afvoergang van oorsmeerklieren. Hoe komt dat?

afvoergang
afvoergang

Afb. 176
speekselklier oorsmeerklier Afvoergang speekselklier (links) en
afvoergang oorsmeerklier (rechts)

Als het klierproduct waterig is, zoals speeksel, volstaat een smalle afvoergang. Is het klierproduct

dikker of slijmiger, zoals oorsmeer, dan is een grotere diameter nodig.

Klieren zoals traanklieren, talgklieren, zweetklieren en oorsmeerklieren


geven hun klierproducten of kliersappen af aan het lichaamsoppervlak.
De klierproducten van speekselklieren en maagwandklieren worden
afgegeven in ruimten in het lichaam die in rechtstreeks contact staan met de
buitenwereld.

THEMA 04 hoofdstuk 2 309


We zeggen van beide klieren dat ze hun producten afgeven aan het uitwendig
milieu en noemen ze daarom exocriene klieren. ‘Exo’ betekent ‘naar buiten’.
Er zijn nog meer exocriene klieren in het lichaam zoals de alvleesklier, de
lever, de melkklieren, de prostaatklier, de slijmklieren in de mond, de dunne
darm, de luchtpijp en de vagina.

De meeste klierproducten hebben een nuttige functie in ons lichaam. De


talgklieren in de huid en aan de haarwortels, bijvoorbeeld, produceren talg,
een vettige stof om huid en haren soepel te houden, om de oogleden tegen
traanvocht te beschermen en om het binnendringen van ziekteverwekkers op
de huid tegen te gaan. Wanneer een klierproduct in ons lichaam een nuttige
functie vervult, spreken we van secretie. Wanneer het afgescheiden product
een afvalstof is, dan spreken we van excretie. De zweetklieren vormen daarin
een bijzonder geval. Zo vervult het water dat zweetklieren produceren een
nuttige rol in de thermoregulatie van ons lichaam. Sommige zweetklieren
kunnen met het water ook zouten uit het lichaam verwijderen, een vorm van
uitscheiding. Zweetklieren kunnen dus een dubbele functie hebben.

Exocriene klieren zoals speekselklieren, traanklieren en talgklieren zijn


trosvormige klieren. Ze bestaan uit klierzakjes waarvan de wand bestaat uit
kliercellen. Aan de buitenkant rond het klierzakje ligt glad spierweefsel dat
als het samentrekt het klierproduct via een afvoerbuis naar het uitwendig
milieu perst. Haarvaten voeren via het bloed bouwstoffen aan.

speeksel
mondslijmvlies uit de slagader ader
oorspeekselklier afvoergang

haarvaten

klierzakje
onderkaak- (doorsnede)
speekselklier klierzakje
ondertong- (buitenaanzicht) Afb. 178
speekselklier De wand van klierzakjes
bestaat uit kliercellen.
Afb. 177
Speekselklieren zijn exocriene klieren die trosvormig
zijn opgebouwd uit verschillende klierzakjes.

310 THEMA 04 hoofdstuk 2


Niet elke klier is zo opgebouwd. De zweetklier is een kluwen van kronkelende
buisjes en een afvoerbuis, die omgeven zijn door haarvaten. Er komen ook
verspreid liggende kliercellen voor zoals de slijmklieren in de slijmvliezen
van de mond, de darmwandklieren in de dunne darm … Zij geven hun
klierproducten rechtstreeks aan het uitwendig milieu af.

darmplooi

kliercel

spieren

Afb. 179 Afb. 180


Zweetklier Kliercellen in de darmwand

De meeste exocriene klieren beschikken over een afvoerbuis waarvan de


diameter afhankelijk is van het klierproduct. Slijmerige klierproducten zoals
oorsmeer hebben een afvoerbuis met een grotere diameter dan bijvoorbeeld
klieren met een waterig product zoals speeksel.
Klieren of kliercellen staan via zenuwen in verbinding met de hersenen om
signalen of impulsen te ontvangen; zij zijn effectoren en voeren de reactie
uit.

Exocriene klieren scheiden hun klierproducten of kliersappen af aan


het uitwendig milieu. Het uitwendig milieu is het lichaamsoppervlak en
alle ruimtes in het lichaam die rechtstreeks in verbinding staan met de
buitenwereld.
Als klierproducten een nuttige rol vervullen in het lichaam spreken we
van secretie. Afvalstoffen uitscheiden noemen we excretie.
De meeste exocriene klieren beschikken over een klierzakje met een
afvoerbuis naar het uitwendig milieu. Soms liggen kliercellen verspreid
in de wand van een orgaan. Bouwstoffen voor klierproducten worden
aangevoerd door het bloed via haarvaten.

` Maak oefening 16.

THEMA 04 hoofdstuk 2 311


2.2 Wat zijn endocriene klieren?

OPDRACHT 17

Bekijk aandachtig de onderstaande figuur van de schildklier en beantwoord de vragen.


strottenhoofd
A B
kliercel

haarvat
schildklier

luchtpijp slagader

klierblaasje
opname van
ader stoffen, o.a.
jodium afscheiding van
thyroxine

Afb. 181
De schildklier
A Ligging van de schildklier
B Afscheiding van het hormoon thyroxine door kliercellen in een klierblaasje

1 Vergelijk de bouw van de schildklier met jouw tekening van een exocriene klier uit opdracht 15. Welke
verschillen kun je opmerken?

