You are on page 1of 1

die het lichaam van de strijker en de luisteraars tot bewegen aanzet.

Het is een muziek die


wil vervoeren, maar die vooral spelers en luisteraars al dansend en zingend wil wegvoeren
van het concrete hier en daar.

Laten we deze muziek in ruimtelijk opzicht daarom een muziek van ergens noemen, en dat
ergens opvatten als een vloeibare, fantasmatische ruimte die op een kinetische wijze wordt
ervaren. Die kinetische ervaring is niet alleen een gevolg van het luisteren naar dit ergens, ze
ligt ook aan de basis van haar ontstaan. De kinetische prikkel is tegelijkertijd reactie en im-
puls. Dat is wat bedoeld wordt wanneer men beweert dat de muziek niet in maar tussen de
tonen ligt. De ervaring van muzikale beweging lijkt een resultaat van de kinetische impulsen
die we ervaren bij het verspringen van de ene toon naar de andere en die een reeks van op-
eenvolgende tonen tot een bewegende, continue melodie verbeelden. In he
ieve ruimtelijkheid. Zang en dans, in
de meest brede en overdrachtelijke zin, zijn de hoorbare, zichtbare en sensomotorische ge-
daanten waarmee deze fantasmatische ruimte zich in de reële ruimte kan ontvouwen.12

punten, lijnen, bollen

De muzikale ruimte laat zich moeilijk beschrijven met het ruimtelijke begrippenapparaat dat
ons ter beschikking staat. De westerse muziek heeft in haar notatietechniek voor een twee-
dimensionale verruimtelijking gezorgd van datgene wat ze als haar speelterrein beschouwt.
Partituren symboliseren het muzikale tijdsverloop in een ruimtelijke spreiding van links naar
rechts. Toonhoogten worden op een verticale as gerangschikt, we spreken over hoge tonen
en lage tonen. Het zijn deze horizontale en verticale assen die aanleiding geven te spreken
over een tweedimensionale muzikale ruimte. Maar wat betekent het een toon als 'hoog' of
'laag' te ervaren13?

Nog moeilijker wordt het wanneer we de ruimtelijkheid van de muziek willen beschrijven aan
de hand van meetkundige begrippen. Je kan moeilijk spreken over de muzikale ervaring van
een punt in de zin van een temporeel geïsoleerde en gelokaliseerde gebeurtenis. Nochtans
zijn punt, lijn, vlak, driehoek en cirkel termen die al eerder als inspiratiebron hebben gediend
voor de beschrijving van muzikale ideeën. Ze zijn ook door muziekmakers zelf ingezet in het
ontwikkelen van nieuwe muzikale modellen (denk aan Stockhausen's 'Punktuelle Musik'). Ze
blijven echter gebrekkig in de beschrijving van de ervaring van muzikale ruimtelijkheid. De
enige geometrische figuur die in dit opzicht enigszins toepasselijk lijkt te zijn, is de bol, omdat
het een vorm is die aansluit bij een fundamentele eigenschap van het horen en van de
akoestiek die we eerder al hebben aangehaald: de bol suggereert een presentie die niet loka-
liseerbaar maar gelijkmatig verspreid is. En bollen zijn ook sferen: een ruimte waarin klanken
resoneren, wordt zelf aanwezig als een klanksfeer. Het gebruik van achtergrondmuziek wordt
gemotiveerd door het streven naar een 'bolvormige sfeer': achtergrondmuziek is overal,
doordringend en toch onopvallend. Tegelijk smeedt het een band tussen alle horende aan-

12
Zang, dans en declamatie worden verondersteld al door de paleolitische mens te zijn gebruikt om de zintuigen
zodanig te 'blokkeren' dat trance-achtige gemoedstoestanden konden worden opgewekt.
(Pfeiffer (1982) in Nussbaum, 2007/ 290-1)
13
Voor enkele hypotheses omtrent de rol van het lichaam in de muzikale ervaring van ruimtelijkheid in het
algemeen en muzikale verticaliteit in het bijzonder, verwijs ik naar het onderzoek van Arnie Cox (1999),
Candace Brower (2000) en naar de discussie tussen Malcolm Budd en Roger Scruton in British Journal of Aes-
thetics 2003-2004.

29

You might also like