You are on page 1of 1

telijke taalregisters.

Kiezen voor één van deze registers, is kiezen voor een discours en een
ruimtebepalende woordenschat waarin dit uitvoerende lichaam kan opdoemen. Willen we
denken en schrijven over dit lichaam, dan moeten we ons voortdurend bewust blijven van de
mogelijke spraakverwarringen die het lichamelijke thema met zich meebrengt. Hier ving onze
eerste opdracht aan: de woordbakens uitzetten waarmee een talige verkenning kan worden
aangevat van de ruimtes waarin het muziek uitvoerende lichaam opereert.

De niveaus van wereldruimte, instrumentele ruimte en speelruimte zijn bruikbaar voor een
ruimtelijke benadering van de muziek in abstracto, of voor een onderzoek dat zich groten-
deels buiten de eigenlijke muzikale tijd afspeelt. We moeten nu echter nagaan in hoeverre
deze ruimtelijke registers aansluiten bij de muzikale ervaring van ruimtelijkheid zelf. Is de
ruimtelijkheid die in het muzikale spel wordt ervaren de ruimte die we, achterom kijkend, als
haar speelterrein herkennen, of gaat het hier om nog een ander soort van ruimte? In hoever-
re kunnen we muziek als een ruimtelijke kunst ervaren en om wat voor soort van ruimtelijk-
heid gaat het dan? In tegenstelling tot de ruimtelijke schaal die we hierboven hebben uitge-
tekend, is de ervaren ruimtelijkheid in de muziek niet representeerbaar buiten de muzikale
tijd. Een fenomenologische benadering dringt zich hier op. We zullen daartoe onze toevlucht
zoeken tot drie nieuwe, ruimtebepalende bijwoorden: de ruimte in de muziek als de ervaring
van een klinkend ergens, een klinkend hier of een klinkend daar.

24

You might also like