Er is geen afvoerbuis aanwezig.

De verzamelruimte wordt een klierblaasje genoemd.

Er is geen spierweefsel aanwezig.

2 Waar scheiden die klieren hun producten af? Schrap wat niet past.

in ruimtes die in rechtstreeks contact staan met de buitenwereld / in het bloed

3 Thyroxine, de stof die door de schildklier geproduceerd wordt, speelt een rol in de groei en
ontwikkeling van cellen in ons lichaam. Hoe noemen we stoffen die via het bloed getransporteerd
worden om dan ergens anders in het lichaam een bepaalde rol te vervullen?

signaalstoffen of hormonen

Sommige klieren geven hun klierproducten af in het bloed, dat deel uitmaakt
van het inwendig milieu. We noemen die klieren endocriene klieren. ‘Endo’
betekent ‘naar binnen’. Die klieren scheiden nuttige stoffen af; we spreken
van inwendige secretie.
De klierproducten van endocriene klieren noemen we hormonen. Ze worden
via de bloedsomloop door het hele lichaam getransporteerd. Ze zijn actief op
andere plaatsen in het lichaam dan daar waar ze geproduceerd worden. We
noemen ze chemische boodschappers of signaalstoffen.

312 THEMA 04 hoofdstuk 2


Het hormoon thyroxine van de schildklier stimuleert de groei en ontwikkeling
van cellen in het hele lichaam. Als de schildklier minder thyroxine
produceert, leidt dat tot vertraagde processen in het lichaam. Er zijn heel
wat klachten mogelijk, maar vermoeidheid en gewichtstoename zijn twee
mogelijke gevolgen. Endocriene klieren vinden we op heel wat plaatsen in
ons lichaam: in de hersenen (de hypothalamus en de hypofyse), in de bijnier,
in de alvleesklier, in de eierstokken en in de teelballen.

hypothalamus
hypofyse
schildklier
bijschildklier
thymus
bijnier
alvleesklier
teelballen Afb. 182
De endocriene klieren in
eierstokken het menselijk lichaam

Aangezien endocriene klieren hun hormonen rechtstreeks aan het bloed


afgeven, hebben ze geen afvoerbuis. Ze bestaan uit groepjes kliercellen of
uit klierblaasjes die omgeven zijn door haarvaten. De bouwstoffen voor het
klierproduct worden uit het bloed gehaald.
De schildklier bestaat uit heel veel klierblaasjes waartussen haarvaten lopen.
De kliercellen nemen bepaalde stoffen, waaronder jodium, uit het bloed op
en vormen daarmee het schildklierhormoon of thyroxine. Het hormoon komt
via het celmembraan van de kliercellen in het bloed terecht. In de bijnier
zorgen bijniermergcellen voor de productie van adrenaline.

WEETJE

In sommige nucleaire noodsituaties kan het aangeraden zijn om jodiumtabletten


te nemen. Zij beschermen je tegen radioactief jodium, dat bij jonge mensen
schildklierkanker kan veroorzaken. Binnen een zone van twintig kilometer rond
kerncentrales zijn er gratis jodiumtabletten beschikbaar bij alle apothekers.
Jongeren onder de 18 jaar, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven,
krijgen de raad om de tabletten in te nemen bij een nucleair ongeval. Bij mensen
ouder dan 18 is het risico op kanker veel kleiner dan bij jonge mensen. Zij moeten de tabletten niet nemen.
Bron: www.nucleairrisico.be

Endocriene klieren scheiden hun klierproducten of hormonen


rechtstreeks af in het bloed, het inwendig milieu. Hormonen zijn
signaalstoffen die werkzaam zijn op verschillende plaatsen in het
lichaam.
De meeste endocriene klieren zijn groepjes kliercellen of een
klierblaasje omsponnen door haarvaten. Endocriene klieren hebben
geen afvoerbuis. Bouwstoffen voor klierproducten worden aangevoerd
door het bloed via haarvaten.

` Maak oefening 17 t/m 22.

THEMA 04 hoofdstuk 2 313


2.3 Welke verschillen zijn er tussen exocriene en endocriene klieren?

OPDRACHT 18

Welke rol spelen klieren in het regelsysteem in ons lichaam?


1 Bekijk de onderstaande voorbeelden. Verbind ze telkens met de rol van de exocriene of endocriene
klier.

Voorbeeld Rol

De speekselklier produceert speeksel om


zetmeel af te breken tot glucose.
effector
Een alfacel in de eilandjes van Langerhans
meet een te lage bloedsuikerconcentratie
(verandering in concentratie van een stof).

De bijnier ontvangt een zenuwimpuls uit de


hersenen om adrenaline te produceren.

De talgklier produceert talg om de haren sensor/


soepel te houden. receptor

De schildklier produceert thyroxine om de


stofwisseling te stimuleren.

De betacel produceert insuline om cellen te


stimuleren glucose op te nemen.

De hypofyse maakt schildklierstimulerend conductor


hormoon aan om de schildklier op haar beurt
te stimuleren om het schildklierhormoon aan
te maken.

2 Spelen endocriene en exocriene klieren dezelfde rol in het regelsysteem? Leg uit.

Neen, exocriene klieren zijn altijd effectoren. Endocriene klieren spelen meer een rol als

conductor: ze produceren hormonen of signaalstoffen die op een andere plaats in ons lichaam

een effector aan het werk zetten. Soms is een endocriene kliercel zowel sensor als conductor,

zoals de α-cellen en de β-cellen die kunnen meten en regelen.

314 THEMA 04 hoofdstuk 2


OPDRACHT 19 ONDERZOEK

Vergelijk de microscopische bouw van endocriene en exocriene klieren aan de hand van
Labo 16 op p. 407.

OPDRACHT 20

Welke verschillen zijn er tussen exocriene en endocriene klieren? Schrap wat niet past.

EXOCRIENE / ENDOCRIENE klier EXOCRIENE / ENDOCRIENE klier

secretie secretie
• plaats: uitwendig / inwendig milieu • plaats: uitwendig / inwendig milieu
• product: een hormoon / geen hormoon • product: een hormoon / geen hormoon

bouw bouw
• klierzakje: aanwezig / afwezig • klierzakje: aanwezig / afwezig
• afvoerbuis: aanwezig / afwezig • afvoerbuis: aanwezig / afwezig
• omgevende haarvaten: aanwezig / afwezig • omgevende haarvaten: aanwezig / afwezig

functie functie
• rol in het regelsysteem: • rol in het regelsysteem:
receptor / conductor / effector sensor / conductor / effector
• produceert een stof die: • produceert een stof die:
als conductor optreedt / een reactie voltrekt als conductor optreedt / een reactie voltrekt

voorbeelden voorbeelden
traanklier, schildklier, speekselklier, bijnier traanklier, schildklier, speekselklier, bijnier

THEMA 04 hoofdstuk 2 315


Endocriene en exocriene klieren verschillen in bouw en werking.

De meeste exocriene klieren zijn opgebouwd uit een klierzakje waar in de


wand vele kliercellen aanwezig zijn. Die kliercellen maken klierproducten
en scheiden ze af aan de buitenwereld via een afvoerbuis. Een exocriene
klier is omsponnen door bloedvaten voor de aanvoer van bouwstoffen voor
de klierproducten. Via de zenuwvezels ontvangt de klier impulsen uit het
zenuwstelsel om te zorgen voor de reactie op een prikkel. Een exocriene klier
kan ook een enkele kliercel zijn zoals de kliercellen in de wand van maag en
darmen.
Exocriene klieren produceren kliersappen als reactie op een prikkel en zijn
dus effectoren.

De meeste endocriene klieren zijn groepjes kliercellen of een klierblaasje


omsponnen door haarvaten, die de bouwstoffen leveren. Endocriene klieren
hebben geen afvoerbuis. Hun producten, hormonen, worden rechtstreeks
aan het bloed afgegeven.

Endocriene klieren produceren hormonen. Hormonen spelen op


verschillende plaatsen in het lichaam een rol als signaalstof: ze brengen
informatie over tussen verschillende structuren. Omdat de endocriene
klier die signaalstoffen produceert, delen we ze in bij de conductoren. Het
hormoon is een schakel in het doorgeven van informatie in ons lichaam.
Zo zal de bijnier een zenuwsignaal ontvangen vanuit de hersenen in een
stresserende situatie; op basis daarvan wordt adrenaline geproduceerd.
Adrenaline is de boodschapper naar verschillende effectoren om te reageren
op die situatie. De endocriene klier is een schakel in dit systeem.
Anderzijds kunnen endocriene klieren zelf ook inspelen op gewijzigde
situaties. Zo zal een α-cel in de eilandjes van Langerhans meten dat het
bloedsuikergehalte te laag wordt; we noemen het daarom een sensor.
Op basis van die waarneming zal de α-cel zelf regelen dat er glucagon
geproduceerd wordt. Die signaalstof zal de effectoren stimuleren glucose
vrij te maken zodat het glucosegehalte in het bloed weer zal stijgen. De α-cel
heeft hier dus een rol als sensor én conductor.

Soms zijn endocriene klieren een schakel in een keten van verschillende
signaalstoffen die een evenwicht regelen. De hypothalamus stimuleert
bijvoorbeeld met haar hypofysestimulerend hormoon de hypofyse tot de
aanmaak van het schildklierstimulerend hormoon. Dat hormoon stimuleert
op zijn beurt de schildklier tot de aanmaak van thyroxine. De stofwisseling in
het lichaam wordt op die manier geregeld.

Samenvattend kun je stellen dat zowel exocriene als endocriene klieren


helpen bij het reageren op veranderende of verstorende omstandigheden.
De bijdrage van endocriene klieren aan een regelsysteem verschilt echter
helemaal van die van de exocriene klieren. Exocriene klieren treden altijd
op als effector. Endocriene klieren spelen een meer complexe rol op
verschillende plaatsen in het regelsysteem in ons lichaam. In de meeste
gevallen treden ze op als conductor in het regelsysteem; de geproduceerde
hormonen zetten daarna effectoren aan het werk.

316 THEMA 04 hoofdstuk 2


WEETJE

De hypothalamus en de hypofyse liggen vlak bij elkaar, net boven 1

de hersenstam. De hypofyse bestaat uit twee delen:


2
een voorkwab en een achterkwab. hypothalamus

Bepaalde neuronen van de hypothalamus (1) maken hormonen


(2) en kunnen die uitscheiden. Het zijn secretorische neuronen.
4
Via hun axonen worden die hormonen naar de achterkwab (3)
van de hypofyse gebracht. Op die manier is er dus communicatie
mogelijk tussen zenuwcellen en endocriene klieren. Vanuit de
hypofyse kunnen die hormonen in de bloedbaan terechtkomen.
De hypothalamus produceert zelf ook hormonen. Die hormonen,
6
zoals TRH, worden via haarvaten (4) in de voorkwab (5) van de
hypofyse afgezet. Daar stimuleren ze verschillende soorten 3
5
kliercellen (6) om weer andere hormonen aan te maken. Die
vertrekken daarna naar de doelwitcellen in het lichaam.
De hypothalamus en de hypofyse kunnen dus samenwerken via hormonen naar hormonen
doelwitcellen naar doelwitcellen
tussenkomst van het zenuwstelsel en het hormonale stelsel.

OPDRACHT 21

Bestudeer de tekening van de alvleesklier en beantwoord de vragen.


Hormonen worden in
het bloed afgegeven.
alvleesklier bloedvat
galsap

alvleessap

afvoerbuis alvleessap
productie van alvleessap,
in klierzakje

eilandje van Langerhans

spijsverteringssappen
alvleessap en galsap

twaalfvingerige darm

klierzakje α-cellen produceren het hormoon glucagon.


β-cellen produceren het hormoon insuline.
Kliercel produceert
enzymen voor de vertering.

Afb. 183

1 Wat is de endocriene functie van de alvleesklier?

De alvleesklier produceert de hormonen insuline en glucagon.

2 Wat is de exocriene functie van de alvleesklier?

De alvleesklier produceert alvleessap.

THEMA 04 hoofdstuk 2 317


Een bijzondere klier is de alvleesklier; ze speelt een rol in de spijsvertering.
Het exocriene klierweefsel van de alvleesklier bestaat uit vele klierzakjes
die het alvleessap produceren. Via een afvoerbuis druppelt dat sap in de
twaalfvingerige darm waar het helpt bij de vertering van koolhydraten, vetten
en eiwitten en het neutraliseren van maagzuur. Het komt dus terecht in het
uitwendig milieu. Tussen de exocriene klierzakjes bevinden zich groepjes
endocriene kliercellen die de eilandjes van Langerhans genoemd worden.
In de eilandjes van Langerhans zorgen de α-cellen voor het aanmaken van
het hormoon glucagon en de β-cellen voor het aanmaken van het hormoon
insuline. Beide hormonen spelen een rol bij het constant houden van het
glucosegehalte in het bloed. Die hormonen worden afgegeven aan het
inwendig milieu.

endocrien:
galbuis cellen in de eilandjes
bloedvat
van Langerhans produceren
glucagon en insuline

bloedvat

β-cel
afvoerbuis exocrien:
alvleessap kliercellen produceren
alvleessap voor
twaalfvingerige darm de vertering
α-cel

Afb. 184
De alvleesklier, een gemengde klier

Exocriene klieren:
• halen hun bouwstoffen uit het bloed;
• geven hun product af aan het uitwendig milieu;
• zijn klieren met klierzakjes en een afvoerbuis, maar soms ook
verspreid liggende kliercellen;
• spelen een rol als effector in ons lichaam.

Endocriene klieren:
• halen hun bouwstoffen uit het bloed;
• geven hun product, hormonen, af aan het inwendig milieu;
• geven hun product rechtstreeks af aan het bloed, geen afvoerbuis;
• spelen een rol als conductor in ons lichaam;
• sommige endocriene kliercellen zijn sensoren: ze kunnen een
verandering in concentratie van een stof waarnemen.

De alvleesklier is een gemengde klier die zowel een endocriene


als exocriene functie heeft. Ze speelt een rol in de regeling van de
bloedsuikerspiegel en in de spijsvertering.

` Maak oefening 23, 24 en 25.

318 THEMA 04 hoofdstuk 2


2.4 Welke rol speelt klierwerking bij andere dieren?

Is het je al opgevallen dat als een eend in het water De adder is een giftige slang die ook in België
duikt ze helemaal niet nat wordt? Heel wat vogels voorkomt. De slang beschikt over holle giftanden
beschikken over een stuitklier die een vettige stof die normaal gezien tegen het gehemelte liggen,
produceert. Die beschermt het verenkleed tegen maar bij een gifbeet uitgeklapt worden. Het gif
vocht, maakt het soepeler en beter bestand tegen wordt geproduceerd in een gifklier. Als de giftand
slijtage. Wanneer de vogel zijn veren reinigt, gaat die in de prooi steekt, trekt een spiertje rond de gifklier
eerst met zijn snavel over de stuitklier; het vet wordt samen en wordt het gif naar buiten geperst. Het gif
dan via de snavel over het hele verenkleed verspreid. zal een prooi snel verlammen zodat de adder die
Zo zijn vogels mooi beschermd, soms zelfs met een rustig naar binnen kan slikken.
geurtje dat vijanden afschrikt.

Het wijfje van de nachtpauwoog, een nachtvlinder, Inktvissen beschikken over


produceert een lokgeur om mannetjes aan klieren waarmee ze een donkere
te trekken. Die lokgeuren zijn feromonen: kleurstof produceren. De inkt
signaalmoleculen die boodschappen tussen wordt in een inktzak opgeslagen
individuen van dezelfde soort overbrengen. Het en naar buiten gespoten om te BEKIJK
doel van die feromonen is om mannetjes aan te kunnen ontsnappen bij gevaar. DE VIDEO
trekken om te paren. De sprieten van het mannetje Ze zwemmen dan achteruit weg.
zijn groter en fijner vertakt dan die van het wijfje. Anderzijds kunnen ze de inkt ook gebruiken om
Daarmee speurt het mannetje de omgeving af naar een prooi te misleiden.
vrouwelijke lokgeuren.

Dieren beschikken over bijzondere klieren. De producten van die


klieren spelen altijd een belangrijke rol in de leefwijze van het dier. Dat
verhoogt hun overlevingskansen.

THEMA 04 hoofdstuk 2 319


HOOFDSTUKSYNTHESE

Î Hoe worden klieren aangestuurd?


EXOCRIENE KLIEREN ENDOCRIENE KLIEREN

Gespecialiseerde kliercellen produceren stoffen. De kliercellen kunnen verspreid voorkomen of gegroepeerd in


een klier. Bouwstoffen voor het klierproduct worden uit het bloed opgenomen via haarvaten.
strottenhoofd

klierzakje kliercel
spierlaagje
zenuw-
haarvaten vezel
haarvat
schildklier
kliercel

luchtpijp slagader

klierblaasje

afvoerbuis ader
voor speeksel

Exocriene klieren geven hun klierproducten af aan Endocriene klieren geven hun klierproducten,

het uitwendig milieu. hormonen , af aan het

Voorbeeld: spijsverteringssappen nodig voor de inwendig milieu.

afbraak van voedsel worden afgegeven in het Voorbeeld: hormonen voor het regelen van de

spijsverteringsstelsel. stofwisseling bij de schildklier.

Bouw: Bouw:

• klierzakje of verspreid liggende cellen • groepjes kliercellen of klierblaasje

• afvoerbuis • geen afvoerbuis

Exocriene klieren zijn altijd effectoren Endocriene klieren zijn meestal conductoren .

in het regelsysteem. Zij zorgen voor de Ze zijn een schakel tussen receptoren en effectoren

reactie op de prikkel. in het regelsysteem . Ze worden

Voorbeeld: speekselklieren produceren speeksel voor aangestuurd door een zenuwimpuls of een ander

de afbraak van voedsel. hormoon. Soms kan een endocriene kliercel ook

optreden als sensor .

Voorbeeld: de bijnier produceert adrenaline na een

zenuwsignaal. Adrenaline zet de effectoren aan het

werk.

De alvleesklier is een gemengde klier:

• exocriene functie: klierzakjes met kliercellen produceren alvleessap voor de

spijsvertering. Dat alvleessap wordt aan het uitwendig milieu afgegeven via een afvoerbuis in de

twaalfvingerige darm;

• endocriene functie: eilandjes van Langerhans met kliercellen die insuline en glucagon

produceren voor de regeling van de bloedsuikerspiegel. Die hormonen worden in het bloed afgegeven.

320 THEMA 04 synthese hoofdstuk 2


THEMASYNTHESE

Zenuwstelsel Hormonaal stelsel


axon synaps
eindknopjes
Geleiding van een elektrisch signaal via Hormonen treden op als conductor.
conductor neuronen. Hormonen zijn signaalstoffen.
Tussen neuronen overdracht via een Ze worden gemaakt in endocriene klieren
neurotransmitter in een
strottenhoofd synaps. en uitgescheiden
dendriet in de bloedbaan.

4 kliercel
1 impuls impuls

neurotransmitter 3 membraan-
2 receptor
haarvat
axon eindknopje
schildklier

luchtpijp slagader

celmembraan klierblaasje
synaptische celmembraan
synaptisch blaasje ader spleet

elektrisch signaal chemisch signaal elektrisch signaal


• Dwarsgestreepte spieren zijn vaak De effectoren zijn doelwitcellen. Zij
effector verbonden aan skeletdelen. kunnen reageren op een specifiek
Ze staan onder invloed van de wil en hormoon omdat een doelwitcel een
worden dus aangestuurd door het passende membraanreceptor bevat.
somatische zenuwstelsel. De effectoren kunnen exocriene klieren,
endocriene klieren maar ook andere
groepen cellen zijn, zoals spieren en
organen.

• Gladde spieren in wanden van organen


en buizen worden aangestuurd door
het autonome zenuwstelsel en staan
niet onder invloed van de wil.

• De hartspier werkt als een orgaan op


zichzelf.

• Exocriene klieren staan in contact


met de buitenwereld. Ze geven stoffen
af aan het uitwendig milieu, bv.
zweetklieren. De excretie gebeurt via
een afvoergang.

THEMA 04 synthese 321


• Dwarsgestreepte spieren: de spier Endocriene klieren en hun hormonen zijn
reactie trekt samen en laat onder andere erop gericht effectoren aan het werk te
skeletdelen ten opzichte van elkaar zetten als reactie op een verstorende
bewegen. inwendige prikkel.
• Door het samentrekken van de gladde
spieren werken de organen. Negatieve terugkoppeling is een regeling
• De hartspier werkt als een pomp waarbij het resultaat van een proces
die ervoor zorgt dat het bloed wordt datzelfde proces afremt.
rondgestuurd.
• Exocriene klieren scheiden een
secretieproduct af in het uitwendig
milieu.

In het regelsysteem fungeren In het regelsysteem spelen endocriene


samenhang dwarsgestreepte spieren, gladde spieren klieren een rol op verschillende
tussen en exocriene klieren als effectoren: ze plaatsen in ons lichaam. In de meeste
conductoren
en reageren op signalen afkomstig van het gevallen treden ze op als conductor;
effectoren of zenuwstelsel. de geproduceerde hormonen zetten
regelsysteem
effectoren aan het werk. Soms is
een endocriene klier zowel sensor
als conductor. Zij reageren op een
verandering in concentratie van
belangrijke stoffen.

BEKIJK DE
KENNISCLIP

322 THEMA 04 synthese


CHECKLIST

JA NOG OEFENEN

1 Begripskennis
• Ik kan de verschillen in microscopische bouw tussen skeletspieren, gladde
spieren en hartspieren herkennen en benoemen.
• Ik kan de relatie bespreken tussen de verschillende soorten spieren en het
zenuwstelsel.
• Ik kan de macroscopische bouw van een skeletspier beschrijven.
• Ik kan het verschil in werking tussen skeletspieren, gladde spieren en
hartspier in verband brengen met de functies in het lichaam.
• Ik kan aantonen dat spierbewegingen een reactie zijn van een organisme
op een prikkel om een gewenste toestand te bereiken.
• Ik kan beschrijven hoe exocriene klieren zijn opgebouwd.
• Ik kan de werking van exocriene klieren uitleggen.
• Ik kan beschrijven hoe endocriene klieren zijn opgebouwd.
• Ik kan de werking van endocriene klieren uitleggen.
• Ik kan de bouw en werking van exo- en endocriene klieren vergelijken.
• Ik kan de rol van exo- en endocriene klieren in het regelsysteem uitleggen.

2 Onderzoeksvaardigheden
• Ik kan een hypothese en een waarneming formuleren.
• Ik kan een waarneming interpreteren of verklaren.
• Ik kan een besluit formuleren.

` Je kunt deze checklist ook op invullen bij je portfolio.

THEMA 04 checklist 323


CHECK IT OUT

In de CHECK IN leerde je dat zoogdieren, en dus ook de mens, hun jongen zogen. Daarvoor wordt
melk aangemaakt in de melkklieren in de borst.

hypothalamus

voorkwab-
hypofyse
zenuwimpuls naar
de hypothalamus
achterkwab-
hypofyse

prolactine

oxytocine

Afb. 185
Regelsysteem borstvoeding

1 Vul aan.

De melkklieren zijn exocriene klieren. De melk wordt aangemaakt in kliercellen

en wordt via een afvoerbuisje naar buiten gebracht.

Wanneer de baby zuigt aan de tepel worden receptoren geprikkeld. Daardoor ontstaat een zenuwimpuls die aan

de hersenen informatie doorgeeft. De hypofyse wordt door die zenuwimpuls gestimuleerd om hormonen aan te

maken.

De hypofyse is een endocriene klier. Ze produceert de hormonen prolactine en oxytocine. Die

hormonen worden afgescheiden in de bloedbaan.

2 Welke zijn de effectoren van de hormonen prolatine en oxytocine?

Prolactine stimuleert de melkklieren.

Oxytocine doet de spiertjes rondom de melkgangen samentrekken.

3 Omcirkel het juist antwoord. Verklaar je keuze.

De spiertjes rondom de melkgangen zijn dwarsgestreepte / gladde spieren.

Gladde spieren staan niet onder invloed van de wil. Ze worden aangestuurd door het autonome

zenuwstelsel.

324 THEMA 04 check it out


4 Bekijk afbeelding 185 aandachtig en vul het onderstaande schema aan.

prikkel De baby zuigt aan de tepel.

receptor receptoren in tepelhof

zenuwimpuls

hersenen hypofyse

hormonen
spiertjes rondom melkklieren, kliercellen in de
effector
melkklier

Melkklieren produceren melk. Spiertjes knijpen


reactie
samen en duwen de melk in de mond van de baby.

5 Welke prikkel houdt de melkproductie in gang?

het zuigen van de baby aan de tepel

6 Geef dit op de afbeelding hiernaast weer met een pijl.

7 Kun je hier spreken over een feedbackmechanisme?


prolactine
Ja, de afgifte van oxytocine wordt gestimuleerd door melkproductie
oxytocine
prikkeling van de gevoelsreceptoren in/rond de melkinjectie

tepel door het zuigen van de baby.

8 Is dat een voorbeeld van een positieve of negatieve feedback?


Verklaar je keuze.

Het is positieve feedback. De oxytocinesecretie zal doorgaan tot de baby stopt

met zuigen aan de borst.

!
De effectoren, spieren en klieren, ontvangen een impuls om een reactie uit te voeren. Spieren trekken
samen. Er zijn drie verschillende soorten spierweefsel: dwarsgestreept, glad en hartspierweefsel. Klieren
maken een klierproduct. Wanneer het klierproduct wordt afgegeven aan het uitwendig milieu is dat een
exocriene klier. Wanneer het klierproduct via het bloed wordt afgegeven aan het inwendig milieu, spreken
we van een endocriene klier.

De kliercellen van de melkklier in de borst van de moeder worden gestimuleerd door het hormoon
prolactine om melk aan te maken. Door het hormoon oxytocine worden de gladde spiertjes rond de
melkgangen samengetrokken zodat de melk spuit in het mondje van de baby. De melkklier is dan ook een
exocriene klier.

THEMA 04 check it out 325


AAN DE SLAG

1 Zijn de spierwerkingen in de volgende voorbeelden bewuste of onbewuste reacties op een prikkel? Schrap
wat niet past.

a Wanneer er bij een inspanning te veel CO2 in het bloed aanwezig is, zullen de ademhalingsspieren
versneld beginnen te werken.

bewuste / onbewuste reactie

b Het ritme van de hartslag past zich voortdurend aan de activiteit van het lichaam aan.

bewuste / onbewuste reactie

c Lengte- en kringspieren in de zaad- en eileiderwand zorgen voor transport van cellen.

bewuste / onbewuste reactie

d Het snel leren reageren op het startschot is voor een sprinter een belangrijk onderdeel van het
trainingsprogramma.

bewuste / onbewuste reactie

2 Skeletspieren hebben in doorsnede dezelfde opbouw. Met welk nummer zijn de delen op de figuur
aangeduid?

Naam Nummer
1
bundelschede 2

2
spiervezel 1

pees 4 3

4
spierschede 3

3 Duid de volgende delen aan op de figuur: spierschede, bundelschede, spiervezels.

spierschede

bundelschede

spiervezels

326 THEMA 04 aan de slag


4 Rangschik van klein naar groot: spier, spiervezel, celkern, spierbundel.

celkern < spiervezel < spierbundel < spier

5 Schrijf naast elk nummer in de tabel de naam van het aangeduide deel.

6 1 2 4 5 3

1 celkern

2 spierfibril

3 actine / dunne eiwitdraad

4 myosine / dikke eiwitdraad

5 sarcomeer

6 spiervezel

6 Vul het passende begrip bij de omschrijving in.

verzameling van een groot aantal spiervezels spierbundel

draadvormige structuren waaruit spierfibrillen


myofilamenten of eiwitdraden
zijn opgebouwd

middengedeelte van een spier dat dikker is dan


spierbuik
de uiteinden

spiercellen met meerdere celkernen spiervezels

eiwit waaruit de dikste filamenten zijn


myosine
opgebouwd

fijne, draadvormige structuren waaruit een


spierfibrillen / myofibrillen
spiervezel is opgebouwd

THEMA 04 aan de slag 327


7 Een jongen springt van een hoge muur. Tijdens de landing komt hij
gehurkt neer. Door bepaalde beenspieren voldoende op te
spannen, worden de hoge krachten opgevangen. De jongen
herhaalt de sprong. Hij komt nu met zijn hielen hard tegen het
zitbeen (of het zitvlak) terecht. Welke spieren werden onvoldoende
opgespannen tijdens deze sprong?

HAM en RF
HAM en TA
X GMAX en VAS
RF en GMAX

8 Het buigen van de arm wordt veroorzaakt door:

X het korter worden van spiervezels in de spier aan de voorzijde van je bovenarm.
het korter worden van spiervezels in de spier aan de achterzijde van je bovenarm.
het langer worden van spiervezels in de spier aan de voorzijde van je bovenarm.
het langer worden van spiervezels in de spier aan de achterzijde van je bovenarm.

9 Welke bewering is correct? Als een spier een impuls ontvangt dan…

X zal ze samentrekken.
zal ze langer worden.
kan ze langer worden of samentrekken.

10 Op de tekening zie je de biceps en de triceps van een


arm in zijaanzicht. De cirkel boven de arm stelt het
hoofd in zijaanzicht voor.

a Teken de neus van de persoon op de juiste plaats


situatie 1: situatie 2:
arm buigen arm strekken
in elke cirkel; houd rekening met de ligging van
biceps en triceps.

b Bij het buigen en strekken van de arm verandert


triceps
de omvang van biceps en triceps. Teken met
potlood op de juiste stippellijn de omtrek van
beide spieren bij het buigen en strekken.
triceps

c Als je de spiermassa van biceps en triceps


vergelijkt, stel je een duidelijk verschil vast. biceps
Waaraan is dat verschil te wijten? biceps
De spiermassa van de biceps is groter, omdat

die spier tegen de zwaartekracht in moet

werken.

328 THEMA 04 aan de slag


11 Een voorbeeld van antagonisten is de spier die het hoofd doet knikken en de spier die het hoofd doet nee
schudden. Is die stelling correct? Motiveer je antwoord.

Nee, voor het knikken van het hoofd heb je antagonisten nodig, want knikken zelf houdt twee

tegengestelde bewegingen in. Ook voor het nee schudden van het hoofd heb je twee antagonistische

spieren nodig.

12 Bestudeer aandachtig de figuur en beantwoord de vragen.

Z-plaat

Z-plaat

myosine myosine

actine

actine

a Schrap wat niet past.

De biceps is samengetrokken / ontspannen.

De triceps is samengetrokken / ontspannen.

b Wat is het belangrijkste verschil in de onderlinge positie van actine en myosine in een ontspannen
spierfibril? Vul in.

Bij een spierfibril in rust zijn de actine- en myosinefilamenten wat verder van elkaar geschoven

. De spierfibril is dan dun en lang .

c Wat gebeurt er met de actine- en myosinefilamenten als de spier samentrekt?

Ze schuiven in elkaar.

THEMA 04 aan de slag 329


13 Skeletspieren kunnen heel snel en krachtig samentrekken. Dat vraagt echter veel energie. Waar komt de
nodige energie voor de werking van de skeletspieren vandaan?

De nodige energie wordt geleverd door verbranding van energierijke stoffen (of glucose) in de

mitochondriën van de spiervezels.

14 Vul onder elke kolomtitel in welke spieren dat kenmerk vertonen.

Trekken samen Trekken samen


Kunnen onder invloed onder invloed
Eén kern Dwarse streping
samentrekken van autonoom van somatisch
zenuwstelsel zenuwstelsel

hartspier hartspier hartspier gladde spieren skeletspier

gladde spieren skeletspier skeletspier (hartspier)

gladde spier

15 In de eerste kolom van de tabel vind je kenmerken van spierweefsel. Noteer in de tweede kolom of dit een
kenmerk is van dwarsgestreept spierweefsel (D), hartspierweefsel (H) of glad spierweefsel (G).

Kenmerken Soort spierweefsel

niet onder invloed van de wil H, G

komt voor bij alle skeletspieren D

spoelvormige cellen G

langzaam samentrekken en vrijwel onvermoeibaar G

vertakte spiervezels H

geordende ligging van dunne en dikke eiwitdraden D, H

krachtig samentrekken en vrijwel onvermoeibaar H

330 THEMA 04 aan de slag


16 Zweet wordt gemaakt door zweetklieren. Via welke structuur komt het zweet
aan het lichaamsoppervlak terecht?

via een afvoerbuis

17 Noteer onder elke klier of het gaat om een endocriene of exocriene klier.
Verklaar je antwoord.

endocrien exocrien

Verklaring: Exocriene klieren hebben een afvoerbuis, endocriene niet.

18 Waarom zijn slijmbekercellen in de slijmvliezen die de binnenzijde van de luchtpijp bekleden exocriene
klieren?

Omdat het ademhalingsstelsel in contact staat met het uitwendig milieu.

19 Talgklieren produceren talg. Talg is een vetachtige substantie


die de huid en de haren glanzend en soepel houdt. Zijn
talgklieren endocriene of exocriene klieren? Verklaar.

Talgklieren zijn exocriene klieren omdat ze hun

producten afgeven aan het uitwendig milieu.

20 Eierstokken produceren oestrogeen. Dat stimuleert de ontwikkeling van de vrouwelijke geslachtsorganen, de


secundaire geslachtskenmerken en beïnvloedt het gedrag. Verder bevordert oestrogeen de aangroei van het
baarmoederslijmvlies tijdens de menstruatiecyclus. Waarom noemen we eierstokken endocriene klieren?

Oestrogeen heeft zijn uitwerking op heel andere plaatsen in het lichaam dan waar het geproduceerd

wordt; het moet dus een hormoon zijn. Hormonen worden geproduceerd door endocriene klieren.

THEMA 04 aan de slag 331


21 Zijn de volgende stoffen klierproducten van exocriene of endocriene klieren? Zet een kruisje in de juiste
kolom.

Stof Exocriene klier Endocriene klier

insuline X

thyroxine X

talg X

glucagon X

alvleessap X

adrenaline X

22 Zweetklieren doen aan uitscheiding of excretie, want ze scheiden afvalstoffen en overtollige stoffen uit.
Zweetklieren doen echter ook aan secretie. Leg dat uit.

Zweetklieren scheiden water af, dat een rol speelt bij het regelen van de lichaamstemperatuur. Het

afscheiden van producten met een functie voor het lichaam noemen we secretie.

23 Kruis het juiste antwoord aan.

X De alvleesklier doet aan secretie.

X De alvleesklier produceert verteringsenzymen.

X In de alvleesklier komen groepjes cellen voor die hormonen produceren.

Verteringsenzymen en hormonen uit de alvleesklier worden via een ader afgevoerd.

24 Bestudeer de schematische tekening van klierweefsel in de alvleesklier. Beantwoord de vragen.

exocriene kliercel

endocriene kliercel

332 THEMA 04 aan de slag


a De alvleesklier is een gemengde klier, omdat er zowel α-cellen als β-cellen in voorkomen, die elk een
specifiek hormoon afscheiden. Is die bewering juist? Verbeter indien nodig.

Nee. De alvleesklier is een gemengde klier, omdat ze zowel exocrien als endocrien klierweefsel

bevat.

b Duid aan op de figuur: endocriene klier, exocriene klier.

25 Noteer bij elk voorbeeld de rol van de klier in het regelsysteem.


Kies uit de volgende termen: effector, receptor, conductor en sensor.

a De zweetklier produceert water om het lichaam af te koelen.

effector

b De eierstokken produceren progesteron om het baarmoederslijmvlies aan te zetten zich voor te bereiden
op een eventuele innesteling van het embryo.

conductor

c De melkklier produceert moedermelk nadat de baby aan de tepel zoog.

effector

d De β-cel meet de glucoseconcentratie in het bloed.

sensor

e De teelbal produceert testosteron om de ontwikkeling van de mannelijke geslachtsorganen te stimuleren.

conductor

Verder oefenen? Ga naar .

THEMA 04 aan de slag 333


Notities

334

You might also like